Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen 2002

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd; gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerst lid, en 14, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet, en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen; B E S L U I T :

  • I.

    Met ingang van 1 januari 2002 in te trekken de “Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen”, vastgesteld bij besluit van 17 maart 1998, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich hebben voorgedaan voor deze datum.

  • II.

    Vast te stellen de volgende “Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen 2002”.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen, voor zover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belastingen van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2 Aangifte

De belastingplichtige die niet binnen drie maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen drie maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden om binnen veertien dagen na afloop van dat tijdvak bij het hoofd van de afdeling Financiën een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

  • 1. Na de aanvang van het kalenderjaar of het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag, waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2. Na de aanvang van het belastingtijdvak kunnen aan de belastingplichtige maandelijks of per kwartaal voorlopige aanslagen worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd ter grootte van de over die maand of dat kwartaal vermoedelijk verschuldigde belasting.

Artikel 4 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage, dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • 1.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;;

  • 2.

    de forensenbelasting vinden de artikelen 2, 3 en 4 toepassing;

  • 3.

    de toeristenbelasting de artikelen 2, 3 en 4 toepassing;

  • 4.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2, 3 en 4 toepassing;

  • 5.

    de afvalstoffenheffing vinden de artikelen 3 en 4 toepassing;

  • 6.

    de reinigingsrechten vindt artikel 3 en 4 toepassing;

  • 7.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • 8.

    de marktgelden vindt artikel 4 toepassing;

  • 9.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • 10.

    de precariobelasting vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 9,= per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • 1.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • 2.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 7 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 6 vindt geen toepassing indien:

  • 1.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 6, onder 2, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de vijfjaarstermijn is verstreken;

  • 2.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen 2002”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd van 13 november 2001.

de secretaris
de burgemeester