Regeling vervallen per 23-02-2017

Mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van Limburg 2006

Geldend van 21-06-2011 t/m 03-11-2011 met terugwerkende kracht vanaf 19-04-2011

Mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van Limburg 2006 (Mandaatbesluit 2006)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In het kader van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Het presidium: het presidium van Provinciale Staten van Limburg;

  • b.

    Het college: het college van Gedeputeerde Staten van Limburg;

  • c.

    De directie: de secretaris/algemeen directeur en de directeuren als bedoeld in de artikelen 1, 3 en 6 van het Directiestatuut Provincie Limburg;

  • d.

    De secretaris/algemeen directeur: de secretaris/algemeen directeur als bedoeld in artikel 1 van het Directiestatuut Provincie Limburg;

  • e.

    De afdelingshoofden:

    • 1.

      het afdelingshoofd Bestuursstaf en Externe Betrekkingen,

    • 2.

      het afdelingshoofd Strategie en Innovatie,

    • 3.

      het afdelingshoofd Bedrijfsvoering,

    • 4.

      het afdelingshoofd Facilitair,

    • 5.

      het afdelingshoofd Economische Zaken,

    • 6.

      het afdelingshoofd Cultuur, Welzijn en Zorg,

    • 7.

      het afdelingshoofd Ruimtelijke Ontwikkeling,

    • 8.

      het afdelingshoofd Landelijk Gebied,

    • 9.

      het afdelingshoofd Milieu en Duurzame Ontwikkeling,

    • 10.

      het afdelingshoofd Vergunningen en Subsidies,

    • 11.

      het afdelingshoofd Handhaving en Monitoring,

    • 12.

      het afdelingshoofd Mobiliteit,

    • 13.

      het afdelingshoofd Provinciale Wegen,

    • 14.

      het afdelingshoofd Infra-projecten.

    • 15.

      het hoofd grondbedrijf

    • 16.

      de kabinetschef

  • f.

    Het hoofd grondbedrijf: de verantwoordelijk ambtenaar voor het grondbedrijf die in dit Mandaatbesluit voor wat betreft volmacht en machtiging (uitgezonderd rechtspositionele aangelegenheden) gelijk wordt gesteld met een afdelingshoofd.

  • g.

    De bureau- en clusterhoofden: bureau- en clusterhoofden als bedoeld in het Organisatie- en Formatierapport, respectievelijk de daarmee door de directie gelijk gestelde functionarissen.

  • h1.

    De programma-managers: programma-managers als bedoeld in het Organisatie- en Formatierapport respectievelijk de daarmee door de directie gelijk gestelde functionarissen

  • h2.

    De programma-managers coalitieakkoord: de managers, onder wie de regiomanagers, die zijn benoemd om de programma's uit het coalitieakkoord Investeren en verbinden 2007-2011 verder uit te voeren alsmede de strategisch projectmanager die belast is met programma-overstijgende coördinatie,

  • i.

    De projectleiders: projectleiders als bedoeld in het Organisatie- en Formatierapport "De Provincie Limburg van de Toekomst" d.d. april 2006, respectievelijk de daarmee door de directie gelijk gestelde functionarissen;

  • j.

    De toezichthouder: de toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • k.

    De kabinetschef: de verantwoordelijke ambtenaar voor de rijkstaken van de Commissaris van de Koningin en de taken van de Commissaris van de Koningin op het gebied van de openbare orde en veiligheid;

  • I.

    De unit control: de unit control van de Provincie Limburg zoals bedoeld in het Controllerstatuut Provincie Limburg 2006;

  • m.

    P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

  • n.

    CAP: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • o.

    Organisatie- en formatierapport: het overkoepelende Organisatie- en Formatierapport "De Provincie Limburg van de Toekomst" en de bijbehorende 13 organisatie- en formatierapporten per afdeling, gezamenlijk vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij het definitieve Besluit tot reorganisatie d.d. 18 april 2006;

  • p.

    Beslissing: beslissing gericht op publiekrechtelijk of privaatrechtelijk rechtsgevolg, dan wel gericht op feitelijk gevolg;

  • q.

    Budgethouder: de functionaris die is aangewezen als budgethouder conform het bepaalde in de Regeling op het budgethouderschap;

  • r.

    Duurovereenkomst: een overeenkomst die verplichtingen in het leven roept tot opeenvolgende of voortdurende prestaties voor een periode langer dan vier jaar.

  • s.

    Raamovereenkomst: een overeenkomst tussen één of meer aanbestedende diensten en één of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen overheidsopdrachten vast te leggen.

Hoofdstuk 2 Mandaat

Artikel 2 Mandaat aan secretaris/algemeen directeur

Aan de secretaris/algemeen directeur wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen de Provincie betreft, zoals nader omschreven in de Instructie secretaris Provincie Limburg 2003 en het Directiestatuut Provincie Limburg.

Artikel 2A Mandaat aan directie

  • 1 Aan de directie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein/mandaat van een afdelingshoofd of programma-manager coalitieakkoord.

  • 2 Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

    • a.

      het herschikken van taken tussen de afdelingen;

    • b.

      het vaststellen van de werkterreinen van de afdelingshoofden en de programmamanagers coalitieakkoord;

    • c.

      aangelegenheden op het werkterrein van de afdelingshoofden: 1° ten aanzien waarvan de directie in een incidente el geval aan een afdelingshoofd mededeling heeft gedaan dat zij door de directie zullen worden behandeld of 2° die door een afdelingshoofd aan de directie ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de directie door een ander afdelingshoofd moeten worden behandeld;

    • d.

      beslissingen inzake het benoemen van budgethouders en programmabudgethouders;

    • e.

      beslissingen met betrekking tot stukken die bestemd zijn voor het georganiseerd overleg en/of de ondernemingsraad;

    • f.

      P&O-aangelegenheden, met uitzondering van de benoemingen, welke de afdelingshoofden, de unit control en de kabinetschef betreffen;

    • g.

      vervallen

    • h.

      het aanwijzen van de collectieve roostervrije dagen als bedoeld in artikel D.3 van de CAP;

    • i.

      het beslissen omtrent deelname door medewerkers aan congressen in het buitenland;

    • j.

      het beslissen omtrent goedkeuring voor het gebruik van een vliegtuig bij dienstreizen;

    • k.

      het beslissen omtrent het treffen van regelingen ter financiële of andere compensatie bij ontslag van medewerkers, zowel vrijwillig als onvrijwillig, met dien verstande dat deze bevoegdheid door het college wordt uitgeoefend voor zover het ontslag een lid van de directie betreft;

    • I.

      beslissingen te nemen ter uitvoering van de artikelen 2 en 4 van de Procedureregeling methodische functiewaardering provincies voor zover het een functie binnen de afdeling Bedrijfsvoering betreft,

    • m.

      het beslissen op bezwaren gericht tegen de beslissingen zoals bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Procedureregeling methodische functiewaardering, met uitzondering van de gevallen waarin het een functie binnen de afdeling bedrijfsvoering betreft of het bezwaarschrift afkomstig is van een lid van de directie. In deze laatste gevallen blijven Gedeputeerde Staten bevoegd;

    • n.

      het beslissen op bezwaren gericht tegen evaluatie- en beoordelingsbesluit zoals bedoeld in de Regeling jaargesprekken, tenzij het bezwaarschrift afkomstig is van een afdelingshoofd of een lid van de directie. In deze laatste gevallen blijven Gedeputeerde Staten bevoegd;

    • o.

      ambtenaren de toegang tot dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, te ontzeggen als bedoeld in artikel G.1, tweede lid, van de CAP;

    • p.

      een verklaring ex artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering af te geven indien beslag wordt gelegd op de vergoedingen die een statenlid uit hoofde van zijn functie toekomen ten laste van de Provincie Limburg; van het besluit wordt mondeling mededeling gedaan aan het college van Gedeputeerde Staten;

    • q.

      een verklaring ex artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering af te geven indien beslag wordt gelegd op loon of enige andere vordering die een medewerker uit hoofde van zijn dienstverband heeft op de Provincie Limburg.

  • 3 In spoedeisende situaties, waarin onverwijld handelen geboden is, beslist de secretaris/algemeen directeur.

  • 4 P&O-aangelegenheden voor zover het directieleden, niet zijnde de secretaris/algemeen directeur aangaat, worden uitgeoefend door de secretaris/algemeen directeur. P&O-aangelegenheden die de secretaris/algemeen directeur aangaan, uitgezonderd benoeming, schorsing en ontslag, worden uitgeoefend door de Commissaris van de Koningin.

Hoofdstuk 3 Ondermandaat

Artikel 3 Mandaat aan afdelingshoofden

  • 1. Aan de afdelingshoofden wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als omschreven in bijlage 1, waaronder begrepen de P&Oaangelegenheden van de medewerkers van zijn afdeling, inclusief benoemingen, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de directie en aan de programma-managers coalitieakkoord.

  • 2. Voor het hoofd grondbedrijf geldt, in afwijking van het eerste lid én uitgezonderd rechtspositionele aangelegenheden, dat slechts volmacht en machtiging wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de betreffende aangelegenheid past binnen het door PS goedgekeurde Meerjarenperspectief Grondbedrijf;

    • b.

      met de betreffende aangelegenheid een geldbedrag van maximaal € 500.000,- is gemoeid en;

    • c.

      de betreffende aangelegenheid tegen marktconforme voorwaarden wordt verricht.

Artikel 3A Mandaat aan programma-managers coalitieakkoord

  • 1 Aan de programmamanagers coalitieakkoord wordt, ieder voor zich, volmacht en machtiging verleend met betrekking tot de besteding van (programma)budgetten voor zover zij als (programma)budgethouder in de zin van de Regeling op het budgethouderschap zijn aangewezen met inachtneming van de in die regeling gestelde randvoorwaarden.

  • 2 De onder sub 1 omschreven volmacht en machtiging aan de programma-managers coalitieakkoord wordt verlengd tot uiterlijk 31 december 2011, of zoveel eerder als voor de uitvoering van het coalitieakkoord ”Meer Limburg, minder overheid 2011-2015” een passende (mandaat)structuur is vastgesteld.

Artikel 4 Ondermandaat van directie

  • 1 De directie kan voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 2A, met uitzondering van P&O aangelegenheden, schriftelijk rechtstreeks ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan afdelingshoofden, programma-managers coalitieakkoord of projectleiders.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de directie voor P&O aangelegenheden schriftelijk rechtstreeks ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan programma-managers of projectleiders in geval van omvangrijke programma's of projecten waaraan medewerkers volledig zijn toegewezen.

Artikel 5 Ondermandaat van afdelingshoofden (uitgezonderd hoofd grondbedrijf)

  • 1 De afdelingshoofden kunnen, ieder voor zijn werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 3, schriftelijk rechtstreeks ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen wat het werkterrein van ondergeschikte afdelingsonderdelen, programma's en projecten betreft, aan de bureau- of clusterhoofden van die onderdelen of aan de betreffende programma-managers en projectleiders, alsmede aan de hoofden secretariaat.

  • 2 Voor bureau- of clusteroverstijgende afdelingstaken geldt, in afwijking van het eerste lid, dat slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend aan plaatsvervangend afdelingshoofden en aan programma-managers of projectleiders.

  • 3 Voor P&O aangelegenheden geldt, in afwijking van het eerste lid, dat slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend aan bureau- of clusterhoofden en uitsluitend voor zover het betreft:

    • a.

      het houden van plannings-, voortgangs-, evaluatie- en beoordelingsgesprekken met bureau-of clustermedewerkers zoals is bedoeld in de Regeling jaargesprekken alsmede beloningsbeslissingen als bedoeld in de artikelen C7, C9 en C10 van de CAP;

    • b.

      het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van bureau- of clustermedewerkers overeenkomstig de door de afdelingshoofden daartoe vastgestelde opleidingsplannen;

    • c.

      verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van bureau- of clustermedewerkers;

    • d.

      het verlenen van verlof aan bureau- of clustermedewerkers;

    • e.

      het accorderen van reisdeclaraties van bureau- of clustermedewerkers;

    • f.

      het doen van uitgaven ten behoeve van voor de werkzaamheden noodzakelijke apparatuur/hulpmiddelen

  • 4 De directie kan aan afdelingshoofden schriftelijk toestemming geven voor het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging die afwijkt van het eerste, tweede of derde lid. De toestemming voor afwijking van de in het eerste lid bedoelde ondergrens geldt in elk geval ten aanzien van:

    • a.

      het in spoedeisende gevallen geven van opdrachten of doen van aankopen met betrekking tot facilitaire zaken tot een maximum van € 225,-;

    • b.

      beslissingen te nemen door de provinciale archiefinspecteur op grond van de Archiefwet;

    • c.

      beslissingen te nemen door het afdelingshoofd Bedrijfsvoering omtrent het uitvoeren van callgeldtransacties in het kader van treasury;

    • d.

      beslissingen te nemen door het afdelingshoofd Bedrijfsvoering omtrent het opnemen van kasgeldleningen, het plaatsen van tijdelijke beleggingen met een looptijd tot drie maanden in het kader van treasury en het verrichten van kruispost-overboekingen.

    • e.

      beslissingen te nemen door het afdelingshoofd Vergunningen en Subsidies omtrent de vaststelling van subsidies. De bevoegdheid geldt niet in het geval de subsidievaststelling is voorzien van een accountantsverklaring waarin een voorbehoud wordt gemaakt ten aanzien van: de bestede uren eigen personeel/het ontbreken van een tijdschrijfadministratie; het ontbreken van een projectadministratie, of de functiescheiding binnen de instelling (geringe omvang);

    • f.

      beslissingen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in situaties waarin aanleiding bestaat voor onmiddellijk bestuursrechtelijk handhavend optreden alsmede voor andere aangelegenheden in relatie tot bestuursrechtelijk handhavend optreden - niet zijnde besluiten - door daartoe aangewezen toezichthouders.

  • 5 Van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid zijn uitgezonderd beslissingen naar aanleiding van een klacht in de zin van Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, ingeval het bureau- of clusterhoofd, de programma-manager, de projectleider of een andere functionaris zelf direct betrokken is bij de klacht.

Artikel 5A Ondermandaat van hoofd grondbedrijf

Het hoofd grondbedrijf kan voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 3 schriftelijk rechtstreeks ondervolmacht en machtiging verlenen aan het clusterhoofd en aan de senior medewerkers die gelieerd zijn aan het grondbedrijf.

Artikel 6 Mandaatregister

  • 1 Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 5A alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overleg met het afdelingshoofd Bestuursstaf en externe betrekkingen.

  • 2 Afschriften van beslissingen als bedoeld in het eerste lid, worden gezonden aan de directie en aan het afdelingshoofd Bedrijfsvoering.

  • 3 Bij een daartoe door de directie aangewezen afdeling van de Provincie Limburg wordt een openbaar Mandaatregister bijgehouden, waarin dit besluit en de in de artikelen 4, 5 en 5A bedoelde (onder)mandaten, volmachten en machtigingen worden opgenomen en geactualiseerd.

Hoofdstuk 4 Ondertekening

Artikel 7

  • 1 De bevoegdheid om op grond van de artikelen 2 tot en met 5A beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens het college.

  • 2 Het college staat op grond van artikel 59a, tweede lid, van de Provinciewet de Commissaris van de Koningin toe de ondertekening van stukken, die van het college uitgaan, op te dragen aan de secretaris/algemeen directeur of aan een of meer andere provinciale ambtenaren.

Hoofdstuk 5 Uitzonderingen

Artikel 8 Algemene uitzonderingen

Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft, onverminderd artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, géén betrekking op:

  • a.

    beslissingen met betrekking tot stukken die bestemd zijn voor het presidium en Provinciale Staten;

  • b.

    beslissingen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, waarop artikel 167, vierde lid, van de Provinciewet van toepassing is;

  • b1.

    beslissingen tot het aangaan van duurovereenkomsten en raamovereenkomsten voor een periode langer dan vier jaar;

  • c.

    beslissingen tot de oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

  • d.

    beslissingen , die leiden tot de vaststelling of wijziging van algemeen provinciaal beleid en van beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    beslissingen tot het voordragen ter vernietiging of schorsing van besluiten van andere bestuursorganen;

  • f.

    beslissingen tot (het voordragen ter) benoeming van bestuurders in functies of commissies;

  • g.

    beslissingen tot het aangaan van intentieovereenkomsten, convenanten of daarmee gelijk te stellen overeenkomsten;

  • h.

    beslissingen tot het aangaan van een juridisch gestructureerde samenwerking tussen de Provincie Limburg en private partijen op het terrein van de ruimtelijke inrichting en haar exploitatie (PPS);

  • i.

    beslissingen tot het geheel of gedeeltelijk weigeren van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • j.

    beslissingen op bezwaarschriften, tenzij het bestreden primair besluit in ondermandaat is afgedaan én bij het beslissen op bezwaar niet wordt afgeweken van het advies van de commissie als bedoeld in het Reglement bezwaren en klachten Provincie Limburg;

  • k.

    beslissingen naar aanleiding van een klacht in de zin van Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, ingeval een lid van het college, een directielid danwei een afdelingshoofd direct betrokken is bij de klacht, of beslissingen waarbij wordt afgeweken van het advies van de klachtenfunctionaris als bedoeld in het reglement bezwaren en klachten Provincie Limburg;

  • I.

    beslissingen om bezwaar in te stellen namens Gedeputeerde Staten;

  • m.

    beslissingen om beroep in te stellen namens Gedeputeerde Staten, waarbij het eerder door het college ingenomen standpunt wordt verlaten;

  • n.

    het indienen van verweerschriften en eventuele nadere memories namens Gedeputeerde Staten, waarbij het eerder door het college ingenomen standpunt wordt verlaten;

  • o.

    beslissingen om een civiel rechtsgeding te starten namens de Provincie Limburg;

  • p.

    beslissingen om verweer te gaan voeren namens de Provincie Limburg in civiele rechtsgedingen;

  • q.

    beslissingen waarbij wordt afgeweken van de Beleidsregels aanbesteding provincie Limburg;

  • r.

    beslissingen tot niet-openbare aanbestedingen, in gevallen waarbij de waarde van de opdrachten het grensbedrag in het Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten voor leveringen en diensten te boven gaan;

  • s.

    beslissingen tot het niet-melden van regelingen respectievelijk individuele gevallen van staatssteun bij de Europese Commissie via het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • t.

    beslissingen inzake het treffen van orde- en strafmaatregelen, behoudens het aan een medewerker ontzeggen van de toegang tot dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, als bedoeld in artikel G.1, tweede lid, van de CAP;

  • u.

    beslissingen inzake schorsing en ontslag van medewerkers, behoudens:

    • -

      ontslagverlening op verzoek van de medewerker,

    • -

      ontslag vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd,

    • -

      ontslag in verband met ongeschiktheid uit hoofde van ziekte

    • -

      het nemen van besluiten met betrekking tot de uitvoering van de FPU+.

  • v.

    beslissingen inzake de benoeming van afdelingshoofden, controllers unit control en de kabinetschef.

  • w.

    beslissingen waarbij wordt afgeweken van interne of externe adviezen;

  • x.

    beslissingen waarbij wordt ingestemd met het resultaat van de mediationprocedure, indien het geschil is terug te voeren op een niet-gemandateerde beslissing van het college;

  • y.

    beslissingen die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de Provincie Limburg danwel bestuurlijk of politiek gevoelig zijn.

Artikel 9 Specifieke uitzonderingen

Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft evenmin betrekking op:

  • a. besluiten tot het weigeren van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

  • b. besluiten tot afgifte van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de WRO en besluiten tot het goedkeuren van bestemmingsplannen;

  • c. besluiten tot het geven van aanwijzingen aan gemeenten als bedoeld in de artikelen 3.8, zesde lid, en 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

  • d. besluiten tot het weigeren van een vergunning of een ontheffing, met uitzondering van besluiten waarbij wordt geweigerd op grond van een algemeen verbindend voorschrift of beleidsregel of besluiten waarbij wordt geweigerd een omgevingsvergunning of toestemming te verlenen waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is verklaard;

  • e. besluiten tot het verlenen van een vergunning voor projecten c.q. bedrijven waar een communicatietraject is of wordt gevolgd;

  • f. vervallen

  • g. besluiten tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, dan wel het opleggen van een last onder dwangsom,behoudens in situaties waarin aanleiding bestaat voor onmiddellijke bestuursrechtelijk handhavend optreden;

  • h. besluiten tot toepassing van het bevelinstrumentarium van de Wet bodembescherming (Wbb), behoudens in spoedeisende situaties;

  • i. besluiten waarbij instemming wordt geweigerd op grond van de Wet bodembescherming (Wbb);

  • j. besluiten tot het vaststellen van subsidieplafonds;

  • k. besluiten tot het verlenen van subsidies voor zover deze € 125.000,- of meer bedragen;

  • I. besluiten tot het verlenen van incidentele subsidies ex artikel 4:23, derde lid, sub d Awb; m. besluiten tot weigering van de subsidieverlening, met uitzondering van:

    • - de weigering op een grond genoemd in een algemeen verbindend voorschrift ofbeleidsregel;

    • - de weigering als gevolg van het bereiken van een subsidieplafond;

    • - de weigering van een aangevraagd subsidiebedrag lager dan € 25.000,-, vanwege het ontbreken van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb en het eveneens niet van toepassing zijn van één van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, Awb;

  • n. besluiten tot het opleggen van een vergoedingsplicht ten laste van de subsidie-ontvanger en tot het ambtshalve:

    • -

      geheel of gedeeltelijk vaststellen van een subsidie;

    • -

      geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen van een subsidieverlening- of vaststelling;

    • -

      geheel terugvorderen van een subsidie of een voorschot;

Hoofdstuk 6 Vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte

Artikel 10

  • 1 De secretaris/algemeen directeur, directeuren, afdelingshoofden en programmamanagers coalitieakkoord binnen hun respectieve takenpakket, zijn gemachtigd tot het in voorkomende gevallen vertegenwoordigen van Gedeputeerde Staten in rechte en in mediationprocedures. Hieronder is mede begrepen de bevoegdheid om te beslissen op verzoeken om rechtstreeks beroep.

  • 2 De secretaris/algemeen directeur, directeuren, afdelingshoofden en programmamanagers coalitieakkoord, binnen hun respectieve takenpakket, zijn bevoegd ambtenaren en externe adviseurs te machtigen het college van Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures en in mediationprocedures.

Hoofdstuk 7 Algemene instructies

Artikel 11 Instructies

  • 2 Het nemen van beslissingen over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op aangelegenheden met (mogelijke) financiële gevolgen geschiedt met inachtneming van het bepaalde in de Regeling op het budgethouderschap, en overigens voor zover daartoe in een vastgestelde begroting financiële middelen zijn toegekend.

  • 3 De gemandateerde houdt een registratie bij van de krachtens (onder)mandaat, volmacht of machtiging genomen beslissingen.

Artikel 12 Ondertekening stukken

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt: Gedeputeerde Staten van Limburg, namens deze: (handtekening) (naam functionaris) (functie)

Artikel 13 Controleer) verantwoording

De gemandateerden stellen het college van Gedeputeerde Staten, dan wel de betrokken portefeuillehouders respectievelijk hun leidinggevenden, actief in kennis van de krachtens (onder)mandaat te nemen of reeds genomen besluiten waarvan zij moeten aannemen dat kennisneming door het college, de betrokken portefeuillehouders of de leidinggevende van belang is.

Artikel 14 Vervanging

De uit dit besluit voor de secretaris/algemeen directeur en de afdelingshoofden voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

Hoofdstuk 8 Overqanqs- en slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1 In onvoorziene, spoedeisende gevallen, waarin onverwijld handelen geboden is, handelt de gemandateerde in de geest van dit besluit.

  • 2 Dit besluit treedt in werking per 1 juli 2006 en wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad.

  • 3 Het besluit van Gedeputeerde Staten tot vaststelling van het "Besluit mandaat, volmacht en machtiging" d.d. 17 mei 2004, laatstelijk gewijzigd d.d. 21 februari 2006, wordt met ingang van 1 juli 2006 ingetrokken.

  • 4 Voorde uitoefening van (onder)gemandateerde bevoegdheden, verleende volmachten of machtigingen vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijft het Besluit mandaat, volmacht en machtiging van toepassing, ook na 1 juli 2006.

  • 5 Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging blijft na 1 juli 2006 eveneens van toepassing op de afhandeling van subsidieaanvragen die zijn ingediend voor 1 juli 2006, inclusief de afhandeling van de eventuele bezwaar- en beroepschriften.

  • 6 Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de leden van de directie, de afdelingshoofden en hun plaatsvervangers.

Artikel 15A

Vervallen

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit 2006. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 21 juni 2011 en werkt terug tot 19 april 2011.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 23 juni 2011 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon