Regeling vervallen per 01-01-2021

Algemene subsidieverordening Gemeente Laarbeek

Geldend van 01-03-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening Gemeente Laarbeek

Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 december 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: betreft een aanspraak op financiële middelen, die door een bestuursorgaan worden verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (art. 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht);

    • 1.

      jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een organisatie voor een periode van maximaal vier jaar wordt verleend;

    • 2.

      eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele activiteiten of projecten, die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verlenen.

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Laarbeek.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verleend:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische ontwikkeling en toerisme;

    • e.

      onderwijs en sport;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen, welzijn en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      ruimtelijke ordening, milieu en volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van (een) subsidieplafond(s).

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan, met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college bij voorkeur met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing de hoogte van het banksaldo op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt minimaal zes weken voor aanvang van het project of activiteit gedaan.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag van subsidie.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Weigeringgronden

  • 1. Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of in onvoldoende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2. Indien de aanvrager, of een aan haar gelieerde organisatie, ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten voor de activiteiten te dekken.

  • 3. Als de activiteit of het project onvoldoende in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

  • 4. Als het subsidieplafond is bereikt.

  • 5. Als de gemeente naar eigen inzicht al voldoende middelen inzet om soortgelijke activiteiten te ondersteunen.

  • 6. De organisatie doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

Artikel 9 Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies, binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 10 Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan of en/of op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden; deze voorwaarden worden opgenomen in de beschikking.

  • 3. Het college en de subsidieontvanger kunnen ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening een contract sluiten in het kader van de Beleidsgestuurde Contract Financiering.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening tot € 5.000,- wordt gegeven vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening van € 5.000,- tot € 20.000,- wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening vanaf € 20.000,- wordt gegeven, wordt in de verleningbeschikking aangegeven in welke termijnen de subsidie wordt betaald.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan € 20.000,-, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet direct melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of gedeeltelijk zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en/of organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot € 2.000,-

Subsidies tot € 2.000,- worden door het college direct vastgesteld.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 2.000,- tot € 5.000,-

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager in de beschikking tot subsidieverlening verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,- tot € 20.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,- maar minder dan € 20.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verleende subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 20.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 20.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verleende subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend na 1 maart 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Laarbeek.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2011.

Artikel 23 Intrekking

De Subsidieverordening Maatschappelijke Ontwikkeling Laarbeek 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Gemeente Laarbeek.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van
24 februari 2011.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
M.H.C.M. van der Aa J.G.M.T. Ubachs