Regeling vervallen per 01-01-2021

Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008

Geldend van 11-12-2008 t/m 31-12-2020

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2002 zijn een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het bijbehorende nieuwe Besluit wegslepen van voertuigen in werking getreden. Op grond van deze nieuwe regelgeving moeten gemeenten die gebruik willen (blijven) maken van hun bevoegdheid om voertuigen in voorkomende gevallen weg te (laten) slepen en in bewaring te (laten) stellen een verordening vaststellen. Naast het opstellen van een wegsleepverordening dienen nog een aantal praktische zaken te worden geregeld.

De burgemeester van Leerdam heeft in het voorjaar van 2001 een wegsleepregeling vastgesteld. Deze is als gevolg van de nieuwe regelgeving komen te vervallen.

Op 25 april 2002 heeft de gemeenteraad de ‘Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2002’ vastgesteld. Voor het in werking treden van de verordening is het noodzakelijk dat deze wordt gepubliceerd en ter inzage gelegd (Algemene wet bestuursrecht). Dit is echter niet gebeurd. Om de wegsleepregeling daadwerkelijk te kunnen gebruiken dienen bovendien een aantal onderdelen nader uitgewerkt te worden.

Doel

Opstellen van een wegsleepverordening voor de gemeente Leerdam en deze uitwerken, zodanig dat in die gevallen dat het noodzakelijk is een voertuig weg te slepen, dit ook daadwerkelijk kan worden gedaan.

1.2 Aanpak

Om het hiervoor genoemde doel te bereiken zijn de hierna beschreven stappen uitgevoerd:

  • 1.

    het inzichtelijk maken van de gewijzigde regelgeving - hoofdstuk 2;

  • 2.

    het opstellen van een wegsleepverordening voor de gemeente Leerdam - hoofdstuk 3;

  • 3.

    het uitwerken van de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden - hoofdstuk 4;

  • 4.

    het opstellen van formulieren ten behoeve van uitvoering van de werkzaamheden - hoofdstuk 5;

  • 5.

    het opstellen van een werkinstructie: wie doet wat? - hoofdstuk 6.

2. Wetgeving

Zoals in het vorige hoofdstuk reeds is aangegeven, zijn in januari 2002 een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994) en het bijbehorende nieuwe Besluit wegslepen van voertuigen in werking getreden. In de volgende paragraaf is de wijziging van de WVW 1994 toegelicht, waarna in paragraaf 2.2 het nieuwe Besluit wegslepen van voertuigen is toegelicht.

2.1 Wegenverkeerswet 1994

De artikelen 170 tot en met 173 van de WVW 1994, die regels stellen over het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. In onderstaande tekst zijn de belangrijkste wijzigingen beschreven. De artikelen 170 tot en met 173 van de WVW 1994 zijn in bijlage 1 opgenomen. Daarnaast zijn de artikelen 130, tweede en vierde lid, en 164, eerste en zevende lid en 174 in bijlage 1 opgenomen.

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het gehele college van burgemeester en wethouders (zie artikel 170, eerste lid van de WVW 1994). Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van:

  • de veiligheid op de weg of

  • de vrijheid van het verkeer of

  • het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen.

Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 is het laatstgenoemde criterium uitgebreid (zie de artikelen 170, eerste lid, onderdeel cen 173 van de WVW 1994). Er zijn immers meer locaties denkbaar waar het fout parkeren van een voertuig als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg óf de vrijheid van het verkeer in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten kunnen nader worden aangewezen in een gemeentelijke wegsleepverordening.

In zowel de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept, wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en in bewaring stellen van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders.

In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulderworden opgemaakt.

In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan.

Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.

Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft.

Verordening

In artikel 170 en volgende van de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken, wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de WVW 1994 wordt voorgeschreven.

In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid , onderdeel c van de WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

2.2 Besluit wegslepen van voertuigen

In het Besluit wegslepen van voertuigen worden nadere regels gesteld over de toepassing van de nieuwe wegsleepbepalingen uit de WVW 1994. Artikel 2 van het besluit is in feite de belangrijkste bepaling voor gemeenten. Hierin is aangegeven welke soorten wegen en weggedeelten gemeenten in hun wegsleepverordening kunnen aanwijzen.

Genoemd zijn onder andere:

  • gehandicaptenparkeerplaatsen;

  • taxistandplaatsen;

  • laad- en loshavens;

  • wegen en weggedeelten waar een parkeerverbod of een verbod stil te staan van kracht is;

  • parkeergelegenheden voor vergunninghouders;

  • parkeergelegenheden voor bepaalde categorieën of groepen voertuigen;

  • voetgangersgebieden;

  • bijzondere parkeergelegenheden waar op bepaalde dagen of uren niet mag worden geparkeerd.

De meeste van de genoemde soorten wegen en weggedeelten spreken voor zich. Met gebruikmaking van de twee laatstgenoemde categorieën kunnen gemeenten ook wegen en weggedeelten aanwijzen die regelmatig worden gebruikt als markt-, feest- en evenemententerrein en dergelijke.

In artikel 12 en 13 van het besluit is concreet aangegeven welke kostencomponenten gemeenten mogen laten meespelen bij het doorrekenen van de kosten van het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen. In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen kan worden volstaan met het opnemen van een basistarief met een aantal variabelen, zoals het aantal gereden kilometers en de tijdsduur. Voor het bewaren van voertuigen kan worden volstaan met een tarief per etmaal of een gedeelte daarvan (zie artikel 14 van het Besluit wegslepen van voertuigen).

Het Besluit wegslepen van voertuigen is in bijlage 2 opgenomen.

3. Wegsleepverordening

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een modelwegsleepverordening opgesteld, die door de gemeenten kan worden gebruikt om een wegsleepverordening voor de eigen gemeente op te stellen.

In de volgende paragraaf is de Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008 opgenomen. De toelichting op de artikelen 2 tot en met 5 van de Wegsleepverordening gemeente Leerdam is in paragraaf 3.2 opgenomen.

3.1 Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008

De raad van de gemeente Leerdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ……. [datum];

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

WEGSLEEPVERORDENING GEMEENTE LEERDAM 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen:

  •  

    Kooijman Takel & Berging, Marconiweg 15, 4207 HH Gorinchem

  • 2.

    Kooijman Takel & Berging hanteert de volgende openingstijden:

    • maandag tot en met vrijdag: van 08 uur tot 17:00 uur;

    • maandag tot en met vrijdag na 17:00 uur, in het weekend en op feestdagen: op afspraak (maximaal 3 uur later).

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    de kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen € 140,00;

  • 2.

    de kosten van het bewaren van een voertuig bedragen € 15,00 per werkdag (ingaand daags na slepen);

  • 3.

    de kosten van de zogenaamde ‘loze rit’ bedragen: € 50,00. Deze kosten worden berekend op het moment dat de melding wordt ontvangen en bij aankomst bij het voertuig blijkt dat de eigenaar eveneens ter plaatse is (waardoor slepen niet meer nodig is);

  • 4.

    de bedragen, zoals genoemd in lid 1 tot en met 3, kunnen door het college, in een nader te nemen besluit, (jaarlijks) worden vastgesteld.

Artikel 5

Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid,164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 11 december 2008.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 november 2008;
de secretaris, de voorzitter,

Bijlage 1 Artikelen 130, 164, 170 tot en met 174 van de Wegenverkeerswet 1994

Artikel 130, tweede en vierde lid

  • 2.

    De eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.

  • 4.

    In geval van toepassing van het tweede lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die de vordering heeft gedaan, zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid van deze wet en de artikelen 5:25, eerste lid, 5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats, indien aan de vordering is voldaan.

Artikel 164, eerste en zevende lid

  • 1.

    Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdelen a en b, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door een van die personen proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs dan wel het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem daar een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat bewijs.

  • 7.

    In geval van toepassing van het eerste lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die het proces-verbaal opmaakt zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid van deze wet en de artikelen 5:25, eerste lid, 5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats indien aan de vordering is voldaan of indien de officier van justitie zich niet langer tegen de teruggave verzet.

Artikel 170

  • 1.

    Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

    • a.

      het belang van de veiligheid op de weg, of

    • b.

      het belang van de vrijheid van het verkeer, of

    • c.

      het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

  • 2.

    De artikelen 5:24, derde tot en met zesde lid, 5:25, tweede tot en met vijfde lid, 5:29, vierde lid, tweede volzin en 5:30, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing. Bij de toepassing van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder. Bij de toepassing van artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het afschrift van het proces-verbaal verstrekt aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt. Voor de toepassing van artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de omstandigheid dat een voertuig niet is afgehaald, gelijkgesteld met de omstandigheid dat het voertuig niet kan worden teruggegeven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders plegen regelmatig overleg met de officier van justitie over de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gehouden van de gevallen waarin de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.

  • 5.

    Bij toepassing van het eerste lid wordt onder rechthebbende verstaan: degene die ofwel eigenaar is van het voertuig ofwel anders dan als bezitter het voertuig ten tijde van de overtreding ten gebruike onder zich had. Hierbij geldt artikel 1, tweede lid, niet.

  • 6.

    De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt. Hij is alsdan de kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging, verschuldigd. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 171

  • 1.

    Een beschikking tot toepassing van bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, wordt bekendgemaakt:

    • a.

      aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt, of

    • b.

      indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:

      • 1°.

        aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;

      • 2°.

        aan degene die aangifte heeft gedaan, indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, of

      • 3°.

        in nader bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.

  • 2.

    Bij de bekendmaking krachtens het eerste lid, onderdeel b, wordt gewezen op het verschuldigd zijn van kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

Artikel 172

  • 1.

    Tot de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, worden gerekend:

    • a.

      de kosten die verband houden met de overbrenging en bewaring;

    • b.

      de kosten die verband houden met de bekendmaking van de beschikking tot overbrenging en inbewaringstelling, en

    • c.

      de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging.

  • 2.

    Verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken na de bekendmaking van de beschikking tot toepassing van bestuursdwang krachtens artikel 171, eerste lid, onderdeel b. De opbrengst van verkoop of de geschatte sloopwaarde bij vernietiging wordt in mindering gebracht op de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders betalen het bedrag van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, terug, indien:

    • a.

      niet tot overbrenging en inbewaringstelling had mogen worden overgegaan;

    • b.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn, of

    • c.

      aannemelijk is dat het voertuig tegen de wil van de rechthebbende is gebruikt en hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    In een geval als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, zijn de kosten verschuldigd door degene die de overtreding heeft begaan. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 5.

    Indien de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, die door de rechthebbende zijn betaald, te hoog zijn berekend, betalen burgemeester en wethouders het te veel betaalde terug.

  • 5.

    Indien de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde omstandigheden van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet volledig verschuldigd zijn, betalen burgemeester en wethouders het niet verschuldigde bedrag terug.

  • 6.

    Bij toepassing van het derde lid, onderdeel a, betalen burgemeester en wethouders tevens een redelijke schadeloosstelling aan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald. Indien het voertuig ten tijde van de overtreding in gebruik was bij een ander dan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald, treedt die ander voor de toepassing van dit lid in de plaats van de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald.

  • 7.

    Indien aantoonbaar is dat tijdens de overbrenging en bewaring schade aan het voertuig is toegebracht, is de gemeente gehouden deze schade te vergoeden.

Artikel 173

  • 1.

    Bij algemene maatregel van bestuur worden:

    • a.

      de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;

    • b.

      nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;

    • c.

      nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en

    • d.

      de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.

  • 2.

    Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval

    • a.

      de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en

    • b.

      de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en voorts

    • c.

      wil het gemeentebestuur bestuursdwang kunnen toepassen in gevallen als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, ook de aanwijzing van de desbetreffende wegen en weggedeelten.

Artikel 174

  • 1.

    Indien ter zake van een overtreding van artikel 40, eerste lid, proces-verbaal wordt opgemaakt door een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een op dat voorschrift betrekking hebbende gedraging, omschreven in de in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bedoelde bijlage door hem wordt geconstateerd, begaan met een op de weg staand motorrijtuig, terwijl niet terstond blijkt wie de eigenaar of houder van dat motorrijtuig is, is de burgemeester bevoegd op verzoek van die ambtenaar dat motorrijtuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen.

  • 2.

    Alvorens het in het eerste lid bedoelde verzoek te doen, kan de daar bedoelde ambtenaar door middel van een daartoe aan te brengen apparaat het rijden met het motorrijtuig voor ten hoogste twee dagen beletten. Het apparaat wordt binnen die termijn verwijderd, zodra bekend wordt wie de eigenaar of houder van het motorrijtuig is.

  • 3.

    De artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde, vijfde en zesde lid, 171, 172 en 173, eerste lid van deze wet en de artikelen 5:25, eerste lid, 5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Bijlage 2 Besluit wegslepen van voertuigen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    bewaringsregister: het register, bedoeld in artikel 170, vierde lid, van de wet.

Artikel 2

De soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:

  • a.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is te parkeren;

  • b.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan;

  • c.

    parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, waarbij ofwel op een onderbord wordt aangegeven:

    • 1°.

      de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd;

    • 2°.

      de wijze waarop het parkeren dient te geschieden;

    • 3°.

      de dagen of uren waarop het parkeren is verboden, of

    • 4°.

      de dagen of uren waarop een beperking als bedoeld in 1° en 2°, geldt, ofwel op het verkeersbord de aanduiding is aangebracht waarmee wordt aangegeven:

      • 1°.

        de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd, of

      • 2°.

        de wijze waarop het parkeren dient te geschieden.

  • d.

    taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • e.

    parkeerplaatsen voor invaliden, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • f.

    gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • g.

    parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • h.

    parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • i.

    voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

Artikel 3

Voor de vaststelling van de verordening, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van de wet pleegt het college van burgemeester en wethouders over de toepassing van artikel 170, eerste lid, van de wet op de in de gemeente gelegen wegen en weggedeelten die bij een ander dan de gemeente in beheer zijn, overleg met de desbetreffende beheerders.

Artikel 4

Het college van burgemeester en wethouders zendt de tekst van de verordening, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van de wet aan:

  • a.

    de officier van justitie;

  • b.

    de korpschef van het regionale politiekorps;

  • c.

    de betrokken wegbeheerders;

  • d.

    indien de taak van de politie ten aanzien van het verkeer in de gemeente mede wordt vervuld door het Korps Landelijke politiediensten, de korpschef van dat politiekorps;

  • e.

    indien in de gemeente een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993, is gelegen, de commandant van de Koninklijke marechaussee.

Artikel 5

Het proces-verbaal krachtens artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevat:

  • a.

    een summiere omschrijving van het in bewaring te stellen voertuig, waarbij in elk geval wordt vermeld:

    • 1°.

      de kleur van het voertuig;

    • 2°.

      indien op of aan het voertuig een kenteken is bevestigd, het kenteken, en

    • 3°.

      indien het voertuig tot een bepaald merk behoort, het merk;

  • b.

    de plaats van waar, alsmede de datum en het tijdstip waarop het voertuig is verwijderd;

  • c.

    de omstandigheden die de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakten;

  • d.

    de staat van het voertuig voor de verwijdering, en

  • e.

    een summiere opsomming van de losse voorwerpen in het voertuig voor de verwijdering.

Artikel 6

  • 1.

    In het bewaringsregister worden zo spoedig mogelijk na de inbewaringstelling opgenomen:

    • a.

      een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 5;

    • b.

      een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het voertuig, en

    • c.

      de datum en het tijdstip van de inbewaringstelling.

  • 2.

    De gegevens in het bewaringsregister worden aangevuld met:

    • a.

      de naam van degene aan wie het kenteken is opgegeven, ingeval het een voertuig betreft waarop of waaraan een kenteken is bevestigd, of

    • b.

      de naam van de eigenaar of houder van het voertuig, voor zover deze bekend is kunnen worden, ingeval het een voertuig betreft waarop of waaraan geen kenteken is bevestigd.

Artikel 7

  • 1.

    In het bewaringsregister worden bij het afhalen van het voertuig opgenomen:

    • a.

      de datum en het tijdstip van afhalen;

    • b.

      de naam en het adres van degene die het voertuig heeft afgehaald, alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot het afhalen gerechtigd was, en

    • c.

      het bedrag dat als kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, is betaald.

  • 2.

    Indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, worden in het bewaringsregister opgenomen:

    • a.

      de datum van de bekendmaking, bedoeld in artikel 171, eerste lid, onderdeel b, van de wet, en

    • b.

      ofwel de naam en het adres van degene aan wie is bekendgemaakt, onder vermelding van de wijze waarop aan hem is bekendgemaakt, ofwel de wijze waarop is bekendgemaakt.

Artikel 8

  • 1.

    In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig is verkocht, worden in het bewaringsregister opgenomen:

    • a.

      de datum en het tijdstip van de verkoop;

    • b.

      de opbrengst, de naam en het adres van de koper;

    • c.

      als de verkoop een batig saldo heeft opgeleverd, het batige saldo, de naam en het adres van degene aan wie het batige saldo is uitgekeerd, alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot inontvangstneming van het batige saldo gerechtigd was.

  • 2.

    In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig om niet aan een derde is overgedragen, worden in het bewaringsregister opgenomen: de naam en het adres van degene aan wie het voertuig is overgedragen.

  • 3.

    In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig wordt vernietigd, wordt in het bewaringsregister opgenomen: de waarde, bedoeld in art--ikel 15.

Artikel 9

Indien de gemeente kosten geheel of gedeeltelijk terugbetaalt binnen de termijn, bedoeld in artikel 10, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • a.

    de datum waarop is terugbetaald;

  • b.

    het bedrag van de terugbetaling;

  • c.

    de grond voor terugbetaling, en

  • d.

    de naam en het adres van degene aan wie is terugbetaald.

Artikel 10

De gegevens blijven in het bewaringsregister opgenomen gedurende vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de gemeente het voertuig heeft teruggegeven, verkocht, om niet aan een derde in eigendom overgedragen dan wel vernietigd.

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan belanghebbenden desgevraagd gegevens uit het bewaringsregister.

Artikel 12

  • 1.

    Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen als directe kosten uitsluitend in aanmerking worden genomen:

    • a.

      indien de gemeente de overbrenging zelf verzorgt:

      • 1°.

        de afschrijvingskosten en onderhoudskosten van kraanwagens, takel- en sleepmateriaal en verbindingsmiddelen, alsmede de brandstofkosten van kraanwagens;

      • 2°.

        de personele en materiële kosten, verbonden aan de bediening van kraanwagens, takel- en sleepmateriaal en verbindingsmiddelen;

      • 3°.

        de personele en materiële kosten met betrekking tot het onder 1° bedoelde onderhoud, en

      • 4°.

        de kosten van stalling en opslag van kraanwagens en overig materiaal;

    • b.

      indien de gemeente de bewaring zelf verzorgt:

      • 1°.

        de kosten van rente en afschrijving dan wel van huur van de plaats van bewaring;

      • 2°.

        de kosten van inrichting en onderhoud van de plaats van bewaring, alsmede de kosten wegens energieverbruik, water en verbindingsmiddelen, en

      • 3°.

        de personele en materiële kosten, verbonden aan de bewaring;

    • c.

      indien de gemeente de overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring niet zelf verzorgt, de voor de overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring aan de gemeente in rekening gebrachte kosten, en

    • d.

      de kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 172, achtste lid, van de wet.

  • 2.

    Ingeval van toepassing van artikel 171, eerste lid, onderdeel b, van de wet kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten, verbonden aan de bekendmaking van de beschikking, waaronder begrepen de kosten ter opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.

  • 3.

    Ingeval artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht op overeenkomstige wijze wordt toegepast, kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig.

Artikel 13

Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe in aanmerking genomen kosten in aanmerking worden genomen.

Artikel 14

  • 1.

    In de gemeentelijke verordening krachtens artikel 173, tweede lid, van de wet kan op basis van een jaarlijkse raming met inachtneming van de artikelen 12 en 13 worden bepaald dat voor de vaststelling van de kosten, verbonden aan het overbrengen, wordt uitgegaan van:

    • a.

      in de verordening opgenomen tarieven per overbrenging, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de dag van de week, het tijdstip van overbrenging, de tijdsduur van de overbrenging en het in het kader van de overbrenging gereden aantal kilometers, dan wel

    • b.

      een in de verordening opgenomen vast tarief per overbrenging.

  • 2.

    In de gemeentelijke verordening krachtens artikel 173, tweede lid, van de wet kan op basis van een jaarlijkse raming met inachtneming van de artikelen 12 en 13 worden bepaald dat voor de vaststelling van de kosten, verbonden aan het bewaren, wordt uitgegaan van een in de verordening opgenomen tarief per etmaal of een tarief per deel van een etmaal.

  • 3

    Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan het bewaren, kan voor een niet voltooid etmaal, onderscheidenlijk niet voltooid deel van een etmaal, het tarief onverkort worden toegepast.

Artikel 15

Een in bewaring gesteld voertuig wordt niet verkocht, om niet in eigendom overgedragen of vernietigd dan nadat een beëdigd taxateur een rapport betreffende de waarde heeft opgemaakt.

Artikel 16

Waar in de wet artikel 173, eerste lid, van de wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, is dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

[Wijzigt het Besluit wegslepen van voertuigen (Stb. 1978, 458).]

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit wegslepen van voertuigen.

Bijlage 3 Mandaten

Mandaatbesluit college van burgemeester en wethouders

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam.

Besluit

Het college van burgemeester en wethouders besluit:

De juridisch beleidsmedewerker handhaving en de door het hoofd van de afdeling Openbare Ruimte aangewezen ambtenaren, met de uitvoering van de wegsleepregeling belast, te mandateren om namens het college van burgemeester en wethouders van Leerdam:

  • artikel 170 van de Wegenverkeerswet 1994 toe te passen in casu het uitoefenen van bestuursdwang met betrekking tot het doen overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig in gevallen genoemd in dit artikel;

  • op grond van artikel 5:29, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen proces-verbaal op te maken inzake het meevoeren en opslaan van het voertuig als mede van de aangetroffen toestand van het weg te slepen voertuig.

Het mandaat van bovengenoemde werkzaamheden kan worden uitgevoerd met in achtneming van de volgende instructies:

  • 1.

    het wegslepen van een voertuig dient absoluut noodzakelijk te zijn en dient te vallen onder een van de bepalingen genoemd in artikel 170, eerste lid van de WVW 1994. De reden om tot wegslepen op te dragen dient daarom zorgvuldig te worden beschreven in een proces-verbaal van bevindingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen eventueel aangevuld met foto’s van de aangetroffen situatie waaruit de noodzaak blijkt;

  • 2.

    wordt het voertuig daadwerkelijk weggesleept dan verdient het de voorkeur om de overtreder geen proces-verbaal van overtreding op te leggen tenzij feiten en omstandigheden daartoe weldegelijk aanleiding geven;

  • 3.

    indien het voertuig zich reeds in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt en de eigenaar van het weg te slepen voertuig meldt zich, dank kan het voertuig tegen onmiddellijke betaling van de voorrijkosten direct worden afgegeven. In dat geval dient wel een proces-verbaal van overtreding te worden opgelegd.

Na verloop van elk kalenderjaar geeft de gemandateerde een overzicht van de gevallen waarin deze bovengenoemde bevoegdheden heeft uitgeoefend.

Dit besluit treedt in werking op [datum].

Burgemeester en wethouders van Leerdam

de secretaris, de burgemeester,

Mandaatbesluit college van burgemeester en wethouders

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam.

Besluit

Het college van burgemeester en wethouders besluit:

De korpschef van de politie Zuid-Holland-Zuid en door deze aangewezen ambtenaren, met de uitvoering van de wegsleepregeling belast, te mandateren om namens het college van burgemeester en wethouders van Leerdam:

• artikel 170 van de Wegenverkeerswet 1994 toe te passen in casu het uitoefenen van bestuursdwang met betrekking tot het doen overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig in gevallen genoemd in dit artikel;

• op grond van artikel 5:29, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen proces-verbaal op te maken inzake het meevoeren en opslaan van het voertuig als mede van de aangetroffen toestand van het weg te slepen voertuig.

Het mandaat van bovengenoemde werkzaamheden kan worden uitgevoerd met in achtneming van de volgende instructies:

  • 1.

    het wegslepen van een voertuig dient absoluut noodzakelijk te zijn en dient te vallen onder een van de bepalingen genoemd in artikel 170, eerste lid van de WVW 1994. De reden om tot wegslepen op te dragen dient daarom zorgvuldig te worden beschreven in een proces-verbaal van bevindingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen eventueel aangevuld met foto’s van de aangetroffen situatie waaruit de noodzaak blijkt;

  • 2.

    wordt het voertuig daadwerkelijk weggesleept dan verdient het de voorkeur om de overtreden geen proces-verbaal van overtreding op te leggen tenzij feiten en omstandigheden daartoe weldegelijk aanleiding geven;

  • 3.

    indien het voertuig zich reeds in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt en de eigenaar van het weg te slepen voertuig meldt zich, dank kan het voertuig tegen onmiddellijke betaling van de voorrijkosten direct worden afgegeven. In dat geval dient wel een proces-verbaal van overtreding te worden opgelegd.

Na verloop van elk kalenderjaar geeft de gemandateerde een overzicht van de gevallen waarin deze bovengenoemde bevoegdheden heeft uitgeoefend.

Dit besluit treedt in werking op [datum].

Burgemeester en wethouders van Leerdam

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 4 Proces-verbaal van bevindingen

Krachtens artikel 5:29, tweede lid van de Algmene wet bestuursrecht en artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen.

Op …………………….. 20.., om ……….. uur is het onderstaande voertuig vanaf de …………………… .…………………………………. in ………………………………… meegevoerd en opgeslagen bij Automobielbedrijf Kooijman B.V., Stuartweg 5-7, 4130 EB Vianen, omdat de omstandigheden dit vereisten, zoals omschreven in het besluit tot toepassing van bestuursdwang.

Gegevens voertuig

• Omschrijving voertuig ………………………………………………

• Kenteken ………………..……………………………………………

• Kleur ………………………………………………………………….

• Merk en type …………………………………………………………

• Aanvang wegslepen ………………………………………………..

• Staat voertuig voor verwijdering o goed o matig o slecht

• Reeds beschadigingen aanwezig o nee o ja, zie tekening

• Foto’s gemaakt o nee o ja, aantal: ……

Afbeelding ovenaanzicht personenauto, zoals op schadeformulieren, teneinde daarop zelf posities van deuken en krassen te markeren.

O = deuk X = kras

• Losse voorwerpen in het voertuig …………………………………………………………….

Opgemaakt op ………………………….. 20.. te …………………….

Burgemeester en wethouders van Leerdam,

voor dezen,

functienaam

de heer/mevrouw [naam]

Bijlage 5 Bestuursdwangaanzegging

Besluit van burgemeester en wethouders van Leerdam inzake het toepassen van bestuursdwang ingevolge de Wegsleepverordening gemeente Leerdam.

Uitgereikt/verzonden aan

De heer/Mevrouw

Onderwerp

bestuursdwangaanzegging

Geachte heer/mevrouw,

Op ……………………………… 20.., om ………. uur, is vastgesteld dat het voertuig met het kenteken

………………., zoals nader beschreven in het bijgevoegde proces-verbaal van bevindingen, in strijd met artikel …………… van:

o het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV 1990)

o de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994)

op de ………………………….. te ………………… stond en dat verwijdering van dit voertuig noodzakelijk was in verband met:

o het belang van de veiligheid op de weg, hetgeen bleek uit de volgende feiten en/of omstandigheden:

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

o het belang van de vrijheid van het verkeer, hetgeen bleek uit de volgende feiten en/of omstandigheden:

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

o het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen ter plaatse van een:

o parkeerverbod (bord E1)

o parkeerverbod (onderbroken gele streep)

o verbod stil te staan (bord E2)

o verbod stil te staan (doorgetrokken gele streep)’

o parkeergelegenheid (bord E4 - andere dan aangeven voertuigcategorie)

o parkeergelegenheid (bord E4 - andere dan aangeven groep voertuigen)

o parkeergelegenheid (bord E4 - andere dan aangeven wijze van parkeren)

o parkeergelegenheid (bord E4 - op andere dan aangeven dagen of uren)

o taxistandplaats (bord E5)

o invalidenparkeerplaats (bord E6)

o gelegenheid voor onmiddellijk laden of lossen van goederen (bord E7)

o parkeergelegenheid voor categorie of groep voertuigen (bord E8)

o parkeergelegenheid voor vergunninghouders (bord E9)

o voetgangersgebied (bord G7)

o voetgangersgebied (bord C1)

Onder de omstandigeheden:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt ontleend aan artikel 170, eerste lid van de WVW 1994 en artikel 125 van de Gemeentewet en voor zover het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen betreft artikel 173 van de WVW 1994, artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen en artikel 2 van de Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008.

De uitoefening van bestuursdwang vindt plaats met inachtneming van de artikelen 170 tot en met 173 van de WVW 1994, artikel 125 van de Gemeentewet, de artikelen 5:24, 5:25, 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) voor zover deze artikelen niet gedeeltelijk buiten toepassing zijn verklaard of aangepast op grond van artikel 170, tweede lid van de WVW 1994, alsmede het Besluit wegslepen van voertuigen en artikel 2 van de Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008.

Vanwege de vereiste spoed bij de noodzaak tot het ongedaan maken van de hiervoor aangehaalde situatie is de geconstateerde overtreding met toepassing van artikel 4:11 van de Awb terstond ongedaan gemaakt. Hiertoe is het voertuig ter overbrenging en inbewaringstelling weggesleept naar Automobielbedrijf Kooijman B.V., Stuartweg 5-7, 4130 EB Vianen, telefoonnummer: (0347) 373 425

De rechthebbende is de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Het voertuig wordt uitsluitend na legitimatie en na betaling van deze kosten afgegeven. De kosten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van de Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008 en staan vermeld op een bij dit besluit gevoegde bijlage.

Van het meevoeren en opslaan van het voertuig is een proces-verbaal (van bevindingen) opgemaakt. Een afschrift van dit proces-verbaal gaat hierbij.

Indien het overgebrachte en in bewaring gestelde voertuig niet binnen twee weken na de meevoering is afgehaald c.q. niet kan worden teruggegeven, kan het voertuig worden verkocht, en indien verkoop niet mogelijk is, kan het voertuig om niet aan een derde in eigendom worden overgedragen of vernietigd (artikel 172, tweede lid van de WVW 1994). Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen deze termijn indien de kosten onevenredig hoog worden in verhouding tot de waarde van het voertuig.

Wij wijzen u er op dat zinnen of zinsdelen waarvoor een o is geplaatst niet van toepassing zijn als het vakje niet is aangekruist.

Tegen het besluit kunt u op grond van de Awb binnen zes weken na de dag van verzending van het besluit een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders. Het bezwaarschrift dient ondertekend te zijn en tenminste te bevatten: uw naam en adres, datum, een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar of beroep is gericht, en de gronden van het bezwaar. Zo mogelijk voegt u bij een afschrift van het besluit waartegen bezwaar wordt ingesteld.

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Leerdam,

voor dezen,

de juridisch beleidsmedewerker handhaving

de heer/mevrouw [naam]

Bijlage 6 Bewaringsregister

In het bewaringsregister worden zo spoedig mogelijk na de inbewaringstelling opgenomen:

  • -

    een afschrift van het proces-verbaal (van bevindingen);

  • -

    een afschrift van de bestuursdwangaanschrijving;

  • -

    de datum van de inbewaringstelling;

  • -

    het tijdstip van de inbewaringstelling;

  • -

    de naam van de eigenaar of houder van het voertuig.

In het bewaringsregister worden bij het afhalen van voertuig opgenomen:

  • -

    de datum van afhalen;

  • -

    het tijdstip van afhalen;

  • -

    de naam van degene die het voertuig heeft afgehaald;

  • -

    het adres van degene die het voertuig heeft afgehaald;

  • -

    gegevens waaruit blijkt dat degene tot afhalen gerechtigd was;

  • -

    het bedrag dat als kosten van bestuursdwang is betaald.

Indien het voertuig niet binnen 48 uur na de inbewaringstelling is afgehaald, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • -

    de datum van bekendmaking;

  • -

    de naam van degene aan wie is bekendgemaakt;

  • -

    het adres van degene aan wie is bekendgemaakt.

In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig is verkocht, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • -

    de datum van de verkoop;

  • -

    het tijdstip van de verkoop;

  • -

    de opbrengst;

  • -

    de naam van de koper;

  • -

    het adres van de koper;

  • -

    het batige saldo;;

  • -

    de naam van degene aan wie het batige saldo is uitgekeerd;

  • -

    het adres van degene aan wie het batige saldo is uitgekeerd;

  • -

    gegevens waaruit blijkt dat degene tot in ontvangstneming gerechtigd was..

In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig om niet aan een derde is overgedragen, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • -

    de naam van degene aan wie het voertuig is overgedragen;

  • -

    het adres van degene aan wie het voertuig is overgedragen.

In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig wordt vernietigd, wordt in het bewaringsregister opgenomen:

- de waarde, bedoeld in artikel 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen.

Indien de gemeente de kosten geheel of gedeeltelijk terugbetaalt, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • -

    de datum waarop is terugbetaald;

  • -

    het bedrag van de terugbetaling;

  • -

    de grond voor terugbetaling;

  • -

    de naam van degene aan wie is terugbetaald;

  • -

    het adres van degene aan wie is terugbetaald.

3.2 Toelichting op de Wegsleepverordening gemeente Leerdam 2008

Artikel 2

Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten.

In artikel 170, eerste lid van WVW 1994 is aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met:

  • a.

    het belang van de veiligheid op de weg, of

  • b.

    het belang van de vrijheid van het verkeer, of

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (onder c) dienen bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten te worden aangewezen (artikel 173, tweede lid van de WVW 1994). In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten wegen en weggedeelten het kan gaan.

In de tekst van de verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen zijn aangewezen.

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3

Plaats bewaring voertuigen en openingstijden.

Bij gemeentelijke verordening dient de plaats te worden aangewezen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, evenals de openingstijden. De VNG adviseert om een terrein van bewaring te kiezen dat voor degene wiens auto is weggesleept, makkelijk bereikbaar is, liefst met het openbaar vervoer.

Verder is het openstellen van de plaats van bewaring alleen gedurende kantoortijden of alleen op werkdagen onvoldoende, omdat iemand onevenredig veel schade zou kunnen leiden door het gemis van zijn auto.

Er zijn twee mogelijkheden als plaats van bewaring van weggesleepte voertuigen: de gemeentewerf en Kooijman Takel & Berging in Gorinchem. De werf ligt in Leerdam en is daarmee gemakkelijk bereikbaar voor degene wiens auto is weggesleept. Dit betekent echter dat er ruimte moet worden gereserveerd voor het stallen van voertuigen. Bovendien dienen speciale maatregelen te worden getroffen die ervoor zorgen dat de voertuigen veilig staan. Verder is het nodig dat een ambtenaar wordt aangesteld die ’s avonds en in het weekend naar de werf komt om voertuigen uit te doen geven.

Om bovengenoemde zaken te ondervangen, wordt voorgesteld Kooijman Takel & Berging in Gorinchem aan te wijzen als plaats van bewaring voor weggesleepte voertuigen. Kooijman Takel & Berging biedt de mogelijkheid om het voertuig ook ’s avonds en in het weekend op te halen en heeft de ruimte en de voorzieningen om de voertuigen (veilig) te stallen. De gang van zaken rond de afgifte van weggesleepte voertuigen kan risicovol zijn: zaken als emotionaliteit en agressie spelen daarbij een rol die men niet moet onderschatten. De medewerkers van Kooijman Takel & Berging hebben hier uitgebreide ervaring mee.

Voorgesteld wordt als plaats van bewaring van voertuigen aan te wijzen:

Kooijman Takel & Berging

Marconiweg 15

4207 HH Gorinchem

Kooijman Takel & Berging hanteert de volgende openingstijden:

  • maandag tot en met vrijdag: van 08 uur tot 17:00 uur;

  • maandag tot en met vrijdag na 17:00 uur, in het weekend en op feestdagen: op afspraak (maximaal 3 uur later).

Ter informatie: Kooijman Takel & Berging sleept en bewaart ook voor de gemeenten Gorinchem en Vianen.

Artikel 4

Kosten overbrengen en bewaren voertuigen.

In artikel 12 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmakingen van de beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen.

In de verordening hoeven de kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten.

Hieronder zijn de tarieven (inclusief BTW) weergegeven die Kooijman Takel & Berging hanteert voor het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig.

  • de kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen € 140,00;

  • de kosten van het bewaren van een voertuig bedragen € 15,00 per werkdag (ingaand daags na slepen);

  • de kosten van de zogenaamde ‘loze rit’ bedragen: € 50,00.

De kosten van de zogenaamde ‘loze rit’ worden berekend op het moment dat de melding wordt ontvangen en bij aankomst bij het voertuig blijkt dat de eigenaar eveneens ter plaatse is (waardoor slepen niet meer nodig is).

Artikel 4, lid 4 bepaalt dat de bedragen, zoals genoemd in lid 1 tot en met 3 van artikel 4, door het college, in een nader te nemen besluit, (jaarlijks) kunnen worden vastgesteld. Hierdoor kunnen aanpassingen relatief snel worden doorgevoerd, omdat een wijziging van de verordening achterwege kan blijven.

Artikel 5

Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat.

Naast de in artikel 170, eerste lid van de WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig weg te laten slepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • het niet afgeven van het rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (artikelen 130, vierde lid en 164, zevende lid van de WVW 1994);

  • de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van het motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal (artikel 174, eerste lid van de WVW 1994).

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel zijn vanuit de wetgeving voor deze gevallen diverse bepalingen uit het hoofdstuk Bestuursdwang van de WVW 1994 van overeenkomstige toepassing verklaard. De VNG adviseert om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, 164, zevende lid en 174, eerste lid van de WVW 1994, zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

4. Feitelijke uitvoering van de werkzaamheden

In de WVW is aangegeven dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn tot het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen. Zij hebben de keuze om deze werkzaamheden geheel of gedeeltelijk te laten uitvoeren door de gemeente zelf. In dat geval kunnen het afdelingshoofd en de door deze aangewezen ambtenaren worden gemandateerd om namens het college van burgemeester en wethouders deze bevoegdheid uit te oefenen.

Tevens is het mogelijk deze bevoegdheid uit te besteden aan bijvoorbeeld de politie of een sleepbedrijf. Ook in deze gevallen zullen de korpschef van politie en de door deze aangewezen politieambtenaren, of de directeur van het sleepbedrijf en de door deze aangewezen medewerkers, gemandateerd moeten worden om deze bevoegdheid uit te oefenen namens het college van burgemeester en wethouders.

4.1 Mandatering

Voorgesteld wordt de werkzaamheden uit te laten voeren door de gemeente zelf, de politie en een sleepbedrijf.

In bijlage 3 zijn de mandaatbesluiten opgenomen. In de mandaatbesluiten is aangegeven wie gemandateerd wordt en voor welke werkzaamheden. Het betreft mandaatbesluiten voor:

  • 1.

    de korpschef en door deze aangewezen opsporingsambtenaren van de Politie Zuid-Holland-Zuid:

    • het overbrengen en in bewaring stellen van een voertuig;

    • het opstellen van een proces-verbaal van bevindingen;

  • 2.

    de juridisch beleidsmedewerker handhaving en de opsporingsambtenaren van de afdeling Openbare Ruimte:

    • het overbrengen en in bewaring stellen van een voertuig;

    • het opstellen van een proces-verbaal van bevindingen;

4.2 Overeenkomst berger

Het ligt voor de hand om naast de nodige mandaatverlening een overeenkomst te sluiten met het bedrijf dat of de politie die deze bevoegdheid namens burgemeester en wethouders uitoefent. In deze overeenkomst kunnen onder andere afspraken worden gemaakt over:

  • de vergoeding voor het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • de aansprakelijkheid bij beschadiging van voertuigen tijdens het wegslepen en bewaren hiervan;

  • het financiële risico wanneer ten onrechte is gesleept en dergelijke.

5. Formulieren

Voor het opstellen van een proces-verbaal van bevindingen, het aanzeggen van bestuursdwang en het bijhouden van een bewaringsregister zijn formulieren nodig. De betreffende formulieren zijn in de bijlagen 4 tot en met 6 opgenomen. In de navolgende paragrafen vindt een toelichting plaats.

5.1 Proces-verbaal van bevindingen

Zoals in de toelichting op de WVW 1994 in paragraaf 2.2 reeds is aangegeven, is het opleggen van een proces-verbaal tegen de gepleegde verkeersovertreding op grond van de Wet-Mulderniet langer meer noodzakelijk om te kunnen laten wegslepen. Wel moet degene die de noodzaak tot wegslepen vaststelt van deze constatering een proces-verbaal van bevindingen maken (Besluit wegslepen van voertuigen). Dat proces-verbaal dient tot bewijslast in het geval dat men bezwaar tegen het wegslepen indient. Het verdient aanbeveling om geen proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder op te leggen, tenzij de omstandigheden daartoe nopen. Het beleid is dan dat een overtreder in principe wordt aangepakt via de wegsleepkosten en in principe geen strafrechtelijke boete of naheffingsaanslag krijgt opgelegd.

Voorgesteld wordt om een overtreder in principe aan te pakken via de wegsleepkosten en geen strafrechtelijke boete of naheffingsaanslag op te leggen.

Voor wat betreft het wegsleepmoment verdient het aanbeveling om ook daarin een beleid te kiezen dat de kans op frustratie en escalatie voorkomt. Het kan gebeuren dat een voertuig juist in de takels hangt, klaar voor transport naar de locatie van opslag, als de overtreder bij zijn voertuig verschijnt. Voorgesteld wordt in dergelijke gevallen een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder op te leggen, waarna een tarief aan het sleepbedrijf moet worden betaald voor een zogenaamde ‘loze rit’. Dat bedrag dient men dan meteen te kunnen voldoen om het voertuig onmiddellijk ter plaatse terug te kunnen krijgen.

Voorgesteld wordt in geval de eigenaar/houder zich voor of tijdens het optakelen bij het voertuig meldt een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder op te leggen. Bovendien is de eigenaar/ houder van het voertuig aan het sleepbedrijf de kosten verschuldigd van de zogenaamde ‘loze rit’.

In artikel 5 van het Besluit wegslepen van voertuigen is aangegeven dat het proces-verbaal van bevindingen krachtens artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient te bevatten:

  • een summiere omschrijving van het in bewaring te stellen voertuig;

  • de plaats van waar, alsmede de datum en het tijdstip waarop het voertuig is verwijderd;

  • de omstandigheden die de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakten;

  • de staat van het voertuig voor de verwijdering, en

  • een summiere opsomming van de losse voorwerpen in het voertuig voor de verwijdering.

In bijlage 4 is het formulier ‘proces-verbaal van bevindingen’ opgenomen, hetgeen door de opsporingsambtenaren gebruikt dient te worden bij wegslepen.

5.2 Bestuursdwangaanzegging

Het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, zoals in de WVW 1994 is geregeld, moet worden beschouwd als een bijzondere vorm van bestuursdwang. De bepalingen uit de Awb hierover zijn van toepassing voorzover ze niet buiten toepassing zijn verklaard in artikel 170, tweede lid van de WVW 1994. Bepalingen die een belangrijke rol spelen bij het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, zijn het eerste en tweede lid van artikel 5:24 Awb, die bepalen dat de bestuursdwangaanschrijving op schrift dient te worden gesteld en dat aangegeven dient te worden welk voorschrift is of wordt overtreden.

Om deze reden is het formulier ‘bestuursdwangaanzegging’ opgesteld. Op dit formulier kan de verbalisant aangeven wanneer het voertuig is weggesleept en waarom dit is gebeurd. Tevens is aangegeven wat de verschuldigde kosten zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang. In bijlage 5 is het betreffende formulier opgenomen.

Het aanzeggen van bestuursdwang dient conform artikel 171, eerste lid van de WVW 1994 te worden bekendgemaakt:

  • aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt, of

  • indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:

    • 1.

      aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;

    • 2.

      aan degene die aangifte heeft gedaan, indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, of

    • 3.

      in nader bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.

In artikel 3:41 van de Awb is bepaald dat bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking. In het tweede lid is verder bepaald dat als toezending of uitreiking niet mogelijk is de bekendmaking op een andere geschikte wijze dient te geschieden. Te denken valt hierbij aan een publicatie in een krant, aanplakken op het gemeentelijke publicatiebord of aanplakking ter plaatse.

Voorgesteld wordt in dergelijke gevallen het bestuursdwangsbesluit te publiceren in ‘Het Kontakt’ en/of aanplakking ter plaatse.

5.3 Bewaringsregister

In de artikelen 6 tot en met 9 van het Besluit wegslepen van voertuigen zijn verschillende zaken geregeld die in het bewaringsregister opgenomen en bijgehouden moeten worden, bijvoorbeeld gegevens over het voertuig en de eigenaar, wanneer het weer wordt opgehaald, publicatiegegevens als een voertuig niet wordt opgehaald, als het wordt verkocht of vernietigd en opbrengst- en kostengegevens.

Het register moet de opgenomen gegevens 5 jaar behouden. Burgemeester en wethouders moeten aan belanghebbenden gegevens uit het bewaringsregister verstrekken als daarom wordt gevraagd.

In bijlage 6 is een kopie van het formulier ‘bewaringsregister’ opgenomen.

6. Werkinstructie

Zoals in hoofdstuk 4 reeds is aangegeven, zijn er drie partijen betrokken bij het slepen en in bewaring stellen van voertuigen, te weten de gemeente, de politie en de berger. Hierna volgt een beschrijving van de werkinstructie.

Stap 1: wegslepen en in bewaring stellen

Het proces start met de constatering van een wegsleepwaardig voertuig door een opsporingsambtenaar van de politie of de gemeente. De opsporingsambtenaar van de politie neemt contact op met de meldkamer en de opsporingsambtenaar van de gemeente met de juridisch beleidsmedewerker handhaving en geeft de constatering door.

De juridisch beleidsmedewerker handhaving neemt vervolgens contact op met de politie en vraagt naam en adresgegevens van de eigenaar/houder op.

Terwijl de meldkamer of de juridisch beleidsmedewerker handhaving de berger opdracht geeft om het voertuig weg te slepen, stelt de opsporingsambtenaar een proces-verbaal van bevindingen op en vult het formulier ‘bestuursdwangaanzegging’ in. De berger sleept het voertuig vervolgens weg. De opsporingsambtenaar geeft een afschrift van het proces-verbaal van bevindingen en de bestuursdwangaanzegging mee aan de berger.

Meldt de eigenaar/houder zich voor of tijdens het optakelen bij het voertuig dan wordt afgezien van wegslepen en wordt volstaan met een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder. Bovendien is de eigenaar/houder van het voertuig de kosten verschuldigd van de zogenaamde ‘loze rit’.

De berger stelt het voertuig in bewaring en vult het bewaringsregister in (afschrift proces-verbaal van bevindingen, afschrift bestuursdwangaanzegging, datum en tijdstip van inbewaringstelling en, indien bekend, de naam van de eigenaar of houder van het voertuig).

De opsporingsambtenaar maakt een kopie van het proces-verbaal van bevindingen en de bestuursdwangaanzegging en faxt of mailt deze naar de juridisch beleidsmedewerker handhaving.

Stap 2: eigenaar/houder meldt zich bij politie of de gemeente

Indien de eigenaar/houder zich meldt bij politie of de gemeente, wordt deze doorverwezen naar de berger. De berger geeft het voertuig mee nadat:

  • gecontroleerd is dat degene die het voertuig afhaalt, hiertoe gerechtigd is;

  • de kosten van bestuursdwang zijn betaald.

Vervolgens werkt de berger het bewaringsregister bij.

Stap 3: eigenaar/houder meldt zich niet binnen 48 uur

Indien de eigenaar/houder zich niet binnen 48 uur na inbewaringstelling van het voertuig bij de berger heeft gemeld, dient de beschikking tot bestuursdwang overeenkomstig artikel 171, eerste lid van de WVW 1994 te worden bekendgemaakt.

De berger geeft aan de juridisch beleidsmedewerker handhaving door dat de eigenaar/houder van het voertuig zich niet heeft gemeld. De juridisch beleidsmedewerker handhaving dient binnen een week de beschikking tot bestuursdwang bekend te maken aan de eigenaar/houder.

Stap 4: Eigenaar/houder meldt zich niet binnen twee weken

Indien de eigenaar of houder van het voertuig zich twee weken na de bekendmaking nog steeds niet heeft gemeld, wordt door de berger overgegaan tot verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van het voertuig (artikel 172, tweede lid van de WVW 1994).

Hiertoe dient eerst een rapport betreffende de waarde van het voertuig te worden opgemaakt door een beëdigd taxateur (artikel 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen).