Beleidsregel Uitwegen Maasdriel 2019

Geldend van 14-03-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Uitwegen Maasdriel 2019

Inleiding

Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg.

Een uitweg wordt in de openbare ruimte van de gemeente Maasdriel gesitueerd/aangesloten. De gemeente heeft als eigenaar zeggenschap over haar eigendom. Uitwegen veroorzaken een verstoring voor het “doorgaande” verkeer en zijn potentiele conflictpunten. Per aanvraag wordt de verkeersveiligheid beoordeeld.

Voor het aanleggen of veranderen van een uitweg naar de openbare weg is een omgevingsvergunning nodig. De omgevingsvergunning wordt ingediend via het omgevingsloket www.omgevingsloket.nl.

In het voortraject kan een inwoner/bedrijf contact opnemen met de gemeente of de aanleg/verplaatsen van de uitweg mogelijk is. Als een uitweg is aangevraagd bij het Omgevingsloket worden leges in rekening gebracht voor het behandelen van de aanvraag, ook wanneer er uiteindelijk geen vergunning voor de uitweg wordt verleend.

Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing bij beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor een uitweg, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo jo. artikel 2:12 van de APV (uitweg).

Begripsbepaling

  • a.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Maasdriel (APV). Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg, of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • b.

    Bedrijf aan huis (woning): pand met woonbestemming, waarbij aan het wonen bedrijvigheid is toegestaan. Deze panden vallen in het beleid onder de categorie woningen, met de voor woningen geldende regels.

  • c.

    Bedrijfswoning (niet op bedrijventerrein): pand met bedrijfsbestemming waar gewoond mag worden. Deze panden vallen in het beleid onder de categorie woningen, met de voor woningen geldende regels.

  • d.

    Bedrijfswoning (op bedrijventerrein): pand met bedrijfsbestemming op een bedrijventerrein waarin bewoning is toegestaan. Deze panden vallen in dit beleid onder de categorie bedrijven, met de voor bedrijven geldende regels.

  • e.

    Bedrijfsperceel: perceel waarbij uit het feitelijk gebruik blijkt dat bedrijvigheid de overwegende functie is.

  • f.

    College: burgemeester en wethouders;

  • g.

    Parkeren in voortuin: het parkeren van een motorrijtuig tussen voorgevelrooilijn en erfgrens. De voorgevelrooilijn is de lijn die evenwijdig aan de weg de voorgevel van de woning/bedrijf raakt.

  • h.

    Perceelgrens: grens van het kadastrale perceel.

  • i.

    uitweg: constructie om motorrijtuigen te ontsluiten van percelen ten behoeve van woonhuizen, bedrijven of landbouwgronden. Ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de rijbaan van de openbare weg. In dit beleid gaat het enkel over wegen die in beheer/eigendom zijn van de gemeente.

  • j.

    Woning: perceel waarbij uit het feitelijk gebruik blijkt dat de woonfunctie de overwegende functie is. Hieronder vallen ook de kantoren of bedrijven aan huis.

  • k.

    Vleugels: zie breedte uitweg pagina 3.

    afbeelding binnen de regeling

Aantal uitwegen

  • 1.

    Er is één uitweg toegestaan bij een woning.

  • 2.

    Twee uitwegen zijn toegestaan bij bedrijven en landbouwpercelen met een perceeloppervlak tot 7.500 m2, mits er minimaal 6 meter tussen beide uitwegen aanwezig is. Indien het een in- en uitrit betreft (beide eenrichtingsverkeer) mogen deze op kortere afstand van elkaar gerealiseerd worden. In de uitvoering moet duidelijk naar voren komen dat het twee aparte uitwegen zijn.

  • 3.

    Drie uitwegen zijn toegestaan bij bedrijven en landbouwpercelen met een perceeloppervlak meer dan 7.500 m2.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een tijdelijke vergunning voor een tweede uitweg op een woonperceel worden verstrekt voor een uitweg bij een mantelzorgwoning voor de duur dat de mantelzorg wordt verleend.

Breedte uitweg

  • 1.

    De breedte van een uitweg bij een woning bedraagt minimaal 3 meter en maximaal 4,5 meter, dit is inclusief kantopsluiting en “vleugels” onder 45 graden.

  • 2.

    Als twee uitwegen bij woonpercelen zo dicht bij elkaar liggen dat bij de uitvoering de opgaande trottoirband en de neergaande band tegen elkaar aan komen te liggen, worden deze twee uitwegen uitgevoerd als één uitweg. De breedte van deze uitweg bedraagt in dat geval maximaal 7 meter, dit is inclusief kantopsluiting.

  • 3.

    De breedte van een uitweg bij een landbouwperceel is minimaal 3 meter en maximaal 4,5 meter.

  • 4.

    De breedte van een uitweg op een bedrijfsterrein bedraagt maximaal 12 meter, dit is inclusief kantopsluiting en “vleugels” onder 45 graden.

  • 5.

    De uitweg moet voldoende breed kunnen worden aangelegd om schade aan verhardingen, bermen en groenstroken te voorkomen. In bijzondere gevallen kan in overleg met de wegbeheerder een bredere uitweg worden toegestaan. Hierbij dient de noodzaak aangetoond te worden door de aanvrager, bijvoorbeeld de beperkte breedte van de openbare weg waardoor de uitweg niet direct in- en uitgereden kan worden. De aanvrager kan dit schriftelijk aantonen door middel van draaicirkels.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In artikel 2:12 van de APV staat dat het verboden is zonder vergunning een uitweg te maken naar de weg, of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

Weigeringsgronden uitweg

  • a.

    Door gebruik van de uitweg het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht (APV-artikel 2.12, lid 2 a)

    Een uitweg mag er niet toe leiden dat de verkeersveiligheid of de verkeersdoorstroming negatief beïnvloed wordt. Dit gebeurt wanneer:

    • 1.

      De uitweg komt te liggen na een stopstreep voor een verkeerslicht, of ter hoogte van opstelstroken van verkeerslichten.

    • 2.

      De uitweg binnen een straal van 5 meter van een kruising of splitsing van wegen komt te liggen, of dat de uitweg komt in een bocht. Een uitzondering hierop zijn de kruispunten in een 30 km gebied, die verkeerskundig goed zijn ingericht en geen verkeersonveilige situaties opleveren.

    • 3.

      De uitweg niet in één vloeiende beweging kan worden op- en afgereden.

    • 4.

      De uitweg op een locatie komt waarbij de bestuurder van een voertuig vanuit de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft op de weg, het trottoir en/of fietspad.

      • Een verzamelpunt van afval (containers) verloren gaat en er geen goede alternatieve locatie in de directe nabijheid van de oorspronkelijke locatie voor handen is.

      • Straatkolken, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bushaltes (uitgezonderd buurtbus), bebording en/of lichtmasten bevinden die wegens technische eisen, veilig gebruik van de weg, of die door belangen vanuit direct aanwonenden niet te verplaatsen zijn.

      • De ruimte tussen de lantaarnpaal/bebording en de rand van de uitweg minder dan 1,5 meter bedraagt bij woningen en minder dan 2,5 meter bij bedrijven.

      • Op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uitkomt en waarbij dat pad in de lengterichting moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken.

  • b.

    Door de aanleg van de uitweg zonder noodzaak een openbare parkeermogelijkheid wordt opgeheven dan wel onbruikbaar gemaakt (APV-artikel 2.12, lid 2 b)

    • Wanneer een uitweg wordt aangelegd, gaat dit veelal ten koste van parkeermogelijkheid in het openbaar gebied. Een uitweg moet qua ligging zo gesitueerd zijn, dat voor woningen maximaal één (ingerichte) parkeerplaats/parkeermogelijkheid in de openbare ruimte verloren gaat.

  • c.

    Met de aanleg van de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast (APV-artikel 2.12, lid 2 c)

    • De uitweg mag niet ten koste gaan van waardevolle bomen.

    • De uitweg moet minimaal 2 meter van de stam van de boom worden aangelegd.

    • Minimale afmetingen van overblijvende groenstroken is 5 m². Kleinere stroken moeten door de aanvrager worden verhard.

  • d.

    de aanleg van de uitweg schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente (APV-artikel 2.12, lid 2 d)

    • Bij woningen is het parkeren van auto's in de voortuin niet toegestaan als de voortuin kleiner is dan 40 m². Dit is niet van toepassing op uitwegen t.b.v. inpandige garages.

    • De uitweg bij een woning heeft een minimale diepte van 5,5 meter op eigen perceel, dit is de ruimte vóór een eventueel aanwezige garage, carport of ander bouwwerk.

  • e.

    Er sprake is van een perceel bij een woning dat al door een andere uitweg wordt ontsloten of een perceel bij een bedrijf dat al door 2 uitwegen wordt ontsloten. (APV-artikel 2.12, lid 2 e)

    • Aan een extra uitweg wordt niet meegewerkt omdat elke uitweg van een perceel invloed heeft op de openbare ruimte. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan beïnvloeding van de verkeersveiligheid en doorstroming op de weg, verlies van (openbare) parkeergelegenheid en verlies van groen.

    • Een uitzondering hierop is een tijdelijke uitweg ten ontsluiting van een mantelzorgwoning. Deze tijdelijke uitweg is voor de duur dat de mantelzorg wordt verleend. Daarna moet de uitweg worden weggehaald en in oorspronkelijke situatie worden hersteld.

Voorschriften en beperkingen

Het college zal aan de vergunningvoorschriften en beperkingen voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • a.

    Materiaalkeuze;

  • b.

    Fundering.

  • c.

    Kantopsluiting.

  • d.

    Indien van toepassing, de afmeting en kwaliteit van de aan te leggen duiker(s).

  • e.

    Graven in de grond.

  • f.

    Treffen van veiligheidsmaatregelen.

  • g.

    Onderhoud van de weg, verharding/duiker(s).

Kosten

De kosten van het aanleggen, verwijderen of wijzigen van een uitweg op particulier grondgebied en in de openbare ruimte zijn voor de aanvrager. Mochten er naast de aanleg van de uitweg andere aanpassingen nodig zijn, dan zijn deze kosten ook voor de aanvrager.

Kosten voor de aanvrager:

  • Aanleggen, wijzigen, veranderen of verwijderen van de uitweg op privé terrein en openbaar terrein (gemeentelijk, provinciaal, Waterschap, etc.).

  • Verplaatsen van kolken, verlichting, bebording, nutsvoorzieningen of andere zaken.

  • Plaatsen, wijzigen of verwijderen van een brug/duiker.

  • Kappen, (her)plaatsen van een (nieuwe) boom/bomen.

  • Waarborgen van de afwatering van de weg.

  • Schoonhouden en het bouwkundig onderhoud van de brug/duiker.

  • Leges voor het behandelen van de aanvraag omgevingsvergunning.

Uitvoering

De gemeente is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van de verharding binnen het gemeentelijk openbaar gebied. Het trottoir en bermen zijn in eigendom van de gemeente. De gemeente bepaalt met welke materialen en technieken de uitweg wordt aangelegd. De toe te passen materialen zijn veelal hetzelfde als gebruikt bij andere uitwegen in de omgeving.

Bij het aanleggen van een uitweg mag geen verwarring ontstaan over de status van de aansluiting. Voorkomen moet worden dat de uitweg kan worden gezien als een zijweg, door toepassing van specifieke materialen kan het onderscheid worden aangegeven.

In de omgevingsvergunning worden voorwaarden over de volgende punten opgenomen:

  • 1.

    De aanleg of het verwijderen van een uitweg op openbaar terrein moet door een aannemer in de wegenbouw worden uitgevoerd. De toe te passen constructies zijn opgenomen in de basis leidraad Openbare Ruimte van de gemeente Maasdriel. Deze is in te zien op onze website.

  • 2.

    Op het perceel en in de openbare ruimte moet de uitweg worden aangelegd met bestratingsmateriaal bestaande uit een elementverharding zoals klinkers of tegels. Om te voorkomen dat los materiaal de weg op wordt gereden, mag de uitweg niet worden aangelegd met los materiaal, zoals grind/houtsnippers. Elementenverharding is van belang voor de bereikbaarheid van kabels en leidingen, elementenverharding kan (makkelijker) worden verwijderd. Ook is het van belang bij de esthetisch/stedenbouwkundige inpassing in het straatbeeld.

  • 3.

    Minimaal 1 week voor aanvang van de werkzaamheden dient de gemeentelijke opzichter telefonisch geïnformeerd worden, tel. 14 0 418. Deze houdt toezicht op de uit te voeren werkzaamheden op openbaar terrein. Zijn aanwijzingen moeten worden opgevolgd.

Intrekken oude regeling

De beleidsregels uitwegen Maasdriel 2013 worden met het inwerking treden van deze beleidsregels ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitwegen Maasdriel 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 19-02-2019.

Het college van Maasdriel

G.T. Wildeman

Secretaris

H. van Kooten

Burgemeester

Criteria van derden

Voor het realiseren van een uitweg kunnen meerdere toestemmingen nodig zijn dan enkel de omgevingsvergunning. Het kan voorkomen dat er geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren, maar dat eigendomsverhoudingen of andere regelgeving de uitweg niet toestaan. De uitweg mag dan niet gerealiseerd worden, ondanks dat de omgevingsvergunning is verleend.

Hieronder staan toestemmingen die o.a. kunnen samenlopen met de omgevingsvergunning:

Bomen

Als de uitweg ten koste gaat van een boom die is opgenomen in de waardevolle bomenlijst of in het bomenstructuurplan van de gemeente Maasdriel, dan moet tevens de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden worden aangevraagd. Beide activiteiten kunnen in één aanvraag worden aangevraagd.

In het boomstructuurplan is aangegeven welke duurzame boomstructuren ontwikkeld en behouden moeten worden en welke inrichtingsrichtlijnen daarbij gehanteerd worden.

Het is niet meer noodzakelijk om voor alle bomen een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden aan te vragen. Het betekent niet dat een boom zonder meer gekapt kan worden. Naast het gemeentelijke beleid geldt ook landelijke wetgeving zoals de Flora- en faunawet en Boswet. Vanuit deze wetgeving worden mogelijk beperkingen opgelegd voor het kappen van bomen.

Watervergunning Waterschap Rivierenland

Er zijn percelen die van de weg worden gescheiden door een watergang (dijken/sloten). Om een uitweg aan te brengen moet een sloot worden gekruist d.m.v. een brug of duiker. De aanvrager is verantwoordelijk voor deze kosten. Naast de omgevingsvergunning van de gemeente moet door de aanvrager bij Waterschap Rivierenland te Tiel een watervergunning worden aangevraagd. Ook de afwatering van de weg moet worden gewaarborgd. Hiervoor kan het nodig zijn om langs de bestaande weg een constructie te maken zoals een goot met kolken.

Toestemming provincie Gelderland

Door de gemeente wordt voor uitwegen naar provinciale wegen advies ingewonnen bij de provincie Gelderland. Dit advies prevaleert boven het gemeentelijk uitwegenbeleid. Het kan zijn dat ondanks dat een uitweg voldoet aan de voorwaarden van de gemeente, de provincie toch negatief adviseert of afwijkende aanvullende voorwaarden stelt.

Toestemming nutsvoorzieningen

Het kan voorkomen dat een bovengrondse nutsvoorziening (versterkerkast, controlekast e.d.) verplaatst moet worden voor de aanleg van een uitweg. De nutsvoorzieningen zijn eigendom van het nutsbedrijf. De aanvrager van de uitweg moet toestemming hebben voor het verplaatsen van nutsvoorzieningen. Meestal zal het nutsbedrijf zelf de nutsvoorziening (laten) verplaatsen. De kosten worden door het nutsbedrijf in rekening gebracht bij de aanvrager van de uitweg. Het initiatief voor verplaatsing ligt bij de aanvrager.

Toestemming andere eigenaren, privaat- en burenrecht

Als het een uitweg betreft over het perceel van een particuliere grondeigenaar dan heeft u tevens zijn toestemming nodig. Het is een taak van de aanvrager van de uitweg om medewerking te krijgen van de grondeigenaar.