Regeling vervallen per 19-09-2019

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Lingewaal

Geldend van 29-08-2013 t/m 18-09-2019

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Lingewaal

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Lingewaal

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    a. Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregel wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen (ook integriteitstoets);

    b. Bibob-vragenformulieren: vragenlijsten waarin vragen als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob zijn opgenomen;

    e. indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet

    m. integriteitstoets: de behandelwijze van een aanvraag welke na de reguliere toetsing plaatsvindt en waarbij volgens deze beleidsregel wordt beoordeeld of er aan de wet ontleende redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies te vragen;

    h. reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de wet berusten;

Artikel 2 Doel

  • 1 De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2 Deze beleidsregel heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet  toepast. 

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 3 Categorieën

  • 1 Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot beschikkingen zoals bedoeld in:

    I. artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (commerciële horeca-instellingen;

    II. a. artikel 7 van de wet jo artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (exploitatievergunning);

    b.artikel 7 van de wet jo artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf (seksinrichitngen); 

    c.artikel 7 van de wet  jo artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening, voor het exploiteren van een inrichting die is bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c van de Wet op de Kanspelen;

    III. a. artikel 2.1, eerst lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan voor de vestiging van een nieuw bedrijf op een van de binnen de gemeente Lingewaal aanwezige of nieuw te vestigen bedrijventerreinen en voor zover de bouw kosten van de bouwactiviteiten meer bedragen dan € 100.000,--.

     

  • 2 Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

  • 3 Bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in het eerste lid, sub III b zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de wet. Ook zal het bestuursorgaan beding dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

  • 4 Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet Bibob niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

Artikel 4 Bijzondere situaties

  • 1 Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

    a.ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of overheidsopdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    b. ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet;

    c. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op subsidies.

     

Artikel 4 Toepassing en bijzondere situaties

  • 1 Het bestuursorgaan past de Wet Bibob altijd toe in de in artikel 3, lid 1,onder I, II en III genoemde categorieën.

  • 2 Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe in de overige in artikel 3 genoemde categorieën in die gevallen dat er een aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. Er is in elk geval aanleiding om de Wet Bibob toe te passen, indien:

    a. er op basis van de door de gemeente (op basis van de beschikbare informatie) ingevulde Indicatorenlijst aanwijzingen zijn dat de beschikking of opdracht mogelijk mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    b. de gemeente op andere wijze bekend is met feiten en omstandigheden die aanleiding geven om te veronderstellen dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    c. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3 Procedure aanvraag om vergunning

Artikel 5 Vragenlijst

  • 1 In alle in artikel 4 omschreven gevallen moet betrokkene naast de reguliere aanvraag- en/of vragenformulieren ook Bibob-vragenformulieren invullen.

     

  • 2 Het bestuursorgaan maakt gebruik van de voorgeschreven vragenformulieren en Indicatorenlijsten.

  • 3 Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibob-vragenformulieren in te vullen en/of het niet volledig invullen van de Bibob-vragenformulieren kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten of de beschikking te weigeren.

     

Artikel 6 Onderzoek

  • 1 Het onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    a. het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of een opdracht en in dat kader overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden, alsmede aan de hand van de ingevulde Indicatorenlijst;

    b. het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het vorige artikel bedoelde vragenlijsten en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2 Het bestuursorgaan kan zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Nederland.

  • 3 Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1 Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 8.

  • 2 In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 8 Adviestermijn

  • 1 Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet Bibob.

  • 2 Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

     

  • 3 Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk 4 Besluitvorming

Artikel 9 Beschikking

  • 1 Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag of gunning op grond van de wet , indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet .

  • 2 Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

  • 3 Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies ontvangt, kan dat advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag nadat zij zijn bekend gemaakt in het Lingewaaljournaal.

Artikel 11 Wijzigende wetgeving

  • 1  Na inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, zal artikel 3 lid 1 a onder II voor wat betreft de vergunning als bedoeld in artikel XXX van de Algemene plaatselijke verordening (exploitatievergunning seksinrichting) worden vervangen door artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, maar pas nadat de wet  artikel 9 heeft aangewezen als beschikking als bedoeld in artikel 1 van de wet .

  • 2 Na wijziging van artikel 30e en 30f van de Wet op de Kansspelen zal een vergunning als bedoeld in artikel 30b lid 1 van de Wet op de Kansspelen eveneens onderdeel uitmaken van de beleidsregel, voor wat betreft het exploiteren van een inrichting die is bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen, maar pas nadat de wet  artikel 30b lid 1 als beschikking heeft aangewezen als bedoeld in artikel 1 van de wet bibob.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Wet Bibob gemeente Lingewaal.

Ondertekening

Gemeente Lingewaal, 01-05-2013

Toelichting 1

1.      Inleiding

1.1      Algemeen

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en het daarbij behorende Besluit Bibob in werking getreden. Deze wet stelt bestuursorganen in staat ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de wet is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.

1.2      Waarom een beleidsregel

Het is de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet Bibob gemeentebreed door het bestuursorgaan toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.

Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

De toepassing van de Wet Bibob is slechts één van de middelen binnen de bestuurlijke

aanpak van (georganiseerde) criminaliteit. De wetgever heeft bestuursorganen een instrument in handen gegeven, maar heeft daarbij tevens aangegeven, dat het instrument slechts mag worden ingezet als ultimum remedium. Het komt aan bod als andere instrumenten - zoals handhaving van bestaande regelgeving en bestaand beleid onvoldoende resultaat leveren.

Overigens wordt benadrukt dat de beleidsregel een algemeen kader bieden. Vanwege de complexiteit van de wet en de diversiteit van aanvragen om vergunningen blijft maatwerk noodzakelijk en kan indien dit de toepassing en het doel van de Wet Bibob ten goede komt worden afgeweken van het algemene kader.

1.3      Bevoegdheden

Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat het bestuursorgaan in deze zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn. De burgemeester van Lingewaal heeft besloten dit beleid tevens van toepassing te verklaren ten aanzien van de vergunningen, die onder zijn gezag vallen. Ter voorkoming van misverstanden en omwille van de leesbaarheid wordt in vervolg gesproken over het “bestuursorgaan”, waarmee dus zowel het college als de burgemeester kan worden bedoeld.

1.4      Wet Bibob

In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren, bestaande beschikkingen in te trekken of gunning van een opdracht uit te sluiten wegens – globaal gezegd – misbruik ervan. Ten tweede voorziet de wet in een landelijk Bureau Bibob dat bestuursorganen desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat er sprake is van misbruik van de gevraagde beschikking en daartoe screeningen kan gaan uitvoeren.

Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

A.sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het uit gepleegde strafbare feiten op geld waardeerbare voordelen te benutten;

B.sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten;

C.feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd;

                                                                                          

1.5      Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob

De wet Bibob geldt voor een beperkt aantal soorten vergunningen en een beperkt aantal

sectoren of branches. Deze vergunningen, sectoren of branches zijn genoemd in de Wet Bibob of in het bij de wet behorend Besluit Bibob. In deze beleidsregel wordt alleen ingegaan op het toepassingsbereik van de Wet Bibob welke van toepassing is voor de bestuursorganen van de gemeente.

Vergunningen

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader

van de Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en het oprichten, het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting en de Drank- en Horecawet onder de werking van de Wet Bibob.

Subsidie

Ook voor subsidies is de Wet Bibob van toepassing. Anders dan bij vergunningen biedt de wetgever geen limitatieve lijst van soorten subsidieregelingen die onder de werking van de Wet Bibob vallen. Subsidieverstrekkers die gebruik willen maken van de extra weigering- (en intrekkings-)gronden, kunnen zelf de desbetreffende subsidieregelingen aanpassen.

Daarbij bestaat een onderscheid tussen: subsidieregelingen die bij of krachtens de wet geregeld zijn en individuele subsidieregelingen die niet bij of krachtens de wet geregeld zijn. Voor de subsidieregelingen die bij wet geregeld zijn, heeft de wetgever al een keuze gemaakt of de Wet Bibob van toepassing is.

Overheidsopdrachten

De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond

van de wet zijn beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieusectoren.

Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met

behulp van een advies van het landelijk Bureau Bibob nadere invulling worden

gegeven aan de daarin vermelde uitsluitingsgronden.

Toekomstige wetgeving

Na de wijziging van de Wet Bibob zullen ook de volgende beschikkingen/ activiteiten onder de werking van de Wet Bibob komen te vervallen:

•Vastgoed- en grondtransacties waar de overheid betrokken is als civiele partij:

       een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

1º. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

2º. huur of verhuur;

3º. het verlenen van een gebruikrecht; of

4º. de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

•Exploitatie van speelautomaten (vergunning wordt verleend door minister V&J)

•Importeren van vuurwerk (vergunning wordt verleend door minister I&M)

Na inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zal de vergunningplicht bij wet geregeld worden en vervalt de grondslag uit de gemeentelijke verordening.

 

2.      Uitgangspunten beleidsregel  Wet Bibob

2.1      Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel.

Op basis van de Memorie van Toelichting van de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het instrument Bibob dient dan ook een ultimum remedium te zijn. Daarom bekijkt het bestuursorgaan eerst zelf of er geen bestaande weigerings- en/of intrekkingsgronden aanwezig zijn. Deze bestaande weigerings- en/of intrekkingsgronden hebben namelijk ook betrekking op de integriteit van de aanvrager of vergunninghouder.

Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn” of de eisen van het ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.

Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet

Bibob kan toepassen. Dit vindt plaats met behulp van de in artikel 30 van de Wet Bibob

omschreven aanvraagformulieren. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene(n) zijn, en wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is.

Wanneer een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit

blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan het

bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de vergunning.

Het niet meewerken aan het invullen van het Bibob-vragenformulier mag hierbij overigens door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en kan dus

direct leiden tot intrekking of weigering van de vergunning.

2.2      Evenredigheidsbeginsel

De wetgever heeft in artikel 3 van de Wet Bibob eveneens tot uiting gebracht dat de weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, slechts plaats vindt indien deze evenredig is met de mate van gevaar en voor zover het ernstige gevaar als bedoeld in artikel 3 de ernst van de strafbare feiten betreft (zie artikel 3, vijfde lid Wet Bibob). Hiermee wordt bedoeld dat de strafbare feiten die aan de orde zijn, betrekking dienen te hebben op activiteiten waarvoor de vergunning of subsidie wordt of is aangevraagd. Iemand die bijvoorbeeld ooit is veroordeeld voor winkeldiefstal, kan niet om die reden een omgevingsvergunning worden geweigerd.

2.3      Geheimhouding

Vanwege de aard van de gegevens en de diversiteit aan bronnen waaruit door het Landelijk Bureau Bibob kunnen worden geput, dient met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waarover het Landelijk Bureau Bibob gegevens heeft verzameld, een zeer stringent regime te worden gehanteerd ten aanzien van de verstrekking van die persoonsgegevens. De Wet Bibob kent dan ook een gesloten verstrekkingenregime.

Dit houdt in dat de persoonsgegevens die het Landelijk Bureau Bibob heeft geregistreerd, niet worden verstrekt buiten de gevallen om die in de wet Bibob expliciet zijn geregeld (artikel 28 Wet Bibob). De geheimhoudingsplicht geldt voorts voor eenieder die op basis van de Wet Bibob de beschikking krijgt over persoonsgegevens. Als zodanig geldt de geheimhoudingsplicht dus zowel voor de medewerkers van het Landelijk Bureau Bibob, het bestuursorgaan dat om een advies heeft verzocht en zijn ambtenaren en voor de betrokkene die in de motivering van de hem betreffende beslissing in voorkomend geval persoonsgegevens inzake derden kan aantreffen.

Het advies van het bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de verlening dan wel intrekking van de vergunning. Slechts gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van de beschikking, zullen worden bekend gemaakt aan de betrokkene en worden opgenomen in de beslissing op de aanvraag.

Indien betrokkene gebruik wenst te maken van zijn recht een zienswijze in te dienen bij een negatieve beschikking[1], heeft hij wel recht op inzage van het gehele advies. Gegevens over derden, die noodzakelijk zijn ter motivering van de beschikking kunnen door die derden (betrokkenen) eveneens worden ingezien, maar dan alleen die passages die rechtstreeks op hen betrekking hebben.

Op grond van het gestelde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur vallen

diverse in het kader van de Wet Bibob verstrekte gegevens niet onder de algemene

informatieverstrekkingplicht van die wet.

De in het kader van de Wet Bibob vergaarde informatie valt ook onder de werking van

de Wet bescherming persoonsgegevens.

2.4      Administratieve lasten

Het toepassen van het Bibob-instrumentarium zorgt voor een lastenverzwaring bij de aanvrager, deze zal immers meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking moeten overleggen.

Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob zal tevens de termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag wordt genomen worden opgeschort. Dit staat haaks op het streven te komen tot een lastenverlichting voor burgers en bedrijven en een snellere doorlooptijd van het afhandelen van aanvragen.

Algemeen uitgangspunt van de beleidslijn is dat de aanvrager niet onnodig wordt belast met allerlei procedures en uitgebreide formulieren, indien dit niet noodzakelijk is.

Dit betekent dat met het toepassen van het Bibob-instrumentarium terughoudend zal worden omgegaan. Een effectieve toepassing van het Bibob-instrumentarium is gediend met een selectieve inzet hiervan.

Door de Wet Bibob alleen van toepassing te verklaren op risicovolle branches dan wel gebieden of sectoren, worden administratieve lasten beperkt.

2.5      Financieel

Het beoordelen van aanvragen of subsidies in het kader van de Wet Bibob heeft financiële gevolgen voor de gemeente. Ook een aanvraag om advies aan het Landelijk Bureau Bibob brengt kosten met zich mee.

De Wet Bibob wordt niet in medebewind uitgevoerd; het toepassen van de Wet Bibob is een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat artikel 108, 3e lid van de Gemeentewet niet van toepassing is en de kosten voor gemeenten voor het toepassen van het Bibob-instrumentarium niet door het Rijk worden gecompenseerd.

Ingevolge artikel 229, 1e lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet kunnen “rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur te verstrekte diensten”.

De verwachte kosten voor toepassing van het Bibob-instrumentarium zullen worden gedisconteerd in de leges op die vergunningen waarop de Wet Bibob van toepassing is.

 

3.      Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregel wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregel beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregel gemaakte keuze de Wet bibob niet in zijn geheel toe te passen.

In de beleidsregel wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Hoofdstuk 2: Toepassingsbereik

Artikel 3 lid 1: Categorieën

In beginsel heeft de wetgever in het kader van het proportionaliteit- en subsidiariteitbeginsel reeds een afweging gemaakt in de toepassingsgebieden van de Wet Bibob. De sectoren/ activiteiten zoals deze benoemd zijn in de Wet Bibob zijn door hun aard en omvang en eigenschappen kwetsbaar voor criminele infiltratie. Het Bibob-instrument speelt hierbij een rol waar het gaat om het tegengaan van de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld, waarbij er geen andere instrumenten zijn om deze problematiek effectief aan te pakken.

De volgende overwegingen hebben ten grondslag gelegen voor het aanwijzen van sectoren, activiteiten en/ of gebieden waarop het Bibob-instrumentarium van toepassing wordt verklaard:

•het risico van criminele infiltratie bij bepaalde sectoren;

•landelijke en lokale ervaringen met het toepassen van het Bibob-instrumentarium;

•de aanwezigheid van bepaalde sectoren binnen de gemeente;

•de aanwezigheid van bepaalde risicogebieden binnen de gemeente;

•de afwezigheid van mogelijkheden om deze sectoren, activiteiten en/ of gebieden op andere wijzen vooraf te toetsen aan mogelijke risico’s op criminele infiltratie;

Artikel 3. Categorieën 

In dit artikel wordt geregeld dat de wet wordt toegepast in een aantal sectoren, waarbij het dan gaat om sectoren waar de risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca- en seksinrichtingen, overheidsopdrachten.

Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 (toezicht op horecabedrijven) van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafés en restaurants. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria’s, afhaalzaken, maar ook coffee-shops. Voor deze inrichtingen – met uitzondering van coffeeshops waarvoor binnen de Lingewaal een nulbeleid geldt – is een exploitatievergunning op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Besloten is om de wet toe te passen op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm,  op grond van het eerste lid.. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd. Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd.

Voorgaande betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels. Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt, indien zich een intrekkingsgrond als bedoeld in het tweede lid of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet. 

Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie, welke vorm van prostitutie binnen de gemeente Lingewaal niet is toegestaan; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Lingewaal, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en 7 van de wet van toepassing.

Besloten is om de wet toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, eerste lid. Voor wat betreft de zinsnede "indien sprake is van…", geldt het zelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.

Bouwvergunningen

Besloten is om de BIBOB-vragenlijst alleen toe te sturen voor aanvragen die betrekking hebben op bestaande of nieuwe bedrijventerreinen in Lingewaal met een bouwsom van groter of gelijk aan € 100.000,--. De vragenlijst wordt alleen meegezonden aan bedrijven die van buiten de gemeente Lingewaal zich binnen onze gemeente vestigen. Indien er de noodzaak mocht bestaan om ook aanvragen op bedrijventerreinen van Lingewaalse bedrijven te toetsen dan kan dit op basis van artikel 4 bijzondere situaties.

Artikel 4.  Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in dit artikel genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het bibobinstrumentarium:

in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings- of intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen (bepaalde straten/wijken) van de gemeenten en in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

 

Artikel 4.  Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in dit artikel genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het bibobinstrumentarium:

in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings- of intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen (bepaalde straten/wijken) van de gemeenten en in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3: Procedure aanvraag om vergunning

  Artikel 5: Vragenlijst

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft het bestuursorgaan op grond van artikel 30 Wet Bibob de mogelijkheid om de aanvrager/ houder van een vergunning, subsidie of een gegadigde voor een overheidsopdracht vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen etc. Bij het beoordelen van de aanvraag worden in ieder geval de volgende onderwerpen beoordeeld:

a.De naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de aanvrager of gegadigde;

b.De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

c.Het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel

d.De rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

e.De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

f.De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

◦direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

◦direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

◦direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

◦onderaannemer van betrokkene zijn;

g.de wijze van financiering

 

Voor het toetsen van aanvragen aan de Wet Bibob wordt gebruik gemaakt van het voorgeschreven Bibob-vragenformulier (inclusief bijlageformulier). Dit Bibob-vragenformulier maakt integraal onderdeel uit van de aanvraag om een vergunning of subsidie.

Dit Bibob-vragenfomulier geldt voor alle aanvragen voor vergunningen, subsidies of gegadigden voor een overheidsopdracht welke onder het toepassingsbereik van deze beleidsregel vallen.

Aan de hand van de door de aanvrager ingevulde Bibob-vragenformulier wordt door het bestuursorgaan een zorgvuldige en geobjectiveerde Bibob-toets uitgevoerd. Ook kan mede op basis van de ontvangen informatie nader onderzoek worden gedaan naar de aanvrager in zogenaamde open bronnen (w.o. de Kamer van Koophandel, Kadaster, Hypotheekregister, e.d.)

Ontvankelijkheid aanvraag

De aanvraag om vergunning is pas ontvankelijk indien alle gevraagde gegevens zijn overlegd, dan wel dat het bevoegd gezag van mening is dat op basis van de verstrekte gegevens een voldoende beoordeling kan plaatsvinden op de aanvraag (en aanvrager) en de af te geven beschikking. Het ingevulde Bibob-vragenformulier is onderdeel van de aanvraag en daarmee van de ontvankelijkheidstoets. Een aanvraag is dus pas ontvankelijk indien alle gevraagde gegevens zijn overlegd.

De aanvrager zal indien gegevens ontbreken, in staat worden gesteld de aanvraag volledig te maken. De behandeling van de aanvraag (en hiermee de termijn) zal worden opgeschort tot het moment dat de ontbrekende gegevens zijn overlegd.

Indien de aanvrager weigert de gevraagde gegevens te overleggen kan dit aanleiding zijn de aanvraag om vergunning niet ontvankelijk te verklaren en de aanvraag buiten behandeling te stellen (met gebruikmaking van artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit zal pas plaatsvinden nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag compleet te maken en verzocht is de gevraagde gegevens aan te leveren.

Indien er naar aanleiding van de ingediende aanvraag en het ingevulde Bibob-vragenformulier onduidelijkheid blijft bestaan over bijvoorbeeld zeggenschap en financiering, kunnen er op grond van artikel 4.5 lid c van de Algemene wet bestuursrecht aanvullende vragen worden gesteld (zowel aanvullende vragen naar aanleiding van de overlegde gegevens als aanvullende vragen in het kader van het vragenformulier).

Artikel 6: Onderzoek

De keuze om een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob dient weloverwogen genomen te worden. Een formele aanvraag kan grote consequenties hebben voor de aanvrager en overige betrokkene(n). Niet alleen in het kader van inbreuk op privacy, ook de beslistermijn op de aanvraag kan aanzienlijk worden opgeschort.

Een aanvraag om advies kan pas worden gedaan indien alle overige wettelijke weigeringsgronden zijn uitgeput (zelfstandige weigeringsgronden welke rechtstreeks uit de wet of verorderning voortvloeien (bijvoorbeeld eisen met betrekking tot het levensgedrag van exploitanten, strijdigheid met het bestemmingsplan, en dergelijke).

Het Landelijk Bureau Bibob heeft een indicatorenlijst opgesteld, waarmee het bevoegd gezag de aanvraag en de overlegde gegevens kan toetsen en kan beoordelen of de aanvraag “Bibob-waardig” is.

Indien er naar aanleiding van het ingevulde Bibob-vragenformulier conform artikel 30 van de wet Bibob en na toetsing van de aanvraag aan de hand van de indicatorenlijst nog vragen zijn over onder andere:

a.de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b.de financiering van het bedrijf;

c.de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

d.(andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

e.(andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

of

indien de Officier van Justitie ingevolge artikel 26 van de Wet Bibob het bevoegd gezag heeft gewezen op de wenselijkheid om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan Bureau Bibob te vragen,

kan het bestuursorgaan een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag terug te trekken.

Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Nederland (RIEC ON)

Op landelijk niveau zijn er Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) ingericht om gemeenten te ondersteunen bij het toepassen van de Wet Bibob.

Voor het beoordelen van de aanvraag, de aanvrager of de bij de aanvraag betrokken personen kan het bestuursorgaan zich laten ondersteunen door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Nederland.

Binnen de wettelijke kaders kan het bestuursorgaan ook informatie opvragen over de aanvrager of over de bij de aanvraag betrokken personen.

Het onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob

Het Landelijk Bureau Bibob zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Het Landelijk Bureau Bibob valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek doen dan de gemeente.

Het Landelijk Bureau Bibob onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 van de wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

1.direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

2.zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

3.vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

4.in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

De gemeente zal de reguliere aanvraagformulieren voor vergunningen die hier worden bedoeld uitbreiden met een bijlage, waarin de vragen die genoemd zijn in artikel 30 van de Wet Bibob zijn opgenomen. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er derhalve rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een Bibob-onderzoek.

Procedure

De gemeente vraagt een advies aan bij het Landelijk Bureau Bibob. Tegen deze beslissing kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. De aanvrager of houder van de vergunning wordt door de gemeente geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Het Landelijk Bureau Bibob kan contact opnemen met de aanvrager van de vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven en dezen eventueel aanvullende vragen stellen. (artikel 12, lid 4 van de Wet Bibob).

Artikel 7: Informatieplicht

De aanvrager zal door de gemeente schriftelijk worden bericht dat de gemeente voornemens is een Bibob-advies aan te vragen.

Artikel 8: Adviestermijn

Het Landelijk Bureau Bibob moet binnen de daarvoor bij wet gestelde termijnen adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan eventueel worden verlengd. Het bureau zal de gemeente hiervan in kennis stellen. De gemeente zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de aanvraag wordt opgeschort gedurende de in de Wet Bibob gestelde adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob.

Hoofdstuk 4. Besluitvorming

Artikel 9. Beschikking

Het Landelijk Bureau Bibob kan, gebaseerd op artikel 3 van de Wet Bibob, drie soorten adviezen afgeven:

- er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar;

- er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

- er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient de gemeente op grond van artikel 3, lid 5, 6 en 7 van de Wet Bibob een afweging te maken over de beschikking. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen onder voorwaarden, te weigeren of in te trekken.

Vergewisplicht

Het bestuursorgaan zal zelfstandig een beslissing moeten nemen op de aanvraag. Het advies van het Landelijk Bureau Bibob kan hierbij als advies dienen, het bestuursorgaan heeft hierbij een vergewisplicht (artikel 3.9 Awb: Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden).

Dit betekent dat het bestuursorgaan zelf zal moeten nagaan of de conclusies en het advies van het landelijk bureau ook gedragen worden door de feiten en omstandigheden die hieraan ten grondslag hebben gelegen.

Zienswijse

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies zal de gemeente betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het advies inzien. Derden die in de beschikking zijn genoemd worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar kunnen alleen die passages inzien die rechtstreeks op hen betrekking hebben en die gebruikt worden bij de motivatie van de beschikking.

Besluit

Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag op grond van de Wet Bibob, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Het bestuursorgaan heeft hierbij een eigen verantwoordelijkheid om te bepalen of er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Het advies van het Landelijk Bureau Bibob kan hierbij als motivering aan ten grondslag liggen.

Hergebruik Bibobadvies

Ingevolge artikel 29 van de Wet Bibob mag het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies ontvangt, dat advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing[2]. Wel dient het bestuursorgaan bij haar besluitvorming zich te vergewissen of de in het bibobadvies opgenomen informatie nog actueel is en toepasbaar is op andere beslissingen.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11: Wijzigende wetgeving

Er lopen een aantal wetswijzigingen welke relatie hebben met de wet Bibob. Door deze overgangsbepaling, worden de meeste recente wetswijzigingen nu al betrokken in de

 

--------------------------------------------------------------------------------

[1] Ingevolge artikel 4.7 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een belanghebbende(n) het recht een zienswijze in te dienen bij geheel of gedeeltelijke afwijzen van een aanvraag om een beschikking. Hieruit volgt dat bij het weigeren van een beschikking of het stellen van aanvullende voorwaarden bij een beschikking, de aanvrager en overige belanghebbende(n) het recht hebben een zienswijze in te dienen. Uit artikel 33 van de Wet Bibob volgt dat inzage van het advies van het Landelijk Bureau Bibob door de aanvrager of overige betrokkene(n) alleen dan mogelijk is, indien op grond van artikel 3 van de Wet Bibob de gevraagde beschikking wordt geweigerd of aan de beschikking voorwaarden worden verbonden. Bij het positief beschikken op de gevraagde vergunning, is inzage in het Bibob-advies dus niet mogelijk.

[2] De MvT geeft aan dit artikel een andere uitleg. Als gekeken wordt naar de parlementaire geschiedenis van artikel 29 van de Wet Bibob is het amendement (nr. 41, ingediend door Rouvoet) van belang. In dit amendement werd o.a. gesteld dat…” het Bureau Bibob op grond van artikel 19 persoonsgegevens die zijn verzameld of verkregen met het oog op de behandeling van een verzoek om advies, gedurende twee jaren verwerken in verband met een ander verzoek. Niet valt in te zien waarom als het landelijk bureau Bibob deze persoonsgegevens mag aanwenden ten behoeve van andere adviesaanvragen, de advies vragende bestuursorganen zelf de gekregen adviezen niet ten behoeve van andere beslissingen zouden mogen gebruiken”…. Dit amendement is aangenomen door de Tweede Kamer.  Daarmee is dit amendement – met de toelichting daarop – deel geworden van de Wet Bibob. Dat betekent dat de hoofdregel luidt dat een bestuursorgaan een aan haar uitgebracht Bibob-advies in beginsel ongeclausuleerd mag hergebruiken, binnen een periode van twee jaar.