Regeling houdende de voorschriften met betrekking tot de afgifte van gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaarten

Geldend van 11-05-2010 t/m heden

Intitulé

Regeling houdende de voorschriften met betrekking tot de afgifte van gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaarten

Burgemeester en Wethouders van Leidschendam-Voorburg;

overwegende:

dat het gewenst is aan lichamelijk gehandicapte inwoners van de gemeente die niet in aanmerking komen voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart, als bedoeld in artikel 49 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (verder: BABW) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart en die ook niet in aanmerking komen voor een Haaglanden gehandicaptenparkeerkaart, de mogelijkheid te bieden om in Leidschendam-Voorburg in aanmerking te komen voor een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart;

gelet op artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens;

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende regeling, houdende de voorschriften met betrekking tot de afgifte van gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaarten (docmannr.: 2010/11121)

Paragraaf 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    gehandicaptenparkeerkaart: een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart dan wel duplicaat daarvan, afgegeven op grond van artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, welke uitsluitend geldig is in de gemeente van afgifte;

  • b.

    RVV: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

Paragraaf 2. De criteria voor afgifte van gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaarten

Artikel 2

Een gehandicaptenparkeerkaart kan worden verstrekt aan bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen die ten tijde van het indienen van de aanvraag ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 doch niet meer dan 200 meter aan een stuk te voet te overbruggen.

Artikel 3

  • 1. Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet verstrekt dan nadat een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.

  • 2. Dit onderzoek wordt achterwege gelaten, indien aan de aanvrager eerder een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en op grond van het laatste onderzoek dat hij in verband met de afgifte van een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart heeft ondergaan, moet worden aangenomen dat hij nog steeds voldoet aan de in artikel 2 genoemde criteria.

Artikel 4

  • 1. Aan de aanvrager wordt een gehandicaptenparkeerkaart met een nieuwe geldigheidsduur slechts verstrekt tegen inlevering van de eerder verstrekte gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. Het eerste lid geldt niet, indien de in te leveren gehandicaptenparkeerkaart verloren is geraakt, tenietgegaan is of gestolen is. Indien de gehandicaptenparkeerkaart is gestolen, wordt tevens een bewijs van aangifte gevraagd.

Artikel 5

  • 1. Aan de houder van een gehandicaptenparkeerkaart wordt in geval van duurzame vervanging van het vermelde motorvoertuig op aanvraag een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart afgegeven met vermelding van het kenteken van het vervangende motorvoertuig.

  • 2. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag blijft een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 1 achterwege.

  • 3. Het in artikel 4 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het tweede lid en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een gehandicaptenparkeerkaart indien het rijbewijs waarnaar de gehandicaptenparkeerkaart verwijst wordt vervangen.

Artikel 6

De gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart wordt aangevraagd bij het college.

Paragraaf 3. De aan houders van een gehandicaptenparkeerkaart geboden faciliteiten

Artikel 7

Aan houders van een gehandicaptenparkeerkaart is ontheffing verleend van de in artikel 8 genoemde parkeerverboden en -geboden in de gemeente Leidschendam-Voorburg.

Artikel 8

Houders van een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart zijn gerechtigd te parkeren:

  • a.

    gedurende ten hoogste 3 uur achtereen met gebruik van een parkeerschijf:

    • -

      op plaatsen waar een parkeerverbod geldt dat is aangeduid door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV;

    • -

      bij een gele onderbroken streep.

  • b.

    gedurende onbepaalde tijd:

    • -

      op plaatsen die door middel van bord E6 van bijlage 1 van het RVV zijn aangeduid als

      “parkeerplaats voor gehandicapten algemeen”;

    • -

      in parkeerschijfzones, aangeduid door bord E10 van bijlage 1 van het RVV.

Paragraaf 4. Het aan een gehandicaptenparkeerkaart te verbinden voorschrift

Artikel 9

Aan een gehandicaptenparkeerkaart is het voorschrift verbonden, dat de houder daarvan geen gebruik laat maken, indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met vervoer van zichzelf.

Paragraaf 5. De geldigheid van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 10

Een gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden en uitsluitend geldig voor het gebruik van het motorvoertuig waarvan het kenteken op de kaart is vermeld. Op een kaart worden ten hoogste twee verschillende kentekens vermeld.

Artikel 11

  • 1. De gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar.

  • 2. De gehandicaptenparkeerkaart dient na het verlopen van de geldigheid zo spoedig mogelijk te worden ingeleverd bij de gemeente die de kaart heeft verstrekt.

Artikel 12

  • 1. Een gehandicaptenparkeerkaart verliest zijn geldigheid:

    • a.

      door het verlopen van de geldigheidstermijn;

    • b.

      door het overlijden van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt;

    • c.

      door ongeldigverklaring;

    • d.

      door afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. Het college kan een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig verklaren indien de houder niet langer voldoet aan de criteria van afgifte of als de houder het aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart verbonden voorschrift niet naleeft.

  • 3. Indien tussentijds in verband met wijziging van het kenteken of het rijbewijsnummer dan wel in verband met het feit dat de gehandicaptenparkeerkaart is versleten, geheel of ten dele onleesbaar is geworden, verloren geraakt, is gestolen of tenietgegaan, een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt, dan geldt daarvoor de geldigheidstermijn die gold voor de vervangen gehandicaptenparkeerkaart.

Paragraaf 6. De uitvoering van de gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 13

De gehandicaptenparkeerkaart moet zijn voorzien van:

  • -

    een waarmerk van de gemeente;

  • -

    vervaldatum;

  • -

    een registratienummer;

  • -

    kenteken(s) van het voertuig/de voertuigen waarmee de houder zich pleegt te vervoeren;

  • -

    rijbewijsnummer van de houder;

  • -

    handtekening van de houder.

Paragraaf 7. Duplicaten.

Artikel 14

  • 1. Indien een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart is versleten, geheel of ten dele onleesbaar is geworden, verloren geraakt, is gestolen of tenietgegaan, kan een duplicaat worden uitgereikt. Indien de gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart is gestolen wordt tevens een bewijs van aangifte gevraagd.

  • 2. Indien de gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart is versleten of ten dele onleesbaar is geworden, wordt een duplicaat slechts uitgereikt tegen inlevering van die kaart.

  • 3. Een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 1 blijft achterwege.

Paragraaf 8. Wijze van aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 15

De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze achter de voorruit worden aangebracht dat de voorzijde ervan buiten het motorvoertuig behoorlijk leesbaar is.

Paragraaf 9. Slotbepalingen

Artikel 16

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart Leidschendam-Voorburg.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag van publicatie en is niet van toepassing op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester
en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg
van 4 mei 2010.
G.Brinkman, MBA, drs. J.W. van der Sluijs
secretaris, burgemeester

Toelichting

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Considerans

Artikel 87 van het RVV bepaalt dat ontheffing kan worden verleend van met name genoemde artikelen van het RVV.

De voor deze regeling relevante artikelen zijn art. 24, lid 1, onder e, 25, 26 en art. 62 voor zover het betreft de verkeersbord E1 (zie ook de toelichting bij art. 8).

Artikel 2

In de regio is besloten de verstrekking van de Haaglanden gehandicaptenparkeerkaart af te bouwen. Dit omdat er veel mee wordt gefraudeerd.

Omdat het wenselijk is dat mensen met een functie beperking zoveel als mogelijk tegemoet worden gekomen, is er voor gekozen om naast de Europese gehandicaptenparkeerkaart ook een gemeentelijke kaart in te voeren. Zo wordt bereikt dat mensen met een beperkte mobiliteit maar die nog niet in het bezit waren van een Europese of Haaglanden gehandicaptenparkeerkaart, in de eigen gemeente worden gefaciliteerd.

Dit betekent dat een gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart alleen kan worden aangevraagd door degenen die voldoen aan de eisen. In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart is sprake van een maximum loopafstand van 100 m. De verruiming van deze afstand tot 200 m. vormt de essentie van de regeling van de gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart. In deze regeling is niet de mogelijkheid van afgifte van passagierskaarten opgenomen. In de landelijke regeling worden passagierskaarten alleen verstrekt aan personen die zich redelijkerwijs niet te voet kunnen voortbewegen en die voor verplaatsingen buitenshuis zijn aangewezen op vervoer door een ander. Er is dus altijd iemand die de auto kan parkeren. Een aanvulling op de landelijke regeling wordt daarom overbodig geacht.

Artikel 4

  • 1.

    Met inlevering van de eerder verstrekte gehandicaptenparkeerkaart wordt beoogd misbruik te voorkomen.

  • 2.

    Met het vragen van een bewijs van aangifte kan (gedeeltelijk) worden voorkomen dat gehandicaptenparkeerkaarten ten onrechte als verloren of gestolen worden opgegeven.

Artikel 8

a.

  • -

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 62 RVV.

  • -

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 24, lid 1, onder e RVV.

b.

  • -

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 26 RVV.

  • -

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 25 RVV.

NB. In artikel 87 van het RVV wordt alleen bepaald dat ontheffing kan worden verleend van met name genoemde artikelen. Een maximum tijdsduur wordt niet genoemd.

Aangesloten is bij de in artikel 85 van het RVV genoemde faciliteiten voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart. Dit geldt ook voor het verplichte gebruik van een parkeerschijf bij een gelimiteerde parkeerduur.

Artikel 11

  • 1.

    De Europese gehandicaptenparkeerkaart is 5 jaar geldig. Omdat voor de gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaarten soepeler criteria worden gehanteerd is regelmatige vernieuwing de beste mogelijkheid om het gebruik van kaarten door personen die niet meer aan de criteria voldoen te beperken. De gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart is geldig voor een periode van minimaal een half jaar en maximaal 4 jaar.

  • 2.

    Indien een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, wordt deze zo spoedig mogelijk bij het college ingeleverd. Wanneer de houder van de gehandicaptenparkeerkaart is overleden geschiedt dit door degene die de kaart onder zich houdt. De artikelen 54 en 59 van BABW zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Het is aan het college om te bepalen wanneer een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig wordt verklaard. Bij een dergelijk besluit dient dan ook de mogelijkheid van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht te worden aangegeven.

Artikel 13

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de personen werkzaam bij de afdeling Handhaving.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.