Regeling vervallen per 01-08-2023

Beleidsregels verhaal van bijstand 2015

Geldend van 28-02-2015 t/m 31-07-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels verhaal van bijstand 2015

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Wettelijk kader

Artikel 1.

De beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal zijn gebaseerd op artikel 61 tot en met

62i van de Participatiewet.

Artikel 2

. Het verhaal van bijstand is op grond van artikel 61 van de Participatiewet een bevoegdheid

van het college van burgemeester en wethouders, hierna te noemen “het college”.

Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

Artikel 3.

De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt mede bepaald door:

  • a.

    het rapport van de landelijke werkgroep TREMA (Tijdschrift voor de Rechtelijke Macht) ten aanzien van de vaststelling van alimentatiebedragen;

  • b.

    de beoordeling door de Rechtbank en het Gerechtshof;

  • c.

    de relevante gepubliceerde jurisprudentie in alimentatiezaken en verhaal bijstand:

  • d.

    de circulaires van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bijstandsverhaal 21 januari 1993 en 14 juli 1995.

Hoofdstuk 2 VERHAAL VAN BIJSTAND

Artikel 4.

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk

Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

d.op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft

gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen

rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle

omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van

bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend dan wel anderszins

      onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering

      heeft plaatsgevonden;

    • 2.

      bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Artikel 5.

In verband met de wettelijke onderhoudsplicht verhaalt het college op de

onderhoudsplichtige:

  • a.

    de periodieke algemene bijstand voor de kosten van levensonderhoud;

  • b.

    de bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud aan meerderjarige

kinderen (artikel 62 sub c van de Participatiewet).

Artikel 6.

De wettelijke onderhoudsplicht als genoemd in artikel 5b heeft geen betrekking op de kosten van incidentele bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Participatiewet.

HERZIEN VAN VERHAAL VAN BIJSTAND

Artikel 7.

Het college kan, op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als

gevolg van diens gewijzigde omstandigheden, de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele herzien.

GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERHAAL VAN BIJSTAND

Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

Artikel 8.

Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:

  • a.

    door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste

    recente inkomensgegevens.

  • b.

    de op te leggen onderhoudsbijdrage, al dan niet in aanvulling op een reeds bestaande

alimentatieverplichting, lager is dan € 50,- per maand;

c.daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of

degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

d.onderhoudsplichtigen een uitkering ingevolge Bbz-levensonderhoud ontvangen.

Schuldsanering en faillissement

Artikel 9.

De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als hij is toegelaten tot

en voor de duur van het gerechtelijke traject van schuldsanering in het kader van de WSNP (Wet

Schuldsanering Natuurlijke Personen).

Artikel 10.

De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot

de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de WSNP, ingebracht in de

schuldsanering.

Artikel 11.

Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering

tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

Artikel 12.

Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige:

a. wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse onderhoudsbijdrage op nihil

gesteld, tenzij de faillissementsrechter de onderhoudsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en;

b.wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement

ingediend.

BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT

Artikel 13.

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 4 onder a, b en c en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel 14.

Voor de in artikel 13. genoemde beoordeling wordt ten aanzien van de vaststelling van de

onderhoudsbijdrage, het rapport van de werkgroep TREMA voor de vaststelling van

alimentatiebedragen, de zogenaamde Tremanormen, toegepast.

Artikel 15.

Het beleid van gemeente Landerd bij ontvangst van toereikende informatie (volgens TREMAnormen, geaccordeerd door de rechtbank ’s-Hertogenbosch) is dat:

a.voor kinderen tot 12 jaar een bijdrage wordt opgelegd van maximaal € 113,45 per maand

per kind.

b.voor kinderen van 12 jaar tot 18 jaar wordt de maximale onderhoudsbijdrage vastgesteld op

€ 136,13 per maand per kind.

c.voor de ex-partner en eventuele kinderen de bijdrage naar draagkracht wordt vastgesteld,

c. waarbij de draagkracht eerst naar rato aan de kinderen wordt toegerekend

c. conform de onder a en b genoemde maximale bedragen.

Artikel 16.

Indien de onderhoudsplichtige niet reageert op aanschrijvingen en verzoeken om informatie ter vaststelling van de onderhoudsplicht voor de ex-partner of de ex-partner met onderhoudsgerechtigde kinderen, wordt de gehele uitkering bruto op de onderhoudsplichtige verhaald. Indien de onderhoudsplicht alleen geldt voor de kinderen worden de maximale bedragen gehanteerd als genoemd bij artikel 15a en 15b.

VERHALEN NA GERECHTELIJKE UITSPRAAK ONDERHOUDSPLICHT

Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking)

Artikel 17a.

Een gerechtelijke uitspraak inzake alimentatie, verschuldigd op grond van Boek I van het Burgerlijk Wetboek , die uitvoerbaar is en niet wordt nagekomen, wordt door de gemeente niet verhaald op de onderhoudsplichtige.

Artikel 17b.

Voor de inning van alimentatie wordt de bijstandscliënt consequent doorverwezen naar het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). De bijstandscliënt dient hiervoor een machtiging te ondertekenen, zodat het LBIO de te ontvangen bedragen overmaakt aan de gemeente.

Wijzigingsverzoek onderhoudsplichtige

Artikel 18.

De onderhoudsplichtige kan de rechter om wijziging van de alimentatiebeschikking verzoeken.

Het initiatief hiertoe dient nadrukkelijk van de onderhoudsplichtige uit te gaan.

De korting van de alimentatie kan (tijdelijk) door de gemeente worden stopgezet als uit een kopie van het wijzigingsverzoek aan de rechter blijkt dat het wijzigingsverzoek kans van slagen heeft.

Wijzigingsverzoek gemeente

Artikel 19.

Het beleid van de rechtbank ‘‘s-Hertogenbosch is dat de gemeente, indien er ruimte is voor een aanvullende onderhoudsbijdrage op een door de rechtbank reeds vastgestelde alimentatie, wijziging van de alimentatiebeschikking moet vragen. Dit natuurlijk alleen indien de onderhoudsplichtige niet tot betaling over gaat van de aanvullende onderhoudsbijdrage.

HET VERHAALSBESLUIT

Artikel 20a.

De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage wordt in principe vastgesteld op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie.

Artikel 20 b.

Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door het college aan degene op wie

verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt de ingangsdatum van de op te

leggen onderhoudsbijdrage en het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of

termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Artikel 21.

Bij verhaal op de nalatenschap wordt de correspondentie gericht tot de langstlevende echtgenoot of geregistreerd partner.

Artikel 22.

Het verhaalsbesluit wordt gezonden naar het adres waar de onderhoudsplichtige volgens de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, tenzij onderhoudsplichtige uitdrukkelijk heeft verzocht om toezending van correspondentie op een ander adres.

Artikel 23.

Indien de belanghebbende weigert of nalaat noodzakelijke informatie aan het college te verstrekken dan wel niet uit eigen beweging bereid is de onderhoudsbijdrage aan het college te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling ervan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

VERHAAL IN RECHTE

Artikel 24.

Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag niet hoger is dan € 750,00.

Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage

Artikel 25a.

De door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage kan worden gewijzigd op grond van

gewijzigde omstandigheden dan wel als blijkt dat de onderhoudsbijdrage niet (meer) voldoet aan

de wettelijke maatstaven.

Artikel 25b.

De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt, conform partner- en kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.

HERONDERZOEK

Onderzoek naar draagkracht

Artikel 26.

In verband met de aanpassing van een opgelegde onderhoudsbijdrage vindt eenmaal per drie jaar een heronderzoek plaats naar de wijzigingen in de financiële omstandigheden van de

onderhoudsplichtige.

Artikel 27.

De termijn van een heronderzoek is eenmaal per vijf jaar ingeval de rechter de onderhoudsbijdrage (alimentatie- en verhaalsbeschikking) heeft vastgesteld.

Artikel 28.

Van de in artikelen 26. en 27. genoemde termijnen kan worden afgeweken indien tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen hebben voorgedaan of zullen gaan voordoen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige, of deze onderhoudsplichtige hierom verzoekt.

Onderzoek naar incassomogelijkheden

Artikel 29.

Als de onderhoudsplichtige niet uit vrije wil volledig voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting dan doet het college onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van de gemeente informatie bij derden wordt ingewonnen.

Hoofdstuk 3 INVORDERING

Betalingsverzoeken

Artikel 30.

Voor de betaling van de opgelegde betalingsverplichting verzendt het college in beginsel maandelijks betalingsverzoeken. Deze verzending vindt steeds plaats direct na de maandbetaling van de voorliggende maand. Het niet ontvangen van betalingsverzoeken ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting tot het betalen van de onderhoudsbijdrage.

Vereenvoudigd derdenbeslag

Artikel 31.

Indien de onderhoudsplichtige de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door de gemeente zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder.

Hoofdstuk 4 OVERIGE BEPALINGEN

Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Artikel 32.

Over de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college van

burgemeester en wethouders aangaande het verhalen van bijstandsuitkering ( paragraaf 6.5 van de Participatiewet),waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Intrekking en Inwerkingtreding

Artikel 33.

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2015, waarbij de eerder vastgestelde beleidsregels inzake het verhalen van bijstandsuitkering vervallen.

Aldus vastgesteld in de college vergadering van 18 februari 2015.

Burgemeester en wethouders van Landerd,

de secretaris, de burgemeester,

J.A.J. Lenssen M.C. Bakermans

TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHAAL VAN BIJSTAND 2015

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1.

De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de gemaakte kosten van bijstand, (uitkering) te verhalen op derden. De gevallen en de wijze waarop op derden verhaald mag worden, zijn opgesomd in de wet. De Ioaw en Ioaz kennen geen verhaalsmogelijkheid.

Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

Artikel 3.

De rechterlijke macht stelt (half) jaarlijks een rapport op, dat aanbevelingen geeft voor een eenvormige praktische invulling van de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht, berekeningsmodellen en de daarbij behorende tarieven (de zogenaamde Tremanormen, ‘Trema’ staat voor Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht). Zowel in de alimentatie- als de verhaalsjurisprudentie wordt het Trema-rapport als leidraad gebruikt. Uitgangpunt is dat de Tremanormen ook gehanteerd worden in onze uitvoeringspraktijk. Aangezien dit rapport niet specifiek voor de verhaalswetgeving is

geschreven, maar voor de alimentatiewetgeving, kan strikte toepassing hiervan leiden tot onbillijkheden. In dat geval wordt (gemotiveerd) afgeweken van de Tremanormen.

Hoofdstuk 2 VERHAAL VAN BIJSTAND

Artikel 4 – 5 - 6.

Zolang er een onderhoudsplichtige is, mogen de gemaakte kosten van bijstand of inkomensvoorziening tot aan de grens van zijn onderhoudsplicht, als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk wetboek, worden verhaald in de situaties zoals omschreven in artikel 4 onder a tot en met e van de beleidsregels.

De omvang van de onderhoudsplicht wordt bepaald door:

  • -

    de duur van de onderhoudsplicht (artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek)

  • -

    de behoefte van de onderhoudsgerechtigde (artikel 1:397 Burgerlijk Wetboek)

  • -

    de draagkracht van de onderhoudsplichtige (artikel 1:397 Burgerlijk Wetboek)

  • -

    hoogte van de verstrekte bijstand: er kan nooit meer bijstand op de onderhoudsplichtige worden verhaald

dan er (bruto) is verstrekt.

In artikel 62f Participatiewet is bepaald dat kosten van bijstand kunnen worden verhaald op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan. Voorwaarden zijn dat:

a gelet op alle omstandigheden, aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs heeft kunnen voorzien en b met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden bij het besluit op de aanvraag indien de schenking niet had plaatsgevonden.

Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

Artikel 8a.

Indien door de rechter in een beschikking de kinder-en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens, dan vindt er geen nader onderzoek naar de financiële situatie van onderhoudsplichtige plaats.

Artikel 8ba.

Er wordt, uit doelmatigheidsoverwegingen en overeenkomstig de terugvorderingsregels, een kruimelbedrag gehanteerd: indien de op te leggen onderhoudsbijdrage lager is dan € 50,- per maand wordt afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Van wijziging van een opgelegde onderhouds-bijdrage (na een heronderzoek) wordt eveneens afgezien indien de wijziging ten nadele van de onderhoudsplichtige lager is dan € 50,- per maand. Indien te voorzien is dat de maximaal op te leggen onderhoudsbijdrage over 12 maanden in totaal minder dan € 600,- bedraagt, wordt eveneens afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een kortdurende uitkeringsperiode van de onderhoudsgerechtigde.

Artikel 8c.

Er kunnen zich voorts situaties voordoen waarbij afgezien kan worden van verhaal om dringende redenen. Denk hierbij aan situaties waarbij sprake is van ernstige bedreiging ten opzichte van de onderhoudsgerechtigde. In de gevallen waarin vanwege dringende redenen van verhaal wordt afgezien, moet sprake zijn van maatwerk dat uit de rapportage zal moeten blijken.

Artikel 8d.

De Bbz-regeling moet er voor zorgen dat mensen op termijn zelfstandig door middel van inkomsten uit onderneming in hun bestaansvoorziening kunnen voorzien. Het Bbz geeft daarvoor een overbrugging die (voorlopig) als geldlening wordt verstrekt. Voorkomen moet worden dat aan de ene kant geld wordt verstrekt, wat aan de andere kant wordt verhaald. Dit zal contraproductief werken.

De zelfstandige moet ruimte krijgen om zijn bedrijf uit te bouwen en uit de bijstand te geraken en te blijven. Om die reden vragen wij geen onderhoudsbijdrage gedurende de periode van de bijstands-verstrekking.

Daarna wordt een verhaalsonderzoek uitgevoerd, waarbij de terugbetalingsverplichting in het kader van het Bbz als aftrekpost geldt. Omdat de draagkracht van een zelfstandige moeilijk te bepalen is, kan eventueel extern advies worden ingewonnen.

Schuldsanering en faillissement

Artikel 9 – 10 – 11 - 12.

Wanneer een vordering door middel van een verhaalsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) buiten invordering te stellen

om bijvoorbeeld een schuldsaneringstraject meer succesvol te kunnen laten verlopen. Uiteraard moeten aan de kwijtschelding regels worden verbonden. Belangrijk daarbij is dat het besluit tot afzien van verdere invordering ingetrokken kan worden indien het schuldsaneringstraject uiteindelijk niet tot stand komt of achteraf blijkt dat de onderhoudsplichtige onjuiste informatie heeft verstrekt.

Het college kan op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand of inkomensvoorziening voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en c. de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • d.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden die aan het afzien van verdere invordering worden verbonden.

Beoordeling van mate onderhoudsplicht

Artikel 13 – 14 – 15 – 16

Indien er sprake is van een onderhoudsplicht ten opzichte van zowel de ex-partner als één of meer kinderen, dan wordt de onderhoudsbijdrage (ten behoeve van het kind) vastgesteld op de behoefte van het kind, conform de Trema-normen. Een eventueel resterende draagkracht wordt benut voor een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de ex-partner. Een en ander eveneens conform de Trema-normen. Voor zowel de onderhoudsbijdrage voor het kind als de partner kan de onderhoudsplichtige fiscaal voordeel genieten.

De berekening van de verschuldigde onderhoudsbijdrage i.v.m. onderhoudsplicht voor de ex-partner gebeurt conform de Trema-normen, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Daar waar toepassing van de Trema-normen tot onbillijkheden leidt, wordt ten gunste van onderhoudsplichtige afgeweken.

Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking.)

Artikel 17.

De inning van de kinder- en partneralimentatie zal altijd via het LBIO moeten lopen.

Artikel 18.

Artikel 18. Indien een onderhoudsplichtige aangeeft dat hij de opgelegde alimentatie niet meer kan betalen, dient hij een gemotiveerd verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen. De onderhoudsgerechtigde dient hierop te reageren. Als de onderhoudsplichtige geen alimentatie meer betaalt, dan wordt deze niet meer op de uitkering van de onderhoudsgerechtigde gekort. Wel dient de te betalen alimentatie opgeboekt te worden als schuld aan de gemeente. Afhankelijk van de uitspraak volgt aanpassing – correctie – invordering.

Wijzigingsverzoek gemeente

Artikel 19.

Indien uit onderzoek blijkt dat onderhoudsplichtige meer draagkracht heeft dan de opgelegde alimentatieverplichting kan de gemeente een aanvullende onderhoudsbijdrage opleggen. Het is beleid van de Rechtbank in ’s-Hertogenbosch om in dergelijke gevallen de eerdere alimentatiebeschikking (op verzoek van de gemeente) te herzien en dus te verhogen. Dit is in het voordeel van de onderhoudsgerechtigde en de gemeente. Na beëindiging van de WWB-uitkering behoudt zij het recht op een hogere alimentatie. De gemeente hoeft minder aanvulling te verstrekken.

Het verhaalsbesluit

Artikel 20 – 22 - 23.

Wettelijk is niets geregeld omtrent de ingangsdatum van het verhaalsbedrag. De jurisprudentie laat de rechtszekerheid ten opzichte van de onderhoudsplichtige het zwaarst wegen. Tot het moment dat hij kennis neemt van het verhaalsbesluit hoeft de onderhoudsplichtige nog geen rekening te houden met een betalingsverplichting ten opzichte van de gemeente. Daarom kiest de gemeente Landerd er voor de ingangsdatum in principe vast te stellen op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie. De onderhoudsplichtige mag hier geen voordeel uit halen. Alsdan wordt de ingangsdatum door de gemeente in redelijkheid op een eerdere datum vastgesteld. Voorbeeld: als de onderhoudsplichtige 12 november wordt bericht over de hoogte van het onderhoudsbijdrage wordt de ingangsdatum in principe vastgesteld op 1 december. Volgens vaste jurisprudentie moet de vordering binnen 6 maanden na het laatste contact met de onderhoudsplichtige worden voorgelegd aan de rechtbank. De gemeente mag deze termijn dus niet overschrijden.

Artikel 21.

Kosten van bijstand of inkomensvoorziening kunnen in 2 situaties worden verhaald op

de nalatenschap van een inmiddels overleden bijstandsgerechtigde of jongere, indien aan die persoon:

a destijds ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is verstrekt, voor zover deze voor het overlijden nog niet is teruggevorderd (artikel 62f onderdeel b onder 1 Pw) of;

b bijstand of inkomensvoorziening is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht (artikel 62f onderdeel b onder 2 Wwb).

Als na het overlijden van de belanghebbende tot terugvordering wordt besloten, kan dus alleen op de nalatenschap worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt. Vorderingen die er al waren vóór het overlijden van de belanghebbende vallen in de nalatenschap. Dat betekent dat de erfgenamen, die de erfenis hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.

Artikel 24.

Indien onderhoudsplichtige niet bereid is uit eigen beweging de opgelegde onderhoudsbijdrage te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling overgaat is verhaal in rechte de enige weg om tot dwanginvordering te kunnen komen. Indien de verstrekking van bijstand/inkomensvoorziening aan de onderhoudsgerechtigde is beëindigd, dan wel de onderhoudsplicht is beëindigd en verhaal daarmee eindigt wordt van verhaal in rechte afgezien, indien het totaal te verhalen bedrag minder dan € 750,- bedraagt. De tijd en energie (kosten) wegen dan niet meer op tegen de baten.

Artikel 25a

Wanneer een rechterlijke verhaalsuitspraak als gevolg van gewijzigde omstandigheden niet meer in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is, is de gemeente verplicht een nieuw verhaalsbesluit te nemen. Wanneer dit verhoging van het verhaalsbedrag tot gevolg heeft zal de gemeente, indien de onderhoudsplichtige dit bedrag niet vrijwillig betaalt, opnieuw verhaal in rechte moeten instellen.

Artikel 25b

De onderhoudsbijdrage welke is vastgesteld door de gemeente, wordt jaarlijks niet geïndexeerd. De tijd en energie (kosten) wegen niet op tegen de baten. Het niet indexeren van de door de gemeente vastgelegde onderhoudsbijdragen is ook vastgesteld in het beleid van augustus 2003, artikel 97. De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt jaarlijks wel geïndexeerd, tenzij in de gewezen beschikking indexering wordt uitgesloten.

Hoofdstuk 3 INVORDERING

Betalingsverzoeken

Artikel 30.

Voor de betaling van de opgelegde betalingsverplichting verzendt het college in beginsel maandelijks betalingsverzoeken. Deze verzending vindt steeds plaats direct na de maandbetaling van de voorliggende maand. Het niet ontvangen van betalingsverzoeken ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting tot het betalen van de onderhoudsbijdrage.

Vereenvoudigd derdenbeslag

Artikel 31.

Indien de onderhoudsplichtige de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door de gemeente zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder.

Hoofdstuk 4 OVERIGE BEPALINGEN

De in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen behoeven geen verdere toelichting.