Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting (Verordening hondenbelasting Lelystad 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting (Verordening hondenbelasting Lelystad 2021)

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 3 november 2020;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2021

(Verordening hondenbelasting Lelystad 2021).

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

    • a.

      die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden of die hiervoor in opleiding zijn;

    • b.

      waarbij de houder van de hulphond de daartoe verstrekte machtiging afgegeven door de zorgverzekeraar kan overleggen;

    • c.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • d.

      waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

    • e.

      die jonger zijn dan 6 maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per hond per belastingjaar € 93,00

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland niet meer dan € 372,00.

  • 3. Eveneens in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, niet meer dan € 372,00.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Aangifte

  • 1. Ieder die bij aanvang van een belastingjaar houder is van één of meer honden, is gehouden binnen 4 weken aangifte hiervan te doen, tenzij aan de belastingplichtige reeds een aangiftebiljet is uitgereikt of reeds een aanslag is opgelegd.

  • 2. Indien in de loop van het belastingjaar de belastingplicht ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden een wijziging ondergaat, dient de belastingplichtige binnen 4 weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, aangifte hiervan te doen.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar gelang van tijd

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van minder dan € 50,00 en een belastingaanslag van € 5.000,00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen.

    De eerste termijn vervalt:

    • a.

      indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in de maanden januari, februari, maart of april van dat kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

    • b.

      in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting en andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Geen kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening hondenbelasting Lelystad 2020” van 17 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting Lelystad 2021”.

Ondertekening

Lelystad,

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier,

de voorzitter,