Drank- en horecaverordening Lansingerland 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Drank- en horecaverordening Lansingerland 2014

De raad van de gemeente Lansingerland,

gelezen het voorstel van de burgemeester d.d. 19 november 2013,

gelet op artikel 4, eerste tot en met derde lid van de Drank- en Horecawet,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

DRANK- EN HORECAVERORDENING LANSINGERLAND 2014

Afdeling I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Lansingerland;

    • b.

      bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

      • -

        leidinggevenden in de zin van de wet;

      • -

        personen die dienst doen in de inrichting;

      • -

        personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

    • c.

      bijeenkomsten van persoonlijke aard: bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank pleegt te wordt genuttigd en die geen direct verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen en condoleancebijeenkomsten;

    • d.

      paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

    • e.

      terras: het buiten de besloten ruimte gelegen deel van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of spijzen voor gebruik ter plaatse mogen worden verstrekt;

    • f.

      vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet, en

    • g.

      wet: de Drank- en horecawet.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in dezeverordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.

Afdeling II BEPALINGEN VOOR HORECABEDRIJVEN

Artikel 2 Voorschriften aan vergunning

De burgemeester kan aan een vergunning voor een horeca- of slijtersbedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld:

  • a.

    ter bescherming van de volksgezondheid, of

  • b.

    in het belang van de openbare orde, of

  • c.

    ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de wet.

Afdeling III BEPALINGEN BETREFFENDE PARACOMMERCIELE INRICHTINGEN

Artikel 3 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

Het is paracommerciële rechtspersonen uitsluitend toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijden dat het de inrichting bij of krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening Lansingerland is toegestaan geopend te zijn voor bezoekers.

Artikel 4 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken alcoholhoudende drank tijdens per jaar ten hoogste:

    • a.

      2 bijeenkomsten van persoonlijke aard;

    • b.

      2 bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 2. De paracommerciële rechtspersoon doet uiterlijk twee weken vóór een bijeenkomst als bedoeld in het eerste lid hiervan melding aan de burgemeester.

  • 3. Bij een bijeenkomst als bedoeld in het eerste lid dienen de schenktijden zoals deze zijn opgenomen in artikel 2 lid 1 van deze verordening te worden nageleefd.

Afdeling IV HARDHEIDSCLAUSELE

Artikel 5 Hardheidsclausule

In bijzondere omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd van deze beleidsregel afwijken, indien toepassing ervan niet in verhouding staat tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Afdeling V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 Overgangsrecht

Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervallen voor

paracommerciële inrichtingen:

  • a.

    de voorschriften en beperkingen die tot dat tijdstip op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld;

  • b.

    de ontheffingen die tot dat tijdstip door het College van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn verleend;

  • c.

    de tot dat tijdstip gehanteerde schenk- of taptijden.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening zal worden aangehaald als ‘Drank- en horecaverordening Lansingerland .

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Lansingerland d.d. 28 november 2013.
de raadsgriffier, de voorzitter,
Marijke Walhout Ewald van Vliet

Toelichting

De toelichting op deze Drank- en Horecaverordening (hierna de verordening) bestaat uit deel A en deel B. Deel A bevat een algemene toelichting op de verordening. Daarbij wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Wijziging van de Drank- en Horecawet.

  • 2.

    Hoofdelementen en uitgangspunten verordening.

  • 3.

    Toezicht op en handhaving van de Drank- en Horecawet.

Deel B bevat een artikelsgewijze toelichting op de verordening.

  • A.

    Algemene toelichting

1. Wijziging van de Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet ordent de distributie van alcoholhoudende drank. De wet bestaat sinds 1964. Kern van de wet is dat alcoholgebruik kan leiden tot gezondheidsschade, overlast en ongevallen. Daarom is een gemeentelijke vergunning vereist voor het verstrekken van alcoholhoudende drank (ter plaatse) in de horeca en het verstrekken (elders dan ter plaatse) van sterke drank in slijterijen. Voor de detailhandelsverkoop van zwak-alcoholhoudende drank is geen vergunning vereist.

De Drank- en Horecawet stelt voor het verkrijgen van een vergunning enkele eisen: leidinggevenden dienen te voldoen aan leeftijdseisen (21 jaar of ouder), zedelijkheidseisen (geen antecedenten) en eisen ten aanzien van kennis en inzicht in verantwoord verstrekken (Verklaring Sociale hygiëne). Ook de inrichting zelf moet aan enkele basiseisen voldoen.

Om het alcoholgebruik onder jongeren zoveel mogelijk te helpen voorkomen, kent de Drank- en Horecawet al van oudsher leeftijdsgrenzen. Aan jongeren onder de 16 jaar mag geen zwak-alcohol-houdende drank (gedistilleerd met minder dan 15% alcohol, zoals wijn en bier) worden verstrekt. De leeftijdsgrens voor sterke drank (gedistilleerd met 15% alcohol of meer) ligt op 18 jaar. Alle verstrekkers van alcohol (barkeepers, slijters, caissières en dergelijke) dienen de leeftijd van jongeren vooraf vast te stellen.

Nieuwe bepalingen in 2013

Per 1 januari 2013 zijn enige wijzigingen in de Drank- en Horecawet in werking getreden. De belangrijkste wijziging is dat het toezicht op de naleving van vrijwel alle bepalingen van de Drank- en Horecawet overgaat van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeenten. Het uitgangs-punt hierbij is dat gemeenten het toezicht efficiënter in kunnen zetten en vaker toezicht kunnen uitoefenen. De burgemeester wordt voortaan bevoegd gezag. Hij wijst ook gemeentelijke toezichthouders aan.

De gemeenteraad krijgt meer mogelijkheden om op lokaal niveau beter invulling te geven aan het alcoholbeleid, met name om (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan. De bestaande gemeentelijke bevoegdheid om leeftijdsgrenzen voor de horeca vast te stellen wordt uitgebreid.

Gemeenten kunnen voortaan een minimum toelatingsleeftijd tot alle horecalokaliteiten en terrassen vaststellen en deze koppelen aan tijdsruimten. Daarnaast krijgen gemeenteraden de mogelijkheid extreme prijsacties in supermarkten en de horeca in een verordening te verbieden. Gemeenteraden krijgen de plicht om uiterlijk 1 januari 2014 een verordening op te stellen waarin de alcoholverstrekking door paracommerciële rechtspersonen wordt gereguleerd.

In de Drank- en Horecawet is opgenomen dat jongeren onder de 16 jaar strafbaar zijn als ze alcohol aanwezig of voor consumptie gereed hebben op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Deze landelijke strafbepaling heeft een drieledig doel. Ten eerste is het een beschermingsmaatregel, waarmee het alcoholgebruik onder jongeren onder de 16 jaar wordt tegengegaan. Ten tweede is het een ordemaat-regel, waarmee overlastgevende drinkende jeugd op straat kan worden aangepakt. Ten derde is de bepaling een antwoord op het veel voorkomende fenomeen dat een oudere persoon alcohol koopt en deze in de horeca of op straat doorgeeft aan een jongere onder de leeftijdsgrens. Het verbod geldt niet voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende dranken in supermarkten, slijterijen en dergelijke. Daar is er immers geen indirecte verstrekking en/of consumptie ter plaatse. Het geldt wel voor het aanwezig hebben (of voor consumptie gereed hebben) van alcoholhoudende drank in horeca-inrichtingen, inclusief de inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen.

Het verstrekken en verkopen van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar kan als gevolg van de wijziging van de Drank- en Horecawet harder worden aangepakt. Supermarkten en andere detailhandelaren die binnen één jaar drie keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijds-grens kan het tijdelijk worden verboden om alcoholhoudende drank te verkopen. De burgemeester kan een alcoholverkoopverbod van één tot twaalf weken opleggen.

De horeca- en slijterijvergunning kan al na één overtreding van de leeftijdsgrenzen worden geschorst.

De administratieve lasten voor horeca- en slijtersbedrijven worden fors verminderd. Zo hoeft een ondernemer een nieuwe leidinggevende nog slechts bij de burgemeester te melden en hoeft er in zo een geval ook geen nieuwe vergunning meer te worden aangevraagd.

  • 2.

    Hoofdelementen en uitgangspunten verordening

Per 1 januari 2013 hebben gemeenteraden de bevoegdheid bij verordening het volgende te reguleren:

  • 1.

    Alcoholverstrekking in paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines (artikel 4 Dhw)

    • a.

      Vaststellen van schenktijden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.

    • b.

      Verbod/beperken alcoholverstrekking privébijeenkomsten en bijeenkomsten derden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.

  • 2.

    De verstrekking van alcoholhoudende drank in horeca/slijterij (artikel 25a Dhw)

    • a.

      Verstrekkingsverbod of beperkingen aan verstrekking van alcoholhoudende drank (bijvoorbeeld alleen zwak-alcoholhoudende drank):

      • -

        voor alle horeca/slijterij of voor horeca/slijterij van bepaalde aard;

      • -

        in de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente;

      • -

        permanent of gedurende bepaalde tijdstippen;

    • b.

      Voorschriften door de burgemeester aan vergunning horeca/slijterij.

    • c.

      Burgemeester kan de vergunning horeca/slijterij beperken tot zwak-alcoholhoudende drank.

  • 3.

    Toelatingsleeftijden tot horecalokaliteiten/terrassen (maximaal 21 jaar) (artikel 25b Dhw):

    • a.

      Voor alle horeca of horeca van bepaalde aard.

    • b.

      In de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente.

    • c.

      Permanent of gedurende bepaalde tijdstippen.

    • d.

      Verplichte ID-check bij de toelatingscontrole.

  • 4.

    Tijdelijk verstrekkingsverbod of tijdelijke beperkingen aan de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank in detailhandel zonder vergunning, zoals supermarkten, snackbars, bierkoeriers, etc. (artikel 25c DHW):

    • a.

      In hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente.

  • 5.

    Verbod extreme prijsacties in de horeca (bijvoorbeeld happy hours) en in de detailhandel (bijvoorbeeld stuntprijzen) (artikel 25d Dhw)

    • a.

      Eventueel beperkt tot acties van bepaalde aard.

    • b.

      In de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente.

Oneerlijke mededinging

De eerst genoemde bevoegdheid – het vaststellen van een verordening die betrekking heeft op paracommerciële horecabedrijven - is verplicht en moet door gemeenteraden zijn vastgesteld binnen één jaar nadat de wet in werking is getreden, dus voor 1 januari 2014.

De op basis van artikel 4 van de Dhw door gemeenten te stellen regels met betrekking tot de paracommerciële horecabedrijven dienen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/09, 32 022, nr. 3, blz. 10) blijkt dat de regering ervan uitgaat dat de gemeenten de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zullen nemen en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

Concreet komt het er op neer dat de gemeentelijke uitwerking moet leiden tot regels die op z’n minst in enige mate bijdragen aan het voorkomen van oneerlijke mededinging. Of in bepaalde gevallen sprake zal zijn van oneerlijke mededinging is sterk afhankelijk van de lokale situatie. Bij de aanzienlijke ruimte die dit uitgangspunt biedt zal de gemeentelijke uitwerking verder overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur plaats moeten vinden. Er is dus aanzienlijke ruimte voor een afweging van belangen, die enerzijds niet tot het volledig uitbannen van oneerlijke mededinging hoeft te leiden en anderzijds niet tot het volledig ongemoeid laten van oneerlijke mededinging mag leiden.

Uitgangspunten

In deze verordening zijn met betrekking tot de verplichte en de niet-verplichte onderdelen, een aantal uitgangspunten gehanteerd.

Naast het de verplichte onderdelen kent de Dhw een aantal aanvullende bevoegdheden toe aan de raad in artikel 25a t/m 25d Dhw. Vooralsnog is er geen aanleiding om binnen onderhavige verordening aanvullende bepalingen op te nemen op grond van artikel 25a en 25c Dhw. Gelet op de verhoging van de leeftijdsgrens voor alcoholverstrekking naar 18 jaar die op 1 januari 2014 plaats zal gaan vinden is er voor gekozen om geen gebruik te maken van de bevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 25b Dhw, dit mede vanwege het feit dat Lansingerland nog geen zogenaamde ‘nachthoreca’ kent en alle horeca-gelegenheden binnen de gemeente om uiterlijk 03.00 uur gesloten moeten.

Voor het opnemen van een verbod op prijsacties op grond van artikel 25d Dhw is, vanwege de handhavingsaspecten die hier aan vastzitten, afgezien.

  • 3.

    Toezicht op en handhaving van de Drank- en horecawet

Aangezien met de gewijzigde wet belangrijke bevoegdheden om alcoholverstrekking te reguleren worden gedecentraliseerd naar gemeenten, is het logisch dat het toezicht daarop ook bij gemeenten (in casu de burgemeesters) wordt gelegd. Veelal is er immers een directe relatie met overlast en openbare orde, waarvoor de burgemeester al verantwoordelijk is. Door de decentralisatie van het toezicht worden gemeenten in staat gesteld om beter in te spelen op de lokale situatie. Verder kunnen gemeenten de toezichtstaak efficiënter en effectiever uitvoeren, waardoor de frequentie van het toezicht naar verwachting wordt verhoogd in vergelijking met de frequentie van het huidige toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Daarnaast komt het toezicht op de brandveiligheid, omgevingsregelgeving, lokale verordeningen en de Drank- en Horecawet in één hand te liggen, wat ook bijdraagt aan een efficiëntere handhaving. Tot slot kunnen de gemeentelijke toezichtstaken een grote bijdrage leveren aan het opzetten van een integraal lokaal of regionaal alcoholbeleid.

Bestuurlijke boete, strafbaarstelling, bestuursdwang

Uit de eerder aangehaalde memorie van toelichting (blz. 51) blijkt dat aan de bestaande arrangementen niets verandert als het gaat om de afbakening tussen bestuursrechtelijke handhaving via bestuurlijke boetes en strafrechtelijke handhaving via de Wet op de economische delicten (WED). “Uitgangspunt is en blijft dat de handhaving van de Dhw zal geschieden door het opleggen van bestuurlijke boeten. Alleen indien de overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft of het door de wetsovertreder genoten economisch voordeel groter is dan de bestuurlijke boetes zal er behoefte kunnen zijn om de zaak voor te leggen aan het Openbaar Ministerie om via de WED af te doen: de WED voorziet namelijk in een breder arsenaal aan sancties, zoals hogere maxima voor boetes en de mogelijkheid tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Zolang dit duale stelsel bestaat heeft deze situatie zich nog geen enkele keer voorgedaan. We mogen constateren dat tot op heden het duale stelsel in het kader van de DHW probleemloos functioneert.”

De grondslag voor het opleggen door de burgemeester van een bestuurlijke boete voor overtreding van onder meer de op basis van deze verordening vastgestelde bepalingen is artikel 44a van de Dhw. Op grond van datzelfde artikel 44a kan de burgemeester ook voor overtreding van een aantal andere bepalingen uit de Dhw een bestuurlijke boete opleggen.

Overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen zijn strafbaar als overtredingen op grond van artikel 2, vierde lid, juncto artikel 1, onder 4º, van de WED.

In artikel 44 van de Dhw is voorts bepaald dat de Minister en de burgemeester bestuursdwang kunnen toepassen ter handhaving van de verplichting om een toezichthouder alle medewerking te verlenen bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden (artikel 5:20, eerste lid, van de Awb).

Toezichthouders

De toezichthouders worden benoemd door de burgemeester. Op grond van artikel 42 van de Dhw hebben zij de bevoegdheid om woningen binnen te treden zonder toestemming van de bewoners, als de toezichthouder vermoedt dat daar alcoholhoudende drank wordt verstrekt of als dat daadwerkelijk gebeurt.

  • B.

    Artikelsgewijze toelichting

Afdeling I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit de Dhw werken door in de op de Dhw gebaseerde regelgeving en dienen dus niet herhaald te worden. Ook is er gekozen voor een aantal begrippen in aanvulling op de begrippen uit artikel 1 Dhw.

Afdeling II BEPALINGEN VOOR HORECA-INRICHTINGEN

Artikel 2 Voorwaarden

In artikel 2 is opgenomen dat de burgemeester bevoegd is voorschriften te verbinden aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen. Bepaald wordt wèl dat de voorschriften die de burgemeester stelt zijn:

  • -

    ter bescherming van de volksgezondheid, en/of

  • -

    in het belang van de openbare orde, en/of

  • -

    ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet (waarin onder meer leeftijdsgrenzen worden gesteld voor de verstrekking van alcoholhoudende dranken).

Achtergrond

Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid in een verordening op te

nemen dat de burgemeester, volgens bij die verordening te stellen regels, vooraf - dat wil zeggen bij

de afgifte van de vergunning - voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan

beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor

horecavergunningen en voor slijterijvergunningen.

Deze gemeentelijke bevoegdheid was voorheen opgenomen in artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zij het dat toen aan het College van Burgemeester en Wethouders dat mandaat gegeven kon worden. In deze verordening wordt de burgemeester voor wat betreft de horecabedrijven uitsluitend de bevoegdheid gegeven de alcoholverstrekking aan voorschriften te verbinden.

Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een

horecabedrijf zijn:

  • -

    Ter bescherming van de volksgezondheid: Een gevarieerde drankenkaart verplicht stellen.

    Dit houdt in dat er – naast alcoholhoudende dranken – voldoende betaalbare niet-alcoholhoudende alternatieven moeten worden aangeboden (fris, water, thee, koffie).

  • -

    In het belang van de openbare orde: Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal bezoekers.

    Voor de veiligheid kan het aantal bezoekers dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd. Het aantal bezoekers maximeren is bovendien ter beschermingvan de volksgezondheid. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer mensen er in een zaak zijn en hoe minder makkelijk men even kan zitten, des te meer er wordt gedronken.

  • -

    Ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet: Verlangen dat polsbandjes-systemen worden toegepast. Eisen stellen aan het aantal entrees en het aantal portiers.

Afdeling III BEPALINGEN BETREFFENDE PARACOMMERCIËLE INRICHTINGEN

Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon - geen NV of BV zijnde - die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen onder meer: sportkantines, dorps- en buurthuizen, kerkelijke centra, studentenverenigingen, etc. Wanneer een stichting/vereniging er voor kiest de exploitatie van de kantine te verpachten of in een BV (of NV) onder te brengen is geen sprake van het uitoefenen van het horecabedrijf door een paracommerciële rechtspersoon.

In deze paragraaf wordt uitvoering gegeven aan artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarin aan gemeenten wordt opgelegd in een verordening regels vast te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. De regels hebben als doel het voorkomen van oneerlijke mededinging en gelden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank.

De volgende onderwerpen moeten volgens de wet in elk geval geregeld worden:

  • -

    de schenktijden voor alcoholhoudende drank;

  • -

    het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • -

    het verstrekken van alcoholhoudende dranken tijdens bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Volgens de memorie van toelichting bij de wijziging van de Drank- en Horecawet mogen de lokale regels rond paracommercialisme naar de aard van de paracommerciële rechtspersoon verschillend zijn. Dit betekent dat aan studentenverenigingen andere regels kunnen worden opgelegd, dan aan sport-verenigingen of buurthuizen. Wel is uitdrukkelijk opgenomen dat het niet is toegestaan onderscheid te maken tussen stichtingen en verenigingen uit Nederland en die uit andere lidstaten, evenals rechts-personen uit de Europese Economische Ruimte en Zwitserland. De regering verwacht dat de nieuwe wettelijke eis dat elke gemeente een paracommerciële verordening moet vaststellen, zal leiden tot een maatschappelijke discussie op gemeentelijk niveau.

De gemeente kan daarbij recht doen aan de verschillen tussen bijvoorbeeld sportverenigingen en overige paracommerciële rechtspersonen. De regering gaat er vanuit dat gemeenten bij deze afweging de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële rechtspersonen in acht neemt en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

Artikel 3 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

Artikel 3 is gebaseerd op artikel 4 lid 3 van de Drank- en horecawet. Dit artikel verplicht gemeenten om schenktijden voor paracommerciële rechtspersonen op te nemen in de verordening.

De schenktijden voor paracommerciële rechtspersonen worden gelijkgesteld aan de (openings- en) sluitingstijden voor openbare inrichtingen die opgenomen zijn in de Algemene Plaatselijke Verordening Lansingerland april 2013. Hiermee worden paracommerciële rechtspersonen (zoals sportverenigingen) niet onnodig beperkt. Daarnaast worden er geen regels opgelegd die ingewikkeld zijn om te handhaven. Het verstrekken van alcohol blijft een eigen verantwoordelijkheid van (onder andere) de sportverenigingen.

Er wordt nadrukkelijk een beroep gedaan op de paracommerciële instellingen om verantwoord om te gaan met alcoholverstrekking en geen alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijvoorbeeld jeugdwedstrijden. De nadruk ligt daarbij op het voorkomen van verstrekking van alcoholhoudende drank aan 16-minners. Per 1 januari 2014 mag geen alcoholhoudende drank meer verstrekt worden aan 18-minners.

Achtergrond

De gewijzigde Drank- en Horecawet legt gemeenteraden de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële rechtspersonen te reguleren. Door invoering van deze maatregel vervalt de in november 2000 in de Drank- en Horecawet opgenomen eis dat paracommerciële rechtspersonen in een bestuursreglement (huisreglement) schenktijden opnemen. Ook vervalt de eis dat dagen en tijdstippen waarop geschonken wordt duidelijk zichtbaar zijn.

Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële rechtspersonen kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze maatregel past binnen het uitgangspunt van de wijziging van de Drank- en Horecawet om de verantwoordelijkheid voor het lokale alcoholbeleid, en dus ook de schenktijden van paracommerciële rechtspersonen, meer een zaak van de gemeenteraad te laten worden dan tot op heden het geval was. Het waren tot nu toe in de praktijk toch veelal de paracommerciële rechtspersonen zelf die hun schenktijden bepaalden (en vastlegden in het bestuursreglement). Het gevolg was dat veel inrichtingen een enorm ruime schenktijd hanteerden die regelmatig overeenkwam met de commerciële horeca.

Het bestuursreglement blijft overigens wel verplicht. In het reglement dient in elk geval vastgelegd te worden welke normen het bestuur stelt aan de voorlichtingsinstructie die de barvrijwilligers krijgen. Ook moet in het bestuursreglement opgenomen worden hoe wordt toegezien op de naleving van het reglement.

Artikel 4 Bijeenkomsten van persoonlijke aard

Artikel 4 bevat de bepalingen die betrekking hebben op het organiseren van bijeenkomsten van persoonlijk aard.

Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op: bijeenkomsten, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerci ë le instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.

Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn kan worden gedacht aan: activiteiten die niet verenigingsgebonden zijn. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of niet-betrokkenen bij de stichting). Ook komt het nog al eens voor dat theaters en schouwburgen hun accommodatie verhuren voor congressen. Als daarbij alcohol wordt geschonken kan er oneerlijke mededinging ontstaan met de reguliere horeca. Of dat het geval is hangt sterk af van de plaatselijke situatie; als de lokale horeca daarvoor geen passende faciliteiten te bieden heeft, zal er geen sprake zijn van oneerlijke mededinging en is er dus geen reden om beperkingen op te leggen.

Verder is van belang dat veel schouwburgen een brede programmering aan culturele activiteiten van professionals en amateurs hebben die zij op drie manieren vorm geven: door middel van uitkoopsommen, partage al dan niet met garantiebedragen en verhuringen. Deze activiteiten vallen nagenoeg altijd onder de statutaire doelstelling van de schouwburg. In dat geval is er geen sprake van bijeenkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 3 onder b of c van de DHW en zijn ze daarom zonder meer toegestaan. Als ze niet onder de statutaire doelstelling vallen hoeft er ook geen sprake te zijn van oneerlijke mededinging, namelijk als de reguliere horeca hiervoor geen faciliteiten biedt. Ook dan is er geen reden hieraan beperkingen op te leggen.

Zoals eerder vermeld is er alleen aanleiding om beperkingen op te leggen aan deze soorten bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Uit gesprekken met Koninklijke Horeca Nederland is naar voren gekomen dat het aantal horecagelegenheden binnen de gemeente die geschikt zijn voor de verhuur van zalen beperkt is. Als gevolg hiervan is er ook geen direct concurrentie te verwachten van bijeenkomsten van persoonlijke aard die gehouden worden bij paracommerciële instellingen. Echter, om zoveel mogelijk te voorkomen dat er toch op een of ander moment concurrentie zou optreden ten gevolge van de bijeenkomsten van persoonlijke aard is er voor gekozen om per jaar niet meer dan vier bijeenkomsten van persoonlijke aard toe te staan.

Paracommerciële instellingen vallen voor wat betreft de belastingplicht onder de zogenaamde ‘kantineregeling’. Deze regeling houdt een aantal belastingvoordelen voor de deelnemende instelling in, maar is wel aan strikte voorwaarden verbonden. De Belastingdienst is de mening toegedaan dat in het geval er bijeenkomsten van persoonlijke aard worden gehouden in de kantine van een paracommerciële instelling er sprake is van commerciële activiteiten. In dat geval vervalt per direct het recht om deel te mogen nemen aan de ‘kantineregeling’ en de daarmee gepaarde gaande financiële voordelen voor de paracommerciële instelling.

De bepalingen uit het tweede spreekt voor zich en is opgenomen ten behoeve van de handhaafbaarheid van de bepaling uit het eerste lid.

In het derde lid is een beperking van de schenktijden opgenomen overeenkomstig de bepaling van artikel 3 lid 4 van de verordening.

Artikel 5 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule moet met terughoudendheid worden toegepast. Het spreekt daarbij vanzelf dat toepassing hiervan uiterst zorgvuldig moet worden gemotiveerd.

Als eerste uitgangspunt geldt: het bestuur handelt overeenkomstig de beleidsregel. Het vastleggen van deze beleidsregel heeft tot gevolg dat het bevoegd bestuursorgaan handelt overeenkomstig de uitgangspunten die in dit beleid zijn geformuleerd en dat ook derden daarop moeten kunnen vertrouwen.

Als tweede uitgangspunt geldt: behoudens bijzondere omstandigheden. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn die bij toepassing van het vastgestelde beleid in een concreet geval tot onevenredige – en onwenselijke – situaties kunnen leiden. In zo’n geval kan van de beleidsregel worden afgeweken. Dit is geen verplichting, maar een belangenafweging kan tot deze uitkomst leiden.

Strikt genomen hoeft de hardheidsclausule niet in het beleid opgenomen te worden. De Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:84) voorziet in een algemene formulering van deze clausule.

Artikel 6 Overgangsrecht

De voorgestelde overgangsbepaling voor paracommerciële rechtspersonen is in lijn met het overgangs-recht zoals dat is opgenomen in art. III van de wet die de Drank- en Horecawet wijzigt.

Daarin is bepaald dat op het moment van inwerkingtreding van de plaatselijke verordening voor paracommerciële rechtspersonen de voor die categorie inrichtingen nieuwe gemeentelijke

bepalingen van kracht zijn. Op verzoek zendt de burgemeester een paracommerciële rechtspersoon

een gewijzigde vergunning met daarin de aangepaste voorschriften en beperkingen.

Artikel 7 Citeertitel

Artikel spreekt voor zich.

Artikel 8 Inwerkingtreding

De tekst van het artikel spreekt voor zich, de verordening treedt in werking op 1 januari 2014. Hiervoor dient de verordening wel voor 1 januari 2014 te worden gepubliceerd.