Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening gemeentelijke ombudsman

Geldend van 20-12-2012 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening gemeentelijke ombudsman

De raad van de gemeente Maasdriel;

gezien het voorstel van het college;

gelet op hoofdstuk IVc en artikel 149 van de Gemeentewet en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het positief oordeel van de Ondernemingsraad;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening gemeentelijke ombudsman

Artikel 1 Instelling ombudsman

Er is een gemeentelijke ombudsman.

Artikel 2 Zittingsduur

De ombudsman kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 3 Financiële middelen

  • 1. De raad verschaft de ombudsman voldoende financiële middelen voor een goede uitoefening van zijn werkzaamheden.

  • 2. De ombudsman ontvangt vanaf 1 januari 2012 een vaste vergoeding van € 275,00 per maand voor zijn werkzaamheden en als tegemoetkoming in door hem te maken kosten. De plaatsvervanger ontvangt een vergoeding van € 150,00 per jaar. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd (CPI).

Artikel 4 Bemiddeling

  • 1. De ombudsman kan gedurende een onderzoek de verzoeker en het bestuursorgaan voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de klacht te komen.

  • 2. De ombudsman brengt ook na een geslaagde bemiddeling een verslag uit.

Artikel 5 Werkinstructie

Voor zover de ombudsman dit nodig acht, maakt hij een werkinstructie voor zijn werkzaamheden.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

  • 1. De ombudsman bevestigt de ontvangst van het verzoekschrift schriftelijk aan de verzoeker.

  • 2. Indien hij een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht instelt, zendt hij tevens een afschrift van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan en aan degene over wiens gedragingen wordt geklaagd.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2009

  • 2. Op die datum vervalt de Verordening externe klachtbehandeling, vastgesteld op 5 juli 2001.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudsman.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2009/25 oktober 2012 (1e wijziging)

De raad voornoemd,

De griffier

J.F. van Zutphen

de voorzitter

A.H. Boerma-van Doorne/

D.W de Cloe

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Instelling ombudsman

Indien gekozen wordt voor een persoon als ombudsman, is sprake van een eenhoofdig ambt met daarbij de verplichting om in ieder geval een plaatsvervanger aan te wijzen (zie artikel 81q, tweede lid, van de Gemeentewet).

Artikel 2 Zittingsduur

Artikel 81q, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de ombudsman voor de duur van zes jaar wordt benoemd. Dit waarborgt zijn onafhankelijkheid. In de verordening is ervoor gekozen dat de ombudsman éénmaal kan worden herbenoemd.

Artikel 3 Financiële middelen

Eerste lid

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 81v van de Gemeentewet waarin is bepaald dat de ombudsman een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

Tweede lid

De ombudsman zal uiteraard niet kunnen functioneren zonder toereikende financiële middelen. De wet verplicht de gemeente overigens al om te voorzien in voldoende personeel voor de ombudsman (zie artikel 81t Gemeentewet).

Artikel 4 Bemiddeling

Eerste lid

Tijdens het onderzoek kan de ombudsman een poging doen om via bemiddeling tot een bevredigende oplossing voor de verzoeker te komen. Deze bemiddeling kan een meer of minder zware vorm aannemen. Wij kunnen ons voorstellen dat de ombudsman dit nader regelt in een werkinstructie (zie artikel 5).

De ombudsman kan in zijn jaarverslag een overzicht van bemiddelingen publiceren. Aldus ontstaat er inzicht in de verhouding tussen het aantal bemiddelingen en het aantal onderzoeken en de aard van de bemiddelingen.

De ombudsman kan uitsluitend tot interventie overgaan indien hij bevoegd is om de gedraging te onderzoeken.

Tweede lid

Het oordeel over het handelen en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen voor de organisatie legt de ombudsman neer in een rapport (artikel 9:36 Awb) indien hij zijn onderzoek voltooit. In het geval van een geslaagde bemiddeling zal de ombudsman doorgaans reden hebben om het onderzoek niet voort te zetten en komt hij aan het uitbrengen van een rapport en het geven van een oordeel niet toe. Het is echter wel gewenst dat de ombudsman ook in geval van een geslaagde bemiddeling zijn bemoeienis afsluit met een schriftelijk stuk waarin hij verslag doet van het onderzoek en de bevindingen en van de het resultaat van de bemiddeling.

Artikel 5 Werkinstructie

De ombudsman kan de wijze waarop hij zijn werkzaamheden vorm wenst te geven vastleggen in een werkinstructie.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

Eerste lid

De ontvangstbevestiging is overeenkomstig hetgeen artikel 9:6 Awb voor het intern klachtrecht bepaalt: het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.

Tweede lid

Analoog aan hetgeen artikel 9:9 Awb voor het intern klachtrecht regelt, is bepaald dat aan het bestuursorgaan en aan degenen op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden.

Indien de ombudsman het verzoekschrift niet in behandeling neemt, heeft toezending van een kopie van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan geen wezenlijke functie en zou het onder omstandigheden zelfs een schending van vertrouwelijkheid kunnen betekenen (vergelijk art. 2:5 Awb dat op de ombudsman van overeenkomstige toepassing is). Komt het wel tot een onderzoek van de ombudsman, dan heeft niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de betrokken ambtenaar recht op een kopie van het verzoekschrift (vergelijk artikel 9:30, eerste lid, Awb). Overigens valt niet in alle gevallen de gedraging waarover geklaagd wordt toe te schrijven aan een bepaalde persoon; als dat zich voordoet, kan uiteraard worden volstaan met het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift aan alleen het bestuursorgaan.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen.