Organisatiebesluit brandweerzorg en rampenbestrijding Gemeente Landerd 2006

Geldend van 13-07-2006 t/m heden

Intitulé

Organisatiebesluit brandweerzorg en rampenbestrijding gemeente Landerd 2006

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verder te noemen: het college, gelet op artikel 1, tweede lid en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 artikel 2 van de Wet rampen en zware ongevallen en de Gemeentewet,

overwegende dat :

  • ·

    alle inwoners in de gemeente recht hebben op een gelijkwaardig en verantwoord zorgniveau voor wat betreft brandweer en rampenbestrijding;

  • ·

    het college de zorg heeft voor:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

  • ·

    het college belast is met de voorbereiding van de rampenbestrijding in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald;

  • ·

    de uitvoering van werkzaamheden voor wat betreft het bestrijden van zware ongevallen en rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

  • ·

    het college andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kan aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

  • ·

    de Brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voorzover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

  • ·

    de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen,woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

  • ·

    de Wet milieubeheer onder meer door de brandveiligheid te bevorderen beoogt het milieu te beschermen

  • ·

    het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid, hulpverlening en rampenbestrijding voor de gehele veiligheidsketen in onderlinge samenhang te treffen;

besluit vast te stellen het volgende : Organisatiebesluit brandweerzorg en rampenbestrijding gemeente Landerd 2006.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Basiszorgniveau:

het zorgniveau dat uitgangspunt vormt voor de gemeentelijke taakuitvoering op het gebied van brandweerzorg rampenbestrijding en crisisbeheersing;

Basiszorgtaken:

de minimum repressieve taken van de brandweer gericht op de eerste inzet bij brand, het verlenen van technische hulp en het uitvoeren van reddingen c.q. verkenningen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen die in overeenstemming zijn met de plaatselijk aanwezige risico’s, het dekkingsplan, de normen uit de Handleiding Brandweerzorg en het Regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding;

Specialistische taken:

de repressieve taken, die in aanvulling op de basiszorgtaken, in overeenstemming met de lokale mogelijkheden, op basis van geografische spreiding en de normen van de Handleiding brandweerzorg ter uitvoering aan het brandweerkorps van de gemeente zijn toegewezen;

Coördinerende en facilitaire regionale taken:

de in overeenstemming met de normen van de Handleiding Brandweerzorg begrepen regionale taken ter ondersteuning van de gemeentelijke brandweerkorpsen;

Gemeentelijke brandweer:

het gemeentelijk organisatieonderdeel als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Brandweerwet 1985 dat belast is met de uitvoering van de zorg voor brandweer en rampenbestrijding en voorts met de crisisbeheersing;

Regionale Brandweer:

het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid Wet gemeenschappelijke regelingen juncto artikel 3, tweede lid van de Brandweerwet 1985 dat met de in de gemeenschappelijke regeling vastgelegde taken op het gebied van de zorg voor brandweer en rampenbestrijding is belast;

Regionaal beheersplan:

het door het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord tenminste één maal per vier jaren in overeenstemming met het regionaal college vast te stellen beheersplan als bedoeld in artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen;

Regionaal organisatieplan:

het vierjaarlijks door het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord vast te stellen organisatieplan als bedoeld in Rampenbestrijding artikel 4a van de Brandweerwet 1985;

Regionaal college

het regionale college van de Politie Brabant-Noord;

Veiligheidsregio

een gebied waarin wordt samengewerkt door verschillende besturen en diensten op het terrein de brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR) en de handhaving van openbare orde en veiligheid.

Regionaal multidisciplinair:

het jaarlijks door het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio activiteitenprogramma Brabant-Noord in overeenstemming met het regionaal college vast te rampenbestrijding stellen activiteitenprogramma waarin concrete activiteiten ter uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding worden geprogrammeerd;

Regionaal meerjaren:

het vierjaarlijks door het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord in overeenstemming met het regionaal college oefenbeleidsplan ter uitvoering van multidisciplinaire oefeninspanningen in het kader van de rampenbestrijding van gemeenten, brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie in Brabant-Noord vast te stellen oefenbeleidsplan;

Bestuurlijke rapportage:

de jaarlijkse door het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio rampenbestrijding Brabant-Noord na overleg met het regionaal college met betrekking tot de uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding uit te brengen rapportage als bedoeld in artikel 10d van de Wet rampen en zware ongevallen;

Veiligheidsketen:

het samenhangend geheel van de schakels pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg voor wat betreft brandweerzorg en rampenbestrijding;

Bijstand:

aanvullend potentieel van buiten de eigen brandweer als bedoeld in paragraaf 2 van de Brandweerwet 1985, aangevraagd door het bevoegd gezag, bestaande uit basiszorg- , specialistische en andere eenheden van brandweerkorpsen van andere gemeenten en andere regionale brandweren;

Operationele leiding:

de bevoegdheid tot het geven van bindende aanwijzingen aan commandanten van de bij de bestrijding van branden, zware ongevallen en rampen samenwerkende diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten van die diensten aangaande de wijze van uitvoering van de aan hen opgedragen taken;

Dekkingsplan:

het in overeenstemming met de plaatselijk aanwezige risico’s, de geografische omstandigheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg door het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord in samenwerking met de gemeentebesturen vierjaarlijks vast te stellen plan met betrekking tot de verdeling van de verzorgingsgebieden over de brandweerkorpsen van de in de Veiligheidsregio Brabant-Noord deelnemende gemeenten en de spreiding van de repressieve brandweereenheden;

Rampenbestrijding:

het bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Het college beschikt over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken van de gemeentelijke brandweer

  • 1. De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 4 aan de regionale brandweer overgedragen taken uit:

    • a.

      de feitelijke uitvoering van basiszorgtaken verbonden aan de schakels van de veiligheidsketen pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg;

    • b.

      de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer toegewezen specialistische taken en de uitvoering van door het algemeen bestuur van de regionale brandweer toegewezen coördinerende en facilitaire regionale taken;

    • c.

      andere dan de onder a genoemde taken en werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mensen, dieren en het milieu, te weten:

      • ·

        de door het college aan te wijzen andere taken en werkzaamheden.

  • 2. Onder pro-actie wordt verstaan, de schakel van de veiligheidsketen gericht op het wegnemen van structurele oorzaken van fysieke onveiligheid en het voorkomen van het ontstaan daarvan.

  • 3. Onder preventie wordt verstaan, de schakel van de veiligheidsketen gericht op het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, het voorkomen en beperken van rampen en zware ongevallen, het voorkomen en beperken van ongevallen bij rampen en zware ongevallen, de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, de uitvoering van de Brandbeveiligingsverordening.

  • 4. Onder preparatie wordt verstaan, de schakel van de veiligheidsketen gericht op het voorzien in voorbereidende maatregelen opdat de bestrijding van branden, ongevallen en rampen veilig, doelmatig en effectief kan plaatsvinden.

  • 5. Onder repressie wordt verstaan, de schakel van de veiligheidsketen gericht op het daadwerkelijk beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand waaronder het beperken en bestrijden van schade aan het milieu, de uitvoering van werkzaamheden voor wat betreft het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

  • 6. Onder nazorg wordt verstaan, de schakel van de veiligheidsketen gericht op het bemiddelen bij en waar mogelijk bijdragen aan schadebeperking en bereddering van slachtoffers van branden en ongevallen waarbij de brandweer een taak heeft, het verlenen van psycho-traumatische opvang aan brandweermedewerkers en de evaluatie van operationele inzetten van de brandweer, het bijdragen aan de hervatting van het maatschappelijk leven, het coördineren van de psychotraumatische opvang van de slachtoffers en de gezamenlijk ingezette hulpverleners en de beleidsmatige en operationele evaluatie van de bestrijding van zware ongevallen en rampen.

Artikel 4 Aan de regionale brandweer en andere gemeentelijke brandweren opgedragen taken

  • 1. Naast de in artikel 3, tweede lid van de Brandweerwet 1985 genoemde taken zijn aan de regionale brandweer de volgende taken van de gemeentelijke brandweer opgedragen:

    • de alarmering, het verzorgen van het verbindingsverkeer en de ondersteuning met operationele informatie tijdens operationele inzetten van de gemeentelijke brandweer;

    • de door het college, gehoord de gemeenteraad, op basis van een daartoe met de regionale brandweer te sluiten dienstverleningsovereenkomst aan dit openbaar lichaam op te dragen taken.

Artikel 5 Gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding

  • 1. De raad stelt vierjaarlijks op voorstel van college het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vast waarin voor de gemeente met inachtneming van het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding voor de komende vier jaren het nagestreefde basiszorgniveau wordt beschreven en voorts de wijze waarop de gemeente haar taken op het gebied van brandweerzorg en rampenbestrijding zelf, in samenwerking met andere gemeenten of in regionaal verband uitvoert en de organisatie daarvan.

  • 2. Het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding omvat in ieder geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die voor de uitvoering van deze taken naar het oordeel van college benodigd zijn en voorts de organieke omvang, samenstelling en spreiding over het gemeentelijk grondgebied van het personeel, het materieel en de uitrusting van de gemeentelijke brandweer.

  • 3. Alvorens het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding ter vaststelling aan de raad voor te leggen, wint het college advies in bij het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio.

  • 4. Het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio toetst het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding op de afspraken die in het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding zijn vastgelegd en voorts op relevante wetgeving en hierop gebaseerde uitvoeringsregelingen.

  • 5. Het college stelt jaarlijks voor 1 maart een rapportage vast over de uitvoering van het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding, over andere door het dagelijks bestuur van de regionale brandweer aangegeven onderwerpen en over de feitelijke omvang, samenstelling en spreiding over de verschillende uitrukposten van het personeel, het materieel en de uitrusting van de gemeentelijke brandweer en leggen deze ter kennisname voor aan de raad.

  • 6. Het college zendt de rapportage als bedoeld in het vorige lid aan het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio.

Artikel 6 Gemeentelijk activiteitenschema en jaarrapportage rampenbestrijding

  • 1. Het college stelt jaarlijks ter uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding en in afstemming met het regionaal multidisciplinair activiteitenprogramma rampenbestrijding en het regionaal meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan jaarlijks het gemeentelijke activiteitenschema rampenbestrijding vast waarin binnen de door de raad vastgestelde kaders de toewijzing van menskracht en middelen en de rampenbestrijdingsopleidingen en oefeningen op bestuurlijk en op uitvoerend niveau zijn geregeld.

  • 2. Het college stelt jaarlijks voor 1 maart van het volgende jaar de jaarrapportage rampenbestrijding vast waarin zij verantwoording afleggen over de uitvoering van het gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding en de feitelijke sterkte van de gemeentelijke onderdelen van de rampenbestrijdingsorganisatie per 31 december van het jaar waarop de rapportage betrekking heeft .

  • 3. Het college legt de jaarrapportage rampenbestrijding ter kennisname voor aan de raad en als gemeentelijke bijdrage aan de regionale bestuurlijke rapportage rampenbestrijding voorts aan het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio.

Artikel 7 Personeel gemeentelijke brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de omvang en samenstelling van het personeel van de gemeentelijke brandweer toereikend is om de aan de gemeentelijke brandweer opgedragen taken en werkzaamheden op de in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de omvang, samenstelling, competenties en beschikbaarheid van het gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampenbestrijdings- en crisisbeheersingstaken is belast toereikend zijn om de opgedragen taken en werkzaamheden in het kader van de rampenbestrijding op de in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

Artikel 8 Opleiding en oefening

  • 1. Het college draagt met inachtneming van het regionaal meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan zorg voor de opleiding en oefening van het gemeentelijk brandweerpersoneel, die voor de uitoefening van de taken als bedoeld in artikel 3 en in overeenstemming met het in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde basiszorgniveau noodzakelijk zijn.

  • 2. Het college draagt met inachtneming van het regionaal meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan zorg voor de opleiding en oefening van gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampenbestrijdingstaken is belast.

Artikel 9 Commandant brandweer

  • 1. De werkzaamheden ter uitvoering van de taakstelling, bedoeld in artikel 3, worden opgedragen aan de commandant van de gemeentebrandweer, die hiervoor verantwoording verschuldigd is aan het college.

  • 2. De commandant van de gemeentelijke brandweer is met de dagelijkse leiding over de gemeentelijke brandweer belast.

  • 3. De commandant van de gemeentelijke brandweer is adviseur van het college en de burgemeester met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het beleid betreffende de zorg voor brandweer en rampenbestrijding.

  • 4. De commandant van de gemeentelijke brandweer legt verantwoording af aan de burgemeester en het college van over de beleidsvoorbereiding en uitvoering van de aan de gemeentelijke brandweer opgedragen taken en werkzaamheden.

Artikel 10 Materieel en uitrusting

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de omvang en samenstelling van het materieel en de huisvesting van de gemeentelijke brandweer toereikend is om de aan de gemeentelijke brandweer opgedragen taken en werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3, op het in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

  • 2. Het college bepaalt , in overeenstemming met het dekkingsplan en ter uitvoering van het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding, de plaats(en) en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de gemeentelijke brandweer zijn ondergebracht en het gemeentelijk brandweerpersoneel gehuisvest is.

Artikel 11 Bluswatervoorziening

Het college draagt er zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen, de controle, het onderhoud en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding gewaarborgd is.

Artikel 12 Citeertitel en in werking treden

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als:

    “Organisatiebesluit brandweerzorg en rampenbestrijding van de gemeente Landerd 2006.

  • 2. Dit besluit treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet

  • 3. Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de “Verordening Brandweerzorg en Rampenbestrijding gemeente Landerd”, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 februari 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2006

De secretaris
De voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

Op 8 maart 2006 is de Wet dualisering medebewindsbevoegdheden in werking getreden. Als gevolg hiervan is de bevoegdheid tot het regelen van de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij het college komen te liggen. Voorheen was dit een bevoegdheid van de raad. Dit betekent dat als de raad terzake een verordening heeft vastgesteld, deze per 8 maart 2006 van rechtswege is vervallen. Daarom dient het college opnieuw regels te stellen.

Omdat de verordenende bevoegdheid in het algemeen bij de raad ligt, is niet gekozen voor het instrument van de verordening. Er is aansluiting gezocht bij de VNG-modellen die de interne gemeentelijke organisatie regelen. In model adviseert de VNG uit te gaan van een “organisatiebesluit”.

Het “Organisatiebesluit brandweerzorg en rampenbestrijding” geeft ter uitvoering van de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen de grondslag voor de gemeentelijke zorg voor brandweer en rampenbestrijding. Het besluit brengt op zichzelf geen wijziging in de vastgestelde rampenbestrijdingsorganisatie.

De wettelijke grondslag voor de zorg voor brandweer en rampenbestrijding is vastgelegd in de volgende wetten:

  • ·

    Brandweerwet 1985, waarin regels worden gegeven met betrekking tot de brandveiligheid en de organisatie van het brandweerwezen.

  • ·

    Wet rampen en zware ongevallen, waarin regels worden gegeven over de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop.

Daarnaast zijn nog de volgende andere wetten relevant.

  • ·

    Woningwet, waarin regels worden gegeven met het oog op het bevorderen van het brandveilig bouwen en het gebruiken van brandveilige bouwwerken.

  • ·

    Wet Milieubeheer, waarin regels worden gegeven met het oog op de bescherming van het milieu ondermeer tegen de gevolgen van brand.

  • ·

    Arbeidsomstandighedenwet, welke onder meer regels geeft, respectievelijk de grondslag vormt voor nadere regelgeving met het oog op het welzijn, de gezondheid en de arbeidsveiligheid van werknemers in het algemeen en de arbeidsomstandigheden van het brandweerpersoneel in het bijzonder.

Gemeentewet

Op grond van artikel 173 van de Gemeentewet is het opperbevel bij brand en bij ongevallen anders dan brand, voor zover de brandweer daarbij een taak heeft, op gedragen aan de burgemeester. De burgemeester is bevoegd hiertoe de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn.

Brandweerwet 1985

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 bepaalt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien door samenwerking met andere gemeenten een regeling op dit gebied tot stand is gekomen. De gemeenteraad regelt de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening. (eerste lid) De regels over de organisatie betreffen in elk geval de personeel- en materieelsterkte. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen over de minimumsterkte voorschriften worden gegeven. (derde lid)

Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor:

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. (vierde lid)

Burgemeester en wethouders zijn belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de gemeentelijke brandweer. (vijfde lid)

De taak van de brandweer bestaat in elk geval uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden ter zake van de in het vierde lid genoemde onderwerpen en voorts op het gebied van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen. (zesde lid)

Artikel 3 van de Brandweerwet 1985 vormt de grondslag voor de regionale brandweer en de aan dit rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam op grond van artikel 4 van de Brandweerwet 1985 in ieder geval op te dragen taken.

Artikel 4a van de Brandweerwet 1985 verplicht het algemeen bestuur van de regionale brandweer om te minste één maal in de vier jaren een organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding vast te stellen waarin de operationele prestaties van de regionale brandweer zijn opgenomen om uitvoering te kunnen geven aan het regionaal beheersplan rampenbestrijding.

Indien de bijstand, verleend door de regionale brandweer, niet toereikend is, verzoekt de burgemeester op grond van artikel 7 van de Brandweerwet 1985 de Commissaris van de Koningin de nodige voorzieningen te treffen.

Op grond van artikel 12 van de Brandweerwet 1985 stelt de raad bij verordening regels vast over het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. (Brandbeveiligingsverordening)

Op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 is bij algemene maatregel van bestuur (derde lid) bepaald welke inrichtingen door burgemeester & wethouders kunnen worden aangewezen waarvoor de verplichting geldt over een bedrijfsbrandweer te beschikken.

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 14 van de Brandweerwet 1985 zijn in het Besluit brandweerpersoneel de eisen van aanstelling en bevordering (waaronder de opleidingseisen) de rangen en keuring en controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid vastgelegd.

Wet rampen en zware ongevallen

Artikel 2 van de Wet rampen en zware ongevallen bepaalt dat burgemeester & wethouders belast zijn met de voorbereiding van de rampenbestrijding in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald. Zij bevorderen in het bijzonder het houden van oefeningen en de totstandkoming van afspraken, die nodig zijn voor een doelmatige rampenbestrijding.

Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen draagt het college van burgemeester en wethouders op een rampenplan vast te stellen. Artikel 3 bepaalt tevens wat het rampenplan in ieder geval dient te bevatten.

Op grond van artikel 4 van de Wet rampen en zware ongevallen stelt de burgemeester voor elke ramp, waarvan de plaats, de aard en gevolgen voorzienbaar zijn, een rampbestrijdingsplan vast, waarvan het geheel van bij die ramp te nemen maatregelen is opgenomen.

Het algemeen bestuur van de regionale brandweer stelt ter uitvoering van artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen ten minste één maal per vier jaren het beheersplan rampenbestrijding vast waarin het beleid ten aanzien van de multidisciplinaire voorbereiding van de rampenbestrijding en ten aanzien van de waarborging van de benodigde capaciteit en kwaliteit van de organisatie van de rampenbestrijding is vastgelegd.

Op grond van artikel 10a van de Wet rampen en zware ongevallen is iedereen die beschikt over relevante veiligheidstechnische gegevens verplicht deze met het oog op de voorbereiding en bestrijding van zware ongevallen en rampen aan burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van de regionale brandweer mede te delen. Als aan deze verplichting tot informatieverstrekking niet wordt voldaan kunnen burgemeester en wethouders bevelen dat een risicovol object niet in bedrijf wordt gesteld.

Op grond van artikel 10b van de Wet zware ongevallen en rampen dragen burgemeester en wethouders zorg voor het verschaffen van passende informatie aan de bevolking aan de Commissaris van de Koningin en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de zware ongevallen en rampen die de bevolking en het milieu kunnen treffen en de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming en bestrijding van deze zware ongevallen en rampen. Voorts dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat bij de bestrijding van zware ongevallen en rampen betrokken personen op passende wijze informatie wordt verschaft die eerder aan de bevolking is gegeven en voorts over de risico’s die de inzet kan hebben voor de gezondheid van de hulpverleners en de voorzorgsmaatregelen die hiertoe zijn getroffen.

Artikel 10c van de Wet rampen en zware ongevallen draagt burgemeester en wethouders op tot en actieve informatieplicht aan het publiek over veiligheidstechnische informatie met betrekking tot risicodragende objecten waarvoor een rampbestrijdingsplan is vastgesteld.

Artikel 10d van de Wet rampen en zware ongevallen draagt het algemeen bestuur van de regionale brandweer na overleg met het regionaal college en het bestuur van de GHOR-regio op een jaarlijkse bestuurlijke rapportage over de uitvoering van het regionaal beheersplan vast te stellen en aan de Commissaris van de Koningin te zenden. Op basis hiervan informeert de Commissaris van de Koningin de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (artikel 10 e )

Artikel 10g van de Wet rampen en zware ongevallen draagt burgemeester en wethouders op bij een ramp of zwaar ongeval een onderzoek in te stellen tenzij de Onderzoeksraad voor veiligheid zelf een onderzoek instelt.

Artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen draagt het opperbevel in geval van een ramp of zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan aan de burgemeester op. Degenen die aan de rampenbestrijding deelnemen, staan onder zijn bevel. Hij doet zich bijstaan door een door samengestelde gemeentelijke rampenstaf. Degene die de leiding over de brandweer heeft, is tevens belast met de operationele leiding van de rampenbestrijding, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft.

Op grond van artikel 11a van de Wet rampen en zware ongevallen draagt de burgemeester er zorg voor dat bij een ramp of zwaar ongeval de bevolking, de hoofdofficier van justitie, de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken op passende wijze informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van de ramp en voorts over de te volgen gedragslijn.

Op grond van artikel 11b van de Wet rampen en zware ongevallen stelt iedereen bij een ramp of zwaar ongeval die daarvan kennis draagt of over relevante veiligheidstechnische informatie beschikt de burgemeester van de door de ramp getroffen gemeente zo spoedig mogelijk op de hoogte.

Op grond van de artikelen 15, 17 en 18 van de Wet rampen en zware ongevallen richt de burgemeester verzoeken om bijstand van provinciale en rijksdiensten of van militairen in geval van een ramp of zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan aan de Commissaris van de Koningin.

De Wet rampen en zware ongevallen kent voorts diverse aanwijzingsbevoegdheden aan gedeputeerde staten, de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe, met betrekking tot:

  • ·

    het uitwerken en wijzigen van het gemeentelijk rampenplan (artikel 7);

  • ·

    het wijzigen van een rampbestrijdingsplan (artikel 8);

  • ·

    het opleggen van de verplichting tot het opstellen van een intergemeentelijk rampbestrijdingsplan (artikel 8);

  • ·

    het vaststellen van een regionaal beheersplan rampenbestrijding (artikel 9);

  • ·

    de uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding wanneer deze onvoldoende is (artikel 10);

  • ·

    het door de burgemeesters over de rampenbestrijding te voeren beleid en het voorzien in de operationele leiding van de rampenbestrijding (artikel 12);

  • ·

    over gezamenlijke oefeningen met het oog op de rampenbestrijding in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden (artikel 19);

Woningwet

Artikel 8, eerste lid van de Woningwet draagt de raad op een bouwverordening vast te stellen.

Artikel 8, tweede lid bepaalt dat de bouwverordening voorschriften bevat over onder meer de brandveiligheid. Hoofdstuk 6 van de bouwverordening bevat voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van bouwwerken waaronder de verplichting van een gebruiksvergunning voor het in gebruik hebben of houden van bepaalde categorieën bouwwerken.

Wet Milieubeheer

Artikel 8.11, derde lid van de Wet milieubeheer bepaalt dat aan een milieuvergunning voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Deze voorschriften kunnen gericht zijn op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

Artikel 8.40 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot daarin aangewezen categorieën van inrichtingen, die geen milieuvergunning behoeven, regels worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Deze regels kunnen gericht zijn op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

Arbeidsomstandighedenwet

De werkzaamheden van de brandweer zijn onderworpen aan het bepaalde in de Arbeidsomstandighedenwet. De Arbeidsomstandighedenwet beoogt zodanige voorwaarden te scheppen dat van het verrichten van arbeid geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.

Artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet draagt de werkgever op om de gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk te voorkomen. Bij het vervullen van brandweer- en rampenbestrijdingswerkzaamheden zijn de brandweermedewerkers niet zelden aan een verhoogd veiligheidsrisico onderworpen. Daar waar gevaren voor de veiligheid en de gezondheid van de brandweermedewerkers redelijkerwijs niet kunnen voorkomen, moeten andere doelmatige maatregelen worden getroffen. Daarbij dienen maatregelen gericht op de collectieve bescherming voorrang te hebben boven maatregelen gericht op de individuele bescherming. Slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op de individuele bescherming, dienen doelmatige en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer beschikbaar worden gesteld.

Artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht de werkgever een inventarisatie en evaluatie van risico’s te maken waarin de gevaren die de brandweermedewerkers lopen worden beschreven en voorts de risicobeperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën brandweermedewerkers. In samenhang hiermee moet de werkgever een plan van aanpak opstellen met maatregelen om de risico’s te beperken.

Artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet tenslotte verplicht werknemers om de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen ter vermijding van gevaren voor de veiligheid of gezondheid van hen zelf of van anderen dan wel met het oog op het welzijn.

Het samenstel van de artikelen 3 en 11 van de Arbeidsomstandighedenwet vormt feitelijk de grondslag voor de organisatie, inzetprocedures en specifieke uitrusting van de brandweer. Deze zijn erop gericht dat de brandweer op een zo arbeidsveilig mogelijke wijze hulp kan verlenen aan hen die in nood zijn.

Artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet bevat voorschriften met betrekking tot de voorlichting, het onderricht en de instructie van werknemers en vormt hiermee de grondslag voor bijscholings- en vaardigheidstrainingen van de brandweer. Brandweermedewerkers vervullen een zogenaamde veiligheidsfunctie. Het samenstel van voorschriften in de Arbeidsomstandighedenwet komt erop neer dat niemand bevoegd is een veiligheidsfunctie uit te oefenen, zonder hiervoor over de noodzakelijke kennis te beschikken en adequaat opgeleid en geoefend te zijn.

De artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet bevat voorschriften met betrekking tot de verplichting tot instelling, de taken, de deskundigheid en uitrusting van bedrijfshulpverleners. In bedrijven vormen bedrijfshulpverleningsorganisaties de voorposten voor de brandweer.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De in dit artikel omschreven begrippen zijn ontleend aan de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Handleiding Brandweerzorg (mei 1992) + Aanvulling Technische Hulpverlening (oktober 1996) en de landelijke referentiekaders voor de schakels van de veiligheidsketen en de bedrijfsvoering (1996/1997) en het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio zoals uitgebracht door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2 Gemeentelijke Brandweer

Het gestelde in dit artikel vloeit voort uit het bepaalde in artikel 1 van de Brandweerwet 1985.

Elke gemeente beschikt over een gemeentelijke brandweer tenzij door samenwerking met andere gemeenten een regeling is getroffen. Zo kan een gemeente de uitvoering van brandweertaken opdragen aan (het brandweerkorps van) een andere gemeente, opdragen aan een gezamenlijk brandweerkorps voor meerdere gemeenten of aan de regionale brandweer. (zie ook artikel 4)

Artikel 3 Taken van de gemeentelijke brandweer

Uit het bepaalde in de artikelen 1, vierde lid en 12 juncto artikel 1, zesde lid van de Brandweerwet 1985 vloeit voort dat de taken van de brandweer in ieder geval bestaan uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden gericht op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij branden en al hetgeen daarmee verband houdt. Een verband is gelegd met de schakels van de veiligheidsketen. (a.) Als uitvoeringsniveau geldt het lokale basiszorgniveau zoals dit vierjaarlijks door de raad in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding met inachtneming van het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding wordt vastgesteld.

Met betrekking tot de operationele taakuitvoering in het kader van de repressie omvatten de taken van de gemeentelijke brandweer in ieder geval de door de raad in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding met inachtneming van het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding en in overeenstemming met de plaatselijk aanwezige risico’s, het dekkingsplan en de normen uit de Handleiding Brandweerzorg vastgestelde basiszorgtaken. Voorts wijst het algemeen bestuur van de regionale brandweer vierjaarlijks en in overeenstemming met de lokale mogelijkheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg en tenslotte op basis van geografische spreiding specialistische taken toe. Op soortgelijke wijze wijst het algemeen bestuur van de regionale brandweer, in overeenstemming met de lokale mogelijkheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg en tenslotte op basis van geografische spreiding coördinerende en facilitaire regionale taken toe.(b) De specialistische, coördinerende en facilitaire regionale taken worden behalve in de gemeente in het kader van de bijstandsverlening ook in andere in de regionale brandweer deelnemende gemeenten en in het kader van bijstandsverlening in gemeenten in andere regionale brandweren uitgevoerd. Tot de groep van specialistische taken worden gerekend, zwaardere technische hulpverleningen, optreden bij ongevallen met gevaarlijke stoffen, uitvoeren van gecompliceerde reddingen, bestrijden van incidenten op de grote vaarwegen, optreden bij waterongevallen en de rampenbestrijdingstaken grootschalig watertransport, meetploegen en logistiek. Tot de regionale coördinerende en facilitaire taken behoren de invulling van de commando & adviesstructuur, alarmering en verbindingen (waaronder de regionale verbindingsvoertuigen), operationele informatievoorziening, regionale meetplanorganisatie en de operationele rampenbestrijdingsorganisatie.

Aan de brandweer kunnen ook andere taken en werkzaamheden worden opgedragen voor zover deze geen betrekking hebben op het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mensen, dieren en milieu (de wettelijke brandbestrijdings- en hulpverleningstaken) Het betreft over het algemeen zogenaamde dienstverleningstaken zoals het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen, het verrichten van wacht- en bewakingsdiensten bij evenementen, het geven van voorlichting en instructie aan burgers en instellingen e.d. (c.) De kosten voor de brandweer om deze taken en werkzaamheden uit te voeren kunnen op de opdrachtgevers worden verhaald indien de taken en werkzaamheden in de gemeentelijke retributieverordening zijn opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om andere taken en werkzaamheden aan te wijzen.

De definities voor de schakels van de veiligheidsketen zijn ontleend de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Handleiding Brandweerzorg (mei 1992) + Aanvulling Technische Hulpverlening (oktober 1996) en de landelijke referentiekaders voor de schakels van de veiligheidsketen en de bedrijfsvoering (1996/1997) zoals uitgebracht door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (leden 4 t/m 8)

Artikel 4 Aan de regionale brandweer en andere gemeentelijke brandweren opgedragen taken

Eerste lid

Aan de regionale brandweer zijn naast de wettelijke taken uit praktische overwegingen ook de alarmering, het verzorgen van het verbindingsverkeer en de ondersteuning met operationele informatievoorziening opgedragen. Deze taken zijn expliciet opgedragen aan de Meldkamer Brandweer binnen het Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord. Hierin werken de Meldkamer Brandweer, de Meldkamer Politie, het Callcenter Politie en de Meldkamer Ambulancezorg Brabant-Noord samen. Ten behoeve van alarmering, verbindingen en operationele informatievoorziening wordt gezamenlijk (multidisciplinair) gebruik gemaakt van het landelijke geïntegreerde meldkamersysteem (GMS) en het landelijke verbindingssysteem C 2000.

Burgemeester en wethouders kunnen na voorafgaand overleg met de raad uit doelmatigheids- en effectiviteitsoverwegingen besluiten om één of meer lokale brandweertaken aan de regionale brandweer op te dragen. Daartoe wordt een dienstverleningsovereenkomst met de regionale brandweer gesloten. Het kan hierbij gaan om taken die specifieke kennis vraagt, doch waarvan de frequentie van uitvoering in geen verhouding staat tot de inspanningen en kosten om deze kennis te verwerven.

Artikel 5 Gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding

Eerste lid

Om gestructureerd te werken aan de verbetering van de zorg voor brandweer en rampenbestrijding verdient een beleidsmatige aanpak aanbeveling. Op grond van haar algemene bestuurs- en budgetbevoegdheid stelt de raad voor een periode van vier jaren de hoofdlijnen van beleid en het hiermee samenhangende middelenbeslag vast in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding. Deze hoofdlijnen van beleid bestaan uit het voor de gemeente nagestreefde zorgniveau op alle schakels van de veiligheidsketen voor wat betreft brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Voorts bestaan deze hoofdlijnen van beleid uit de wijze waarop de gemeente haar taken op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing zelf, samen met andere gemeenten of in regionaal verband tot uitvoering wil brengen. Tenslotte bestaan deze hoofdlijnen van beleid uit de organisatie van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Bij het formuleren van deze hoofdlijnen van beleid houdt de raad rekening met de afspraken die in het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding zijn vastgelegd. In het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding zijn afspraken gemaakt over het minimale zorgniveau en de operationele prestaties die in het kader van de rampenbestrijding moeten worden geleverd. De hoofdlijnen van beleid vormen het kader waarbinnen burgemeester en wethouders uitvoering geven aan hun dagelijks bestuurstaken zoals genoemd in het vierde en vijfde lid van artikel 1 Brandweerwet 1985.

Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat denkbaar is dat, afhankelijk van de aard van de begrotingscyclus van de gemeente, het beleidsplan door het college wordt vastgesteld. In deze benadering kan het beleidsplan een brondocument vormen voor de programma- en productbegroting.

Tweede lid

Om het nagestreefde zorgniveau te kunnen verwezenlijken en daarmee uitvoering te geven aan de door de raad vastgestelde hoofdlijnen van beleid moeten toereikende financiële middelen en personele capaciteit worden toegewezen. Deze moeten daarom in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding worden opgenomen. Ditzelfde geldt voor de organieke omvang en samenstelling van het brandweerpersoneel, het brandweermaterieel en belangrijke uitrusting en de spreiding hiervan over het grondgebied van de gemeente. Bij wijze van alternatief zouden de minimumsterkte van brandweerpersoneel, materieel en uitrusting – zoals vroeger gebruikelijk was – tot in detail in de verordening brandweerzorg en rampenbestrijding kunnen worden opgenomen. Dit leidt echter tot minder flexibiliteit bij noodzakelijke aanpassingen die een wijziging van de verordening noodzakelijk zouden maken.

Derde lid

Bij de vaststelling van het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding 2004 – 2007 Brabant-Noord is tevens besloten om het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid te stellen om het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding te toetsen. Burgemeester en wethouders winnen daartoe het advies van het dagelijks bestuur in voorafgaande aan de vaststelling door de raad. In hun definitieve voorstel aan de raad kunnen burgemeester en wethouders rekening houden met het toetsingsadvies van het dagelijks bestuur.

Vierde lid

In het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding is onder meer het minimum zorgniveau vastgelegd dat alle samenwerkende gemeenten moeten realiseren om de operationele prestaties die voortvloeien uit de maatramp te kunnen realiseren. Omdat hierbij sprake is van een gezamenlijk belang, waarbij de zwakste schakel de sterkte van de keten bepaalt, is het noodzakelijk dat alle gemeenten in Brabant-Noord ten minste bereid zijn om het minimum zorgniveau te realiseren. De maatramp is overigens gebaseerd op maatscenario’s van ramptypen die zich in Brabant-Noord kunnen voordoen en waarvan zowel de omvang van de gevolgen als de verwachte hulpvraag bepalend worden geacht voor de operationele prestaties (het feitelijke hulpaanbod) dat door de Veiligheidsregio en en de gemeenten moet worden geleverd. Naast het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding toetst het dagelijks bestuur van de regionale brandweer aan relevante wetgeving (zoals de Brandweerwet 1985) en hierop gebaseerde uitvoeringsregelingen (zoals het Besluit brandweerpersoneel).

Vijfde lid

Het doel van formuleren van hoofdlijnen van beleid is het bereiken van de hierin begrepen doelstellingen en maatschappelijke effecten. De feitelijke uitvoering van taken en werkzaamheden is hierop gericht. Om de voortgang hiervan te kunnen monitoren kan gebruik worden gemaakt van management- en bestuursrapportages. Om vrijblijvendheid te voorkomen is het noodzakelijk om ijkmomenten vast te stellen. De jaarlijkse rapportage van burgemeester en wethouders aan de raad over de uitvoering van het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding is zo’n ijkmoment. Naast de voortgang bij het realiseren van de doelstellingen van het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding rapporteren burgemeester en wethouders ook over door het dagelijks bestuur van de regionale brandweer aangegeven onderwerpen. Bij dit laatste kan worden gedacht aan onderwerpen die rechtstreeks verband houden met de realisatie van het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding. Voorts rapporteren burgemeester en wethouders ook over de feitelijke sterkte, samenstelling en zonodig spreiding over de verschillende uitrukposten van het brandweerpersoneel, het brandweermaterieel en belangrijke uitrusting.

Zesde lid

Burgemeester en wethouders zenden hun rapportage eveneens aan het dagelijks bestuur van de regionale brandweer. Het dagelijks bestuur is hierdoor in staat de voortgang van het realiseren van het in het regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding afgesproken minimumzorgniveau te volgen.

Artikel 6 Gemeentelijk activiteitenschema en jaarrapportage rampenbestrijding

Met het inwerkingtreden van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding zijn de onder meer de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen gewijzigd. Het algemeen bestuur van de regionale brandweer stelt ten minste één maal per vier jaren het regionaal beheersplan rampenbestrijding vast. Hierin wordt het multidisciplinaire beleid gericht op het voorkomen, beperken, beheersen en bestrijden van de gevolgen van zware ongevallen en rampen vastgelegd. De uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding vraagt inspanningen van zowel de regionale brandweer, gemeentelijke brandweerkorpsen, de politie, de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR) en de 21 samenwerkende gemeenten in Brabant-Noord. Om deze inspanningen op elkaar af te stemmen is in het regionaal beheersplan rampenbestrijding een beleids- en beheerscyclus opgenomen. Op regionaal niveau voorziet deze beleids- en beheerscyclus in een jaarlijks door het algemeen bestuur vast te stellen regionaal multidisciplinair activiteitenprogramma, een vierjaarlijks regionaal meerjaren oefenbeleidsplan en in een jaarlijkse bestuurlijke rapportage rampenbestrijding. In het regionaal multidisciplinair activiteitenprogramma worden in het regionaal beheersplan rampenbestrijding opgenomen beleidsvoornemens op jaarbasis in concrete activiteiten met het bijbehorende capaciteits- en middelenbeslag geprogrammeerd. In het vierjaarlijks regionaal meerjaren oefenbeleidsplan worden de beleidsvoornemens in het regionaal beheersplan rampenbestrijding vertaald naar concrete doelstellingen en activiteiten op het gebied van rampenbestrijdingsoefeningen. In de bestuurlijke rapportage rampenbestrijding ex artikel 10d Wet rampen en zware ongevallen legt het algemeen bestuur van de regionale brandweer jaarlijks verantwoording af over de voortgang van de uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding.

Eerste lid

In het gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding worden door burgemeester en wethouders ter uitvoering van het regionaal beheersplan rampenbestrijding en in het verlengde van het regionaal activiteitenprogramma rampenbestrijding en het regionaal meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan alle gemeentelijke activiteiten met betrekking tot het voorkomen, beperken, beheersen en bestrijden van zware ongevallen en rampen opgenomen. Het gaat dus om activiteiten op alle schakels van de veiligheidsketen inclusief het opleiden en oefenen van het bestuur en van gemeentelijke medewerkers. Het hiervoor noodzakelijke middelenbeslag wordt uiteraard meegenomen in de reguliere gemeentelijke begroting.

Tweede lid

In een jaarlijkse door burgemeester en wethouders vast te stellen rapportage legt het college verantwoording af over de uitvoering van het gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding.

Derde lid

Om de raad in staat te stellen uitvoering te geven aan haar controlebevoegdheid leggen burgemeester en wethouders de gemeentelijke jaarrapportage rampenbestrijding ter kennisname voor aan de raad. De gemeentelijke jaarrapportage rampenbestrijding vormt tevens één van de bouwstenen van de door het algemeen bestuur vast te stellen bestuurlijke rapportage rampenbestrijding. Om die reden zenden burgemeester en wethouders de gemeentelijke rapportage rampenbestrijding tevens naar het dagelijks bestuur van de regionale brandweer.

Artikel 7 Personeel gemeentelijke brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie

Artikel 1, derde lid van de Brandweerwet 1985 bepaalt dat de verordening regels bevat met betrekking tot de personeels- en materieelsterkte. In de voorganger van deze verordening, de organisatie en beheersverordening brandweer, was daarom nog de minimumsterkte van het brandweerpersoneel en het brandweermaterieel opgenomen. Aangezien het vierjaarlijkse beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht bevat van de organieke formatieve en materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer ontbreekt de noodzaak om de minimum-sterkte in de verordening vast te leggen.

Eerste lid

Zoals voor alle overige gemeentelijke taken kan worden volstaan met opdragen van de zorgplicht aan burgemeester & wethouders om de omvang en samenstelling van het gemeentelijk brandweer-personeel toereikend is om de opgedragen taken op het in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

Tweede lid

Op soortgelijke wijze als in het eerste lid wordt aan burgemeester & wethouders de zorgplicht opgedragen met betrekking tot de omvang, samenstelling en beschikbaarheid van het gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampbestrijdingstaken is belast.

Artikel 8 Opleiding en oefening

De aard van het brandweerwerk en de veiligheidsrisico’s die hierbij voor het brandweerpersoneel in het geding zijn, maken het deelnemen aan opleidingen en oefeningen, waaronder bijscholings- en vaardigheidstraining noodzakelijk. Met het oog op de voorbereiding op de rampenbestrijding gelden tevens tevens de afspraken die in het regionaal meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan zijn vastgelegd.

Eerste lid

Het zorgdragen voor de opleiding en oefening van het gemeentelijk brandweerpersoneel vloeit voort uit de aan burgemeester en wethoudersin artikel 1, vierde lid Brandweerwet 1985 opgedragen zorgplicht.

Tweede lid

Het zorgdragen voor de opleiding en oefening van met rampenbestrijdingstaken belast gemeentelijk personeel vloeit voort uit de aan burgemeester en wethouders in artikel 2 Wet rampen en zware ongevallen opgedragen zorgplicht.

Artikel 9 Commandant Brandweer

De commandant van de gemeentelijke brandweer draagt integrale managementverantwoordelijkheid voor de gemeentelijke brandweer en de daaraan opgedragen taken. Hij of zij is adviseur van de bestuursorganen van de gemeente met betrekking tot het beleid en de uitvoering van de zorg voor brandweer & rampenbestrijding. Om recht te doen aan deze bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdient het aanbeveling dat de commandant van de gemeentelijke brandweer deel uit maakt van het gemeentelijk managementteam. De commandant van de gemeentelijke brandweer oefent zijn functie als brandweerofficier in het kader van de hiervoor aangehaalde regeling met betrekking tot de operationele leiding uit. De functie van de gemeentelijke commandant in de regionale operationele rampenbestrijdingsorganisatie is afhankelijk van de door betrokkene gevolgde opleidingen, kennis en ervaring.

Artikel 10 Materieel en uitrusting

Eerste lid

Onder verwijzing naar de toelichting bij artikel 7 kan worden volstaan met het toekennen van de zorgplicht aan burgemeester & wethouders met betrekking tot de toereikendheid van de omvang en samenstelling van het gemeentelijk brandweermaterieel en huisvesting in overeenstemming met het in het gemeentelijk beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding vastgestelde niveau.

Tweede lid

Met het oog op de verdeling van de verzorgingsgebieden over de gemeentelijke brandweerkorpsen en de spreiding van de repressieve brandweereenheden stelt het algemeen bestuur van de regionale brandweer vierjaarlijks voor het gezamenlijke gebied van de deelnemende gemeenten het dekkingsplan vast. Ter uitvoering hiervan bepalen burgemeester & wethouders de plaatsen en de wijze waarop het gemeentelijk brandweermaterieel is ondergebracht en het gemeentelijk brandweerpersoneel is gehuisvest.

Artikel 11 Bluswatervoorziening

De zorg voor de brandveiligheid omvat ook de verantwoordelijkheid voor een adequate bluswatervoorziening. Bluswater wordt over het algemeen verkregen uit het drinkwaternet. Hiernaast wordt gebruik gemaakt van open water, geboorde putten, speciale bluswaterreservoirs en eventueel een apart bluswaterleidingnet. De hoeveelheid bluswater per tankautospuit die bij een brand ten behoeve van de eerste inzet van de brandweer minimaal noodzakelijk is varieert met het type bouwwerk, de grootte van het brandcompartiment en de weerstand tegen branddoorslag en overslag (WBDBO) in minuten. Op grond van het Brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid bij brand” van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1995) geldt het volgende:

  • ·

    woningen van na 1945 die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van tenminste 60 minuten: 30 m3per uur.

  • ·

    woningen van voor 1945 die niet zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van tenminste 60 minuten: 60 m3per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van tenminste 60 minuten: 30 m3per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO overeenkomstig het bepaalde in het brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid van brand” en waarbij door bouwkundige voorzieningen geen branduitbreiding naar buiten te verwachten valt: 30 m3per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO overeenkomstig het bepaalde in het brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid van brand” hetzij van tenminste 60 minuten en waarbij ter voorkoming van branduitbreiding bovendien wordt uitgegaan van een inzet van de brandweer voor het koelen en blussen van gevels: 60 m3per uur.

  • ·

    overige gebouwen die niet afdoende zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO is de behoefte aan bluswater afhankelijk van de bij de planbeoordeling in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning noodzakelijk geachte repressieve inzet.

Bij de afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kunnen burgemeester en wethouders op grond van de bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. In het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan ver buiten de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens noodzakelijk is zoals bij een sprinklerinstallatie. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt hierbij de grens tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de particuliere noodzaak voor anderen om dit te doen.

Artikel 12 Citeerartikel en in werking treden

Op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 moet het vastgestelde besluit binnen een week aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant worden gezonden.