Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende regels omtrent commissieleden (Verordening rechtspositie commissieleden gemeente Lelystad 2019)

Geldend van 24-12-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende regels omtrent commissieleden (Verordening rechtspositie commissieleden gemeente Lelystad 2019)

De raad van de gemeente Lelystad,

gelezen het voorstel 190012819 van het college d.d. 15 oktober 2019 ;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

gezien het advies van het presidium d.d. 18 november 2019;

besluit vast te stellen de volgende verordening;

Verordening rechtspositie commissieleden gemeente Lelystad 2019.

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is, of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 2. Verhoging vergoeding commissieleden voor het bijwonen van commissievergaderingen in verband met bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

  • 1. Aan een commissielid kan een hogere vergoeding worden toegekend dan de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op kan maken indien:

    • a.

      het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken, blijkend uit bewijs van voldoen aan de specifieke functie-eisen en/of,

    • b.

      het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 2. Aan de in artikel 2, lid 1, onder a genoemde voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan wanneer een commissielid is benoemd in een commissie die bij verordening is ingesteld.

  • 3. Aan de in artikel 2, lid 1, onder b genoemde voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan wanneer deelname aan een commissievergadering van een commissie die bij verordening is ingesteld, gedegen dossierkennis vereist.

  • 4. Indien er sprake is van een commissie zoals opgenomen in lid 2 ontvangt het commissielid de vergoeding zoals deze is vastgesteld in de betreffende verordening. Indien de bevoegdheid tot het vaststellen van de vergoeding is overgedragen aan het college of de burgemeester, ontvangt het commissielid een vergoeding ter hoogte van het door het college of de burgemeester vastgestelde bedrag.

  • 5. De voor commissieleden tot op heden vastgestelde vergoedingen blijven van kracht tot deze zijn vervangen door vergoedingen op basis van artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, onderhavige of een volgende verordening.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2019.

Artikel 4. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie commissieleden gemeente Lelystad 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Lelystad op 3 december 2019;

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting Verordening rechtspositie commissieleden gemeente Lelystad 2019

ALGEMEEN DEEL

De in deze verordening bedoelde commissieleden zijn nadrukkelijk geen raadsleden of ambtenaren van de gemeente Lelystad.

Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is van toepassing op de vergoeding van commissieleden benoemt in een commissie die op basis van artikel 82, 83 of 84 van de Gemeentewet wordt ingesteld door de gemeenteraad, het college of de burgemeester. Het kan dan gaan om een besluitvorming voorbereidende commissie, of een bestuurscommissie die bevoegdheden uitoefent die haar door de raad, het college of de burgemeester zijn overgedragen, maar ook om een bezwaarschriftencommissie of een welstandscommissie.

Wettelijke regelingen

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van commissieleden, alsmede de financiële voorzieningen, moeten worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen voor commissieleden, niet zijnde raadsleden of ambtenaren van dezelfde gemeente, nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van commissieleden, zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers en commissieleden, is er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers en commissieleden dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers en commissieleden te regelen, is een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83, of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij, of krachtens de, wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001.

De vergoeding van commissieleden moet als inkomsten worden verantwoord en de (beroeps)kosten die worden gemaakt mogen worden afgetrokken. Het resultaat zal het commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de commissieleden op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Verhoging vergoeding commissieleden voor het bijwonen van commissievergaderingen in verband met bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie. In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.