Regeling vervallen per 01-01-2012

VERORDENING Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011

Geldend van 21-07-2011 t/m 31-12-2011

Nummer: B11-14212

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 24 mei 2011;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel d, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Verordening langdurigheidstoeslag Lelystad 2011 in te trekken de Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2009,

en

vast te stellen de navolgende

VERORDENING Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011.

Artikel 1 - Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • c.

      peildatum: de datum waarop een belanghebbende op grond van deze verordening aan de voorwaarden voor een langdurigheidstoeslag voldoet;

    • d.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB waarbij een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de WWB, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag ook als inkomen wordt gezien;

    • e.

      geldende bijstandsnorm:de normen zoals genoemd in de wet, inclusief de van toepassing zijnde verhogingen en verlagingen op grond van de Toeslagenverordening WWB en WIJ gemeente Lelystad 2011.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, hebben de begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in de desbetreffende wet.

Artikel 2 - Voorwaarden

Aan de in artikel 36 lid 1 van de WWB gestelde voorwaarde van het hebben van ‘langdurig een laag inkomen’ is voldaan als het inkomen in de referteperiode niet hoger was dan de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.

Artikel 3 - Hoogte van de langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag bedraagt 25 procent van de op de peildatum geldende bijstandsnorm.

Artikel 4 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011.

Artikel 5 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van dag na de openbare bekendmaking daarvan.

Lelystad, 12 juli 2011.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,

Nummer: B11-14212

Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de manier waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘langdurig een laag inkomen’ zoals genoemd in artikel 36, lid 1, WWB.

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Voor een aantal begrippen die afwijken van de WWB, is een definitie gegeven. Zo is voor het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, lid 1, WWB, terwijl een wetstechnische imperfectie is weggenomen.

Artikel 2

Een referteperiode van 5 jaar, zoals voorheen voorgeschreven door het (per 1-1-2009 vervallen) artikel 36, WWB, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden voor de invulling van het begrip ‘langdurig’.

Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. Als de wetgever van mening is dat voor jongeren vanaf 21 jaar de verstrekking van een langdurigheidstoeslag tot de mogelijkheden behoort, ligt het niet in de rede om voor personen vanaf 21 jaar zijn een langere termijn dan 36 maanden te hanteren.

Voor het ‘begrip inkomen’ wordt voor het recht op langdurigheidstoeslag geen andere invulling gehanteerd dan voor het recht op algemene bijstand. Dit betekent dat de vrijgelaten middelen als bedoeld in artikel 31, lid 2, WWB (zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting) eveneens buiten beschouwing moeten blijven bij het recht op langdurigheidstoeslag. En artikel 36, lid 2, WWB bepaalt dat bij de vaststelling van het inkomen een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing wordt gelaten. Een afwijking van het begrip inkomen in de WWB, bijvoorbeeld door de toevoeging van de woorden “voor de gehele referteperiode vermeerderd met een bedrag ter hoogte van de op de peildatum van toepassing zijnde langdurigheidstoeslag” (zoals in de ingetrokken Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2009) ligt dan ook niet in de rede.

Artikel 3

Door de hoogte van de langdurigheidstoeslag in een percentage uit te drukken en te koppelen aan de geldende bijstandsnorm inclusief verhogingen en verlagingen, ontstaat een rechtvaardige verdeling van de langdurigheidstoeslag die automatisch de ontwikkeling van de hoogte van de bijstandnorm volgt.

Naar aanleiding van de beleidsnota “Voorstel budgettaire aanpassing armoedebeleid Lelystad” van 16 maart 2011, is de hoogte van de langdurigheidstoeslag verlaagd van 35% tot 25% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 4 en artikel 5

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.