Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012

Geldend van 01-07-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012

De raad van de gemeente Landgraaf,

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders 4 juni 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

 

B E S L U I T:

 

  • 1.

    Met ingang van 1 juli 2012 in te trekken de Beleidsregel Kinderopvang Sociaal-Medisch Geïndiceerden gemeente Landgraaf 2005.

  • 2.

    Vast te stellen de volgende: Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp).

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf.

    • c.

      vergoeding: een bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische gronden.

    • d.

      sociaal medische gronden: lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen van een ouder of diens kind waardoor het afnemen van kinderopvang ten behoeve van het kind noodzakelijk is.

    • e.

      belastingtabel: op grond van artikel 8 Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang geldende tabel aan hand waarvan het inkomensafhankelijke percentage voor de kinderopvangtoeslag wordt bepaald.

Artikel 2. Doelgroep

Tot de doelgroep van deze verordening behoort:

  • -

    de ouder met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking die een kind heeft voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen en waarbij de noodzaak verband houdt met de door de ouder ondervonden beperkingen;

  • -

    de ouder van een kind dat een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking heeft en voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen. Daarbij dient er een verband te bestaan tussen de door het kind ondervonden beperkingen en de noodzaak tot het gebruik maken van kinderopvang.

Artikel 3. Aanspraak op een vergoeding

  • 1. De ouder als bedoeld in artikel 2 van deze verordening komt in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van kinderopvang op sociaal medische gronden voor zover er sprake is van noodzakelijke kosten.

  • 2. Bij de bepaling van de noodzaak houdt het dagelijks bestuur rekening met kosteloze alternatieven met betrekking tot de opvang van het kind.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een onafhankelijk onderzoek laten verrichten naar de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang.

Artikel 4. De omvang en de duur van de opvang

  • 1. De vergoeding wordt slechts verleend voor het aantal uren per week gedurende welke de inzet van kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk is.

  • 2. De vergoeding wordt verleend voor de periode gedurende welke de inzet van kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk is.

  • 3. De in het tweede lid genoemde periode duurt uiterlijk tot en met de laatste dag van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 5. Maximale uurprijs en maximum aantal af te nemen uren

De te vergoeden uurprijs en het te vergoeden aantal uren gaan de op grond van artikel 1.7 van de wet vastgestelde maximum uurprijs en het maximum aantal uren niet te boven.

Artikel 6. Hoogte van de vergoeding

  • 1. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op een inkomensafhankelijk percentage van de kosten van de noodzakelijke kinderopvang.

  • 2. Het percentage zoals bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan hand van de belastingtabel vermeerderd met 33,33%.

  • 3. In afwijking van lid 1 en lid 2 wordt geen vergoeding verstrekt indien de vergoeding voor het eerste kind op grond van de belastingtabel nul procent bedraagt.

Hoofdstuk 2 De aanvraag van een vergoeding

Artikel 7. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot verlening

Een aanvraag voor een vergoeding op grond van deze verordening bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

  • b.

    indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

  • c.

    naam, adres, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    het aantal uren per volledige maand en de periode waarin kinderopvang volgens de aanvrager noodzakelijk zal zijn;

  • e.

    bewijsstukken waaruit blijkt dat de afname van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind op grond van lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen van de ouder of het kind zelf noodzakelijk is;

  • f.

    bewijsstukken waaruit blijkt hoe hoog het bruto jaarinkomen van de ouder en diens eventuele partner is;

  • g.

    een offerte of de overeenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven:

    • -

      het aantal uren kinderopvang per kind per maand,

    • -

      de kostprijs per uur,

    • -

      de ingangsdatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum dan wel het gastouderbureau,

    • -

      de einddatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum - dan wel het gastouderbureau;

  • h.

    overige gegevens die het dagelijks bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 3 Verlening van een vergoeding

Artikel 8. Het besluit tot verlenen van de vergoeding

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan het in het eerste lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het dagelijks bestuur stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 9. Inhoud van de beschikking

Het besluit zoals bedoeld in artikel 8 bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de naam en geboortedatum van het kind ten behoeve van wie de vergoeding werd aangevraagd;

  • b.

    het aantal uren per week waarvoor een vergoeding wordt verleend;

  • c.

    de periode gedurende welke de vergoeding wordt verleend;

  • d.

    de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de vergoeding wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de vergoeding wordt uitbetaald;

  • g.

    de voor de ouder(s) geldende verplichtingen.

Artikel 10. De bevoorschotting van de vergoeding

  • 1. De vergoeding wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Betaling van het voorschot vindt plaats nadat een kopie van de factuur van de kinderopvangcentrum of gastouderbureau over de betreffende kalendermaand door ISD BOL werd ontvangen.

Artikel 11. Ingangsdatum van de vergoeding

  • 1. De vergoeding wordt verleend met ingang van de datum waarop de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang is ontstaan.

  • 2. De vergoeding kan, met inachtneming van het eerste lid, niet eerder worden verleend dan met ingang van de datum waarop de overeenkomst tot het afnemen van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind is ingegaan.

  • 3. De vergoeding kan voorts, met in acht neming van lid 1 en lid 2, niet eerder worden verleend dan met ingang van de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag door het dagelijks bestuur werd ontvangen.

Artikel 12. Weigeringsgronden

Er bestaat geen recht op een vergoeding indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Vaststelling van de vergoeding

Artikel 13. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot vaststelling

  • 1. De ouder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de vergoeding in.

  • 2. Bij de aanvraag zoals bedoeld in het eerste lid worden de volgende stukken overgelegd:

    • a.

      een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over het kalenderjaar waarop de vergoeding ziet;

    • b.

      een kopie van de jaaropgaaf van de aanvrager en zijn eventuele partner over het kalenderjaar waarop de vergoeding ziet;

    • c.

      overige gegevens die het dagelijks bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming.

Artikel 14. Het besluit tot vaststellen van de vergoeding

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 13 van deze verordening.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan het in het eerste lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het dagelijks bestuur stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 15. Verrekening met de voorschotten

De vergoeding wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, vier weken na vaststelling betaald.

Artikel 16. Terugvordering

  • 1. Wanneer de vergoeding op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het verleende bedrag, dan wordt het meerdere teruggevorderd.

  • 2. Het dagelijks bestuur ziet af van terugvordering op grond van het eerste lid indien:

    • -

      het terug te vorderen bedrag lager is dan €50,00 netto op jaarbasis;

    • -

      het terug te vorderen bedrag lager is dan €125,00 netto op jaarbasis én de vordering is ontstaan door toedoen van ISD BOL.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de ouder

Artikel 17. Beperking noodzaak

  • 1. De ouder of partner doet al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk is.

  • 2. De ouder of partner doet al het mogelijke om ervoor dat het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk is.

  • 3. Indien de ouder niet voldoet aan het gestelde in lid 2 en lid 3, zal het besluit tot verlening worden ingetrokken met ingang van de ingangsdatum van de verlening.

Artikel 18. Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet het dagelijks bestuur onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging door middel van een daartoe bestemd formulier mededeling van inlichtingen en gegevens die voor de aanspraak op en de hoogte van de vergoeding van belang zijn.

  • 2. De ouder verstrekt desgevraagd aan het dagelijks bestuur, binnen een door het dagelijks bestuur te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de vergoeding van belang zijn.

  • 3. Indien de ouder niet voldoet aan het gestelde in lid 2 en lid 3, zal het besluit tot verlening worden ingetrokken met ingang van de ingangsdatum van de verlening.

Artikel 19. Overleggen facturen

  • 1. De ouder partner verstrekt maandelijks aan het dagelijks bestuur een kopie van de factuur van het kinderopvangcentrum of het gastouderbureau.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde factuur wordt uiterlijk in de derde week van de volgende kalendermaand verstrekt.

  • 3. Indien de ouder niet tijdig een kopie van de in het eerste lid bedoelde factuur overlegt, zal het besluit tot verlening worden ingetrokken met ingang van de ingangsdatum van de verlening.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 20. Overgangsrecht

  • 1. Op vergoedingen met een ingangsdatum gelegen voor 1 juli 2012 blijft voor de duur van de toegekende periode de op de ingangsdatum geldende verordening van toepassing.

  • 2. Wanneer er voor het kalenderjaar 2012 door de ouder voor het betreffende kind opnieuw een vergoeding wordt aangevraagd met een ingangsdatum gelegen op of na 1 juli 2012 geldt voor deze nieuwe vergoeding de onderhavige verordening.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende uit de doelgroepen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 juni 2012.
 
De raad voornoemd,
 
De griffier,                                                                                                                De voorzitter,

Nota-toelichting

Algemene toelichting Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012

 

Naast de doelgroepen zoals omschreven in artikel 1.6 van de Wkkp in samenhang met artikel 1.22 Wkkp, kan de gemeente eigen doelgroepen aanwijzen die buiten de Wkkp om ook aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente. In de Wkkp is immers geen uitputtende regeling getroffen voor het verlenen van subsidies in de kosten van kinderopvang. Derhalve zijn gemeenten bevoegd uit eigen middelen doelgroepen, die niet worden genoemd in de Wkkp, tegemoet te komen. Hoewel deze vorm van subsidiëring niet valt onder de reikwijdte van de Wkkp, kunnen gemeenten desgewenst aansluiten bij de systematiek van deze wet. De gemeente kan dus een tegemoetkoming toekennen aan specifiek gemeentelijke doelgroepen. Dit geldt ook ten aanzien van de doelgroep 'sociaal-medische indicatie'. De artikelen in de Wkkp met betrekking tot de doelgroep met een sociaal-medisch indicatie (artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wkkp, artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wkkp en artikel 1.23 Wkkp) treden vooralsnog niet in werking. De wetgever heeft het benodigde budget toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds voor kinderopvang voor de doelgroep 'sociaal-medische indicatie'. Gemeenten worden daardoor in staat gesteld naar eigen inzicht huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel te ondersteunen in het benodigde kinderopvanggebruik. Deze regeling voor een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vanaf 2010 structureel voortgezet.

 

Het dagelijks bestuur is van mening dat het niet wenselijk is de aanzienlijke kosten van kinderopvang geheel voor eigen rekening te laten komen voor personen die op sociaal medische gronden op kinderopvang zijn aangewezen. Om ervoor te zorgen dat ouders wel gestimuleerd worden zoveel mogelijk gebruik te maken van goedkopere alternatieven is gekozen voor een systematiek van inkomensafhankelijke vergoedingen.

 

De vergoeding op grond van deze verordening is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de vergoedingen.

 

De meeste gemeenten beschikken over een subsidieverordening. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012 en een andere subsidieverordening, en meer in het bijzonder of de subsidieverordening ook van toepassing is op vergoedingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van andere subsidieverordeningen. Andere subsidieverordeningen zijn daarom niet van toepassing op vergoedingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang.

 

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen

 

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen door ISDBOL vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel ISDBOL als de aanvragers van de vergoeding zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de vergoedingen zo goed mogelijk beheersbaar is.

 

De verstrekking van de vergoeding vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de vergoeding. Deze beschikking geeft de ontvanger van de vergoeding een voorwaardelijke aanspraak op de vergoeding tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is  of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

 

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de vergoeding. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de vergoeding is. Met het vaststellen van de vergoeding wordt de vergoeding definitief. Voordat de vergoeding wordt vastgesteld kan ISDBOL onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de vergoeding door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISDBOL 2012

 

Artikel 1.         Begripsomschrijvingen

Lid 1

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Lid 2

De in lid 2 genoemde begrippen behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 2.         Doelgroep

Een vergoeding op grond van deze verordening wordt alleen verstrekt indien is gebleken dat er sprake is van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking van een ouder of diens kind. De beperking moet van dien aard zijn dat het kind waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd zich zonder de inzet van kinderopvang niet goed en gezond zou kunnen ontwikkelen.

 

Artikel 3.         Aanspraak op een vergoeding

Een vergoeding wordt slechts verstrekt indien vast staat dat de inzet van kinderopvang noodzakelijk is. Indien blijkt dat er ook kosteloze alternatieven zijn die passend zijn, dan is er geen sprake van noodzakelijke kinderopvang. Daarbij kan gedacht worden aan familieleden of kennissen die het kind kunnen opvangen. Ook kan bijvoorbeeld bezien worden of er mogelijkheden zijn voor een partner om zijn werktijden te wijzigen zodat hij het kind in de betreffende uren kan opvangen.  Desgewenst kan een onafhankelijke instantie worden ingeschakeld om een advies te geven met betrekking tot de noodzaak en eventuele alternatieven te onderzoeken.

 

Artikel 4.         De omvang en de duur  van de opvang

Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen voor minder uren dan de aangevraagde uren indien het van mening is dat de noodzaak zich tot minder uren beperkt. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid de vergoeding voor een kortere periode dan de aangevraagde periode toe te kennen wanneer het van mening is dat de noodzaak zich tot een kortere periode beperkt. De toekenning van een vergoeding kan echter nooit het kalenderjaar overschrijden. Wanneer de opvang het kalenderjaar overschrijdt, dient de ouder en diens eventuele partner aan het begin van het nieuwe kalenderjaar een nieuwe aanvraag in te dienen.

 

Artikel 5.         Maximale uurprijs en maximum aantal af te nemen uren

Het rijk hanteert een maximale uurprijs. Deze kan periodiek geïndexeerd worden. Daarnaast geldt er op basis van de wet een maximaal aantal uren. Ook dit maximaal aantal uren kan wijzigen. Deze regels zijn opgenomen in artikel 1.7 van de wet. Om te voorkomen dat de verordening telkens aangepast dient te worden, worden de regels van artikel 1.7 van de wet van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 6.         Hoogte van de vergoeding

Uitgangspunt is dat ouders ook indien zij op sociaal medische gronden gebruik moeten maken van kinderopvang een eigen bijdrage verschuldigd dienen te zijn. Op deze wijze worden ouders gestimuleerd om er zelf alles aan te doen om het aantal uren en de periode waarin kinderopvang wordt afgenomen zo beperkt mogelijk te houden. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding is daarom aansluiting gezocht bij de wettelijke bepalingen die gelden voor de kinderopvangtoeslag. Uitgegaan wordt van de vergoeding die de ouder zou kunnen krijgen op grond van de belastingtabel. Omdat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang geen verband houdt met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, wordt het percentage uit de belastingtabel verhoogd met het zogenaamde 'werkgeversdeel' van 33,33%. Indien de ouders bijvoorbeeld studenten zouden zijn die in verband met het volgen van onderwijs gebruik zouden maken van kinderopvang, zou ISDBOL dit bedrag op grond van de wet ook voor haar rekening moeten nemen. Op deze wijze resteert er een realistische eigen bijdrage die voldoende rekening houdt met de draagkracht van de ouder. De hoogte van het toetsingsinkomen wordt bepaald aan de hand van het bruto inkomen vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele eindjaaruitskeringen. Wanneer er volgens de belastingtabel een vergoeding van 0% geldt voor het eerste kind dan bestaat er voor geen enkel tot het gezin behorend kind meer aanspraak op een vergoeding. Op deze wijze wordt voorkomen dat gezinnen met een aanzienlijk eigen inkomen aanspraak kunnen maken op een vergoeding van ISDBOL.

 

 

 

Artikel 7.         Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot verlening

Naast de genoemde gegevens kan het dagelijks bestuur ook andere gegevens vragen die het nodig acht om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verklaring met betrekking tot de werktijden van een ouder, bewijsstukken met betrekking tot de ondervonden beperkingen en bewijsstukken met betrekking tot mogelijke behandelingen van de ondervonden beperkingen die van invloed zouden kunnen zijn op de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang. Dit is uiteraard geen limitatieve opsomming. De verstrekking van de vergoeding vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de vergoeding. Deze beschikking geeft de ontvanger van de vergoeding een voorwaardelijke aanspraak op de vergoeding tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de vergoeding. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de vergoeding is. Met het vaststellen van de vergoeding wordt de vergoeding definitief. Voordat de vergoeding wordt vastgesteld kan ISD BOL onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de vergoeding door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen. Zowel de verlening als de vaststelling geschiedt op aanvraag.

 

Artikel 8.         Het besluit tot verlenen van de vergoeding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9.         Inhoud van de beschikking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10.   De bevoorschotting van de vergoeding

Voorschotten worden pas uitbetaald na de ontvangst van de factuur over de betreffende kalendermaand. Op deze wijze wordt voorkomen dat er voorschotten worden verstrekt terwijl de ouder geen gebruik meer maakt van de kinderopvang. Tevens kan uit de facturen blijken dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een vergoeding werd toegekend. Dit vormt aanleiding om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Het is niet mogelijk naar aanleiding van een lagere factuur een lager bedrag uit te keren.

 

Artikel 11.   Ingangsdatum van de vergoeding

Aanvragen van een vergoeding met terugwerkende kracht is in beperkte zin mogelijk. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de bepalingen die de belastingdienst hanteert met betrekking tot het aanvragen van de kinderopvangtoeslag en de bepalingen die voor ISDBOL gelden voor de aanvraag voor een reguliere tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISDBOL 2012.

 

Artikel 12.   Weigeringsgronden

Het verlenen van de vergoeding kan geweigerd worden indien de ouder niet behoort tot de doelgoep als bedoeld in artikel 2. Een verleende vergoeding dient altijd vastgesteld te worden. Bij de vaststelling kan wel blijken dat de vergoeding op een lager bedrag wordt vastgesteld dan de eerdere verlening. Naast de hier genoemde weigeringsgrond, bevat ook artikel 4:35 van de Awb een aantal weigeringsgronden.

 

Artikel 13.   Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot vaststelling

De verstrekking van de vergoeding vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de vergoeding. Deze beschikking geeft de ontvanger van de vergoeding een voorwaardelijke aanspraak op de vergoeding tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de vergoeding. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de vergoeding is. Met het vaststellen van de vergoeding wordt de vergoeding definitief. Voordat de vergoeding wordt vastgesteld kan ISDBOL onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de vergoeding door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen. Zowel de verlening als de vaststelling geschiedt op aanvraag. Wanneer geen aanvraag tot vaststelling wordt ingediend, dan dient op grond van artikel 4:44 Awb er een termijn gesteld te worden waarbinnen alsnog een aanvraag ingediend kan worden. Indien binnen deze termijn wederom geen aanvraag wordt ingediend, dan dient de vergoeding ambtshalve vastgesteld te worden. Daarbij dient de hoogte van de vast te stellen vergoeding bepaald te worden aan hand van de beschikbare stukken. In zoverre geen stukken beschikbaar zijn waarop een vaststelling gebaseerd kan worden, dan kan de vergoeding in het uiterste geval uiteindelijk zelfs op nihil vastgesteld worden.

 

Artikel 14.   Het besluit tot vaststellen van de vergoeding

Middels de jaaropgave kan beoordeeld worden of de vergoeding voor het correcte percentage werd verleend. Mogelijk is het inkomen van de ouder en diens eventuele partner achteraf toch hoger dan verwacht. Een verleende vergoeding kan alleen op het bedrag van de verlening worden vastgesteld of lager. Op grond van de Awb kan een vergoeding nooit hoger worden vastgesteld dan het verleende bedrag. 

 

Artikel 15.   Verrekening met de voorschotten

De vergoeding wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, vier weken na vaststelling betaald.

 

Artikel 16.   Terugvordering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 17.   Beperking noodzaak

De ouder en diens eventuele partner zijn verplicht zelf al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang zowel in omvang als in duur zo beperkt mogelijk is. Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken aan noodzakelijke behandelingen of het gebruik maken van mogelijkheden om de eigen werktijden aan te passen. Indien niet voldaan wordt aan de geldende verplichtingen, dan kan de vergoeding lager vastgesteld worden.

 

Artikel 18.   Inlichtingenplicht

Indien niet voldaan wordt aan de geldende verplichtingen, dan kan de vergoeding lager vastgesteld worden.  

 

Artikel 19.   Overleggen facturen

Indien niet voldaan wordt aan de geldende verplichtingen, dan kan de vergoeding lager vastgesteld worden.

 

Artikel 20.   Overgangsrecht

Daar de vergoeding per kalenderjaar opnieuw moet worden aangevraagd en de toekenning plaats kan vinden tot uiterlijk 1 januari van het volgende kalenderjaar, zullen er veel vergoedingen verleend zijn of worden verleend voor een periode vanaf een datum gelegen voor 1 juli 2012 tot een datum gelegen na 1 juli 2012. Het is niet wenselijk wanneer er per 1 juli steeds een nieuwe beoordeling zou moeten plaatsvinden aan hand van de nieuwe verordening. In zoverre een vergoeding wordt verleend met een ingangsdatum gelegen voor 1 juli 2012 blijft daarom de op 1 januari 2012 voor de betreffende gemeente geldende verordening voor de gehele toegekende periode van toepassing. Wanneer er sprake is van een tussentijdse mutatie blijft de oude verordening van toepassing. Er is sprake van een tussentijdse mutatie wanneer er meer of minder uren worden afgenomen of wanneer de periode waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt langer of juist korter wordt. Eindigt de vergoeding in de loop van het jaar 2012 omdat de kinderopvang stopt en wordt er vervolgens een nieuwe vergoeding aangevraagd omdat er wederom kinderopvang wordt afgenomen voor een periode beginnend op of na 1 juli 2012 dan geldt voor deze nieuw toe te kennen vergoeding de onderhavige verordening.

 

Artikel 21.   Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 22.   Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

 

Artikel 23.   Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.