Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten Landerd 2018

Geldend van 03-03-2018 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten Landerd 2018

De raad van de gemeente Landerd;

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landerd d.d. 2 januari 2018;

Gelet op artikel 149 Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten Landerd 2018

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd;

  • b.

    Eigenaar: een natuurlijke of rechtspersoon, die in de kadastrale registers als eigenaar, erfpachter of houder van het recht van opstal van een gemeentelijk monument staat ingeschreven;

  • c.

    Erfgoedverordening: de Erfgoedverordening Landerd 2017;

  • d.

    Gemeentelijk monument: onroerende zaak die of terrein dat overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening Landerd 2017 als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen en als zodanig is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • e.

    Monumentenwacht: de Stichting Monumentenwacht Noord-Brabant;

  • f.

    Monumentenwet: Monumentenwet 1988;

  • g.

    Monumentencommissie: de commissie, zoals bedoeld in het ”Besluit regelende de taken, de samenstelling en de werkwijze van de Monumentencommissie Landerd 2010”;

  • h.

    Omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • i.

    Onderhoud: werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te brengen dan wel in de bestaande staat te houden en/of om toekomstig groot onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen;

  • j.

    Restauratie: werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het onderhoud, bedoeld in artikel 1.1 sub i van deze verordening te boven gaan.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen die betrekking hebben op onderhouds- en/of restauratiewerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten, die beogen de monumentale waarden van het gemeentelijk monument in stand te houden.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Bevoegdheid

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn, gehoord de Monumentencommissie en met inachtneming van het in artikel 2.2 genoemde subsidieplafond, bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidies als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten en tot het gedeeltelijk of geheel terugvorderen van reeds uitbetaalde subsidiegelden met inachtneming van afdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad van Landerd kan jaarlijks met het vaststellen van de begroting voor een bepaald jaar een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders verdelen het voor de verstrekking van subsidie beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 2.3 Subsidieverlening

De subsidie, bedoeld in artikel 2.1, kan alleen aan de eigenaar van een gemeentelijk monument worden toegekend.

Hoofdstuk 3 Hoogte van de subsidie

Artikel 3.1 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor de volgende onderhoudskosten:

    • a.

      Herstel en vernieuwen van rieten daken (met herstel van deklatten en beperkt herstel van sporen);

    • b.

      Herstel van dakvlakken gedekt met pannen, leien (met herstel van deklatten en beperkt herstel van sporen), lood, zink of koper;

    • c.

      Herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren;

    • d.

      Herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

    • e.

      Herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en hoek- en kilkeperlood;

    • f.

      Herstel van dak-/torenluiken, loopbruggen, het luiken afgazen van torens;

    • g.

      Inboeten, beperkt herstel muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • h.

      Natuursteen: beperkt vervangen of inboeten;

    • i.

      Behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • j.

      Herstel van bliksembeveiligingsinstallaties;

    • k.

      Buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft gevels, goten, serres, ramen, buitendeuren, balustrades e.d.;

    • l.

      Herstel van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen, gordingen, muurplaten e.d.);

    • m.

      Uitwendig herstel van diverse bijgebouwen, zoals hooibergen, schuren, bakhuisjes, pompen, hekken, bruggen, koetshuizen, oranjerieën, theekoepels, voor zover opgenomen in de redengevende omschrijving;

    • n.

      Herstel van glas-in-lood en beglazing;

    • o.

      Vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde;

    • p.

      Vervanging en herstel van tuin, hof- & erfelementen en meubilair, zowel binnen als buiten van het exterieur als het interieur, paden, vijvers, banken, beelden, zonnewijzers;

    • q.

      Overige werkzaamheden, voor zover burgemeester en wethouders die noodzakelijk achten.

  • 2. Als de instandhoudingwerkzaamheden in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd worden alleen de materiaalkosten tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel 3.2 Overige kosten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van of ter aanvulling op de in artikel 3.1 bedoelde onderhoudskosten incidenteel subsidie verstrekken voor restauraties, reconstructies of specifieke onderdelen van beschermde objecten of gebieden als volgens burgemeester en wethouders daar in het belang van de monumentenzorg aanleiding voor is.

  • 2. In het kader van dit artikel te verstrekken subsidies kunnen mede begrepen worden:

    • a.

      Plankosten;

    • b.

      Legeskosten;

    • c.

      Kosten van het lidmaatschap van de Monumentenwacht, alsmede de kosten het opstellen van een inspectierapport door de Monumentenwacht en / of de Bomenstichting;

    • d.

      Kosten voor het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek;

    • e.

      Kosten voor het opstellen van een bouwhistorisch en/of waardestellend onderzoek;

    • f.

      de verschuldigde omzetbelasting, voor zover die niet op grond van de wet op de omzetbelasting op verschuldigde belastingen in mindering kan worden gebracht.

Artikel 3.3 Subsidiepercentage en -maximum

  • 1. De gemeentelijke subsidie bedraagt:

    • a.

      Maximaal 40% van de werkelijk gemaakte en door burgemeester en wethouders aanvaardbaar geachte kosten van onderhoud en/of restauratie, tot een maximum van € 5.000,- per gemeentelijk monument per periode van vijf jaar;

    • b.

      Maximaal 40% van de werkelijk gemaakte en door burgemeester en wethouders aanvaardbaar geachte kosten van onderhoud en/of restauratie, tot een maximum van € 5.000,- per periode van vijf jaar per rijksmonument dat niet valt onder de werkingssfeer van het BRIM;

    • c.

      Voor onderhoud van unieke landschapselementen maximaal 40% van de werkelijk gemaakte en door burgemeester en wethouders aanvaardbaar geachte kosten die het reguliere onderhoud te boven gaan, mits hieraan een rapport van de bomenstichting ten grondslag ligt en exclusief de inspectiekosten van deze stichting die reeds op grond van artikel 3.2 lid 2 van deze verordening subsidiabel zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen per gemeentelijk monument eenmaal per jaar een subsidie verlenen: deze subsidie mag maar eenmaal per 5 jaar hetzelfde onderdeel betreffen.

  • 3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 1.

  • 4. In afwijking van het in lid 1 gestelde kan de gemeentelijke subsidie worden beperkt indien op de gemeentelijke begroting de benodigde middelen beperkt zijn.

Hoofdstuk 4 De procedure

Artikel 4.1 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.2 van deze verordening wordt door de eigenaar van het gemeentelijk monument schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend, voordat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt begonnen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde subsidieaanvraag bevat tenminste:

    • a.

      Een begroting van de kosten van een ter zake deskundig bedrijf, gespecificeerd naar activiteit, materiaalkosten en mensuren, zo nodig inclusief algemene kosten, bouwplaatskosten e.d.;

    • b.

      Een schets of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan;

    • c.

      Tekeningen en/of foto’s van de bestaande (oude) en de nieuwe situatie;

    • d.

      een omgevingsvergunning (indien de werkzaamheden als vergunningplichtig zijn aangemerkt) verleend voor de werkzaamheden zoals beschreven in de subsidieaanvraag.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in het tweede lid genoemde bescheiden nog andere stukken moeten worden overgelegd.

Artikel 4.2 Beslistermijn

  • 1. Op de subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 4.1 beslissen burgemeester en wethouders, de Monumentencommissie gehoord, binnen een termijn van acht weken na ontvangst.

  • 2. Van hun beslissing doen burgemeester en wethouders binnen twee weken schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

  • 3. De termijn als bedoeld in lid 1 kan ten hoogste met 8 weken worden verlengd om de Monumentencommissie in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen.

  • 4. Van deze verlenging doen burgemeester en wethouders mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de vermoedelijke tijd van behandeling.

Artikel 4.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op wat elders in deze verordening is bepaald, wordt op grond van deze verordening geen subsidie verleend:

  • 1.

    Voor monumenten, die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet, voor zover door het rijk al een subsidie wordt verleend;

  • 2.

    In het geval de subsidiabele kosten reeds door een verzekeringsuitkering worden gedekt;

  • 3.

    Met de uitvoering van het onderhoud en/of de restauratie is begonnen voordat burgemeester en wethouders op de subsidieaanvraag hebben beslist;

  • 4.

    In geval de voor het verrichten van het onderhoud en/of de restauratie noodzakelijke vergunningen niet zijn verleend;

  • 5.

    In geval de gemeente op voet van een andere regeling subsidie heeft verleend;

  • 6.

    Indien op de gemeentelijke begroting de benodigde middelen ontbreken;

  • 7.

    In geval de aanvaardbare geachte kosten van onderhoud en/of restauratie, als bedoeld in artikel 3.1 en artikel 3.2 minder bedragen dan € 300, -.

Artikel 4.4 Algemene verplichtingen

  • 1. Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden begonnen dan nadat de subsidie als bedoeld in artikel 2.1 is verleend.

  • 2. Met de uitvoering van de werkzaamheden dient een aanvang te worden gemaakt binnen zes maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. De uitvoering van de werkzaamheden dient te zijn voltooid binnen twaalf maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. De werkzaamheden ten behoeve waarvan het subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd dan na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 4.5 Nadere voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de instandhouding van het betreffende gemeentelijk monument aan een subsidieverlening zodanige nadere voorwaarden verbinden, dat een juiste besteding van de gemeentelijke gelden wordt bevorderd, conform de doelstellingen van de “Erfgoedverordening Landerd 2017”.

Hoofdstuk 5 Gereedmelding en vaststelling

Artikel 5.1 Gereedmelding

  • 1. De aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.1 van deze verordening subsidie hebben verleend, moet binnen twaalf weken na het gereedkomen van de werkzaamheden schriftelijk aangeven dat de werkzaamheden zijn afgerond.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid wordt tevens aangemerkt als een aanvraag tot definitieve vaststelling van de verleende subsidie.

  • 3. De gereedmelding c.q. het verzoek om de subsidie definitief vast te stellen gaat vergezeld van een specificatie van de kosten en kopieën van alle nota's en betalingsbewijzen die op de uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebben.

  • 4. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid geen volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 5.2 Vaststelling en uitbetaling

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, als bedoeld in artikel 5.1 lid 2, besluiten burgemeester en wethouders omtrent de vaststelling van de subsidie.

  • 2. Vaststelling van het definitieve subsidiebedrag vindt pas plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform het bepaalde in artikel 5.1 lid 1 schriftelijk zijn gereed gemeld, onder overlegging van de daarop betrekking hebbende gegevens als bedoeld in artikel 5.1 lid 3;

    • b.

      de onder a. bedoelde werkzaamheden namens burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de nota's en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 3. Indien de werkelijke uitvoeringskosten lager zijn dan waar de (voorlopige) beschikking is gebaseerd gaat burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de definitieve subsidie uit van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 4. Het definitieve subsidiebedrag wordt uitbetaald uiterlijk acht weken na de beslissing als bedoeld in lid 1. Uitbetaling vindt plaats op een door de aanvrager op te geven bankrekening.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6.1 Kettingbeding

  • 1. De in dit hoofdstuk opgenomen subsidieverplichtingen gelden zowel voor de eigenaar aan wie de subsidie wordt verleend als voor iedere opvolgende eigenaar van het beschermde gemeentelijke monument, tenzij hierna in dit artikel anders is bepaald.

  • 2. Bij elke overdracht van de eigendom, het recht van erfpacht of opstal, is de overdragende partij gehouden van de wederpartij te bedingen dat deze op zich neemt de verplichtingen jegens de gemeente, zoals beschreven in dit hoofdstuk, met dien verstande dat ingeval de overdracht plaatsvindt na de voltooiing van de werkzaamheden, de oplegging van de verplichtingen zoals omschreven achterwege kan blijven.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen de bepalingen in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de instandhouding van het gemeentelijk monument leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. De Subsidieverordening instandhouding monumenten Landerd 2010, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Landerd 7 oktober 2010 vervalt op de dag dat de “Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten Landerd 2018” in werking treedt.

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten Landerd 2018’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 8 februari 2018.

De raad voornoemd,

De griffier,

E.E. Weijenberg

de voorzitter,

M.C. Bakermans