Regeling vervallen per 04-02-2021

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Landgraaf

Geldend van 26-09-2013 t/m 03-02-2021

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Landgraaf

Burgemeester en Wethouders van L a n d g r a a f ;

overwegende dat de gemeente Landgraaf op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verantwoordelijk is voor schuldhulpverleners aan haar inwoners;

gelet op het Beleidsplan gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2015, op 28 juni 2012 vastgesteld door de raad;

overwegende dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van dit plan;

gelet op de artikelen 3, 4, 6, en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

b e s l u i t e n

de Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Landgraaf vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van Landgraaf:

    • c.

      schuldenaar: de verzoeker als bedoeld in artikel 1 van de wet dan wel diegene aan wie het college ambtshalve schuldhulp verleent op grond van artikel 3, tweede lid, van deze beleidsregels;

    • d.

      afloscapaciteit: het bedrag dat de schuldenaar beschikbaar heeft voor het aflossen van schulden, te berekenen door het werkelijke inkomen af te trekken van het norminkomen, conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor volkskrediet;

    • e.

      plan van aanpak: een in een beschikking opgenomen trajectomschrijving van produkten en diensten die aan de schuldenaar worden aangeboden;

    • f.

      schuldhulpverleningstraject: het totaal van dienstverlening vanaf aanvraagschuldhulpverlening tot en met de afronding van de minnelijke schuldregeling, hierbijinbegrepen het opstellen van een aanvraag voor de Wet schuldanering natuurlijkepersonen en nazorg;

    • g.

      zelfstandig ondernemer: een natuurlijk persoon met een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven functionerende onderneming die de onderneming feitelijk voert.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht dan wel de Gemeentewet.

Artikel 2 Doelgroep schuldhulpverlening

Alle inwoners van de gemeente Landgraaf van 18 jaar en ouder met uitzondering van zelfstandig

ondernemers.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent schuldhulp aan een verzoeker indien deze behoort tot de doelgroep schuldhulpverlening en het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het college aan een inwoner ambtshalve schuldhulp verlenen indien deze behoort tot de doelgroep en het college zulks noodzakelijk acht.

  • 3. De schuldhulpverlening is gebaseerd op de uitgangspunten neergelegd in het Beleidsplan gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2015 en wordt afgestemd op de situatie, de oorzaken en mogelijkheden van de schuldenaar waarbij de motivatie van de schuldenaar en de omvang van het schuldenpakket mede bepalend zijn, een en ander zoals bepaald tijdens een intakegesprek.

  • 4. Indien schuldhulpverlening noodzakelijk wordt geacht kan het college schuldhulp verlenen in de vorm van:

    • a.

      hulpverlenende en voorlichtende werkzaamheden ten aanzien van de financieel

      technische hulpverlening;

    • b.

      hulpverlenende werkzaamheden in het kader van het stabiliseren van de problematische schuldensituatie;

    • c.

      hulpverlenende werkzaamheden gericht op de motivatie van de schuldenaar.

  • 5. Zowel de schuldhulpverlening als een op de concrete situatie toegesneden plan van aanpak wordt bij beschikking vastgesteld.

  • 6. De hulpvragen van gezinnen met minderjarige kinderen worden met voorrang behandeld.

Artikel 4 Wacht- en doorlooptijd

  • 1. Indien een persoon zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening vindt binnen vierweken een intakegesprek plaats waarbinnen de hulpvraag wordt vastgesteld.

  • 2. Indien sprake is van een bedreigende situatie vindt binnen drie dagen het eerste gesprekplaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld.

  • 3. Het college geeft de verzoeker inzicht in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarinde hulpvraag wordt vastgesteld en het bereiken van het resultaat.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. In de beschikking tot schuldhulpverlening neemt het college in elk geval de volgende verplichtingen voor de schuldenaar op:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      een verbod op het maken van nieuwe schulden;

    • c.

      het voldoen van lopende betalingsverplichtingen inzake vaste lasten

    • d.

      het naleven van de bepalingen van het plan van aanpak.

  • 2. In een beschikking kan het college, naast de in het eerste lid genoemde verplichtingen, aanvullende verplichtingen voor de schuldenaar opnemen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    • Het college kan weigeren schuldhulp te verlenen indien:

      • a.

        het schuldhulpverlening niet noodzakelijk acht;

      • b.

        verzoeker niet tot de doelgroep als omschreven in artikel 2 behoort;

      • c.

        onvoldoende aannemelijk is dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan dan wel onbetaald gelaten zijn;

    • d.

      er sprake is van een niet regelbare schuld;

    • e.

      verzoeker als zelfstandig ondernemer is aan te merken;

    • f.

      verzoeker geen rechtmatig verblijf in Nederland houdt in de zin van artikel 8, onder atot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      er tussen de dag waarop het verzoek is ingediend en de datum van de beschikkingwaarbij een eerste traject schuldhulpverlening is beëindigd of geweigerd op grond vanhet bepaalde onder 'j' van dit artikellid, minder dan 3 maanden is verstreken;

    • h.

      er tussen de dag waarop het verzoek is ingediend en de datum van de beschikkingwaarbij een tweede of hierop volgend traject schuldhulpverlening is beëindigd ofgeweigerd op grond van het bepaalde onder 'j' van dit artikellid, dan wel deschuldsaneringsregeling als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen isgeëindigd minder dan 12 maanden is verstreken;

    • i.

      verzoeker in staat van faillissement verkeert of de wettelijke schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard op verzoeker;

    • j.

      verzoeker de in de artikelen 6 en 7, van de wet, opgenomen verplichtingen niet of inonvoldoende mate nakomt.

  • 2. Het college weigert schuldhulpverlening op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder 'j', niet dan nadat het verzoeker eenmaal een redelijke hersteltermijn heeft geboden om alsnog binnen deze termijn de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verschaffen.

Artikel 7 Beëindigingsgronden

  • 1.

    • Het college kan de schuldhulpverlening beëindigen indien:

      • a.

        de schuldenaar niet langer behoort tot de in artikel 2 omschreven doelgroep;

      • b.

        het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

      • c.

        op grond van, achteraf bezien, onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan deschuldenaar is toegekend;

    • d.

      de schuldenaar zich ten opzichte van medewerkers, belast met werkzaamheden dievoorkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

    • e.

      schuldhulpverlening niet langer noodzakelijk wordt geacht;

    • f.

      de geboden schuldhulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van deverzoeker, niet (langer) passend is;

    • g.

      verzoeker de in de artikelen 6 en 7, van de wet, opgenomen verplichtingen, dan wel de op grond van artikel 5 door het college opgelegde verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt.

  • 2. Het college beëindigt schuldhulpverlening op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder 'g', niet dan nadat het college de schuldenaar eenmaal een redelijke hersteltermijn heeft geboden om alsnog binnen deze termijn de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verschaffen.

Artikel 8 Nazorg

  • 1.

    • Het college bepaalt het aanbod en de duur van de nazorg.

  • 2. De vorm waarin het college nazorg verleent, is gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgaande traject, de onderliggende problematiek en de verdere prognose.

  • 3. Het college stelt de nazorg bij beschikking vast.

  • 4. De verplichtingen die het college ingevolge artikel 5 heeft opgelegd en de in de artikelen 6 en 7, van de wet, opgenomen verplichtingen zijn onverminderd van toepassing op de nazorg.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden algemeen bekend gemaakt middels publicatie in de LandgraafAktueel en treden in werking op de dag na deze publicatie.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Landgraaf

Ondertekening

Aldus besloten te Landgraaf op 10 september 2013,
Het college van Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De secretaris, De burgemeester

Nota-toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: de wet) op 1 juli 2012 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de schuldhulpverlening aan hun inwoners.

Op grond van artikel 2, van de wet, dient de gemeenteraad een plan vast te stellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. Met integrale schuldhulpverlening wordt bedoeld dat bij de schuldhulpverlening niet alleen aandacht is voor

het oplossen van de financiële problemen, maar ook voor de oorzaken van de schulden of belemmeringen die het oplossen van schulden in de weg staan. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet, is het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verantwoordelijk voor de uitvoering van het door de gemeenteraad vastgestelde plan.

In de regio wordt de integrale schuldhulpverlening onder regie van gemeenten reeds vorm gegeven door de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening, bij welke regeling het openbaar lichaam Kredietbank Limburg te Heerlen is opgericht. Aan de GR nemen, buiten Landgraaf, de volgende gemeenten deel: Maastricht,

Heerlen, Sittard-Geleen, Kerkrade en Brunssum. De raad van Landgraaf heeft, net als de raden van de overige deelnemende gemeenten, het Beleidsplan gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2015 (hierna: het beleidsplan) vastgesteld (de raad van Landgraaf heeft hiertoe besloten

op 28 juni 2012). In het beleidsplan staan de uitgangspunten van het door de gemeente te voeren beleid betreffende schuldhulpverlening voor de periode 2012-2015. De beleidsregels zijn een nadere concretisering van deze uitgangspunten. De burger weet hierdoor wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en waaraan hij zich

dient te houden en het college weet welke verplichtingen zij aan de burger kan opleggen en wanneer het de toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.

Er ontstaat niet van rechtswege een recht op schuldhulpverlening. Een eventueel recht op schuldhulpverlening ontstaat pas nadat het college hiertoe heeft besloten. Het besluit om schuldhulpverlening aan te bieden dan wel te weigeren is een besluit is de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 2 Doelgroep schuldhulpverlening

Ingevolge de wet dienen gemeenten schuldhulpverlening te bieden die breed toegankelijk is. In het beleidsplan is bepaald dat alle GR gemeenten alle inwoners met schulden de mogelijkheid bieden op begeleiding om de schuldsituatie beheersbaar te krijgen en zo mogelijk toe te werken

naar een duurzaam schuldenvrij bestaan.

De wet definieert 'schuldhulpverlening' als volgt: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij

in de toestand verkeerd dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg. Uit de wetsgeschiedenis blijkt bovendien dat de wetgever zelfstandig ondernemers wil uitsluiten van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het begrip 'zelfstandig ondernemer' is gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onder g.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

Lid 1

Door in de beleidsregels te bepalen dat het college schuldhulp verleent indien het dit noodzakelijk acht, wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulp achterwege blijven.

Lid 2

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat schuldhulpverlening niet alleen mogelijk is als daartoe aan het college een verzoek wordt gedaan. Het college kan ook ambtshalve overgaan tot schuldhulpverlening. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in spoedgevallen waarin de wil van de persoon die schuldhulpverlening nodig heeft niet kenbaar kan worden gemaakt.

Lid 3

In de schuldhulpverleningspraktijk is sprake van maatwerk. Niet iedere schuldenaar is gebaat bij eenzelfde aanpak of hetzelfde aanbod. De inzet van middelen en instrumenten is per persoon verschillend. Daarnaast blijft een ieder zelf verantwoordelijk voor zijn eigen situatie en de oplossing daarvan. De hulp dient te worden afgestemd op de situatie, de oorzaken en de mogelijkheden van de schuldenaar. De vraag of een schuldenaar kan en wil meewerken en aard en omvang van het schuldenpakket zijn daarbij bepalend. Als een schuldenaar niet meewerkt of de financiële situatie niet saneerbaar is, heeft schuldhulpverlening geen zin. Om schuldhulpverlening zo efficiënt en effectief te laten verlopen is het van belang zo snel mogelijk

een goed beeld te krijgen van de problematiek en mogelijkheden om tot een duurzame oplossingvan de schuldenproblematiek te komen. In dit kader kan gebruik gemaakt worden van de Klantprofielen voor schuldhulpverlening (Regioplan beleidsonderzoek in opdracht van het

Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid, juni 2011, Amsterdam).

Lid 4

Het uitgangspunt dat sprake dient te zijn van maatwerk komt ook terug in dit artikellid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt bovendien dat sprake dient te zijn van schuldhulpverlening met een integraal karakter. Het gaat om meer dan het oplossen van de financiële problemen van een schuldenaar. Het kan ook gaan om het aanpakken van de omstandigheden die er mogelijk aan

hebben bijgedragen dat een schuldenaar problematische schulden heeft, of die maken dat het niet mogelijk is de problematische schulden op te lossen. Het kan gaan om omstandigheden die verband houden met bijvoorbeeld psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de

gezondheid, verslaving en de gezinssituatie.

Lid 5

Een recht op schuldhulpverlening ontstaat niet van rechtswege. Een eventueel recht op schuldhulpverlening ontstaat pas nadat het college de beslissing heeft genomen tot aanbod van schuldhulpverlening. Een beslissing tot het doen van een aanbod of tot het weigeren van schuldhulpverlening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen een

dergelijke beslissing is dan ook bezwaar en beroep mogelijk.

Indien wel duidelijk is dat een aanvrager in aanmerking komt voor schuldhulpverlening, maar nog niet duidelijk is welke instrumenten worden ingezet – met andere woorden: er is nog geen 'plan van aanpak' – kan ervoor worden gekozen eerst een beschikking af te geven waarin te

kennen wordt gegeven dat betrokkene in aanmerking komt voor schuldhulpverlening. Indien duidelijk is welke produkten en diensten aan betrokkene worden aangeboden, wordt het 'plan van aanpak' vervolgens in een afzonderlijke beschikking opgenomen.

Lid 6

Uitgangspunt is dat verzoeken voor schuldhulpverlening in behandeling worden genomen en dat betrokkene een passend aanbod wordt gedaan. Mocht er op enig moment een wachtlijst ontstaan dan dient ingevolge het beleidsplan aan gezinnen met minderjarige kinderen voorrang gegeven

worden.

Artikel 4 Wacht- en doorlooptijd

Lid 1en lid 2

In deze artikelleden is volledigheidshalve de in de wet opgenomen maximale wachttijd opgenomen. De wachttijd is de periode die verstrijkt tussen het moment dat een persoon zich tothet college wendt voor schuldhulpverlening en het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt

vastgesteld (het intakegesprek).

Lid 3

In dit artikellid is opgenomen dat het college de verzoeker inzicht geeft in de doorlooptijd. De doorlooptijd is de periode die verstrijkt tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en het moment waarop het resultaat is bereikt. Het resultaat is bijvoorbeeld bereikt bij het opstarten van een schuldregeling, betalingsregeling, herfinanciering, weigering van een of meer crediteuren om mee te werken aan een voorstel, uitval van de schuldenaar of een adviesgesprek op basis waarvan de schuldenaar de situatie zelf kan oplossen.

Artikel 5 Verplichtingen

Lid 1

In artikel 7, eerste lid, van de wet, is een algemene medewerkingsverplichting opgenomen. In individuele gevallen wordt deze algemene verplichting vertaald in meerdere concrete verplichtingen. Het opleggen van deze verplichtingen is in overeenstemming met het

uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar.

Lid 2

Schuldhulpverlening is maatwerk en om te komen tot het beoogde eindresultaat is de inzet van middelen en instrumenten per persoon verschillend. Naast de algemene uit de wet en voorgaand lid voortvloeiende verplichtingen kan het college extra verplichtingen, bijvoorbeeld met betrekking tot flankerende hulp, opleggen om het eindresultaat van een zo bestendig mogelijke, schuldenvrije situatie te bereiken. Een limitatieve opsomming is ongewenst omdat het aantal (combinaties van) instrumenten groot is.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Lid 1

In principe is schuldhulpverlening toegankelijk voor iedereen. Voor een goede uitvoering van de wet is het echter wel noodzakelijk om voor bepaalde groepen de toegang tot de schuldhulpverlening te ontzeggen. Hiermee wordt niet uitsluitend het oplossen van financiële problemen. Het betreft hier de brede, integrale aanpak van omstandigheden die ertoe geleid

hebben dat iemand in een problematische financiële situatie terecht is gekomen. In artikel 3, van de wet, zijn een aantal situaties opgenomen waarin het college schuldhulpverlening in elk geval kan weigeren. In artikel 6 zijn een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen. Een aantal

weigeringsgronden wordt hieronder toegelicht. In de in artikel 6 beschreven situaties 'kan' het college schuldhulpverlening weigeren. Het college is hiertoe niet gehouden. Met name in het geval geen sprake is van verwijtbaarheid kan het college besluiten toch schuldhulp te verlenen.

ad c)

Om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsanering moet een verzoeker aannemelijk maken dat het ontstaan of onbetaald laten van de schulden te goeder trouw is gebeurd. Als het bijvoorbeeld gaat om schulden uit fraude, misdrijf of verwijtbare overbesteding komt men niet in

aanmerking.

ad d)

Een 'regelbare schuldsituatie' wordt gekenmerkt door het ontbreken van schulden die niet voor een schuldregeling in aanmerking komen, zoals bepaalde boetes, fraudevorderingen, restschulden van nog te verkopen woningen of schulden waarover juridische procedures lopen.

ad e)

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk kan zijn voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Indien het voortbestaan van een onderneming in gevaar is vanwege te hoog oplopende schulden zal de zelfstandige veelal bij een

bank aankloppen om extra krediet. Indien het niet mogelijk is het benodigde extra krediet bij een bank te verkrijgen, kan een zelfstandige een beroep doen op het Besl uit bijstandverlening zelfstandigen 2004. In dat kader wordt een onderzoek uitgevoerd naar de levensvatbaarheid van

de zelfstandige. Indien de onderneming levensvatbaar is, kan besloten worden tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee de schulden kunnen worden geherfinancierd. Schuldhulpverlening vanwege problematische schulden is dan niet meer aan de orde. Indien de

onderneming niet levensvatbaar is, zal de zelfstandige vaak niets anders resten dan het staken van zijn onderneming. Indien hij zijn onderneming gestaakt heeft, kan hij zich alsnog tot de gemeente wenden voor schuldhulpverlening.

ad g)

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt in eerste instantie een grens van 3 maanden gesteld aan het kunnen doen van nieuwe aanvragen in geval van een nieuwe aanvraag na een eerste beëindiging van een schuldhulpverleningstraject.

ad h)

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens van 12 maanden gesteld aan het kunnen doen van nieuwe aanvragen in geval van een nieuwe aanvraag nadat er twee of meer eerdere schuldhulpverleningstrajecten zijn beëindigd en in geval van

beëindiging Wet schuldsanering natuurlijke personen.

ad i)

In het geval de verzoeker in staat van faillissement verkeert of de wettelijke schuldsanering als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen op hem van toepassing is verklaard, geldt een bepaald wettelijk regime.

ad j)

In de wet is een inlichtingenverplichting en een medewerkingsverplichting opgenomen. Indien verzoeker hieraan niet of in onvoldoende mate voldoet (en evenmin nadat hem een hersteltermijn geboden is ingevolge het tweede lid van artikel 6) kan schuldhulpverlening geweigerd worden. Een zogenaamde 'regelbare schuldenaar' houdt zich (met hulp) aan afspraken

en is gemotiveerd. Ook is hij bereid zich in te zetten om, voor zover mogelijk, meer inkomen te verwerven, ten gunste van crediteuren keuzes te maken in het bestedingspatroon en is hij bereid zijn aflossingscapaciteit te gebruiken voor de aflossing van de schulden.

Artikel 7 Beëindigingsgronden

Lid 1

In dit artikellid zijn de situaties opgenomen waarin het college de schuldhulpverlening kan beëindigen. Ook hier is sprake van een 'kan' bepaling.

ad g)

Indien de schuldenaar niet of in onvoldoende mate voldoet aan de in de artikelen 6 en 7, van de wet, dan wel aan door het college bij beschikking op grond van artikel 5, tweede lid, opgelegde verplichtingen (en evenmin nadat hem een hersteltermijn geboden is ingevolge het tweede lid van artikel 7) kan het college de schuldhulpverlening beëindigen. Indien niet langer sprake is van een 'regelbare schuldenaar' (zie de toelichting bij artikel 6, eerste lid, onder j) kan het college de schuldhulpverlening beëindigen.

Artikel 8 Nazorg

Lid 1 en lid 2

De schuldhulpverlening omvat, blijkens artikel 1, van de wet, tevens de nazorg. Nazorg start na afronding van de schuldregeling. Het is gericht op het voorkomen van terugval in oude gewoonten, die leidden tot het ontstaan van een (problematische) schuldensituatie, en draagt bij aan een bestendige financiële toekomst. De klant wordt zowel voorafgaand aan het nazorgtraject als tijdens dit traject aangespoord om zelf een actieve houding aan te nemen.

De te bieden nazorg is gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgegane traject, de onderliggende problematiek, de inmiddels bereikte resultaten en de prognos e voor de toekomst.

Ook nazorg is een kwestie van maatwerk. De inzet van middelen en instrumenten verschilt per persoon. Het recht op nazorg wordt bij beschikking waarin het Plan van Aanpak is opgenomen vastgesteld. De concrete invulling van de nazorg kan pas aan het einde van het traject bepaald worden.

Lid 3

Ook deze beschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.

Lid 4

Ook het nazorgtraject is voor de schuldenaar niet vrijblijvend.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.