Regeling vervallen per 27-09-2017

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 26-09-2017

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk 2012

De raad van de gemeente Langedijk; gelezen het voorstel van de griffier van 1 november 2012, nummer 68;

b e s l u i t :

het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk 2012 vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

b. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel: voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

g. interruptie:  een korte opmerking of vraag zonder inleiding;

h. college:  het college van burgemeester en wethouders;

i. forum een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

j. presidium: de voorzitter van de raad, fractievoorzitters en de voorzitters van de fora;

k. seniorenconvent: de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters;

l. burgerraadslid: door de raad benoemde vertegenwoordiger van een fractie, niet zijnde raadslid, die tijdens de vergaderingen van de fora namens de fractie het woord mag voeren;

m. agendacommissie: overleg van de voorzitter van de raad en de forumvoorzitters waarin de agenda’s voor de forumvergaderingen en de raadsvergadering in ontwerp worden vastgesteld.

 

Hoofdstuk

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt;

 

Hoofdstuk

Artikel 3 De griffier

1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

3. De griffier kan, indien daartoe door de raad uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Hoofdstuk

Artikel 4 De secretaris

Vervallen.

Hoofdstuk

Artikel 5 Het presidium

1. De raad heeft een presidium.

2. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

3. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het presidium.

4. De fractievoorzitters kunnen vervangen worden door raadsleden of burgerraadsleden uit de desbetreffende fracties.

5. Elke fractie heeft één stem in het presidium.

6. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Ingeval de stemmen staken, beslist de voorzitter.

7. Het presidium heeft naast de taken opgenomen in de artikelen 9 ,en 16,  van dit reglement als taak aanbevelingen te doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van de fora.

8. De vergaderingen van het presidium zijn openbaar.

9. Van de vergaderingen van het presidium wordt een besluitenlijst opgemaakt, die in een volgende vergadering wordt vastgesteld.

 

Hoofdstuk

Artikel 6 Het seniorenconvent

1. De raad heeft een seniorenconvent.

2. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

3. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het seniorenconvent.

4. De fractievoorzitters kunnen vervangen worden door raadsleden of burgerraadsleden uit de desbetreffende fracties.

5. Het seniorenconvent heeft tot taak de raad aanbevelingen te doen over organisatorische aangelegenheden van huishoudelijke aard voor zover deze niet tot de competentie van het presidium behoren.

6. (Een lid van) het college kan via de voorzitter het seniorenconvent verzoeken een aangelegenheid aan de orde stellen van personele en/of financiële aard die zich (nog) niet verdraagt met een openbare behandeling.

7. De vergaderingen van het seniorenconvent zijn niet openbaar.

8. Van de vergaderingen van het seniorenconvent wordt geen verslag opgesteld.

 

Hoofdstuk

Artikel 6a De agendacommissie

1. Er is een agendacommissie bestaande uit de voorzitter van de raad, plaatsvervangend voorzitter van de raad, de forumvoorzitters en de griffier.

2. De agendacommissie stelt op voorstel van de griffier de agenda’s voor de forum- en raadsvergadering in ontwerp vast.

3. De agendacommissie kan haar werkzaamheden digitaal uitvoeren.

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouder; fracties

Hoofdstuk

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het centraal stembureau.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

6. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

 

Hoofdstuk

Artikel 8 Fractie

1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

4. Indien:

a. één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

b. twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

c. één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

5. Met de onder het vierde lid beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Hoofdstuk

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Hoofdstuk

Artikel 9 Vergaderfrequentie

1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel één keer per vier weken plaats op de dinsdag, beginnen om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis. Het eindtijdstip van de vergaderingen is om 22.00 uur. Indien de agenda van een vergadering niet uiterlijk op dat tijdstip kan worden afgewerkt, kan de eindtijd worden bepaald op 23.00 uur. Is de agenda dan nog niet geheel behandeld – of zal dat naar verwachting het geval zijn – dan vindt de voortzetting plaats op de avond van de eerstvolgende werkdag.

2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.  

Hoofdstuk

Artikel 10 Oproep

1. De voorzitter zendt ten minste tien kalenderdagen voor een vergadering de leden van de raad een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

3. Indien voorstellen wel geagendeerd zijn, maar later worden beschikbaar gesteld, zal behandeling in de raadsvergadering in elk geval plaatsvinden als deze op de vijfde dag voor de raadsvergadering in het bezit van de raadsleden zijn.

4. Indien een aanvullende agenda wordt voorgesteld, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

5. Bij toepassing van artikel 9, tweede lid, kan in bijzondere gevallen afgeweken worden van bovenstaande procedure.

 

Hoofdstuk

Artikel 11 Agenda

1. Voordat de oproep wordt gedaan, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het doen van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad beschikbaar gesteld en openbaar

gemaakt.

3. Bij het begin van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Daarbij wordt ook bepaald wat hamer- en bespreekpunten zijn. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een forum of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.  

Hoofdstuk

Artikel 12 De wethouder

Vervallen.

Hoofdstuk

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd en op de gemeentelijke website geplaatst. Indien na de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

 

Hoofdstuk

Artikel 14 Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt door aankondiging op de gemeentelijke website en door plaatsing in het in de gemeente verschijnende gemeenteblad openbaar gemaakt. Indien plaatsing in het gemeenteblad niet mogelijk is, vindt plaatsing in het in de gemeente verschijnende lokale huis-aan-huis blad plaats.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien;

3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

 

Hoofdstuk

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Hoofdstuk

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het

einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

 

Hoofdstuk

Artikel 16 Zitplaatsen

1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.  

Hoofdstuk

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien het daarvoor op basis van de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.  

Hoofdstuk

Artikel 19 Het verslag van de vergadering

1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, het vervaardigen van een audioverslag en het opstellen van een besluitenlijst van de vergadering.

2. De ontwerp-besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad beschikbaar gesteld gelijktijdig met de oproep.

3. Bij het begin van de vergadering wordt, zoveel mogelijk, de concept-besluitenlijst van de vorige raadsvergadering vastgesteld. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het de concept-besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering van de concept-besluitenlijst dient uiterlijk de vrijdag voorafgaande aan de vergadering waarin deze wordt vastgesteld bij de griffier te worden ingediend.

4. De besluitenlijst bevat ten minste:

a. de namen van de voorzitter, de griffier, de aanwezige wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c. een beknopte samenvatting van het beslotene;

d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

5. De besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

6. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de vastgestelde besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de gemeentelijke website.

 

Hoofdstuk

Artikel 20 Ingekomen stukken

Bij de raad ingekomen brieven alsmede andere schriftelijke mededelingen worden voorzien van een afdoeningsvoorstel en op de lijst «ingekomen stukken aan de raad» geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad beschikbaar gesteld,  ter inzage gelegd en op de gemeentelijke website geplaatst.

Hoofdstuk

Artikel 21 Spreekregels

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de rapporteur van een commissie;

b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Hoofdstuk

Artikel 22 Debat

Vervallen.

Hoofdstuk

Artikel 23 Spreektermijnen

Vervallen.

Hoofdstuk

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

 

Hoofdstuk

Artikel 25 Beraadslaging

1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

 

Hoofdstuk

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Hoofdstuk

Artikel 27 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Hoofdstuk

Artikel 28 Beslissing

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

Hoofdstuk

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Hoofdstuk

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

3. Stemmingen kunnen plaatsvinden door handopsteken of als hoofdelijke stemming.

4. Stemmingen door handopsteken kunnen ook via elektronische stemapparatuur plaatsvinden.

5. Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

6. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

7. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

8. De leden brengen hun stem uit door het woord «voor» of «tegen» uit te spreken, zonder enige toevoeging.

9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

10. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

 

Hoofdstuk

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie

 

Hoofdstuk

Artikel 31 Stemming over personen

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd.

6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Hoofdstuk

Artikel 32 Herstemming over personen

1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

 

Hoofdstuk

Artikel 33 Beslssing door het lot

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Hoofdstuk

Artikel 34 Amendementen

1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

 

Hoofdstuk

Artikel 35 Moties

1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

 

Hoofdstuk

Artikel 36 Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

 

Hoofdstuk

Artikel 37 Initiatiefvoorstel

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

a. het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

b. het voorstel eerst dient te worden behandeld in een forum;

c. het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

 

Hoofdstuk

Artikel 38 Collegevoorstel

1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad; het college doet de raad daartoe een gemotiveerd voorstel, dat wordt behandeld bij de vaststelling van de raadsagenda.

2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Hoofdstuk

Artikel 39 Interpellatie

1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

 

Hoofdstuk

Artikel 40 Schriftelijke vragen

1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per|

omgaande aan de indiener teruggestuurd.

2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester

worden gebracht.

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig

dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

 

Hoofdstuk

Artikel 41 Inlichtingen

1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

 

Hoofdstuk 5 Planning en control

Hoofdstuk

Artikel 42 Procedure Planning en Controldocumenten

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de Planning en Controldocumenten volgens een procedure die de raad, op voorstel van de agendacommissie, vaststelt.

Hoofdstuk

Artikel 43 Procedure jaarrekening

Vervallen.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Hoofdstuk

Artikel 44 Verslag en verantwoording

1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar een forum.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

 

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Hoofdstuk

Artikel 45 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. 

Hoofdstuk

Artikel 46 Besluitenlijst

1. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

2. Deze besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Hoofdstuk

Artikel 47 Geheimhouding

1. Voor de afloop van een besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Hoofdstuk

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Hoofdstuk

Artikel 49 Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Hoofdstuk

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Hoofdstuk

Artikel 51 Gebruik digitale apparatuur

In de vergaderzaal is het niet toegestaan mobiele telefoontoestellen anders dan in een geluidloze toestand bij zich te hebben.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Hoofdstuk

Artikel 52 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Hoofdstuk

Artikel 53 Inwerkingtreding

1. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2013. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2007.

2. Dit reglement wordt aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk 2012.  

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de
Gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 27 november 2012. De voorzitter,
drs. J.F.N. Cornelisse De griffier,  
J. van den Bogaerde
 

Bijlage 1 Toelichting op het reglement

Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Langedijk 2012 Algemeen Deze wijziging van het Reglement van Orde (RvO) vloeit primair voort uit de aanpassing van het ver-gadersysteem.  Daarnaast is een aantal aanpassingen verwerkt die òf voortvloeien uit actuele wet- en regelgeving òf uit gewijzigde inzichten.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. Onder 'aanhangig' als genoemd onder c wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnde.

De agendacommissie, als nieuw element, is toegevoegd. Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit voor. Artikel 77, eerste lid, regelt de waarneming van de burgemeester als voorzitter van de raad. Artikel 3 De griffier

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting. Artikel 4 De secretaris

Vervallen. Artikel 5 Het presidium

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting. Artikel 6 Het seniorenconvent

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming als raadslid. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen wor-den. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vaca-ture. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raads-lidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. Wethouders worden door de raad benoemd. Het onderzoek van de geloofsbrieven van wethouders bestaat grotendeels uit een toetsing van het bepaalde in de artikelen 36a en 36b van de Gemeente-wet. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een wethouder bij het aanvaarden van het wet-houderschap moet afleggen, is in artikel 41a van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 8 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie be-schouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandida-tenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kan-didatenlijst voor de burger duidelijk.

Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.

Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen  en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau).. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.  

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

In dit artikel wordt bovendien geregeld dat de raadsvergadering als regel van 20.00 – 22.00 uur duurt, dat een uitloop tot 23.00 uur tot de mogelijkheden behoort en dat de uitwijkraad de eerstvolgende avond wordt gehouden. Artikel 10 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. Artikel 11 Agenda

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteit van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een der-gelijk geval heeft de raad de mogelijkheid dat de raad het onderwerp naar een forum verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

Het vijfde lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen. Artikel 12  De wethouder

Vervallen. Artikel 13  Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waar-van vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Artikel 14 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeen-tewet.

Paragraaf 2  Orde der vergadering Artikel 15 Presentielijst

De 'handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquo-rum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen;

daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Artikel 16 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 17 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een pro-cedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering. Deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 29, vierde lid. Artikel 19 De besluitenlijst van de vergadering

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Artikel 20 Ingekomen stukken

Omtrent de aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Artikel 21 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 22 Debat

Vervallen. Artikel 23 Spreektermijnen

Vervallen. Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aan-hangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan het lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van za-ken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 24 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring. Deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 48 van dit reglement. Artikel 25 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of arti-kelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmoge-lijkheid opgenomen. Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschonings-recht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bijvoorbeeld de voorzitter van een deelgemeen-teraad bij de beraadslaging over deelgemeente-aangelegenheden). Dit artikel maakt het mogelijk om bijvoorbeeld deskundigen aan de beraadslaging te laten deelnemen teneinde feiten naar voren te brengen en toelichting te geven op een in behandeling zijnde zaak. De politiek-bestuurlijke beraadsla-ging is evenwel voorbehouden aan de in de raad gekozen volksvertegenwoordigers, alsmede aan de voorzitter en de wethouders. Artikel 27 Stemverklaring

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 28 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen. Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen Artikel 29  Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stem-men staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit. Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Artikel 31 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend, de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voor-dracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een ge-combineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de Gemeentewet niet geregeld. Voorbeelden zouden kunnen zijn:

a. een blanco stembriefje;

b. een ondertekend stembriefje;

c. een stembriefje waarop meer dan een naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatu-res betreft;

d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt. Artikel 32 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 33 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.         Hoofdstuk 4  Rechten van leden Artikel 34 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 30. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard. Artikel 35  Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeu-ring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht. Een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onder-werp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties be-naderen de in artikel 37 geregelde initiatiefvoorstellen. Artikel 36 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 37). Artikel 37 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschre-ven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Artikel 38  Collegevoorstel

Er is wel discussie over de vraag of het college een bij de raad aanhangig voorstel vóór de besluit-vorming kan intrekken. Hier wordt er van uitgegaan dat dat zonder meer kan in de fase dat een voor-stel in de fora wordt behandeld, maar als het is geagendeerd voor de raad alleen nadat de raad heeft beslist over een voorstel van het college een agendapunt af te voeren. Artikel 39  Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Artikel 40 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren.

Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven.

Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. Artikel 41 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 5 Planning & Control

Artikel 42 Procedure Planning & Controldocumenten

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 43 Procedure jaarrekening

De algemene term Planning & Controldocumenten is ingevoerd opdat de twee documenten uit de Gemeentewet ook kunnen worden uitgebreid met Kadernota en Eindejaarsrapportage.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 44 Verslag en verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentese-cretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeen-komstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad één of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voor-ziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 45 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschrif-ten opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten ver-gadering wordt. Artikel 46 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. Artikel 47 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheim-houdingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stuk-ken op te heffen; stukken die niet persé aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij-voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester ge-heimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan een forum heeft overgelegd. Het forum kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waar-door recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 49 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 50 Geluid- en beeld registraties Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 51 Verbod gebruik digitale apparatuur

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 52 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 53 Inwerkingtreding

Het moment van inwerkingtreding is gekozen in samenhang met de overgang naar digitaal vergade-ren.