Regeling vervallen per 19-02-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent evenementen Nadere regels evenementen Maasgouw 2018

Geldend van 28-12-2018 t/m 18-02-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent evenementen Nadere regels evenementen Maasgouw 2018

Het college besluit om:

  • 1.

    [in te stemmen met het raadsvoorstel tot:

    • a.

      intrekken van de “Brandbeveiligingsverordening Maasgouw 2012”;

    • b.

      vaststellen van de “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017” volgens bijgevoegde wijzigingsverordening;

    • c.

      vaststellen van de “Bouwverordening Maasgouw 2012” volgens bijgevoegde wijzigingsverordening.]

  • 2.

    het gewijzigde meldformulier A-evenementen en het gewijzigde aanvraagformulier evenementenvergunning B– en C-evenementen vast te stellen;

  • 3.

    de “Nadere regels A-evenementen Maasgouw 2017” in te trekken, onder de opschortende voorwaarde dat deze pas worden ingetrokken op het moment dat de vastgestelde wijzigingen in de “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017” in werking treden;

  • 4.

    de “Nadere regels evenementen Maasgouw 2018” vast te stellen, onder de opschortende voorwaarde dat deze van kracht worden op het moment dat de vastgestelde wijzigingen in de “Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017” in werking treden.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Apv: Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2017;

  • b.

    Bbgbop: Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;

  • c.

    Evenement: zoals omschreven in artikel 2:12 Apv;

  • d.

    Bouwsel: zoals omschreven in artikel 1:1, eerste lid van het Bbgbop;

  • e.

    Constructie: een systematisch samenstel van met elkaar verbonden constructieve elementen, ontworpen om belasting te dragen en voldoende stijfheid te verschaffen, zoals omschreven in de NEN-EN 1990, artikel 1.5.1.6.;

  • f.

    Constructieve veiligheid: de manier van construeren van een bouwsel/constructie van tijdelijke aard bij een evenement.

Artikel 1:2 Afbakening

De in dit document opgenomen nadere regels zijn van toepassing op A-, B- en C-evenementen zoals bedoeld in artikel 2:12 en 2:13 Apv.

Artikel 1:3 Melding

Het organiseren en houden van een A-evenement wordt gemeld bij de burgemeester door middel van het meldformulier (zie bijlage 2).

Artikel 1:4 Aanvraag

Het organiseren en houden van een B– of een C-evenement wordt aangevraagd bij de burgemeester door middel van het aanvraagformulier (zie bijlage 3).

Artikel 1:5 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een evenement te organiseren en te houden tenzij wordt voldaan aan de nadere regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 7.

  • 2. Als wordt gehandeld in strijd met de nadere regels kan door het bevoegd gezag handhavend worden opgetreden.

Artikel 1:6 Maatwerkvoorschriften

Naast het genoemde in artikel 1:5 kunnen voor B– en C-evenementen maatwerkvoorschriften worden opgelegd.

Artikel 1:7 Andere publiekrechtelijke toestemmingen en overige wet- en regelgeving

De organisator is verantwoordelijk voor het aanvragen van de overige noodzakelijke publiekrechtelijke toestemmingen op basis van de geldende wet- en regelgeving benodigd om het meldingsplichtig of vergunningsplichtig evenement te realiseren.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE REGELS

Artikel 2:1 Algemeen

  • 1. Een kopie van de melding/aanvraag inclusief de ontvangstbevestiging hiervan wordt op verzoek van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris, onmiddellijk getoond.

  • 2. Gedurende het hele evenement moet een contactpersoon direct bereikbaar zijn voor de gemeente en hulpdiensten.

  • 3. Eventuele aanwijzingen van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 4. Overtreding van één of meer voorschriften kan leiden tot het onmiddellijk stopzetten van het evenement en het (laten) ontruimen van de locatie(s).

  • 5. De politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris kan in het belang van de openbare orde en veiligheid het evenement beëindigen en de locatie(s) (laten) ontruimen. In dat geval is aanspraak op schadevergoeding niet mogelijk.

  • 6. De gemeente aanvaardt geen aansprakelijkheid voor derden, als gevolg van het evenement.

  • 7. Tijdens het evenement moet de organisatie toezien op de naleving van de Nadere regels en (brand)veiligheidsvoorzieningen.

  • 8. Als er zich tijdens de voorbereiding van het evenement of tijdens het evenement technische of organisatorische wijzigingen voordoen, die van belang kunnen zijn voor de (brand)veiligheid, dan moet dit onmiddellijk worden gemeld aan het bevoegd gezag.

Artikel 2:2 Overlast en schade

  • 1. Het is verboden om bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2. Direct na afloop van het evenement moet het terrein en de openbare weg worden gereinigd en vrij van afval en in de oude staat (onbeschadigd) worden opgeleverd.

  • 3. De organisator moet al het (redelijkerwijs) mogelijke doen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van het evenement.

  • 4. Er moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat overlast voor de omgeving ontstaat.

  • 5. Werkzaamheden in en rond tijdelijke opstallen zijn vanaf een half uur na het einde van het evenement tot 07.00 uur verboden.

  • 6. Op zon- en feestdagen mogen de activiteiten van een evenement 13:00 uur beginnen. Opbouwen kan eerder, met respect voor de zondagsrust.

  • 7. Het verbod in het zesde lid geldt niet als een ontheffing op grond van de Zondagswet is verleend. In dat geval mag het evenement beginnen vanaf 09:00 uur.

Artikel 2:3 Verkeersveiligheid

  • 1. De doorgang voor brandweer, politie en/of ambulance moet zijn gewaarborgd. Dit betekent dat tenten, springkussens en dergelijke zo moeten worden geplaatst, dat steeds een doorgang van 4,5 meter breed en 4,2 meter hoog vrij blijft.

  • 2. Een verkeersbesluit is vereist voor:

    • a.

      de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd;

    • b.

      het ontstaan of wijzigen van geboden of verboden;

    • c.

      afsluiting van weggedeelten;

    • d.

      borden om het verkeer te regelen;

    • e.

      het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderden van voorzieningen ter regeling van het verkeer en de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken; en

    • f.

      als een verkeersbesluit noodzakelijk is op grond van de Verkeerswetgeving.

  • 3. Als het inzetten van een verkeersregelaar is vereist zijn de voorschriften zoals opgenomen in de Regeling verkeersregels 2009 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Er wordt een verkeersplan opgesteld als er wegen worden afgesloten, er verkeersregelaars worden ingezet of het evenement een bezoekersaantal heeft van boven 1000 bezoekers. Het verkeersplan moet 6 weken voor de aanvang van het evenement bij de gemeente, afdeling Verkeer, worden ingediend.

HOOFDSTUK 3 CONSTRUCTIEVE VEILIGHEID

Artikel 3:1 Algemeen

  • 1. De constructieve veiligheid van een bouwsel/(tijdelijke) constructie:

    • a.

      is bestand tegen de daarop werkende krachten gedurende de tijd dat het bouwsel/de constructie in gebruik is;

    • b.

      naast het bepaalde onder a moeten tenten voldoen aan paragraaf 4.1.10 uit NEN 8020-41:2012;

    • c.

      naast het bepaalde onder a en b mogen er geen constructieve wijzigingen plaatsvinden aan de constructie/het bouwsel die de veiligheid in gevaar brengen.

  • 2. Opbouw en gebruik dienen conform de productattesten van de leverancier en/of fabrikant of volgens specifieke normen, als bedoeld in het eerste lid, te worden uitgevoerd.

  • 3. De organisator van het evenement is verplicht zich vooraf en tijdens het evenement op de hoogte te stellen van de voorspelde weersomstandigheden. Bij voorspellingen, afwijkend van de waarde waarop de bouwsels/constructies berekend zijn, moeten aanvullende maatregelen worden getroffen. De aanvullende (beheers)maatregelen zijn omschreven in het veiligheidsplan en/of ontruimingsplan.

  • 4. In geval van het roeren van de grond dient via www.kadaster.nl/klic een klic-melding te worden gedaan om schade aan ondergrondse infra te voorkomen.

  • 5. Voor het afschoren van de bouwsels/constructies mag geen gebruik worden gemaakt van bestrating, straatmeubilair, bomen, struiken of andere aanwezige attributen, maar kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld ballastblokken of watertanks.

Artikel 3:2 Indieningsvereisten

Naast de gevraagde indieningsvereisten in het Bbgbop en de Apv verstrekt de aanvrager van een vergunning of melding de volgende gegevens voor het toetsen van de constructieve veiligheid van een bouwsel en/of tijdelijke constructie:

  • 1.

    situatietekening (schaal 1:100, bij grote evenementen schaal 1:500), met daarop aangegeven:

    • a.

      de aanwezige bebouwing grenzend binnen een strook van ten minste 100 meter van het evenemententerrein;

    • b.

      legenda, waarin de getekende bouwsels worden omschreven.

  • 2.

    tekening met daarop plattegrond(en), aanzichten (schaal 1:100) en eventueel doorsneden en details (schaal 1:10 tot 1:20) van alle te plaatsen bouwsels/constructies.

  • 3.

    statische berekeningen, waarin het volgende is opgenomen:

    • a.

      berekeningen van het te plaatsen bouwsel/constructie;

    • b.

      de constructieschematisering, geometrie, materiaaleigenschappen, profielafmetingen en de eigenschappen van de ondersteuningen, inclusief motivering;

    • c.

      volledig uitgewerkte belastingen en belastingcombinaties;

    • d.

      de toegepaste waarde voor de windsnelheid;

    • e.

      een duidelijke weergave van de maatgevende berekeningsresultaten;

    • f.

      (computer)berekeningen (EEM) die voldoen aan het genoemde onder a tot en met e. Hierin zijn de in - en uitvoergegevens duidelijk herleidbaar;

    • g.

      de constructieve berekeningen geven een volledige verantwoording van de te maken constructies.

  • 4.

    alle bescheiden zijn in het Nederlands en vermelden bij welke aanvraag/melding deze horen. Uit de berekeningen en tekeningen blijkt dat deze bij elkaar horen.

HOOFDSTUK 4 VREUGDEVUREN/SINT MAARTENSVUREN

Artikel 4:1 Vreugdevuren/Sint Maartensvuren

  • 1. Minimaal één klein blusmiddel met een vulling van tenminste 6 kg of liter blusstof dient aanwezig te zijn. Het kleine blusmiddel is permanent bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed. Elk klein blusmiddel wordt conform de NEN 2559 onderhouden.

  • 2. Het stoken vindt plaats onder het voortdurende toezicht van een meerderjarige. Deze is verantwoordelijk voor het gebruik van blusmiddelen en is geïnstrueerd over het gebruik hiervan.

  • 3. Het vreugdevuur is minimaal op een afstand van:

    • -

      10 meter van de openbare weg;

    • -

      50 meter van een gebouw of bouwwerk;

    • -

      50 meter van bos, heide of struikgewas

  • gelegen.

    Indien dit niet haalbaar is, dan kan middels een stralingsberekening worden aangetoond dat de gewenste situatie op een veilige manier haalbaar is. Uitzondering hierop is de afstand tot rijks(snel)wegen (A-wegen), provinciale wegen (N-wegen), spoor- en waterwegen. Om te voorkomen dat het verkeer op deze wegen ernstige hinder ondervindt van de rook afkomstig van het vreugdevuur, moet de minimale afstand 500 m bedragen tot de rand van de (water)weg of spoortraject.

  • 4. Een scheidende zandlaag wordt aangebracht tussen de bodem en de brandstapel. Deze scheidende zandlaag heeft een dikte van minimaal 20 cm. De zandlaag is op meer dan 1 meter buiten de diameter van de vuurstapel gelegen.

  • 5. Het vreugdevuur mag niet groter zijn dan maximaal 125m3. Maatwerk vindt plaats, indien men niet kan voldoen aan punt 3.

  • 6. Het materiaal voor het vreugdevuur mag uitsluitend bestaan uit droog, onbehandeld hout, zoals schoon pallethout of snoeihout dat minimaal een aantal maanden in de open lucht is gedroogd. Snoeiafval is niet toegestaan in verband met rookontwikkeling en eventueel vliegvuur.

  • 7. Het gebruik van licht ontvlambare vloeistoffen, zoals benzine, voor het aansteken van het vuur is niet toegestaan.

  • 8. Er wordt zodanig gestookt, dat geen vliegvuur ontstaat. Bij windkracht 4 of meer op de schaal van Beaufort mag het stoken geen doorgang vinden. Bij laaghangende mist mag niet worden gestookt.

  • 9. Als tijdens het stoken blijkt, dat onder invloed van de heersende weersgesteldheid het verkeer of bewoners in de omgeving last hebben van hinderlijke rookgassen, dan moet het stoken onmiddellijk worden gestaakt.

  • 10. Indien men in een droge periode open vuur wil aanleggen, dient eerst de website http://www.natuurbrandrisico.nl geraadpleegd te worden, zodat men op de hoogte is van de op dat moment geldende risicokwalificatie en wat de consequenties zijn voor het aanleggen van het open vuur.

  • 11. Tijdens het stoken dient tenminste een Basis Verbanddoos aanwezig te zijn die voldoet aan de inhoudseisen van het Oranje Kruis.

  • 12. De stookresten dienen na afloop te worden gedoofd en binnen 24 uur te worden opge¬ruimd.

  • 13. De aanvrager/melder is te allen tijde verantwoordelijk voor het vreugdevuur.

HOOFDSTUK 5 BALLONNEN

Artikel 5:1 Ballonnen (anders dan met lucht gevuld)

  • 1. De ballonnen mogen alleen worden gevuld met helium.

  • 2. Het vullen van de ballonnen mag alleen in de buitenlucht gebeuren. Dit in verband met ophoping van gas en het verstikkingsgevaar wat daaruit volgt.

  • 3. Gevulde ballonnen mogen alleen in de buitenlucht worden opgeslagen, onder een net.

  • 4. Bij het vullen moet gebruik worden gemaakt van een reduceerventiel.

  • 5. De cilinders met helium moeten tegen opwarmen door zonnestraling en tegen omvallen zijn beschermd en rechtop zijn opgesteld.

  • 6. Op niet in gebruik zijnde cilinders moet de beschermkap aanwezig zijn.

  • 7. Na het vullen van de ballonnen moeten de daarvoor gebruikte cilinders worden afgevoerd.

  • 8. Indien het meer dan 1000 ballonnen betreft en deze binnen een straal van 8 km van een vliegveld worden opgelaten dient vooraf (2 weken ervoor) aan de Lucht Verkeersleiding Nederland te Schiphol (020-4062000) worden medegedeeld met vermelding van het juiste tijdstip en locatie waarop de ballonnen worden opgelaten.

Artikel 5:2 Voorschriften luchtballonnen

  • 1. Van de eigenaar of zakelijk gerechtigde(n) van het ballonterrein moet toestemming zijn verkregen.

  • 2. De toestemming die op grond van de luchtvaartwet en de regeling toezicht luchtvaartwet vereist is, moet aanwezig zijn.

  • 3. De opstel- en opstijgplaats van de ballon moet bij incidentele vluchten tot op 10 meter vrijgehouden worden van toeschouwers. Indien er sprake is van een evenement, dient de opstel- en opstijgplaats zodanig te zijn afgezet, dat toeschouwers op een minimale afstand van minsten 25 meter worden gehouden.

  • 4. Als meerdere luchtballonnen worden gevuld en opgelaten, moet de onderlinge afstand tussen de ballonnen tenminste 5 meter bedragen.

  • 5. De hindernissituatie rond het ballonterrein moet zodanig zijn, dat in de richting van de opstijging hindernissen door de vrije ballon met een hoogteverschil van tenminste 15 meter kunnen worden overvaren.

  • 6. Het vullen van de luchtballon dient te geschieden onder leiding van een gebrevetteerd piloot.

  • 7. Bij het verwarmen van lucht voor het opstijgen, moet per ballon een klein blusmiddel met een vulling van tenminste 6 kg of liter blusstof aanwezig zijn; Het kleine blusmiddel moet te allen tijde bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

    Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.

  • 8. De te gebruiken gasflessen moeten buiten bereik van onbevoegden en goed geventileerd worden opgesteld op een veilige plaats. Voorts moeten deze gasflessen tegen verhitting worden beschermd.

  • 9. De plaats van de opstijging op het ballonterrein moet zodanig worden gekozen dat zich over de eerste 50 meter van de projectie van de vermoedelijke richting van de opstijging en in een strook met een breedte van 10 meter aan weerszijden van deze projectie, geen publiek bevindt.

  • 10. Een opstijging van een vrije ballon die door middel van een kabel tijdelijk is bevestigd aan het aardoppervlak, mag alleen worden uitgevoerd bij windsnelheden van minder dan 3 m/s, de vrije ballon mag daarbij niet hoger stijgen dan 50 meter boven het aardoppervlak.

  • 11. Het juiste tijdstip en locatie waarop de ballon worden opgelaten, moet vooraf (2 weken ervoor) aan de Lucht Verkeersleiding Nederland te Schiphol (020-4062000) worden medegedeeld. Hiervoor is de ballonvaarder verantwoordelijk.

HOOFDSTUK 6 MUZIEKGELUID

Artikel 6:1 Muziekgeluid

  • 1. Geluidsboxen moeten zodanig opgesteld worden dat deze bij voorkeur niet direct op woningen of objecten met een gevoelige bestemming zijn gericht en dus van gevels van gevoelige objecten afstralen.

  • 2. Toegestane begintijd geluidproductie: niet eerder dan 09.00 uur. Voor zon - en nationaal erkende feestdagen geldt dat als vóór 13:00 uur muziek ten gehore wordt gebracht er voor het houden van het evenement een ontheffing op grond van de Zondagswet moet zijn verleend.

  • 3. De begintijd genoemd onder het tweede lid geldt ook voor een eventuele soundcheck en mag - indien van toepassing - eventuele kerkdiensten niet verstoren.

  • 4. Uiterste eindtijd geluidproductie:

    • a.

      01:30 uur in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag;

    • b.

      00:30 uur op dinsdag, woensdag en donderdag;

    • c.

      23:30 uur op zondag en/of nationaal erkende feestdagen.

  • 5. De genoemde eindtijd in het vierde lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de aangewezen collectieve festiviteiten, als bedoeld in artikel 4:2 Algemene plaatselijke verordening Maasgouw, die op een zondag of op een nationaal erkende feestdag plaatsvinden. In dat geval betreft de uiterste eindtijd van de geluidsproductie 00:30 uur.

  • 6. Het equivalente geluidsniveau LAeq van versterkte muziek veroorzaakt door geluidboxen mag niet meer bedragen dan 70 dB(A) op de gevel van de omliggende woningen, gemeten op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7. De omwonenden van de evenementenlocatie worden tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan het evenement op de hoogte gesteld door de organisator, met name over het feit dat muziek ten gehore wordt gebracht alsmede de begin- en- eindtijd.

HOOFDSTUK 7 GENEESKUNDIGE HULPVERLENINGSORGHANISATIE IN DE REGIO

Artikel 7:1 Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR)

Bij het organiseren en houden van een evenement dienen de bijgevoegde regels van de GHOR in acht te worden genomen (zie bijlage 4).

HOOFDSTUK 8 POLITIE

Artikel 8:1 Algemeen

  • 1. Bij aanvang van het evenement wordt een actuele telefoonlijst van het aanspreekpunt ter beschikking gesteld aan de hulpdiensten.

  • 2. De aanwijzingen van hulpdiensten en toezichthoudend ambtenaren van de gemeente, gegeven in het belang van de openbare orde en veiligheid worden meteen opgevolgd.

  • 3. Herkenbare medewerkers van de hulpdiensten alsmede toezichthouders van de gemeente worden te allen tijde toegelaten tot het terrein/parcours.

  • 4. Bereikbaarheid van het evenemententerrein door hulpverlenende diensten wordt te allen tijde gewaarborgd .

  • 5. Op het evenemententerrein is glaswerk ten behoeve van de drank verstrekking verboden, tenzij uitdrukkelijk toegestaan door de vergunningverlener.

  • 6. De op het terrein verantwoordelijke persoon van de organisatie is voortdurend beschikbaar en bereikbaar via een mobiele telefoon. De naam van deze persoon en het telefoonnummer wordt bij de politie bekend gemaakt (kan via opname in het veiligheidsplan).

  • 7. Vlaggen, banners e.d. worden dusdanig opgehangen dat zij de zichtlijnen van de beveiligingscamera's niet hinderen.

  • 8. Nooduitgangen zijn als zodanig herkenbaar en op hoogte aangegeven, zodat deze voor het publiek goed zichtbaar zijn.

  • 9. Het afzetten van wegen vindt plaats conform de geldende wet en regelgeving. De organisatie draagt zorg dat afzettingen op de juiste wijze geplaatst worden en blijven. Bovenstaande vindt plaats door regelmatige controle dan wel bemensing bij de afzettingen.

  • 10. De afzettingen zijn op eenvoudige wijze verwijderbaar en mogen op geen enkele wijze worden geblokkeerd Overlast van geparkeerde voertuigen bij het in- en uitladen van de goederen door deelnemers van het evenement/markt/braderie wordt in tijd tot een minimum beperkt .

  • 11. Verkeersregelaars zijn gecertificeerd conform de landelijke richtlijnen. Tevens zijn zij door de burgemeester aangewezen als verkeersregelaar voor de datum dat het evenement plaatsvindt.

  • 12. Bij niet-nakoming van de meldingsvoorschriften/vergunningsvoorwaarden kan de burgemeester, of de politie op last van een hulpofficier van justitie, het evenement onverwijld doen beëindigen.

  • 13. Uiterlijk 2 weken voor aanvang evenement vindt overleg plaats met het beveiligingsbedrijf, de organisatie en de politie met betrekking tot de wijze waarop de meldingvoorschriften/vergunningsvoorwaarden zijn ingevuld en de bijdrage van het beveiligingsbedrijf. Initiatief voor dit overleg vindt plaats vanuit de evenementenorganisatie.

  • 14. De participanten in het evenement, zoals standhouders, leveranciers, worden door de evenementenorganisatie van de geldende voorschriften en maatregelen in kennis gesteld.

  • 15. Bij evenementen waarbij ingrijpende verkeersmaatregelen nodig zijn om de verkeerscirculatie in tact te houden worden verkeer regulerende maatregelen uitgevoerd conform het besproken en door de hulpverleningsdiensten goedgekeurde verkeersplan.

  • 16. Marktkramen e.d. dienen dusdanig geplaatst te worden dat de bereikbaarheid door hulpdiensten gewaarborgd blijft.

Artikel 8:2 Beveiliging

  • 1. Met betrekking tot de inzet van gecertificeerde (event)beveiligers geldt dat bij de eerste 2000 bezoekers 4 beveiligers worden ingezet en vervolgens een opschaling van 1 beveiliger per 750 extra bezoekers;

  • 2. Van het genoemde onder 1 kan worden afgeweken als maatwerk moet worden geleverd door de politie.

HOOFDSTUK 9 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9:1 Overig

De bij dit document behorende bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van de nadere regels.

Artikel 9:2 Citeertitel

Dit document wordt aangehaald als “Nadere regels evenementen gemeente Maasgouw 2018”.

Artikel 9:3 Inwerkingtreding

De vastgestelde “Nadere regels evenementen gemeente Maasgouw 2018” worden van kracht tegelijk met de inwerkingtreding van de vastgestelde wijzigingen in de Apv.

Ondertekening

BIJLAGE 1 TOELICHTING (BEHORENDE BIJ DE NADERE REGELS EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2018)

  • -

    Artikel 1:1, onderdeel d en e: hierbij kan worden gedacht aan tenten op evenemententerreinen, tribunes, podia, varende objecten.

  • -

    Artikel 1:5: bij overige publiekrechtelijke toestemmingen kan gedacht worden aan een tijdelijke ontheffing Drank –en Horecawet, het nemen van een verkeersmaatregel (voor bijvoorbeeld het afzetten van de weg), melding brandveilig gebruik.

  • -

    Artikel 1:6: In de praktijk komt het voor dat activiteiten bij een B– en C-evenement worden georganiseerd waarvoor geen voorschriften zijn opgenomen in de “Nadere regels evenementen”. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:

    • o

      het plaatsen en in gebruik hebben van hijswerktuigen ten behoeve van een parachutetent;

    • o

      het plaatsen in gebruik hebben van een mobiele kogelvanger voor schietactiviteiten in dorpskern;

    • o

      overige constructies, zoals plaatsen meibomen.

  • Om de openbare orde en veiligheid te waarborgen is daarom de bepaling opgenomen dat maatwerkvoorschriften kunnen worden opgelegd.

  • -

    Artikel 3:1, tweede lid: er dienen beheersmaatregelen beschreven te zijn, die voorzien in de situatie dat de belastingen ongunstiger worden dan de waarden waarop de bouwsels/constructies zijn berekend. De beheersmaatregelen zijn onderdeel van een veiligheidsplan en/of ontruimingsplan. In de beheersmaatregelen dient ten minste te zijn aangegeven tot welke weeromstandigheden:

    • o

      het bouwsel/de constructie kan worden gebruikt;

    • o

      het moment waarbij het gebruik van het bouwsel/constructie gestaakt moet worden;

    • o

      en de veiligheidsmaatregelen die getroffen moeten worden.

  • De beheersmaatregelen, die van toepassing zijn bij het te plaatsen bouwsel/constructie dienen bij de vergunninghouder/melder en de controlerende instantie bekend te zijn.

  • -

    Artikel 3:2, derde lid, onderdeel f: EEM - berekening: computerberekening waarmee de sterkte van een constructie wordt berekend, op basis van de eindige – elementenmethode.

BIJLAGE 2 MELDFORMULIER A-EVENEMENTEN (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1:3 NADERE REGELS EVENEMENTEN MAASGOUW 2018)

Meldformulier a-evenementen

BIJLAGE 3 AANVRAAGFORMULIER EVENEMENTEN (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1:4 NADERE REGELS EVENEMENTEN MAASGOUW 2018)

Aanvraagformulier evenementen

BIJLAGE 4 GHOR STANDAARDREGELS VOOR EVENEMENTEN (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7:1 NADERE REGELS EVENEMENTEN MAASGOUW 2018)

GHOR standaardregels voor evenementen