Minimabeleid Bommelerwaard 2021-2024

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Minimabeleid Bommelerwaard 2021-2024

Samenvatting minimabeleid Bommelerwaard 2021–2024

In de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel zetten we ons, samen met andere organisaties, al jarenlang in om armoede tegen te gaan. De afgelopen jaren hebben wij dit gedaan volgens de doelstellingen in het beleidsplan Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. Inmiddels is het tijd voor een herijking van het minimabeleid Bommelerwaard, waarin we de uitgangspunten uit de afgelopen jaren actualiseren en aanpassen op de huidige tijd en ontwikkelingen in de samenleving.

De komende jaren blijven we de nadruk leggen op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. In plaats van te focussen op beperkingen, gaat de aandacht uit naar kansen en mogelijkheden van de inwoners van de Bommelerwaard. Alleen als zij zelf (of samen met hun netwerk) hun problemen niet kunnen oplossen, kan een beroep op de gemeente worden gedaan.

Deze aanpak resulteert in een voortzetting van de reeds geformuleerde doelstellingen in het Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. Deze doelstellingen zijn als volgt:

  • 1.

    Deelname van mensen met een laag inkomen aan de samenleving bevorderen.

  • 2.

    Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen mogen niet langs de kant staan.

  • 3.

    Optimaal inzetten van voorliggende voorzieningen.

  • 4.

    Preventief optreden bij dreigende schulden en daarin samenwerken met ketenpartners.

  • 5.

    Mensen met problematische schulden dusdanig faciliteren dat zij duurzaam zelfredzaam worden.

Instrumenten Bommelerwaard

Om de doelstellingen te bereiken worden onderstaande instrumenten ingezet:

  • 1.

    Werk en activering van de doelgroep;

  • 2.

    Extra ondersteuning kinderen in armoede;

  • 3.

    Inkomensondersteunende maatregelen (lokale minimaregelingen);

  • 4.

    Communicatie over minimaregelingen voor een beter bereik van de doelgroep;

  • 5.

    Brede Beweging Bommelerwaard voor de integrale aanpak van armoede;

  • 6.

    Vroegsignalering;

  • 7.

    Schuldhulpverlening, budgetbeheer en budgetcoaching.

Toelichting lokale minimaregelingen

  • 1)

    Individuele inkomenstoeslag:

    De individuele inkomenstoeslag is een geldbedrag dat de gemeente 1 keer per jaar beschikbaar stelt aan inwoners die 3 jaar of langer van een laag inkomen moeten leven. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de inwoner, ondanks voldoende inspanning, geen uitzicht heeft op een beter inkomen. De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor grote noodzakelijke uitgaven.

  • 2)

    Regeling maatschappelijke participatie:

    Eén van de doelstellingen van het minimabeleid Bommelerwaard is het bevorderen van deelname aan de samenleving van huishoudens met een laag inkomen. De regeling maatschappelijke participatie beoogt deelname aan maatschappelijke activiteiten (cultureel, educatief, sociaal en sportief) te bevorderen door een financiële bijdrage in de kosten te bieden aan inwoners met een laag inkomen.

  • 3)

    Bijzondere bijstand:

    Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via een andere regeling vergoed worden, bijvoorbeeld kosten in verband met ziekte of echtscheiding. Een belangrijke algemene voorwaarde is, dat geen recht op bijstand bestaat als een belanghebbende een beroep kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 4)

    Collectieve zorgverzekering voor minima:

    Personen met een inkomen tot 130% ten opzichte van het wettelijk sociaal minimum worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) bij zorgverzekeraar VGZ. Door deelname aan de CZM wordt bevorderd dat de deelnemer beschikt over een adequate aanvullende verzekering tegen ziektekosten. Hiermee wordt voorkomen dat financiële problemen ontstaan.

Welke maatschappelijke effecten blijven we bereiken?

Huishoudens die leven met beperkte financiële middelen, hoeven niet per se arm te zijn of zich arm te voelen. Van belang is dat, indien problemen zich voordoen, mensen tijdig een oplossing zoeken en vinden.

Werk is het primaire middel om de financiële zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen te versterken. Voor mensen met een langere afstand tot de arbeidsmarkt wordt ingezet op maatschappelijke participatie. Wanneer werk (nog) niet mogelijk is, is (tijdelijke) inkomensondersteuning van belang. Hierdoor ervaren minimahuishoudens meer financiële ruimte en minder stress. Zij zijn goed verzekerd tegen (hoge) zorgkosten, krijgen een tegemoetkoming in bijzondere kosten en hebben budget om deel te nemen aan de maatschappij.

Daarnaast blijven we aandacht houden voor armoedebestrijding bij kinderen. Kinderen in huishoudens met financiële problemen groeien vaak op in stressvolle thuissituaties. Dit heeft een negatieve invloed op hun ontwikkeling en participatie in de samenleving.

Door inzet van bovengenoemde instrumenten en werkwijzen voorkomen we dat huishoudens een beroep gaan doen op andere zwaardere voorzieningen in de Wmo of Jeugdwet en dat zij mogelijk schulden gaan opbouwen. Tevens bevorderen we dat zoveel mogelijk kinderen participeren in de samenleving.

1. Inleiding

Voor u ligt het beleidsplan Minimabeleid Bommelerwaard van de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel voor de periode 2021 tot en met 2024. In dit plan wordt inzicht gegeven in hoe de komende jaren wordt ingezet op voorkoming van armoede en vergroting van de financiële zelfredzaamheid door middel van de inzet van minimaregelingen. We blijven de nadruk leggen op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. In plaats van te focussen op beperkingen, gaat de aandacht uit naar kansen en mogelijkheden van de inwoners van de Bommelerwaard. Alleen als zij zelf (of samen met hun netwerk) hun problemen niet kunnen oplossen, kan een beroep op de gemeente worden gedaan. Deze aanpak resulteert in een voortzetting van de reeds geformuleerde doelstellingen in het Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. De doelstellingen zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.

1.1 Evaluatie Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020

Het minimabeleid 2018-2020 is geëvalueerd en dat heeft geresulteerd in het rapport Evaluatie Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. Het doel van de evaluatie was om in kaart te brengen wat goed gaat en welke verbeterpunten er zijn met betrekking tot het minimabeleid, en aanbevelingen te doen. We zijn daarvoor in gesprek gegaan met de consulenten van de afdeling Bijzondere Bijstand, de cliëntenraad sociaal domein Bommelerwaard, Buurtzorg Jong Zaltbommel en het gebiedsteam. Tevens hebben we een vragenlijst gestuurd naar een aantal maatschappelijke partners in de Bommelerwaard.

1.2 Totstandkoming minimabeleid

Uit de evaluatie blijkt dat het huidige minimabeleid goed aansluit bij de inwoners van de Bommelerwaard. Het huidige minimabeleid wordt daarom gecontinueerd met inachtneming van de gedane aanbevelingen en actualisatie van de daarbij behorende verordeningen en aanvraagformulieren.

Dit beleidsplan geldt voor de Bommelerwaard en is in samenwerking met beide gemeenten opgesteld.

1.3 Leeswijzer

Allereerst worden in hoofdstuk 2 landelijke en lokale ontwikkelingen besproken zoals het Breed Offensief, Actieplan brede schuldenaanpak en de aanpak schulden en armoede. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het begrip armoede nader toegelicht en gaan we verder in op de inzichten over het ontstaan en de gevolgen van armoede. In hoofdstuk 4 lichten we het Bommelerwaardse minimabeleid toe. We bespreken welke risicogroepen er zijn op het gebied van armoede en schulden en welke instrumenten wij inzetten om de geformuleerde doelstellingen te behalen. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de maatschappelijke effecten van het Bommelerwaardse minimabeleid toegelicht.

2. Landelijke en lokale ontwikkelingen

Naar aanleiding van de evaluatie Minimabeleid 2018-2020 is besloten om het huidige minimabeleid te continueren met inachtneming van de gedane aanbevelingen. Daarnaast zijn er nieuwe landelijke en lokale ontwikkelingen die van invloed zijn op het minimabeleid.

2.1 Invoering Participatiewet

De in 2015 ingevoerde Participatiewet is de grondslag van het minimabeleid. Het doel van de Participatiewet is om meer mensen, ook diegenen met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen.

Sinds 1 januari 2016 voert Werkzaak Rivierenland de Participatiewet uit voor acht gemeenten, waaronder de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel (een paar onderdelen uitgezonderd, die bij de lokale gemeenten zelf worden uitgevoerd zoals de bijzondere bijstand). Werkzaak Rivierenland is de verbindende schakel tussen werkgevers en werkzoekenden in Rivierenland. De missie van Werkzaak Rivierenland luidt: Talent werkt voor Rivierenland. Meer mensen aan het werk, op basis van hun kwaliteiten, daar zet Werkzaak Rivierenland zich voor in.

2.1.1 Breed Offensief

Werk is belangrijk voor mensen. Het geeft hen bestaanszekerheid, een inkomen en het zorgt voor contacten en uitdagingen. Dit geldt zeker ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Hoewel er steeds meer mensen met een beperking een baan vinden, staan er ook nog veel mensen aan de kant. Het aantal werkgevers dat mensen met een arbeidsbeperking in dienst heeft, is minder dan 10 procent. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil mensen met een beperking met een reeks van nieuwe maatregelen verder helpen.

Zij heeft daarom op 28 november 2018 de Tweede Kamer geïnformeerd over een breed offensief om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Een offensief dat het simpeler moet maken voor werkgevers om mensen met een beperking in dienst te nemen; met voorstellen om werk meer te laten lonen; waarbij werkgevers en werkzoekenden elkaar makkelijker weten te vinden en waarbij mensen niet alleen aan het werk komen, maar ook aan het werk blijven.1

2.2 Actieplan brede schuldenaanpak

De omvang van de schuldenproblematiek en de impact daarvan op mensen baart het kabinet zorgen. Daarom zet het kabinet in op het voorkomen van problematische schulden, treft het maatregelen om schulden terug te dringen en maakt het afspraken met gemeenten om meer mensen met schulden effectiever te helpen. Ook geeft het kabinet hoge prioriteit aan het bevorderen van zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incassoprocedures. Om deze problemen op te lossen heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in mei 2018 het Actieplan brede schuldenaanpak2 gepresenteerd.

De brede schuldenaanpak bestaat uit een veertigtal acties om de schuldenproblematiek terug te dringen, gericht op preventie, snelle en effectieve schuldhulp en een zorgvuldige, maatschappelijk verantwoorde incassoprocedure. Het kabinet werkt in de brede schuldenaanpak samen met gemeenten, uitvoeringsorganisaties en maatschappelijke organisaties. Daarnaast stelt het kabinet structureel extra middelen beschikbaar aan gemeenten en maatschappelijke organisaties voor de aanpak van armoede, in het bijzonder onder kinderen. Voor de periode 2018 tot en met 2020 heeft het kabinet € 80 miljoen beschikbaar gesteld.3 De gemeente Maasdriel ontvangt in 2021 € 71.534 voor de armoedebestrijding onder kinderen en de gemeente Zaltbommel € 92.145.4

2.3 Wetswijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Met ingang van 1 januari 2021 wordt vroegsignalering van schulden een verplichting voor gemeenten. Binnen de Bommelerwaard wordt in samenwerking met de woningcorporaties sinds 2018 al aan vroegsignalering van schulden gedaan met het programma Vroeg Eropaf. In september 2020 is Vroeg Eropaf verder uitgebreid en zijn de zorgverzekeraars, lokale belastingen en Vitens aangesloten.

2.4 Vereenvoudiging beslagvrije voet

De beslagvrije voet, het bedrag waar schuldeisers niet aan mogen komen, blijkt in de praktijk vaak te laag te worden vastgesteld. Veel mensen met schulden komen daardoor onder het bestaansminimum terecht, ook omdat schuldeisers niet van elkaar weten dat ze beslag leggen op het inkomen. De nieuwe Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (WvBvv), die per 1 januari 2021 in werking treedt, moet hierin verandering brengen. Voor schuldenaren met een inkomen op of onder bijstandsniveau wordt een beslagvrije voet vastgesteld van 95% van het netto inkomen inclusief vakantietoeslag. Dit is een vast percentage dat steeds wordt toegepast. Vooruitlopend op de nieuwe wet heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeenten verzocht om bij verrekening van een vordering met een lopende bijstandsuitkering uit te gaan van een beslagvrije voet ter hoogte van 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde. De afdelingen schuldhulpverlening en bijzondere bijstand (terugvordering) van de gemeenten hebben gevolg gegeven aan deze oproep en hanteren reeds een beslagvrije voet van 95%.

2.5 Aanpak schulden en armoede

Om de aanpak van schulden en armoede te versterken heeft het kabinet afspraken gemaakt met gemeenten en andere partijen. Door de coronacrisis krijgen naar verwachting meer mensen te maken met ernstige financiële problemen. De economische, sociale en gezondheidsgevolgen zijn zichtbaar en voelbaar. Maar vooral kwetsbare groepen worden hard geraakt op het terrein van werk, inkomen en participatiemogelijkheden. Dat geldt in het bijzonder voor jongeren, flexwerkers, ondernemers met weinig financiële reserves en kinderen en jongeren in gezinnen die leven rond de armoedegrens.

In het kader van de coronacrisis heeft het kabinet de steunmaatregelen voor het bedrijfsleven verlengd tot 1 juli 2021. Het steunpakket omvat de volgende financiële regelingen (met aangescherpte voorwaarden):

  • -

    Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW);

  • -

    Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo);

  • -

    Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL);

  • -

    Uitstel belastingen;

  • -

    Mensen helpen bij het vinden van ander werk of het aanpassen van de werkzaamheden.

Het behoud van werk en de doorstroom zijn speerpunten van het steunpakket en zijn essentieel om het ontstaan van schulden en armoede te voorkomen. Wanneer mensen uit de Bommelerwaard vanwege de gevolgen van de crisis te maken krijgen met schulden- en armoedeproblematiek is het noodzakelijk dat de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel snelle hulp en ondersteuning aanbieden. Het kabinet heeft daarom 146 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onder meer de gemeenten en uitvoeringsinstanties zodat zij hulp kunnen bieden aan de verwachte toestroom van hulpvragen. Ook dient het ingezet te worden voor signalering van armoede in gezinnen. Met deze afspraken wil het kabinet problematische schulden voorkomen, doordat mensen snel weten waar zij welke hulp kunnen krijgen.5

Daarnaast heeft het kabinet € 30 miljoen gereserveerd voor het oprichten van een Waarborgfonds om problematische schulden sneller te kunnen afwikkelen. Met dit fonds wordt beoogd de inzet van saneringskredieten6 makkelijker te maken. De precieze invulling van dit fonds en de rol voor gemeenten wordt nader onderzocht door onder andere de NVVK, kredietbanken en Schuldhulpmaatje.7

3. Armoede: oorzaken, gevolgen en aanpak

3.1 Wat is armoede?

Wanneer is er sprake van armoede en wat is armoede? Niet iedereen kan zich vinden in het woord armoede of voelt zich arm.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hanteert de volgende definitie (2019): ‘Er is sprake van armoede wanneer iemand gedurende een langere tijd niet de middelen heeft om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen die in zijn samenleving als minimaal noodzakelijk gelden.’ Het SCP gebruikt twee referentiebudgetten om armoede vast te stellen. Deze geven aan hoeveel geld een alleenstaande nodig heeft voor onvermijdelijke of zeer wenselijke uitgaven. ‘Het basisbehoeftenbudget (€ 1.039 per maand8) omvat de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken zoals voedsel, kleding en wonen. Ook de uitgaven aan enkele andere moeilijk te vermijden posten (bijvoorbeeld verzekeringen, niet-vergoede ziektekosten en persoonlijke verzorging) zijn meegeteld. Het tweede referentiebudget, het niet-veel-maar-toereikendbudget, is iets ruimer (€ 1.135 per maand). Dat houdt ook rekening met de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie, bijvoorbeeld een korte vakantie of het lidmaatschap van een sport- of hobbyclub. Deze zaken zijn niet strikt noodzakelijk, maar veel mensen beschouwen ze wel als zeer wenselijk.9 Het niet-veel-maar-toereikendbudget is nog steeds bescheiden; luxegoederen zoals een auto ontbreken.

Armoede bestaat dus uit twee componenten:

  • -

    De financiële component houdt in dat men over onvoldoende financiële middelen beschikt voor noodzakelijke en onvermijdelijke kosten van een huishouden. Dit wordt gemeten aan de hand van het sociaal minimum. Het wettelijk sociaal minimum is landelijk vastgesteld.

  • -

    De sociale component laat zien dat mensen met een minimuminkomen niet beschikken over voldoende middelen om te kunnen participeren in de samenleving. Men gaat geen dagje uit met de kinderen, beoefent geen sport of cursus. Kortom, armoede is ook een probleem van maatschappelijke participatie en sociale uitsluiting.

3.2 Maatschappelijk kader

De laatste landelijk beschikbare cijfers laten zien dat10:

  • -

    618.000 burgers in 2017 moesten rondkomen van het basisbehoeftenbudget.

  • -

    939.000 burgers in 2017 moesten rondkomen van het ruimere niet-veel-maar-toereikendbudget.

  • -

    De kans dat bijstandsgerechtigden in armoede verkeren groot is, van alle bijstandontvangers in Nederland heeft ruim een derde een laag inkomen(35%).

  • -

    1 op de 3 huishouden in Nederland een betalingsachterstand heeft.

3.3 Wie leven in armoede?

Een groot gedeelte van de risicogroep, te weten 40% bestaat uit werknemers. Ruim 40% van de totale groep mensen in armoede zijn werknemers in loondienst en zelfstandigen. Het risico op armoede is daarbij voor zelfstandigen groter dan voor werknemers. Het gaat dus niet alleen om bijstandsgerechtigden.

Alleenstaande ouders leven vaker in armoede dan tweeoudergezinnen. Dit betekent dat kinderen die in een eenoudergezin opgroeien, vaker in armoede opgroeien dan kinderen uit tweeoudergezinnen. Ook de omvang van het gezin is van invloed. Kinderen met ten minste twee broers of zussen hebben veel meer kans om op te groeien in armoede dan kinderen met hooguit één broer of zus.

Daarnaast blijkt het voor mensen die te maken krijgen met een inkomensterugval vaak lastig hun uitgaven snel aan te passen. Op deze manier kunnen schulden ontstaan of wordt het moeilijk bestaande schulden (zoals een hypotheek) af te lossen. In 2018 hadden 8,3% van alle huishoudens in Nederland risicovolle of problematische schulden. In Maasdriel hadden in datzelfde jaar 6,5% van alle huishoudens risicovolle of problematische schulden. In Zaltbommel 5,8% van alle huishoudens. Hoewel dit niet per se over mensen in armoede gaat, lopen deze huishoudens een risico op leven in armoede.11

Kortom, landelijk lopen zelfstandigen, bijstandsgerechtigden, éénoudergezinnen en grotere gezinnen een bovengemiddeld risico op leven in armoede.12

3.4 Oorzaken armoede

Voorafgaand aan het minimabeleid 2018-2020 is onderzocht wat de belangrijkste oorzaken zijn van armoede. Er zijn verschillende verklaringen over hoe het komt dat mensen (langdurig) in armoede leven. Veel huishoudens in Nederland kunnen precies rondkomen of houden maar een klein beetje geld over aan het eind van de maand. Ook zijn er steeds meer huishoudens met betalingsachterstanden.13

Een belangrijke verklaring voor leven in armoede is een gedragspsychologische benadering: de theorie van schaarste en de invloed van stress op het leven in armoede. Armoede komt niet door “persoonlijke fouten”, zoals luiheid of een tekort aan zelfbeheersing, het mechanisme verloopt andersom.14 Mensen die in armoede leven, leven in schaarste. Met schaarste wordt het subjectieve gevoel van gebrek aan geld bedoeld. Leven in schaarste vergroot de kans dat mensen verkeerde beslissingen nemen.

De ervaring van (financiële) schaarste lijkt in eerste instantie het gewenste gedrag op te leveren. Mensen worden alerter, efficiënter en zijn minder geneigd tot onachtzaamheid en vergissingen. Dringende kwesties, zoals gebrek aan geld of betalingsachterstanden, eisen alle aandacht op en krijgen prioriteit. Hierdoor zijn mensen theoretisch beter in staat om effectieve coping strategieën in te zetten. Ze zijn in dit geval rationeler, consistenter, beter in staat de waarde van geld te bepalen en worden experts in het aan elkaar knopen van eindjes. Dit gaat op voor de korte termijn.

Op de lange termijn is de focus op acute kwesties totaal anders. Er ontstaat een zogeheten tunnelvisie. De verscherpte aandacht voor het ervaren van schaarste gaat gepaard met verwaarlozing, onderschatting of verdringing van lange termijn doelen en overwegingen. De ervaring van schaarste leidt tot een directe afname van bandbreedte; dat wil zeggen het vermogen om aandacht op te brengen, de juiste beslissingen te nemen, om vast te houden aan plannen en verleidingen te weerstaan.15 Mensen zijn psychologisch te zwaar belast om zich te oriënteren op doelen en taken die belangrijk zijn op de lange termijn maar voor hen niet als urgent aanvoelen. Concreet betekent dit dat mensen, door hun focus op de korte termijn, geneigd zijn veel geld te lenen en niet effectief te werk te gaan bij het plannen van hun toekomst. Alle aandacht gaat naar het gebrek aan geld.

Deze benadering van armoede verklaart waarom mensen die schaarste ervaren bijvoorbeeld cursussen niet afmaken, vaak afwezig zijn of zich vaak ziekmelden op hun werk.

3.5 Samenhang armoede en sociaal domein

Een leven in armoede hangt samen met schulden, gezondheidsbeperking, laaggeletterdheid en leidt tot minder maatschappelijke participatie, minder arbeidsproductiviteit en een beperkter sociaal netwerk.16 Mensen die in armoede leven doen een groot beroep op publieke voorzieningen zoals bijstandsuitkeringen, jeugdhulp en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Hiermee zijn hoge kosten gemoeid. Gezien de samenhang tussen deze terreinen en de hoge kosten die de aanspraak op deze voorzieningen met zich meebrengt, is het van belang in te zetten op al deze terreinen. Hieronder leggen we de relatie tussen armoede en laaggeletterdheid en armoede en gezondheid verder uit.

3.5.1 Laaggeletterdheid

Laaggeletterdheid is een overkoepelende term voor mensen die grote moeite hebben met lezen, schrijven en het begrijpen en toepassen van informatie. Vaak hebben zij ook moeite met het omgaan met de computer. Zij beheersen niet het minimale niveau om volwaardig in de Nederlandse maatschappij te kunnen functioneren. Dat niveau is door de overheid vastgesteld op eindniveau VMBO of niveau MBO 2/3 (niveau 2F binnen de standaarden en eindtermen volwasseneneducatie). Laaggeletterdheid is voor velen een belemmering om zelfredzaam te zijn. Andersom vergroot armoede de kans op laaggeletterdheid. Lezen, schrijven en rekenen zijn essentiële basisvaardigheden voor financiële zelfredzaamheid.

Rondkomen van een minimuminkomen en/of het hebben van schulden hangt samen met scholing en taalvaardigheid. Dat blijkt bijvoorbeeld uit deze cijfers17:

  • -

    19% van de laaggeletterden leeft ten minste één jaar onder de armoedegrens;

  • -

    6,2% van de laaggeletterden is langdurig arm (ten opzichte van 2,5% van de niet laaggeletterden);

  • -

    laaggeletterden zijn drie keer vaker afhankelijk van een uitkering;

  • -

    50% van de mensen die zich met schulden melden bij schuldhulpverlening heeft een (zeer) lage opleiding tot maximaal VMBO niveau;

  • -

    10-20% van mensen die zich met schulden melden hebben een verstandelijke beperking en 20-25% van deze mensen hebben een lage taal- en of rekenvaardigheid.

3.5.2 Gezondheid

Nog steeds is er sprake van een duidelijke relatie tussen armoede en gezondheid. Zo is bekend dat mensen met een minimuminkomen een slechtere leefstijl hebben, en dit heeft een negatieve invloed op de gezondheid. Deze mensen roken meer, eten minder fruit en bewegen minder. Ook kan een laag inkomen zorgen voor sociaal isolement, het geld om te participeren in de maatschappij ontbreekt. Hierdoor kunnen psychische klachten en depressies ontstaan.18 Anderzijds kan een slechte gezondheid van invloed zijn op iemands vermogen om te participeren in de samenleving. Het gevolg hiervan komt deels tot uiting in de sociaal economische status van iemand. Mensen met een lage sociaal economische status hebben een groter risico op schulden.19

Tot slot kunnen financiële problemen een reden zijn om juist zorg en ondersteuning te vermijden. Hierdoor is het mogelijk dat de problemen enkel verergeren, er vervolgens meer zorg en ondersteuning nodig is en de kosten uiteindelijk steeds hoger worden.20 De kosten zijn hoger voor zowel het individu als de maatschappij.

Een integrale aanpak is dus van groot belang. Zorgprofessionals hebben een cruciale taak in het signaleren van financiële problemen. Schuldhulpverleners hebben een belangrijke taak in het signaleren van gezondheidsproblemen. Gedetailleerde kennis over het andere vakgebied is niet nodig, zolang beide hulpverleners elkaar goed weten te vinden en naar elkaar doorverwijzen.

3.6 De integrale aanpak van armoede

De theorie van schaarste helpt ons te erkennen dat allerlei vormen van gedrag op verschillende manieren samenhangen. Problemen moeten we niet als losstaand beschouwen en op die manier proberen op te lossen. Wanneer men problemen ervaart op financieel gebied (armoede en/of schulden) is dit van invloed op andere levensdomeinen zoals bijvoorbeeld gezondheid. Andersom kan het verhelpen van financiële problemen een positieve invloed hebben op andere levensdomeinen. Kortom, deze nieuwe inzichten leiden tot een integrale benadering van armoede in de Bommelerwaard. De opgave voor gemeenten en professionals is ervoor te zorgen dat professionals in zowel het sociaal domein als in de gezondheidszorg, schuldhulpverlening en onderwijs meer oog hebben voor de samenhang. Bijvoorbeeld in het ondersteunen van mensen bij het opstellen van een integraal plan dat voorziet in de aanpak van problemen op de verschillende levensdomeinen.

4. Situatieschets van de Bommelerwaard

Bij het opstellen van het minimabeleid 2018-2020 is door een extern onderzoeksbureau onderzoek gedaan naar de lokale omstandigheden met betrekking tot het minimabeleid. Voor de herijking van het minimabeleid is besloten om geen onderzoeksbureau in te huren, omdat er geen negatieve signalen zijn ontvangen over het minimabeleid. Hieronder zijn enkele gegevens weergegeven die zijn opgehaald uit het CBS21. De cijfers bieden aanknopingspunten voor de doorontwikkeling voor het lokale minimabeleid.

4.1 Aantal minimahuishoudens

Op 1 januari 2020 zijn er in de Bommelerwaard in totaal 21.886 huishoudens: 10.272 in Maasdriel en 11.614 in Zaltbommel. De gemiddelde huishoudgrootte ligt in beide gemeenten hoger dan het landelijk gemiddelde van 2,1: te weten 2,4 in Maasdriel en 2,4 in Zaltbommel. Het percentage huishoudens naar inkomen tot het wettelijk sociaal minimum is in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1: minimahuishoudens naar inkomensgrens, wettelijk sociaal minimum (niet gecorrigeerd voor vermogen)

Inkomensgrens

Maasdriel

Zaltbommel

Totaal Bommelerwaard

#

%

#

%

#

%

tot 100% wsm

493

4,8%

569

4,9%

1.062

4,9%

tot 110% wsm

770

7,5%

836

7,2%

1.607

7,3%

tot 120% wsm

1.058

10,3%

1.127

9,7%

2.185

10,0%

tot 130% wsm

1.284

12,5%

1.429

12,3%

2.713

12,4%

Circa 1.607 huishoudens (7,3%) in de Bommelerwaard moeten rondkomen van een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum. Circa 2.700 huishoudens (12,4%) komen rond van een inkomen tot 130% van het wettelijk sociaal minimum. Dit percentage komt overeen met vergelijkbare gemeenten.

4.2 Inkomensbron

In tabel 2 zijn de inkomensbronnen van minimahuishoudens tot 110% (langdurig) van het sociaal wettelijk minimum gegeven. De cijfers zijn afkomstig uit 2018.22

Tabel 2: inkomensbronnen van minimahuishoudens tot 110% (langdurig) van het sociaal wettelijk minimum

Maasdriel

Zaltbommel

Pensioen

61%

52%

Bijstandsuitkering

15%

21%

Inkomen uit arbeid

5%

7%

Inkomen uit eigen onderneming

4%

4%

overig

15%

16%

Totaal

100%

100%

4.3 Huishoudsamenstelling

De huishoudsamenstelling van minimahuishoudens tot 110% (langdurig) van het wettelijk sociaal minimum is in tabel 3 weergegeven.

Tabel 3: huishoudsamenstelling van minimahuishoudens tot 110% (langdurig) van het wettelijk sociaal minimum

Maasdriel

Zaltbommel

Alleenstaand

Eenouder gezin

69%

9%

68%

9%

Meerpersoons met kinderen

4%

6%

Meerpersoons zonder kinderen

13%

14%

Totaal

95%

97%

4.4 Kinderen in armoede

Uit de cijfers uit 2018 blijkt dat gemiddeld 8% van de minderjarige kinderen in Nederland in huishoudens met een laag inkomen opgroeit. De ouders hebben bijvoorbeeld onvoldoende geld om contributie van de sportclub of de muziekles te betalen of een nieuwe winterjas te kopen. In de Bommelerwaard groeien 600 kinderen op in een huishouden met een laag inkomen. Dat is 5,35% van alle kinderen die opgroeien in de Bommelerwaard.

4.5 Budget minimabeleid

De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel voeren gezamenlijk het minimabeleid uit. In tabel 4 is inzichtelijk gemaakt wat de kosten waren van de belangrijkste minimaregelingen per gemeente over de periode 2018 tot en met september 2020.

Tabel 4: kosten belangrijkste minimaregelingen

Maasdriel

2018

2019

2020 (t/m sept)

Bijzondere bijstand

185.503

176.689

100.532

Maatschappelijke participatie

33.127

40.061

10.900

Individuele inkomenstoeslag

70.309

63.618

32.399

Collectieve zorgverzekering

63.769

106.231

103.709

Vluchtelingen/statushouders

55.276

46.497

12.886

Totaal

407.983

433.096

260.426

Zaltbommel

2018

2019

2020 (t/m sept)

Bijzondere bijstand

208.034

215.585

138.218

Maatschappelijke participatie

57.356

49.367

19.217

Individuele inkomenstoeslag

91.266

90.835

48.209

Collectieve zorgverzekering

134.838

214.777

126.430

Vluchtelingen/statushouders

32.129

25.551

9.216

Totaal

523.624

596.115

332.074

4.6 Aantal aanvragen minimaregelingen

In tabel 5 is weergeven hoeveel aanvragen per minimaregeling zijn ingediend bij de gemeenten over de periode 2018 tot en met september 2020.

Tabel 5: aantal aanvragen

Maasdriel

2018

2019

2020 (t/m sept)

Bijzondere bijstand

247

210

109

Individuele inkomenstoeslag

188

181

125

Maatschappelijke participatie

143

138

87

Zaltbommel

2018

2019

2020 (t/m sept)

Bijzondere bijstand

283

234

135

Individuele inkomenstoeslag

248

227

159

Maatschappelijke participatie

172

180

116

5. Bommelerwaardse minimabeleid

Het minimabeleid 2018-2020 is geëvalueerd en dat heeft geresulteerd in het rapport Evaluatie Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. Uit de evaluatie blijkt dat het minimabeleid goed aansluit bij de inwoners van de Bommelerwaard. Het minimabeleid 2018-2020 wordt daarom gecontinueerd met inachtneming van de gedane aanbevelingen en de nieuwe landelijke en lokale ontwikkelingen.

5.1 Doelstellingen

De komende jaren blijven we de nadruk leggen op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. In plaats van te focussen op beperkingen, gaat de aandacht uit naar kansen en mogelijkheden van de inwoners van de Bommelerwaard. Alleen als zij zelf (of samen met hun netwerk) hun problemen niet kunnen oplossen, kan een beroep op de gemeente worden gedaan.

Deze aanpak resulteert in een voortzetting van de reeds geformuleerde doelstellingen in het Minimabeleid Bommelerwaard 2018-2020. Deze doelstellingen zijn als volgt:

  • 1.

    Deelname van mensen met een laag inkomen aan de samenleving bevorderen.

  • 2.

    Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen mogen niet langs de kant staan.

  • 3.

    Optimaal inzetten van voorliggende voorzieningen.

  • 4.

    Preventief optreden bij dreigende schulden en daarin samenwerken met ketenpartners.

  • 5.

    Mensen met problematische schulden dusdanig faciliteren dat zij duurzaam zelfredzaam worden.

5.2 Risicogroepen van armoede en schulden

Uit onderzoek is gebleken dat bepaalde groepen extra kwetsbaar zijn voor het leven in armoede, de zogeheten risicogroepen. Om het risico op een leven in armoede en/of problematische schulden te verminderen, krijgen deze risicogroepen aandacht binnen het minimabeleid in de Bommelerwaard. Deze risicogroepen zijn23:

  • -

    Mensen met een uitkering: arbeidsongeschikten, werklozen en mensen in de bijstand;

  • -

    Zelfstandigen;

  • -

    Mensen die laag of praktisch zijn opgeleid;

  • -

    Alleenstaande ouders en dan vooral alleenstaande moeders;

  • -

    Ouderen die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt;

  • -

    Niet-westerse immigranten.

5.3 Instrumenten Bommelerwaard

Om de doelstellingen te bereiken worden onderstaande instrumenten ingezet.

5.3.1 Werk en activering (Doelstelling 1)

Werk is het primaire middel om de financiële zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen te versterken. Werkzaak Rivierenland is sinds 1 januari 2016 de verbindende schakel tussen werkgevers en werkzoekenden in Rivierenland. Zij zetten zich in om meer mensen, op basis van hun kwaliteiten, aan het werk te krijgen. Werkzaak Rivierenland deelt werkzoekenden in vier profielen in. Werkzoekenden uit profiel 1 tot en met 3 zijn toe te leiden naar betaald (begeleid dan wel onbegeleid) werk. Werkzoekenden die behoren tot profiel 4 zijn niet in staat om op korte termijn meer dan 20% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Bij de oprichting van Werkzaak Rivierenland is besloten de verantwoordelijk voor klantprofiel 4 terug te leggen bij de gemeenten. Inwoners met klantprofiel 4 hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze doelgroep heeft een grote kans op armoede. In de Bommelerwaard wordt daarom voor deze doelgroep ingezet op activering (doel 1). Dit is maatwerk: voor de ene persoon is wekelijkse deelname aan een sociale activiteit het hoogst haalbare, voor de ander is vrijwilligerswerk haalbaar.

5.3.2 Extra ondersteuning kinderen in armoede (Doelstelling 1 en 2)

In de Bommelerwaard zijn er circa 600 kinderen die door het lage inkomen van hun ouder(s) niet altijd mee kunnen doen aan activiteiten die voor andere kinderen heel gewoon zijn. Zoals sporten, muziekles, schoolreisje of een verjaardag vieren. Met extra ondersteuning voor kinderen die leven in armoede zoeken we mogelijkheden, regelingen en instrumenten die we in kunnen zetten om opgroeien in armoede te voorkomen. Ieder kind moet in staat zijn deel te nemen aan de samenleving en zijn/haar talenten te ontwikkelen.

In de gevallen dat de gemeente niet kan helpen met de (hulp)aanvraag van een kind, zal zij deze doorzetten naar de juiste stichting of instantie, zodat zij alsnog worden geholpen. Voorbeelden van deze stichtingen of fondsen zijn:

  • -

    Nationaal fonds Kinderhulp;

  • -

    Stichting Leergeld;

  • -

    Stichting Jarige Job;

  • -

    Sam&;

  • -

    Alliantie Kinderarmoede;

  • -

    Stichting Kindearmoede.nl.

5.3.3 Inkomensondersteuning (Doelstelling 1 en 3)

Wanneer werk (nog) niet mogelijk is, is (tijdelijke) inkomensondersteuning van belang. Indien iemand niet in staat is om uit zijn inkomen en vermogen noodzakelijke kosten te betalen, bieden de gemeenten aanvullende inkomensondersteuning. We kennen in de Bommelerwaard vier minimaregelingen:

  • 1)

    Individuele inkomenstoeslag:De individuele inkomenstoeslag is een geldbedrag dat de gemeente 1 keer per jaar beschikbaar stelt aan inwoners die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen. De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor grote noodzakelijk uitgaven.

  • 2)

    Regeling maatschappelijke participatie:de regeling maatschappelijke participatie beoogt deelname aan maatschappelijke activiteiten (cultureel, educatief, sociaal en sportief) te bevorderen.

  • 3)

    Bijzondere bijstand: Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via een andere regeling vergoed worden, bijvoorbeeld kosten in verband met ziekte of echtscheiding.

  • 4)

    Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM): door deelname aan de CZM wordt bevorderd dat de deelnemer beschikt over een adequate aanvullende verzekering tegen ziektekosten. Hiermee wordt voorkomen dat financiële problemen onnodig ontstaan.

Een uitgebreide uitleg van inkomensondersteuning in de Bommelerwaard vindt u in Bijlage I.

5.3.4 Communicatie (Doelstelling 3)

We blijven inzetten op een proactieve communicatie over het minimabeleid in de Bommelerwaard om het bereik en gebruik van inkomensondersteuningsmaatregelen te optimaliseren. Het uitgangspunt is dat de groep waarvoor de informatie over de inkomensondersteuningsmaatregelen bedoeld is deze zonder inspanningen moet kunnen begrijpen. De folder minimaregelingen is daarvoor een goede hulpmiddel en deze blijven we verspreiden onder de inwoners en de (maatschappelijke) partners van de Bommelerwaard. Tevens blijven we de website voorzien van actuele informatie rondom het minimabeleid.

5.3.5 Brede Beweging Bommelerwaard (Doelstelling 4)

Armoede is nooit een geïsoleerd probleem. Daartoe moet het minimabeleid blijven integreren in de uitvoeringspraktijk van het bredere sociale beleid. Bijvoorbeeld samen met de maatschappelijke partners als Stichting Welzijn Bommelerwaard, het onderwijs en de gezondheidszorg. Maar ook met vrijwilligers van Stichting Leergeld, Humanitas, de kerken en de Voedselbank. De Brede Beweging Bommelerwaard dient de samenwerking tussen deze partijen te intensiveren. De Brede Beweging Bommelerwaard is een netwerk van uiteenlopende organisaties, die betrokken zijn bij het voorkomen en aanpakken van leven in armoede. Minimaal één keer per jaar24 wordt er een bijeenkomst georganiseerd waarin kennis en ervaring worden uitgewisseld. Door het uitwisselen van kennis en ervaring worden signalen van armoede beter herkend en worden inwoners sneller naar de juiste persoon (en/of organisaties) verwezen. Tot slot wordt de input van ketenpartners gebruikt voor de (door)ontwikkeling van beleid.

5.3.6 Vroegsignalering (Doelstelling 4)

Het belang van preventie en vroegsignalering van een laag inkomen en/of schulden wordt steeds groter. Door informatie over signalen en het herkennen van armoede met samenwerkingspartners te delen, brengen we hen kennis en ervaring bij. Het Buurtteam en Buurtzorg Jong in Zaltbommel en het gebiedsteam in Maasdriel zijn laagdrempelig en functioneren als een spin in het web in de Bommelerwaard. Zij komen in samenwerking met de afdeling schuldhulpverlening achter de voordeur en hebben kennis en ervaring in huis om geldgebrek zo vroeg mogelijk te signaleren. Zij kunnen snel schakelen en gewenste hulpverlening en/of ondersteuning daar waar nodig is, inzetten.

5.3.7 Schuldhulpverlening, budgetbeheer en budgetcoaching (Doelstelling 4, 5 en 7)

Vaak is niet alleen sprake van een laag inkomen. Voor een deel van de minima spelen (problematische) schulden een rol waardoor het besteedbaar inkomen ontoereikend is. Ook kunnen schulden een belemmering zijn voor de arbeidsparticipatie. Een belangrijk onderdeel van het minimabeleid is daarom de schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening in de Bommelerwaard heeft een integraal karakter. Dit betekent dat niet alleen aandacht is voor het oplossen van de financiële problemen van een cliënt, maar ook voor psychosociale problemen, of problemen rond de woonsituatie, gezondheid, verslaving of de gezinssituatie.

Naast curatieve schuldhulpverlening, wordt in beide gemeenten ingezet op preventieve ondersteuning bij financiën. Voorbeelden hiervan zijn de Thuisadministratie van Humanitas en de Formulierenbrigade van Stichting Kompas. De gemeenten voeren zelf budgetcoaching uit en willen in 2021 starten met budgetbeheer. Bij budgetcoaching worden inwoners met financiële problemen begeleid om beter inzicht te krijgen in hun geldzaken, zodat zij op den duur zelfstandig en duurzaam hun financiën kunnen beheren. Vervolgens wordt bij budgetbeheer de rekening van de inwoner beheert door de budgetbeheerder. De beheerder draagt er zorg voor dat de vaste lasten worden betaald. Daarmee worden betalingsachterstanden en grote financiële problemen voorkomen.

5.4 Welke maatschappelijke effecten bereiken we met het Bommelerwaardse minimabeleid?

Huishoudens die leven met beperkte financiële middelen, hoeven niet per se arm te zijn of zich arm te voelen. Van belang is dat, indien problemen zich voordoen, mensen tijdig een oplossing zoeken en vinden.

Werk is nog steeds het primaire middel om de financiële zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen te versterken. Voor mensen met een langere afstand tot de arbeidsmarkt wordt ingezet op maatschappelijke participatie. Wanneer werk (nog) niet mogelijk is, is (tijdelijke) inkomensondersteuning van belang. Hierdoor ervaren minimahuishoudens meer financiële ruimte en minder stress. Zij zijn goed verzekerd tegen (hoge) zorgkosten, krijgen een tegemoetkoming in bijzondere kosten en hebben budget om deel te nemen aan maatschappelijke participatie.

Daarnaast blijven we aandacht houden voor armoedebestrijding bij kinderen. Kinderen in huishoudens met financiële problemen groeien vaak op in stressvolle thuissituaties. Dit heeft een negatieve invloed op hun ontwikkeling en participatie in de samenleving.

Door de gezamenlijke inzet van de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel voorkomen we dat huishoudens een beroep doen op andere zwaardere voorzieningen in de Wmo of Jeugdwet en dat zij mogelijk schulden gaan opbouwen. En dat zo veel mogelijk kinderen kunnen participeren in de samenleving.

Door deze samenwerking is er één duidelijk aanspreekpunt voor de maatschappelijke partners en alle inwoners uit de Bommelerwaard. Daarnaast zorgen we met deze samenwerking voor uniforme regels, zodat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen inwoners van de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel. Tevens houden we de uitvoeringskosten van het minimabeleid in toom, door de uitvoering voor beide gemeenten bij de gemeente Maasdriel te beleggen.

Ondertekening

Bijlage I lokale minimaregelingen

De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel kennen vier minimaregelingen. Hieronder volgt een toelichting per regeling.

1. Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet via een andere regeling vergoed worden, bijvoorbeeld kosten in verband met ziekte of echtscheiding. Een belangrijke algemene voorwaarde is, dat geen recht op bijstand bestaat als een belanghebbende een beroep kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening.

Voor de bijzondere bijstand geldt een inkomensgrens van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

2. Individuele inkomenstoeslag

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is de individuele inkomenstoeslag ingevoerd als een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering. In de verordening individuele inkomenstoeslag is invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig laag inkomen’. Hieraan is volgens de verordening (verordening individuele inkomenstoeslag 2018) voldaan als in de referteperiode (36 maanden) een inkomen is ontvangen dat niet hoger was dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

3. Regeling maatschappelijke participatie

De regeling maatschappelijke participatie biedt deelname aan maatschappelijke activiteiten aan inwoners die afhankelijk zijn van een inkomen tot 130% van de toepasselijke bijstandsnorm. Onder maatschappelijke activiteiten wordt onder ander het volgende verstaan:

  • -

    Lidmaatschap van jeugd-, ouderen-, sport- en ontspanningsverenigingen en verenigingen voor amateurkunstbeoefening;

  • -

    Lidmaatschapbedrag van de sportvereniging wordt verhoogd met € 30,- voor de bijkomende kosten (zoals sportuitrusting en/of materiaalkosten);

  • -

    Seizoensabonnementen, meerbadenkaarten en maandkaarten van de zwembaden (losse kaartjes zijn uitgesloten);

  • -

    Bibliotheeklidmaatschap;

  • -

    Noodzakelijke kosten voor de educatie van minderjarige kinderen;

  • -

    Kindervakantieweek;

  • -

    Cursussen in het kader van volwasseneducatie;

  • -

    Deelname aan ouderenactiviteiten;

  • -

    Museumjaarkaart.

Middels de Rijksgelden voor armoedebestrijding bij kinderen wordt de maximale bijdrage van huishoudens met meerdere kinderen opgehoogd.

4. Collectieve zorgverzekering voor minima

Personen met een inkomen tot 130% ten opzichte van het wettelijk sociaal minimum worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) bij zorgverzekeraar VGZ. Door deelname aan de CZM wordt bevorderd dat de deelnemer beschikt over een adequate aanvullende verzekering tegen ziektekosten. Hiermee wordt voorkomen dat financiële problemen onnodig ontstaan.

De CZM bestaat uit een basisverzekering (minimum eigen risico) en een uitgebreide aanvullende verzekering. Deelname aan de CZM maakt het mogelijk via de zorgverzekeraar VGZ een vergoeding te ontvangen voor medische kosten die anders niet of slechts gedeeltelijk worden vergoed. Het verstrekken van bijzondere bijstand wordt namelijk beperkt door het uitgangspunt dat de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg samen een passende en toereikende voorziening voor medische kosten vormen.

Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering ontvangen een gemeentelijke tegemoetkoming (afhankelijk van het gekozen pakket). Het zwaarste aanvullende pakket is opgesteld voor chronisch zieken. Deelnemers die kiezen voor dit pakket zijn ook op kosten van de gemeente verzekerd tegen het eigen risico.

Literatuur

Centraal Bureau voor Statistiek (2019).

CBS, Rapport Schuldenproblematiek in beeld, Huishoudens met geregistreerde problematische schulden 2015-2018.

Kamerbrief Intensivering armoede en-schuldenaanpak d.d. 28 september 2020.

Kamerstuk II 2017/18, 24 515, nr. 431.

Kamerstuk II 2018/19, 34 352, nr. 138.

Kamerstuk II 2019/20, 35 394, nr. 2.

Jungman, N., Wesdorp, P. & Schruer, E. (2017). De eindjes aan elkaar knopen. Cruciale vragen bij financiële problematiek in de wijk.

Movisie: Wat werkt bij armoede (2020).

Movisie: Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden (2020).

Mullainathan, S. & Shafir, E. (2013). Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld gedrag bepalen.

Panteia, Huishoudens in rode cijfers (2015).

Septembercirculaire 2020.

Sociaal Cultureel Planbureau, armoede in kaart (2019).

https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/wat-is-armoede/.

Tiemeijer, W. (2016). Eigen schuld? Een gedragswetenschappelijk perspectief op problematische schulden.

www.nibud.nl.http://www.rijksoverheid.nl

www.rijksoverheid.nl.


Noot
1

Kamerstuk II 2018/19, 34 352, nr. 138.

Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 24 515 nr. 431.

Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 24 515 nr. 431.

Noot
4

Septembercirculaire 2020.

Noot
5

Kamerbrief intensivering armoede en- schuldenaanpak d.d. 28 september 2020.

Noot
6

Een krediet waarmee de schuldeisers in een keer gedeeltelijk worden betaald tegen finale kwijting van de restschuld.

Noot
7

Kamerbrief intensivering armoede en- schuldenaanpak d.d. 28 september 2020.

Noot
8

Normjaar is 2019.

Noot
9

Sociaal en Cultureel Planbureau, armoede in kaart (2019).

Noot
10

Sociaal en Cultureel Planbureau, armoede in kaart (2019).

Noot
11

Rapport Schuldenproblematiek in beeld, Huishoudens met geregistreerde problematische schulden 2015-2018, CBS.

Noot
12

Sociaal en Cultureel Planbureau, armoede in kaart (2019).

Noot
13

Huishoudens in rode cijfers (Panteia, 2015).

Noot
14

Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir (2013).

Noot
15

Nadja Jungmann, Peter Wesdorp en Erica Schruer (2017).

Noot
16

Movisie: wat werkt bij armoede (2020).

Noot
17

Stichting lezen & schrijven, 2016.

Noot
18

Nadja Jungmann (2016). Impact van financiële problemen op gezondheid. En wat de zorgprofessional te doen staat.

Noot
19

Van Dijk, A. en van der Meer, I. (2012).

Noot
20

Nadja Jungmann (2016). Impact van financiële problemen op gezondheid. En wat de zorgprofessional te doen staat.

Noot
21

Met behulp van collega’s Martijn Sanders en Gert-Jan Smits.

Noot
22

https://dashboards.cbs.nl/v2/Armoedescan/

Noot
23

Movisie 2020, Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden, A. Vijlbrief, K. Mourik.

Noot
24

Met inachtneming van de geldende coronamaatregelen.