Regeling vervallen per 26-02-2014

VERORDENING op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Groene Carré 2012(Verordening BI-zone Groene Carré Lelystad 2012)

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2013

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 5 juli 2011;

gelet op artikel 1, eerste lid, en artikel 7, vierde lid, van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI-zones)

en

gelet op de tussen de gemeente Lelystad en de Stichting Ondernemersfonds Groene Carré gesloten uitvoeringsovereenkomst;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage

en op de subsidie voor de BI-zone Groene Carré 2012

(Verordening BI-zone Groene Carré Lelystad 2012).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied centrum dat begrensd wordt door de Middenweg, Ziekenhuisweg, Zuigerplasdreef, Lindelaan, Kustendreef, Agorabaan, Stationsweg, Stationslaan en Visarenddreef. Deze begrenzingen maken deel uit van de BI-zone. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Stadshart Lelystad);

  • b.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad;

  • d.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Lelystad en de Stichting Ondernemersfonds Groene Carré gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De Stichting Ondernemersfonds Groene Carré (hierna:de Stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt gedurende de looptijd van deze verordeningjaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-

bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2. Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak, niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2011.

  • 2. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3. De heffingsmaatstaf als bedoeld in het eerste lid geldt voor de gehele in artikel 4, eerste lid genoemde periode.

  • 4. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;

  • b. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • c. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1. De BIZ-bijdrage bedraagt bij een waarde van:

  • a. € 250.000,00 of minder € 359,40;

  • b. meer dan € 250.000,00 doch minder dan € 500.000,00 € 419,40;

  • c. meer dan € 500.000,00 doch minder dan € 750.000,00 € 431,40;

  • d. meer dan € 750.000,00 doch minder dan € 1.000.000,00 € 491,40;

  • e. meer dan € 1.000.000,00 doch minder dan € 1.500.000,00 € 551,40;

  • f. € 1.500.000,00 of meer € 611,40.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidie-verordening Lelystad van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te heffen BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten.

  • 3. Verrekening als gevolg van vermindering van de WOZ waarde en eventueel oninbaarheid van openstaande vorderingen kunnen leiden tot een lager subsidiebedrag. De gemeente zal zich maximaal inspannen om vermindering op basis van oninbaarheid te voorkomen.

  • 4. In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de ontvangen BIZ-bijdragen.

Artikel 14 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Nummer: B11-14355

Artikel 15 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot:

  • a.

    vaststellen van de subsidie bedoeld in afdeling 4.2.5 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    intrekken of ten nadele van de stichting wijzigen van de subsidie bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012 nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Lelystad 2012’.

Lelystad, 27 september 2011.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,

i224218.pdf [Klik hier om het document te downloaden]