Regeling vervallen per 01-01-2024

Planschadeverordening Lansingerland 2010

Geldend van 14-10-2010 t/m 31-12-2023

Intitulé

Planschadeverordening Lansingerland 2010

De Raad van de gemeente Lansingerland;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010;

Gelet op het advies van de Commissie Wonen en Werken van 2 december 2008; en gelet op artikel, 147 eerste lid, juncto artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

Besluit:

vast te stellen de Planschadeverordening Lansingerland 2010

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    aanvraagformulier: het door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland vastgestelde aanvraagformulier;

  • c.

    adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon, of commissie, als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • d.

    adviescommissie: bij aanwijzing van twee of meer adviseurs/deskundigen;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland;

  • f.

    gemeente: gemeente Lansingerland;

  • g.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • h.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • i.

    wet: Wet ruimtelijke ordening;

  • j.

    derdebelanghebbende: een belanghebbende als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening;

  • k.

    drempelheffing: recht als bedoeld in artikel 6.4 Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Indienen van de aanvraag

  • 1. Een aanvraag om tegemoetkoming in planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het college bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag en deelt mede dat het verschuldigde drempelbedrag van € 300,- binnen 4 weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente moet zijn bijgeschreven dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

  • 3. Het college verklaart de aanvraag niet-ontvankelijk als het verschuldigde drempelbedrag niet binnen 4 weken is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 3. Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het college kan de aanvraag binnen 4 weken na ontvangst, of binnen 8 weken nadat de termijn verstreken is binnen welke aanvrager de aanvraag kon aanvullen, afwijzen indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijk ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt binnen de genoemde termijnen aan de aanvrager bekend gemaakt.

  • 3. De termijn van 8 weken kan één keer met ten hoogste 4 weken worden verlengd.

Artikel 4. Opdrachtverstrekking

Het college verstrekt binnen 8 weken na het verstrijken van de in het voorgaande artikel genoemde termijnen aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk de opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5. Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn dan worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze tezamen een adviescommissie waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 6. Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen kan het college verlangen dat deze persoon aantoont deskundig te zijn op grond van opleiding en ervaring met betrekking tot de in de aanvraag te beoordelen aspecten op grond van de wet.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de gemeenteraad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering verstrekt, als bedoeld in artikel 4, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden op grond van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 5, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 5, vijfde lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden op grond van de wet kunnen binnen 2 weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs indienen bij het college.

  • 3.

    Het college beslist binnen 4 weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 8. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden, ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meerdere personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat (n).

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden op grond van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Het college kan desgewenst aan de adviseur verzoeken om maatregelen of voorzieningen voor te stellen waardoor de schade op andere wijze dan in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 8. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen 16 weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden op grond van de wet.

  • 9. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste 4 weken verlengen.

  • 10. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden worden op grond van de wet in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 11. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen 4 weken na het verstrijken van de in het negende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 12. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen 2 weken na het verstrijken van de in het tiende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 13. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derdebelanghebbende(n).

Artikel 9. Het besluit

  • 1. Het college beslist binnen 8 weken na het uitbrengen van het definitieve advies op de aanvraag. Het college kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste 4 weken verlengen.

  • 2. In geval van het toekennen van een tegemoetkoming in planschade vindt de uitbetaling zo spoedig mogelijk plaats nadat het besluit tot tegemoetkoming onherroepelijk is geworden.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1.

    • 1.

      Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.

    • 2.

      Deze verordening wordt aangehaald als “Planschadeverordening Lansingerland 2010”.

    Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 september 2010.

    De voorzitter,

    De griffier,

Toelichting “Planschadeverordening Lansingerland 2010”

Algemene toelichting

Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische maatregel op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.

Afdeling 6.1 (tegemoetkoming in schade) van de Wro bevat bepalingen over het tijdstip waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend (artikel 6.1, vierde en vijfde lid, Wro). Daarnaast is bepaald welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven (artikel 6.2 Wro) en wordt ingegaan op zaken die het bestuursorgaan dient te betrekken bij het nemen van een beslissing op aanvraag om een tegemoetkoming in planschade (artikel 6.3 Wro).

Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond van artikel 6.7 Wro in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn uitgewerkt.

De regels in het Bro leiden tot een uniformering en standaardisering van regels omtrent de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in schade. In het Bro zijn in afdeling 6.1 (tegemoetkoming in schade) de vereisten opgenomen voor het indienen van een aanvraag, een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur.

Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college een adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing.

In artikel 6.1.3.3, eerste lid, Bro wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt.

In artikel 6.1.3.3, tweede lid, Bro wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op:

  • a.

    de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur;

  • b.

    de gevallen waarin een adviescommissie wordt ingeschakeld;

  • c.

    het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld;

  • d.

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, Wro vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend dan wel na deze aanwijzing kunnen wraken;

  • e.

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken met de daarbij geldende termijnen.

De Planschadeverordening 2010 in relatie tot de procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008.

De procedureverordening 2008 blijft van toepassing op aanvragen in de volgende situaties:

  • -

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden, is de Wro van toepassing (met inbegrip van de verjaringstermijn, maar er is geen sprake van het forfait normaal maatschappelijk risico);

  • -

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel van kracht is geworden op of na 1 juli 2008, is de Wro onverkort van toepassing;

  • -

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2010 is de Wro in alle gevallen onverkort van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro en voor zover dit noodzakelijk werd geacht is een aanvulling gegeven. Voor een juiste interpretatie van de verordening is naast raadpleging van artikel 1 kennisneming van de algemene bepalingen in artikel 6.1.1.1 Bro van belang. Ten behoeve van de duidelijkheid van de begrippen adviseur en adviescommissie is in deze verordening een van het Bro afwijkende omschrijving van het begrip adviseur opgenomen. Het begrip gemeente is afzonderlijk gedefinieerd om te verduidelijken dat indien de verordening het woord gemeente gebruikt, het de gemeente betreft waar de aanvraag om tegemoetkoming in planschade is ingediend.

Artikel 2. Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

Het drempelbedrag is opgenomen als financiële drempel om al te lichtvaardige verzoeken om planschade tegen te gaan. Indien geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist op de aanvraag dan wordt het bedrag van de drempelheffing teruggestort op de rekening van de aanvrager. Het niet, of niet-tijdig, betalen van de drempelheffing leidt tot niet-ontvankelijkheid van de aanvraag doordat dit dwingend in de wet is geregeld.

Artikel 3. Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en kennelijke ongegrondheid

Indien de aanraag niet voldoet aan een wettelijk voorschrift om de aanvraag in behandeling te nemen of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn om de aanvraag te beoordelen dan kan het college de aanvraag aanstonds afwijzen op grond van kennelijk niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid daarvan. Dit vloeit voort uit artikel 6.1.3.1 Bro. Voordat het college dit doet stelt het college de aanvrager een termijn om de gegevens en bescheiden aan te vullen.

Bij kennelijke ongegrondheid kan gedacht worden aan de verjaring van een recht om een aanvraag in te kunnen dienen, de schade op grond van de wet kennelijk voor rekening van de aanvrager moet blijven of de schade wordt toegeschreven aan een niet bestaande oorzaak zoals een niet vastgesteld bestemmingsplan of de niet verleende ontheffing.

Artikel 4. Opdrachtverstrekking

Het college dient binnen 8 weken een opdracht te verstrekken aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Het college kan de aanvraag dan afwijzen als kennelijk niet- ontvankelijk of kennelijk ongegrond nadat de aanvraag de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen. Daarnaast kan op grond van artikel 4:5 Awb een onvolledige aanvraag, wederom nadat een termijn is gegeven om aan te vullen, als onvolledige aanvraag buiten behandeling worden gelaten.

Indien de termijnen uit artikel 6.1.3.1 Bro worden overschreden dan wordt alsnog een opdracht verstrekt en moet(en) één adviseur, of meerdere adviseurs, worden aangewezen.

Artikel 5. Adviseur of adviescommissie

Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze daartussen is aan het college. Derhalve kan een in planschade gespecialiseerd adviesbureau worden aangewezen als adviseur of als één van de adviseurs in de adviescommissie.

Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is staat de verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur/vaste adviescommissie).

In het eerste lid is bepaald dat een eerste adviseur wordt aangewezen die over voldoende deskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van de kennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede en/of derde adviseur worden aangewezen, die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens inkomensderving onderscheidenlijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een planologische verslechtering beschikt.

Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over de specifieke deskundigheid.

De adviseur of de adviescommissie zich door derden kan laten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het college vereist.

Artikel 6. Deskundigheid en onafhankelijkheid

In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1 onder c, Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 7, tweede lid, bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. Voorts bepaalt artikel 6, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskundigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. In het bijzonder kan worden gedacht aan personen behorende tot de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van planologische maatregelen.

Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

De aanwijzing van een adviseur dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. Dit zal in de praktijk gebeuren nadat het drempelbedrag is betaald. Tegelijkertijd zal met het verzoek een offerte van de adviseur worden verzonden. In het geval meerdere adviseurs worden aangewezen, worden deze aanwijzingen gezamenlijk schriftelijk bekend gemaakt.

Op verzoek van de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro kunnen één of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Genoemde partijen worden gedurende 2 weken in de gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Het college moet binnen 8 weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking beslissen.

Artikel 8. Werkwijze adviseur of adviescommissie

Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, de bezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd. Het is dus mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of taxatie. Daarnaast kan ingevolge artikel 6.1.3.5, tweede lid, Bro van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

Het zevende lid geeft aan dat het college kan vragen aan de adviseur om voorstellen voor maatregelen of voorzieningen te doen waarmee het planologische nadeel op een andere wijze dan in geld zou kunnen worden gecompenseerd. Een mogelijke constructie zou zijn dat de adviseur op aangeven van het college bekijkt in hoeverre een bepaalde grondtransactie de schade kan compenseren.

Uit artikel 6.1.1.3, tweede lid, onder e Bro vloeit voort dat de verordening moet bepalen hoe de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden worden betrokken bij de opstelling van het advies. Zodoende bepaalt het tiende lid dat de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden worden betrokken bij de opstelling van het advies. Om dat te bewerkstelligen is ervoor gekozen om, in aansluiting op de Nota van toelichting van het Bro, de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen om binnen een bepaalde termijn te reageren op het conceptadvies.

Het dertiende lid bepaalt dat naast het college ook de aanvrager en eventuele derdebelanghebbenden een afschrift van het definitieve advies ontvangen. Hierdoor is het voor betrokken partijen duidelijk wat het oordeel van de adviseur is over ingebrachte zienswijzen.

Artikel 9. Het besluit

Uitbetaling van tegemoetkoming in planschade zal plaatsvinden na de onherroepelijkheid van het besluit om te voorkomen dat eventueel uitgekeerde bedragen met veel moeite teruggevorderd zouden moeten worden als blijkt dat deze onjuist zijn toegekend.

Aanvraagformulier behorend bij de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade en de Planschadeverordening Lansingerland 2010

Op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van inkomens-derving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.

Een aanvraag om tegemoetkoming in schade (planschade) dient te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het onderhavige formulier.

Op voorhand wijst het College van B&W de aanvrager er op dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van € 300,- is verschuldigd. De gang van zaken is daarna als volgt: de aanvrager dient het aanvraagformulier bij het College van B&W in. Hierna krijgt de aanvrager een bevestiging van ontvangst met de mededeling dat het verschuldigde bedrag binnen 4 weken na de dag van verzending van deze ontvangstbevestiging op de rekening van de gemeente dient te zijn gestort of bijgeschreven.

Aanvrager

Naam en voorletters: …

Adres, postcode en woonplaats:

Telefoon: …

E-mail:…

In zijn hoedanigheid van eigenaar/huurder/pachter (doorhalen wat niet van toepassing is).

Eventuele mede-eigenaar

Naam en voorletters: …

Adres, postcode en woonplaats:

Telefoon: …

Eventuele gemachtigde (graag een machtigingsbewijs meesturen)

Naam en voorletters:…..

Adres, postcode en woonplaats:

Telefoon: …

Planologische maatregel die volgens aanvrager oorzaak is van de gestelde schade

…………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………….……………………….

Op welk gebied heeft deze maatregel betrekking?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………

Wat is de aard van de schade? Bestaat die volgens u uit waardevermindering van uw eigendom of uit inkomensderving?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………….…….……………

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: datum waarop u de eigendom van de onroerende zaak of een ander zakelijk recht heeft verworven

………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………….…..……………

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: datum waarop u de eigendom van de onroerende zaak of een ander zakelijk recht daarop heeft verworven (kopie eigendomsbewijs of eventueel contract economische overdracht meesturen)

………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………...…………….

Bij gestelde inkomensderving: gelieve nadere informatie te geven

……………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………….....…………….

Ruimte voor aanvullingen en toelichting

…………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………….…………………….…...……

……….……………………………………………………………………………………………………………………………

……………………..…...…………….

……………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………...…………….

Naam: Datum: Plaats:

Handtekening van de aanvrager:

Handtekening van eventuele mede-eigenaar:

Handtekening van eventuele gemachtigde:

Gelieve het ingevulde formulier met bijbehorende bescheiden richten aan:

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Lansingerland,

t.a.v. de afdeling Strategische Ontwikkeling

Postbus 1

2650 AA Berkel en Rodenrijs.