Regeling vervallen per 07-05-2019

Nadere Subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn

Geldend van 22-01-2018 t/m 06-05-2019 met terugwerkende kracht vanaf 15-08-2016

Intitulé

Nadere Subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn

Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg in de hoedanigheid van Managementautoriteit voor het Samenwerkingsprogramma Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014-2020 conform het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020 ;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1299/2013 van Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’

Gelet op Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie van 4 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma's (Pb EU 2014, L138);

Gelet op de EFRO Uitvoeringswet;

Gelet op de Regeling Europese EZ subsidies (REES) programmaperiode 2014-2020;

Overwegende dat het Comité van Toezicht op 28 juni 2016 ingestemd heeft met de uitgangspunten van de Nadere Subsidieregels;

Overwegende dat de Managementautoriteit verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn en de inzet van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn tot een moderne kennisregio en een technologische topregio met een concurrerende economie en een hoge levenskwaliteit in een inclusieve gemeenschap die banen schept;

Overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstelling wordt beoogd, toetst de Managementautoriteit of het totaal aan overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan. In het bijzonder acht de Managementautoriteit in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing: a. Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014; b. Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

NADERE SUBSIDIEREGELS INTERREG V-A PROGRAMMA EUREGIO MAAS-RIJN

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Comité van Toezicht: het comité dat toezicht houdt op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma (‘toezichtcomité’) conform artikel 47, 48 en 49 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en aangewezen als Comité van Toezicht Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014 – 2020, zoals bedoeld in artikel 3, van het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020;

  • d.

    De-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • e.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • f.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

  • g.

    Kostencatalogus: Catalogus met nadere uitwerking van subsidiabele en niet-subsidiabele kosten voor het Samenwerkingsprogramma opgesteld op grond van artikel 18, tweede lid, van verordening 1299/2013 en goedgekeurd door het Comité van Toezicht op 28 juni 2016 en gepubliceerd op de website van het samenwerkingsprogramma (www.interregemr.eu);

  • h.

    Lead partner: een rechtspersoon, eenmanszaak of personenvennootschap die namens een samenwerkingsverband optreedt als subsidieaanvrager;

  • i.

    Managementautoriteit: Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg zijn aangewezen als Managementautoriteit, zoals bedoeld in artikel 123, eerste lid, van verordening 1303/2013 voor het Samenwerkingsprogramma en zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020;

  • j.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming, zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • k.

    Onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • l.

    Outputindicatoren: indicatoren als bedoeld in artikel 27, vierde lid, onder b, van verordening 1303/2013 en uitgewerkt in hoofdstuk 2 van het Samenwerkingsprogramma;

  • m.

    Programmagebied: grondgebied van de Euregio Maas-Rijn, zoals gedefinieerd in de bijlage van het Samenwerkingsprogramma Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014-2020;

  • n.

    REES: Regeling Europese EZ subsidies (Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZ-subsidies); inclusief wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies in verband met het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn van 25 juni 2016, nr. WJZ/16083058 of een opvolger van deze regeling;

  • o.

    Samenwerkingsprogramma: Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014-2020 programma; gezamenlijk programma als bedoeld in artikel 96 van verordening 1303/2013, goedgekeurd door de Europese Commissie op 9 december 2015 (2014TC16RFCB001); Dit programma is te vinden op de website www.interregemr.info;

  • p.

    Verordening (EU) nr. 1299/2013 van Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’;

  • q.

    Verordening 1303/2013: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, Pb L 347/320 van 20 december 2013.

Artikel 2 Doelstelling van de regeling

De regeling stelt subsidie beschikbaar voor projecten die bijdragen aan de doelstelling van het Samenwerkingsprogramma zoals in het Samenwerkingsprogramma beschreven en verwerkt: “Het ondersteunen van projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn tot een moderne kennisregio en een technologische topregio met een concurrerende economie en een hoge levenskwaliteit in een inclusieve gemeenschap die banen schept.”

Artikel 3 Aanvrager en begunstigde

  • 1 Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door een lead partner.

  • 2 Rechtspersonen en personenvennootschappen in het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub b, zijn de begunstigden van de subsidie.

Hoofdstuk 2 Criteria

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria:

    • a.

      De resultaten van het project komen ten goede aan het programmagebied;

    • b.

      Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband dat bestaat uit minimaal twee rechtspersonen uit twee verschillende lidstaten uit het programmagebied;

    • c.

      Het project draagt bij aan de doelstelling van het programma, zoals geformuleerd in artikel 2 en past binnen een van de prioritaire assen, zoals geformuleerd in artikel 5;

    • d.

      Het project scoort op één of meer van de outputindicatoren;

    • e.

      Het project mag maximaal drie jaar duren, de start- en einddatum worden in de verleningsbeschikking opgenomen.

  • 2 Indien sprake is van staatssteun, moet, om voor subsidie in aanmerking te komen, het project:

    • a.

      passen binnen een van de artikelen van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voldoen aan de voorwaarden van het betreffende artikel en voldoen aan de algemene en procedurele bepalingen in Hoofdstuk I en II van de betreffende verordening; of

    • b.

      voldoen aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening; of

    • c.

      voldoen aan de voorwaarden van een andere vrijstelling.

Artikel 5 Specifieke deelterreinen

Subsidies kunnen worden ingediend voor projecten binnen een van de vier prioritaire assen van het Samenwerkingsprogramma:

  • 1.

    Prioritaire as 1: Innovatie 2020

  • 2.

    Prioritaire as 2: Economie 2020

  • 3.

    Prioritaire as 3: Sociale inclusie en opleiding

  • 4.

    Prioritaire as 4: Territoriale ontwikkeling

Een nadere uitwerking van de prioritaire assen is terug te vinden in hoofdstuk 1 en 2 van het Samenwerkingsprogramma.

Artikel 6 Selectiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen, dient een subsidieaanvraag aan alle onderstaande selectiecriteria te voldoen:

  • a.

    Het project dient grensoverschrijdende samenwerking te versterken;

  • b.

    Het project levert een bijdrage aan de doelstellingen en resultaten van het Samenwerkingsprogramma;

  • c.

    Het project is haalbaar, duurzaam voor het programmagebied en heeft een meerwaarde voor andere projecten in het samenwerkingsprogramma;

  • d.

    De resultaten van het project staan in verhouding tot het benodigde budget voor de uitvoering van het project (‘value for money’);

  • e.

    Het project heeft een innovatief karakter.

Artikel 7 Prioriteitscriteria

Per prioritaire as zijn prioriteitscriteria vastgesteld. Subsidieaanvragen die aan onderstaande prioriteitscriteria voldoen hebben voorhang op subsidieaanvragen die enkel voldoen aan de selectiecriteria zoals gesteld in artikel 6.

De per prioritaire as te hanteren prioriteitscriteria zijn hieronder vermeld:

  • 1.

    Prioritaire as 1

    • a.

      Projecten die innovatiemogelijkheden tonen voor het MKB,

    • b.

      Projecten die het MKB stimuleren gebruik te maken van grensoverschrijdende innovatie structuren;

    • c.

      Projecten die zich richten op cross overs tussen economische en technologische sectoren;

    • d.

      Projecten die zich richten op een integrale benadering van nieuwe technologieën en de verschillende faciliteiten op dit vlak;

    • e.

      Projecten die zich niet hoofdzakelijk richten op onderzoek maar wel het realiseren van faciliteiten.

  • 2.

    Prioritaire as 2

    • a.

      Projecten die zich richten op energie, duurzame ontwikkeling en maatregelen om negatieve klimaatveranderingen voor het bedrijfsleven het hoofd te bieden;

    • b.

      Projecten met een demonstratiekarakter en tegelijkertijd investeringen of andere maatregelen uitlokken bij het MKB;

    • c.

      Projecten die tot doel hebben om intelligente en duurzame oplossingen in alle fasen van de productie bij het MKB te initiëren.

  • 3.

    Prioritaire as 3

    • a.

      Projecten gericht op grensoverschrijdende contacten en mogelijkheden op de arbeidsmarkt;

    • b.

      Projecten die zich richten op het ontwikkelen van faciliteiten en pilot projecten om de grensoverschrijdende mogelijkheden in beeld te brengen;

    • c.

      Projecten die tot doel hebben om nieuwe technologieën en innovatieve acties op grensoverschrijdend arbeidsmarktgebied te introduceren en te demonstreren.

  • 4.

    Prioritaire as 4

    • a.

      Projecten die zich richten op territoriale ontwikkeling, mobiliteit of toerisme;

    • b.

      Projecten die zich richten op een geïntegreerd (marketing) beleid voor de gehele grensoverschrijdende regio.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

Conform de artikelen 5.2.9 tot en met 5.2.13 van de REES gelden bij subsidieverlening de volgende verplichtingen:

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip.

  • 2.

    De in artikel 71, eerste lid, van verordening 1303/2013 bedoelde termijn van vijf jaar wordt in geval van het behoud van investeringen of van door het mkb gecreëerde werkgelegenheid, verkort tot drie jaar.

  • 3.

    De subsidieontvanger meldt aan de Managementautoriteit voorafgaand aan de wijziging van een project waarvoor subsidie wordt verstrekt, de voorgestelde wijziging betreffende

    • a.

      de subsidieontvanger,

    • b.

      de uit te voeren activiteiten of de te realiseren doelstellingen,

    • c.

      de financiering van het project, en/of

    • d.

      de planning of looptijd, Deze wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Managementautoriteit.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet naast het gestelde in het derde lid onverwijld schriftelijk melding aan de Managementautoriteit zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 5.

    De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem gemaakte en betaalde kosten en de aan het project toe te rekenen opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn, overeenkomstig de vereisten zoals vastgelegd in de Kostencatalogus.

  • 6.

    De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan alle controles die voor de uitvoering van het programma noodzakelijk worden geacht.

  • 7.

    De Managementautoriteit kan ook andere verplichtingen verbinden aan de subsidie, waaronder rapportageverplichtingen over de inhoudelijke en financiële voortgang.

Artikel 9 Afwijzingsgronden

  • 1 Een aanvraag wordt afgewezen indien:

    • a.

      het project niet bijdraagt aan de doelstelling van het samenwerkingsprogramma, zoals gedefinieerd in artikel 2;

    • b.

      de subsidieaanvraag niet is ingediend door een aanvrager zoals gesteld in artikel 3, eerste lid en / of niet ten goede komt aan de begunstigde zoals genoemd in artikel 3, tweede lid;

    • c.

      het project niet past binnen de vier prioritaire assen zoals gesteld in artikel 5;

    • d.

      het project niet voldoet aan de algemene criteria in artikel 4 en / of de selectiecriteria in artikel 6;

    • e.

      de subsidieaanvraag niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 13;

    • f.

      de subsidieaanvraag niet volledig is ontvangen of ontvangen is buiten de periode zoals vermeld in artikel 14;

    • g.

      de subsidieaanvraag betrekking heeft op activiteiten die gericht zijn op de continuïteit van een onderneming of instelling;

    • h.

      het project niet voldoet aan Europese regelgeving, bijvoorbeeld inzake staatssteun en / of aanbesteding;

    • i.

      de totale subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 200.000;

    • j.

      de aanvrager een ondernemer is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden geacht (PbEU L 2014, 187);

    • k.

      er sprake is van een onderneming in moeilijkheden zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Onverminderd het gestelde in het eerste lid, kan de Managementautoriteit kan geheel of gedeeltelijk afwijzend beslissen op een aanvraag indien blijkt dat de beoogde financiering door de overige financiers geheel of gedeeltelijk niet zal worden verleend.

Hoofdstuk 3 Financiële aspecten

Artikel 10 Subsidieplafond

  • 1 Het Comité van Toezicht stelt voor de EFRO bijdrage het subsidieplafond per prioritaire as voor de indieningstermijn zoals vastgelegd in artikel 14 als volgt vast:

    • -

      Prioritaire as 1: Innovatie 2020 6,0 miljoen euro EFRO

    • -

      Prioritaire as 2: Economie 2020 4,5 miljoen euro EFRO

    • -

      Prioritaire as 3: Sociale inclusie en opleiding 12,0 miljoen euro EFRO

    • -

      Prioritaire as 4: Territoriale ontwikkeling 6,5 miljoen euro EFRO

  • 2 Het Comité van Toezicht kan bij de beoordeling van de subsidieaanvragen besluiten om dit budget te verhogen met een bedrag dat vrijvalt als gevolg van het niet doorgaan van eerder goedgekeurde projecten dan wel een lagere vaststelling voor deze projecten, met dien verstande dat minimaal 6,6 miljoen aan EFRO middelen voor projecten uit prioritaire as 1 overblijft, 3,0 miljoen voor prioriteit 2 projecten en 2,9 miljoen voor prioriteit 3 projecten.

  • 3 De verdeling van het subsidieplafond per prioritaire as over de subsidieaanvragen vindt plaats op basis van de aansluiting op de selectiecriteria zoals gesteld in artikel 6 en naar volgorde van de score van de projecten op de prioriteitscriteria zoals genoemd in artikel 7. De Managementautoriteit adviseert hierover aan het Comité van Toezicht dat vervolgens een besluit neemt over de verdeling van het subsidieplafond over de subsidieaanvragen. De Managementautoriteit neemt het besluit van het Comité van Toezicht over in de beslissing op de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 15.

Artikel 11 Subsidiebedrag

  • 1 De hoogte van de EFRO subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien de aanvrager minder dan 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3 Indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan een van de voorwaarden van artikel 4, lid 2 wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totaal aan overheidsbijdragen aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan is op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel dat mogelijk is in het kader van de de-minimisverordening.

Artikel 12 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

  • 1 Ten aanzien van de subsidiabele en niet subsidiabele kosten gelden de regels en voorwaarden zoals vastgelegd in de Verordeningen (EU) 1299/2013, (EU) 1303/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) 481/2014. Deze regels zijn voor het Samenwerkingsprogramma uitgewerkt in de Kostencatalogus.

  • 2 Ingeval de inhoud van de Kostencatalogus tegenstrijdig is met de inhoud van de in het eerste lid genoemde Verordeningen, zijn de Verordeningen leidend bij het bepalen van de subsidiabele kosten.

  • 3 Indien sprake is van staatssteun en de steun wordt verleend onder toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening dan wel een andere vrijstelling, dan zijn de kosten slechts subsidiabel die genoemd zijn in het van toepassing zijnde artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel de andere vrijstelling, op basis waarvan de subsidie wordt verstrekt.

Hoofdstuk 4 Aanvraagprocedure

Artikel 13 Indienen aanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

    • a.

      een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Managementautoriteit;

    • b.

      een subsidieaanvraag kan alleen worden ingediend via het elektronisch monitoringsysteem eMS met gebruikmaking van het daartoe door de Managementautoriteit vastgestelde aanvraagformulier (www.interregemr.eu);

    • c.

      een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven verplichte bijlagen.

  • 2 Indien de aanvraag niet volledig is, krijgt de subsidieaanvrager de mogelijkheid om binnen de in artikel 14 genoemde indieningstermijn de subsidieaanvraag te completeren.

Artikel 14 Termijn voor indienen aanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag kan vanaf 22 januari 2018 worden ingediend en een volledige subsidieaanvraag dient uiterlijk 5 maart 2018 om 16.00 uur te zijn ontvangen door de Managementautoriteit.

  • 2 Voor de datum van ontvangst is de datum van ontvangst van een volledige subsidieaanvraag in het monitoringsysteem eMS bepalend.

Artikel 15 Beslissing op aanvraag

Conform artikel 5.2.4 van REES geeft de Managementautoriteit binnen 26 weken na sluiting van de indieningstermijn een beschikking op een subsidieaanvraag.

Artikel 16 Betaling en bevoorschotting

  • 1 De Managementautoriteit verstrekt op een daartoe ingediende betalingsaanvraag als bedoeld in artikel 132 van verordening 1303/2013, van de subsidieontvanger, voorschotten op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 90% van de toegekende subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger dient twee keer per jaar een betalingsaanvraag in.

  • 3 Een betalingsaanvraag bevat ten minste de declaratie van de gemaakte kosten.

  • 4 Op de termijn van betaling is artikel 132 van verordening 1303/2013 van toepassing, hetgeen betekent dat betaling aan de subsidieontvanger plaatsvindt uiterlijk binnen 90 dagen na indiening van de betalingsaanvraag.

  • 5 Voor de toepassing van artikel 132, eerste lid van verordening 1303/2013 gaat, ingeval van onvoldoende beschikbaarheid van middelen uit de initiële en jaarlijkse voorfinanciering en tussentijdse betalingen uit het EFRO als bedoeld in artikel 132, eerste lid van verordening 1303/2013, bij gelijk indienen van betalingsaanvragen door subsidieontvangers, betaling aan een MKB-onderneming voor op overige subsidieontvangers.

  • 6 Onverminderd het vijfde lid, gaan betalingen aan MKB ondernemers met een hoger bedrag op de betalingsaanvraag, voor op betalingen aan MKB ondernemers met een lager bedrag op de betalingsaanvraag.

Artikel 17 Vaststelling

  • 1 Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde termijn, dient de subsidieontvanger via het monitoringsysteem eMS met gebruikmaking van het daartoe door de Managementautoriteit vastgestelde formulier, een aanvraag tot vaststelling in bij de Managementautoriteit.

  • 2 Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3 Bij het vaststellingsformulier zoals bedoeld in het eerste lid dienen de volgende bijlagen te worden toegevoegd:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken ter onderbouwing van de gerapporteerde waarde of waarden voor de outputindicatoren;

    • c.

      een financieel verslag.

  • 4 Conform artikel 5.2.15 van REES beslist de Managementautoriteit binnen 26 weken op een aanvraag om subsidievaststelling.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 augustus 2016.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten in hoedanigheid van Managementautoriteit en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3 Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 19 juli 2016. Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
secretaris dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon 

Toelichting behorende bij “Nadere subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn”

Algemeen, juridisch kader

Artikel 125, derde lid van Verordening 1303/2013 bepaalt dat de Managementautoriteit ten aanzien van de selectie van concrete acties passende selectieprocedures en –criteria opstelt. Op Europees niveau is aldus het opstellen van regels om subsidie voor de EFRO-gelden te verstrekken neergelegd bij de Managementautoriteit.

Verordening 1299/2013 is van kracht voor programma’s die zich richten op Europese Territoriale Samenwerking, waaronder ook het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn. In aanvulling op de algemene Verordening 1303/2013, kent de ETS verordening enkele specifieke bepalingen die van kracht zijn voor het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn.

Gedelegeerde verordening 481/2014 geeft specifieke regels voor Europese Territoriale Samenwerking, waaronder ook het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn, op het gebied van subsidiabiliteit. Deze gedelegeerde verordening geeft het raamwerk welke kosten onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor subsidie. De nadere invulling van dit raamwerk gebeurt per programma, in het geval van het EMR programma in de kostencatalogus,

Bij wijziging van 25 juni 2016 is de Regeling Europese EZ subsidies (REES) ook van toepassing verklaard voor de uitvoering van het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn. Met name relevant voor het Samenwerkingsprogramma zijn de bepalingen in hoofdstuk 5 van de REES.

Indien uit de beoordeling van het project door de Managementautoriteit blijkt dat sprake is van staatssteun, dan moet het project c.q. de betreffende activiteiten in het project voldoen aan de voorwaarden uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening nr. 651/2014) of de de-minimis verordening (Verordening nr. 1407/2013) of een andere Europese vrijstelling.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Onder f EFRO Het EFRO is een van de Europese structuurfondsen waarmee het regionaal beleid van de EU wordt gerealiseerd ter zake convergentie, regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid en Europese territoriale samenwerking. Onder g Kostencatalogus De basis voor de regels omtrent subsidiabiliteit van kosten volgt uit Verordening 1303/2013 en 1299/2013 en gedelegeerde verordening 481/2014. Op basis van deze regels heeft de Managementautoriteit van het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn in samenwerking met de programmapartners een Kostencatalogus opgesteld, waarin een nadere uitwerking met diverse voorbeelden is gegeven van de subsidiabiliteitsregels. Hierbij is rekening gehouden met verschillen (in wetgeving) tussen de drie lidstaten bij het berekenen van diverse subsidiabele kosten. De kostencatalogus is vastgesteld door het Comité van Toezicht en te vinden op de website van het samenwerkingsprogramma: www.interregemr.eu. Onder l Outputindicatoren Het samenwerkingsprogramma kent vier prioritaire assen en binnen elke as een of meer investeringsprioriteiten. Deze zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2 van het samenwerkingsprogramma. De aanvraag moet passen binnen een van de investeringsprioriteiten en subdoelstellingen. Voor elke investeringsprioriteit is een set outputindicatoren ontwikkeld. In de subsidieaanvraag dient u de indicatoren die van toepassing zijn op uw project te selecteren en te kwantificeren.

Artikel 3 Aanvrager en begunstigde Een aanvrager is degene die namens het samenwerkingsverband de subsidie aanvraagt. Een begunstigde is een rechtspersoon die ook daadwerkelijk de subsidie ontvangt. Aan een begunstigde wordt subsidie toegekend op basis van de goedgekeurde subsidieaanvraag. Iedere begunstigde moet, al of niet via de lead partner, rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang.

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria Alle subsidieaanvragen moeten voldoen aan de algemene subsidiecriteria. Dit wordt beoordeeld door de Managementautoriteit. Indien sprake is van staatssteun dan kan alleen subsidie worden verstrekt indien het project past binnen de algemene groepsvrijstellingsverordening of voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of een ander Europese vrijstelling. De Managementautoriteit kan aanvullende informatie opvragen om te kunnen beoordelen of sprake is van staatssteun en zo ja, of deze is toegestaan op grond van een van deze vrijstellingen.

Artikel 5 Specifieke deelterreinen Het samenwerkingsprogramma is opgebouwd rond vier centrale (inhoudelijke) prioritaire assen. Binnen elke prioritaire as zijn een of meer door de Europese Commissie voorgeschreven investeringsprioriteiten opgenomen. Aan de hand van deze investeringsprioriteiten zijn vervolgens specifieke doelstellingen geformuleerd. Subsidieaanvragen dienen te passen binnen één specifieke doelstelling van het programma. Nadere informatie over deze prioritaire assen en specifieke doelstellingen, met een omschrijving van de uitdaging, voorbeeld acties en verwachte resultaten is te vinden in hoofdstuk 1 en 2 van het Samenwerkingsprogramma.

Artikel 6 Selectiecriteria Om te beoordelen of de aanvraag voldoet aan het samenstel van de genoemde criteria, worden onderstaande deelaspecten meegenomen in die beoordeling:

a. Het project dient grensoverschrijdende samenwerking te versterken: - Wijze waarop en mate waarin het project de grensoverschrijdende samenwerking versterkt; - Mate waarin nieuwe en blijvende grensoverschrijdende contacten of netwerken tot stand komen en de mate waarin deze bijdragen aan grensoverschrijdende samenwerking in algemene zin; - Daadwerkelijke meerwaarde voor grensoverschrijdende samenwerking; noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking om de resultaten van het project te kunnen behalen.

b. Het project levert een bijdrage aan de doelstellingen en resultaten van het samenwerkingsprogramma: - Wijze waarop en mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen en verwachte resultaten van het samenwerkingsprogramma; - Daadwerkelijke output van het project en de relevantie hiervan in het licht van het samenwerkingsprogramma.

c. Het project is haalbaar, duurzaam voor het programmagebied en heeft een meerwaarde voor andere projecten in het samenwerkingsprogramma: - Haalbaarheid van het project; eventuele risico(‘s) dat het project niet kan worden uitgevoerd zoals voorzien; - Voorzieningen die worden getroffen om ervoor te zorgen dat het resultaat van het project duurzaam is voor de regio; - Meerwaarde van het project voor andere projecten in het programmagebied, bijvoorbeeld als het gaat om leereffecten voor andere projecten; - Meerwaarde van het project, in geval sprake het project een vervolg is op een eerder project.

d. De resultaten van het project staan in verhouding tot het benodigde budget voor de uitvoering van het project (value for money): - Verhouding van het budget en de verwachte resultaten van het project tot het budget en de verwachte resultaten van het samenwerkingsprogramma; - Efficiëntie en doeltreffendheid van de beoogde activiteiten; - Verwachte impact van het project.

e. Het project heeft een innovatief karakter: - Bijdrage aan de innovatie van de economie of sociale structuur van het programmagebied; - Mate van innovativiteit in benadering of methodiek ten aanzien van de betrokken thema’s.

Artikel 10 Subsidieplafonds De subsidieplafonds zijn door het Comité van Toezicht vastgesteld in haar vergadering van 28 juni 2016. Lid 2 biedt het Comité van Toezicht de mogelijkheid om projecten die positief scoren op de diverse criteria, maar waarvoor het plafond zoals vermeld in artikel 1 ontoereikend zou zijn, toch goed te kunnen keuren. De Managementautoriteit adviseert het Comité van Toezicht over de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de selectiecriteria. Het Comité van Toezicht neemt een beslissing over de subsidieaanvragen en daarmee de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Artikel 11 Subsidiebedrag Lid 1 Het Comité van Toezicht neemt alleen een besluit over de gevraagde EFRO bijdrage, niet over eventuele bijdragen van andere co-financiers. Lid 3 Indien sprake is van staatssteun dan mag het totaal aan publieke steun (EFRO plus andere overheidsbijdragen) niet meer bedragen dan het maximum zoals gesteld in de van toepassing zijnde vrijstelling op basis waarvan de steun geoorloofd is.

Artikel 13 Indienen aanvraag Voor het indienen van een aanvraag is een elektronisch systeem ontwikkeld. Het systeem voldoet aan de eisen van verordening 1303/2013, met name de eisen in artikel 122, derde lid, dat de uitwisseling van alle informatie tussen de subsidieontvanger en de Managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit door middel van elektronische systemen voor gegevensuitwisseling kan plaatsvinden. Aanvragen worden alleen in behandeling genomen als gebruik wordt gemaakt van dit systeem.

Artikel 16 Betaling en bevoorschotting In artikel 132 van verordening 1303/2013 is bepaald dat de Managementautoriteit uiterlijk 90 dagen na het indienen van de betalingsaanvraag van de begunstigde betaalt. Dit betreft de betaling van voorschotten op de subsidie op basis van de door de begunstigde gedeclareerde kosten. Op deze termijn is het voorbehoud gemaakt van beschikbaarheid van financiering vanuit EFRO. Indien meerdere betalingsaanvragen gelijktijdig worden ingediend en er zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar uit het EFRO, gaat betaling aan MKB-ondernemingen voor op betaling aan overige subsidieontvangers. De bepaling laat onverlet de bevoegdheid van de Managementautoriteit de betalingstermijn op te schorten wegens onder andere gebrek aan gegevens om de betalingsaanvraag te beoordelen, conform artikel 132, tweede lid van verordening 1303/2013. De bepaling laat onverlet om eerder dan 90 dagen uit te betalen, waarbij spoedige betaling een expliciet doel van de Nederlandse overheid is.

Artikel 17 Vaststelling Lid 2 Projectcontroles door de auditautoriteit kunnen leiden tot een lagere subsidievaststelling. Indien de vaststellingsbeschikking door de MA wordt verleend voordat de laatste controle door de auditautoriteit heeft plaatsgevonden, wordt dit voorbehoud duidelijk aan de subsidieontvanger gecommuniceerd.