Subsidieverordening gemeentelijke monumenten in particulier bezit Lopik 2012

Geldend van 11-04-2012 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten in particulier bezit Lopik 2012

Nr.: 10

Onderwerp: Herziening Subsidieverordening gemeentelijke monumenten

De raad van de gemeente Lopik;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

6 december 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

-- - - - - - -

vast te stellen de navolgende

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten in particulier bezit Lopik 2012

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    Casco: de hoofdstructuur van het object; de dragende constructie plus de buitenafwerking die de verschijningsvorm bepalen van het monument. Hieronder vallen niet de indeling en de inrichting van het monument.

  • 2.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik.

  • 3.

    Eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de kadastrale registers is ingeschreven als eigenaar, dan wel als erfpachter of opstalhouder van het monument.

  • 4.

    Gemeentelijk monument: object dat is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 5.

    Gemeentelijke monumentenlijst: lijst zoals bedoeld in artikel 7 van de Erfgoedverordening gemeente Lopik 2010.

  • 6.

    Restauratie: het treffen van voorzieningen tot opheffing van (bouwtechnische) gebreken, het normale onderhoud te boven gaand, noodzakelijk voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument.

  • 7.

    Subsidie: geldelijke bijdrage, verstrekt door de gemeente ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van een monument.

  • 8.

    Subsidie ineens: subsidie die binnen vier weken na de subsidievaststelling wordt uitbetaald.

  • 9.

    Subsidievaststelling: besluit van het college, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de te verlenen subsidie wordt vastgesteld.

  • 10.

    Subsidieverlening: besluit van het college dat aan de eigenaar van een monument aanspraak verschaft op subsidie voor de kosten van nog te treffen voorzieningen.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is alleen van toepassing op gemeentelijke monumenten binnen het grondgebied van de gemeente Lopik.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is de verordening niet van toepassing op gemeentelijke monumenten die eigendom zijn van de gemeente of een ander overheidsorgaan.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen oftewel het subsidieplafond.

  • 2. Het college is bevoegd voorwaarden te verbinden aan de beschikkingen tot subsidieverlening en subsidievaststelling.

    Artikel 4. Grondslag en werkingsfeer

    • 1.

      Op grond van deze verordening kan het college subsidie beschikbaar stellen voor het treffen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten.

    • 2.

      De subsidie wordt toegekend aan de eigenaar van het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen.

    • 3.

      De subsidie wordt verleend en vastgesteld als een subsidie ineens.

    • 4.

      Geen subsidie wordt verstrekt voor voorzieningen waarvan de kosten zijn gedekt op grond van een verzekering of enige andere regeling, dan wel waarvoor financiële steun is of kan worden toegekend op basis van een andere overheidssubsidieregel.

    HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEHOOGTE EN SUBSIDIEPLAFOND

    Artikel 5. Subsidiehoogte

    • 1.

      De subsidie wordt berekend over de subsidiabele kosten van de voorzieningen die worden getroffen om het monument sober en doelmatig in stand te houden.

    • 2.

      De subsidie ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk restaureren van het casco van het monument bedraagt ten hoogste 50% van de door het college vastgestelde subsidiabele kosten.

    • 3.

      De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van voorzieningen of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze bij de subsidievaststelling hoger dan wel lager blijken te zijn. Meerwerk wordt slechts gesubsidieerd wanneer deze, conform artikel 17 door het college zijn geaccordeerd, en het subsidieplafond nog niet is bereikt op het moment van de subsidievaststelling.

    • 4.

      Per monument wordt op basis van deze verordening maximaal € 20.000,- aan subsidie verstrekt per tien jaar. De termijn van tien jaar treedt in werking op de datum van de eerste subsidievaststelling.

    Artikel 6. Subsidiabele kosten

    • 1.

      Subsidiabele kosten zijn de kosten van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het herstel en de instandhouding van het casco van een monument, dan wel het onderhoud van een rieten dak van een monument. Hieronder vallen de door het college goedgekeurde bedragen van:

      • a.

        de aanneemsom;

      • b.

        de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

      • c.

        de kosten van de architect overeenkomstig de SR1997 en van de constructeur, voor zover de inschakeling hiervan noodzakelijk is;

      • d.

        de verschuldigde BTW, voor zover deze niet kan worden verrekend;

      • e.

        het inspectierapport, indien vereist op basis van artikel 8, lid 4;

      • f.

        een reservering voor noodzakelijk meerwerk dat redelijkerwijs niet kon worden voorzien ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten, tot maximaal 5% van de aanneemsom.

    • 2.

      Indien de eigenaar zelf werkzaamheden verricht in het kader van de restauratie, zijn diens materiaalkosten wel maar diens mensuren (loonkosten) niet subsidiabel.

    Artikel 7. Subsidieplafond

    In de begroting wordt het jaarlijks vast te stellen subsidieplafond opgenomen. Door het bedrag op te nemen in de begroting wordt het plafond vastgesteld.

    HOOFDSTUK 3. AANVAAG VAN DE SUBSIDIE

    Artikel 8. Aanvraag subsidieverlening

    • 1.

      Een subsidieaanvraag kan gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • 2.

      De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, dan wel op de data waarop eventueel ontbrekende stukken zijn aangevuld.

    • 3.

      Een subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college en bevat in ieder geval:

      • a.

        een compleet ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, zoals beschikbaar gesteld door de gemeente;

      • b.

        een gedetailleerde werkomschrijving, inclusief bestek;

      • c.

        (detail)tekeningen van de bestaande en de nieuwe situatie, waaronder een situatietekening, plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten;

      • d.

        een gespecificeerde begroting van de kosten;

      • e.

        foto’s van de bestaande situatie, inclusief detailfoto’s van de gebreken.

    • 4.

      Indien de subsidiabele kosten boven de € 10.000,- liggen moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een inspectierapport van de Monumentenwacht of een ander gekwalificeerd bouwtechnisch bureau.

    • 5.

      Indien een monument meerdere eigenaren heeft als gevolg van kadastrale splitsing, dient de aanvraag te zijn ondertekend door alle eigenaren.

    • 6.

      Het college kan bepalen dat aanvullende bescheiden moeten worden overlegd, naast de in het eerste lid genoemde bescheiden.

    Artikel 9. Aanvullen subsidieaanvraag

    • 1.

      Indien bij de subsidieaanvraag stukken ontbreken of niet volledig zijn, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid de stukken binnen twee weken aan te vullen.

    • 2.

      Als de aanvrager de stukken niet aanvult binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt de subsidieaanvraag buiten behandeling gesteld.

    Artikel 10. Aanhoudingsgronden

    • 1.

      Wanneer een aanvraag omgevingsvergunning in behandeling is voor de te subsidiëren voorzieningen, wordt de subsidieaanvraag aangehouden tot het moment waarop de vergunning onherroepelijk is.

    • 2.

      Wanneer het subsidieplafond is bereikt voor het betreffende begrotingsjaar, kan het college de subsidieaanvraag aanhouden en in behandeling nemen per de eerste dag van het daaropvolgende begrotingsjaar. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

    • 3.

      Wanneer een subsidieaanvraag wordt aangehouden op basis van de in het eerste of tweede lid genoemde redenen, geldt de oorspronkelijke datum van binnenkomst, dan wel de datum waarop de eventueel ontbrekende stukken zijn aangevuld, als uitgangspunt voor de volgorde van behandeling.

    • 4.

      In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt een subsidieaanvraag niet aangehouden wanneer het subsidieplafond voor het betreffende begrotingsjaar op nul is gesteld. In voorkomend geval wordt toepassing gegeven aan artikel 13 lid 2.

    HOOFDSTUK 4. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

    Artikel 11. Beschikking subsidieverlening

    • 1.

      Voorafgaand aan de subsidievaststelling wordt op de aanvraag een beschikking tot subsidieverlening gegeven.

    • 2.

      Bij het nemen van het besluit ten aanzien van de subsidieverlening houdt het college in ieder geval rekening met:

      • a.

        de esthetische, wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van het monument uit het oogpunt van monumentenzorg;

      • b.

        de bouwtechnische en uiterlijke staat van het object, mede in relatie tot zijn omgeving;

      • c.

        het huidige en toekomstige gebruik van het monument.

    Artikel 12. Beslistermijn

    • 1.

      Het college beslist over de beschikking tot subsidieverlening binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag, dan wel nadat de ontbrekende gegevens, als bedoeld in artikel 9, lid 1 genoegzaam zijn aangevuld.

    • 2.

      Het college kan zijn besluit eenmaal met ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

    • 3.

      Indien het college niet tijdig beslist over de beschikking tot subsidieverlening, wordt deze geacht te zijn afgewezen.

    HOOFDSTUK 5. WEIGERING EN INTREKKING VAN DE SUBSIDIE

    Artikel 13. Weigeringsgronden

    • 1.

      Het college verleent geen subsidie indien:

    • a.

      met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten van de voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • c.

      voor de te treffen voorzieningen een omgevingsvergunning is vereist en deze niet is verleend;

    • d.

      met het treffen van de voorzieningen is aangevangen voordat de eigenaar de beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen;

    • e.

      voor de te treffen voorzieningen reeds subsidie is verleend in de tien jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

    • 2.

      Het college verleent geen subsidie indien het subsidieplafond voor het betreffende begrotingsjaar op nul is gesteld.

    • 3.

      In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onder d en e.

    Artikel 14. Intrekking van subsidie

    • 1.

      Als blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend, dan wel een voorwaarde zoals bedoeld in deze verordening niet wordt of is nageleefd, kan het college:

      • a.

        een besluit tot subsidieverlening of -vaststelling geheel of gedeeltelijk intrekken;

      • b.

        een reeds betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

    • 2.

      In het geval het nalaten van een verplichting als bedoeld in hoofdstuk 6 de eigenaar niet verwijtbaar is, kan het college besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

    HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

    Artikel 15. Reikwijdte

    • 1.

      De in dit hoofdstuk opgenomen subsidieverplichtingen gelden zowel voor de eigenaar aan wie de subsidie wordt verleend als voor iedere opvolgende eigenaar van het monument.

    • 2.

      Bij elke overdracht van het eigendom, het recht van erfpacht of de opstal is de overdragende partij gehouden van de wederpartij te bedingen dat deze op zich neemt de verplichtingen jegens de gemeente, zoals omschreven in dit hoofdstuk.

    Artikel 16. Voortgang en uitvoering

    • 1.

      De eigenaar is verplicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zesentwintig weken na subsidieverlening, te starten met de werkzaamheden.

    • 2.

      De eigenaar dient de aanvang van het werk ten minste één dag van tevoren te melden bij het college.

    • 3.

      De werkzaamheden dienen binnen drie jaar na subsidieverlening te zijn voltooid.

    • 4.

      De eigenaar dient het werk gereed te melden bij het college uiterlijk op de dag dat het werk wordt voltooid.

    • 5.

      Het college kan van de eigenaar nadere rapportages verlangen omtrent de voortgang en de uitvoering van het werk.

    Artikel 17: Meldingsplicht meer- en minderwerk

    • 1.

      Indien tijdens de uitvoering het werk wordt gewijzigd, dan wel meer- of minderwerk wordt uitgevoerd, dient de eigenaar voorafgaand aan de gewijzigde uitvoering ter goedkeuring voor te leggen aan het college:

    • a.

      een door de architect gewaarmerkt volledige set revisietekeningen, waarop door verschillende wijzen van arcering het oude en het nieuwe werk zijn onderscheiden;

    • b.

      een bijgestelde gedetailleerde begroting van de kosten.

    • 2.

      Het college kan op basis van de voorgelegde werkwijzigingen de beschikking tot subsidieverlening wijzigen, ingeval sprake is van meerwerk onder voorbehoud dat het subsidieplafond nog niet is bereikt op het moment van de subsidievaststelling.

    Artikel 18. Toezicht

    De eigenaar is verplicht de door het college met controle belaste personen toegang te verlenen tot het werk en de werkplaats en hun inzage te verstrekken in alle op het werk betrekking hebbende stukken.

    Artikel 19. Verzekering

    • 1.

      De eigenaar is verplicht het monument verzekerd te houden onder een adequate opstalverzekering, zodanig dat de kosten van herstel of herbouw steeds door de verzekering voldoende gedekt zijn.

    • 2.

      In geval van schade –ook wanneer daarvoor geen verzekeringsdekking zou bestaan– is de eigenaar verplicht tot volledig herstel c.q. herbouw van het pand in de oorspronkelijke staat.

    Artikel 20. Onderhoud

    Na voltooiing van de werkzaamheden is de eigenaar verplicht het monument gedurende ten minste tien jaar te onderhouden in de staat waarin het door de restauratie werd gebracht.

    Artikel 21. Aanvullende voorwaarden

    Het college kan in het belang van het monument aanvullende voorwaarden verbinden aan de subsidieverlening.

    HOOFDSTUK 7. VASTSTELLING EN BETALING VAN DE SUBSIDIE

    Artikel 22. Aanvraag tot subsidievaststelling

    • 1.

      De eigenaar dient de eindverantwoording schriftelijk in bij het college binnen acht weken na voltooiing van de werkzaamheden.

    • 2.

      De eindverantwoording is tevens de aanvraag tot subsidievaststelling.

    • 3.

      De eindverantwoording bevat in ieder geval:

      • a.

        een overzicht van de getroffen voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten, inclusief een overzicht van het uitgevoerde meer- en minderwerk;

      • b.

        alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden, dan wel een verklaring van een registeraccountant waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

    Artikel 23. Beschikking subsidievaststelling

    • 1.

      Voorafgaand aan het besluit tot subsidievaststelling controleert en accordeert het college de te subsidiëren voorzieningen.

    • 2.

      Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen acht weken na ontvangst van de volledige eindverantwoording.

    • 3.

      Het college kan zijn besluit eenmaal met ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

    • 4.

      Indien het college niet tijdig beslist op de aanvraag tot subsidievaststelling, wordt de subsidie geacht te zijn vastgesteld conform de beschikking tot subsidieverlening.

    Artikel 24. Betaling

    • 1.

      Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 23 wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

    • 2.

      De subsidie wordt uitbetaald binnen vier weken na de subsidievaststelling.

    • 3.

      Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de eindverantwoording door de eigenaar op te geven bank- of girorekening.

    HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

    Artikel 25. Afwijking in bijzondere gevallen

    Het college kan in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg, afwijken van de bepalingen van deze verordening.

    Artikel 26. Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van haar bekendmaking.

    • 2.

      De “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten in particulier bezit 2006” wordt tegelijkertijd met de vaststelling van deze verordening ingetrokken.

      Artikel 27. Citeerartikel

      Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten in particulier bezit Lopik 2012”.

      Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 27 maart 2012.

      de griffier,

      de voorzitter,

      MW. MR. G.M.G. DOLDERS

      mw. mr. R.G. Westerlaken-Loos