Regeling vervallen per 18-05-2016

2013-31 Verordening Winkeltijden Maassluis 2013 Gemeente Maassluis

Geldend van 12-11-2013 t/m 04-03-2014

De raad der gemeente Maassluis;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2013;

gelet op de artikel 3, eerste, tweede en derde lid Winkeltijdenwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende: Verordening winkeltijden 2013 Gemeente Maassluis 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

–feestdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag;

–werkdagen: maandag tot en met zaterdag;

–winkel: dat wat daaronder wordt verstaan in de Winkeltijdenwet.

Artikel 2 Algemene vrijstelling

  • 1

    • Voor de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van de Winkeltijdenwet vervatte verboden geldt van 13.00 uur tot 20.00 uur een algemene vrijstelling.

  • 2

    • Voor de in artikel 2, eerste lid aanhef en onder a van de Winkeltijdenwet vervatte verboden geldt van 10.00 uur tot 20.00 uur een algemene vrijstelling.

Artikel 3 Toezicht

  • Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen toezichthouders.

Artikel 4 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Verordening inzake Winkeltijden 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 12 november 2013.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening winkeltijden 2013 Gemeente Maassluis.

  • .  Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maassluis, gehouden op 12 november 2013.

  • 6. De secretaris,                              De voorzitter,

  • 7.  

  • 8. mr A.J.T. Korthout                        drs. J.A. Karssen

Toelichting

Toelichting Verordening winkeltijden 2013 Gemeente Maassluis

 

 

Algemeen deel

Op 28 mei 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een initiatiefwet tot wijziging van de Winkeltijdenwet[1].

Deze wetswijziging is op 1 juli 2013 in werking getreden.

Op grond van de gewijzigde Winkeltijdenwet blijven de wettelijke verboden om winkels op zon-, feestdagen en op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur open te stellen, op zichzelf bestaan. Gemeenten kunnen na de wetswijziging echter zelf bepalen of – en in hoeverre – zij vrijstelling of ontheffing verlenen van deze verboden. De uitzonderingsbepalingen daarvoor uit de nu nog geldende Winkeltijdenwet, zoals de toerismebepaling en de avondwinkelbepaling, komen namelijk te vervallen.

De met betrekking tot deze verordening meest relevante bepalingen van de Wtw, de artikelen 2 en 3, luiden na de wetswijziging als volgt:

 

Artikel 2 1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben: a. op zondag; b. op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur; c. op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur. 2. Het is voorts verboden op de in het eerste lid bedoelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

 

Artikel 3

1. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden.

2. De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in de verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op daartoe strekkend verzoek ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.

3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

 

De bevoegdheid van gemeenten wordt zo ruim dat zowel algehele handhaving van de verboden als het volledig terzijde stellen daarvan tot de mogelijkheden behoort. Hetzelfde geldt voor alle opties die daartussen zitten. De beperkingen voor het gemeentelijk beleid – en de gemeentelijke regels – voor de zondags- en avondopenstelling kunnen alleen nog gevonden worden in het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet (de daarin opgenomen vrijstellingen gelden zondermeer) en ander hoger recht. Met betrekking tot dat laatste zijn, zoals hieronder uiteengezet zal worden, met name de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van belang, vooral waar deze een zorgvuldige belangenafweging voorschrijven.

 

NB Aangezien deze modelverordening meerdere varianten bevat, waarvan de meeste bovendien ook nog eens door gemeenten ingevuld dienen te worden, leek het niet opportuun om een artikelsgewijze toelichting te schrijven. Gemeenten kunnen dat – mede op basis van de ledenbrief – desgewenst zelf doen. Aan gemeenten die op basis van variant E een vrijstelling vaststellen raden wij aan in ieder geval de volgende paragraaf in de toelichting op te nemen.

 

Delegatie van de bevoegdheid vrijstelling te verlenen

Naar aanleiding van de uitspraak van het CBb van 21 januari 2009, (LJN: BH0408), AB 2009/58, Gst. 2009/29 m.n. Adriaanse, zou – naar ons idee ten onrechte – het beeld kunnen ontstaan dat de systematiek waarbij de gemeenteraad bij verordening een maximum aantal koopzondagen vaststelt, die vervolgens door burgemeester en wethouders worden aangewezen, niet langer te hanteren valt na wijziging van de Winkeltijdenwet. Dit omdat de uitdrukkelijke grondslag voor delegatie aan burgemeester en wethouders van de bevoegdheid vrijstelling te verlenen uit de Winkeltijdenwet verdwijnt. Het was vooral de fijnmazige regeling in de wet van de mogelijke uitzonderingen op de openstellingsverboden van artikel 2, die de rechter tot de slotsom leidde dat gehele of gedeeltelijke delegatie van een aan de raad toegekende uitzonderingsbevoegdheid in strijd met de wet was. Die fijnmazige regeling is inmiddels echter verdwenen.

 

De Winkeltijdenwet bevat na de wijziging in het geheel geen uitdrukkelijke grondslag meer voor delegatie van deze bevoegdheid. Dit is echter niet doorslaggevend: de Gemeentewet biedt met artikel 156 een algemene delegatiegrondslag, die hier kan worden gebruikt zonder dat de strekking van de wet zoals die straks luidt, zich daar nog tegen verzet. Artikel 156 maakt het mogelijk dat de gemeenteraad hem toegekende bevoegdheden onder voorwaarden delegeert aan andere gemeentelijke organen, zoals burgemeester en wethouders. Het artikel heeft een algemene strekking, in die zin dat ze niet alleen ziet op autonome bevoegdheden maar ook op medebewindsbevoegdheden. Het uitgangspunt is dat delegatie mogelijk is, tenzij het tegendeel is bepaald.[2] 

Artikel 156 bevat een aantal bepalingen waarin bevoegdheden expliciet van overdracht worden uitgesloten (tweede lid). Daarnaast zijn er bevoegdheden waarvan de aard zich tegen overdracht verzet, ook deze bevoegdheden komen niet in aanmerking voor delegatie (eerste lid). Verder geldt voor de bevoegdheid tot het maken van verordeningen die door strafbepaling of bestuursdwang moeten worden gehandhaafd, dat zij aan de gemeenteraad voorbehouden moet blijven (derde lid).[3] 

De gemeenteraad kan dus bevoegdheden overdragen aan burgemeester en wethouders, tenzij de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet. Het artikel mag daarbij – natuurlijk – niet worden gebruikt als grondslag voor delegatie die strijdig is met (de bedoeling van) een medebewindswet.[4]

In de eerste plaats dient er gekeken worden naar de medebewindswet, hier de Winkeltijdenwet zoals deze luidt na wijziging. Als hierin een uitdrukkelijke delegatiegrondslag was opgenomen, dan zou kunnen worden geredeneerd dat die volledig – dus zonder mogelijke aanvulling via een beroep op artikel 156 – de mogelijkheid bepaalt om bevoegdheden te delegeren.[5] Zoals reeds geconstateerd bevat de Winkeltijdenwet na wijziging echter geen uitdrukkelijke delegatiegrondslag meer. Vervolgens dient bezien te worden of de tekst anderszins, of de toelichting of parlementaire geschiedenis uitsluitsel kan bieden of delegatie van bepaalde bevoegdheden is uitgesloten. De bevoegdheid waar het hier om gaat is uiteraard de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van de verboden van artikel 2 van de Winkeltijdenwet, zoals deze – de bevoegdheid dus – is opgenomen in het nieuwe artikel 3, eerste lid. Uit niets blijkt dat delegatie niet mogelijk zou zijn. Ook is er onzes inziens geen enkele reden om aan te nemen dat de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie zou verzetten. De conclusie is dan ook dat delegatie van de bevoegdheid mogelijk is op grond van artikel 156 van de Gemeentewet.

 

[1] Kamerstukken I 2012/13, 32 412, A.

[2] T.D. Cammelbeeck & H.R.B.M. Kummeling, Tekst & Commentaar: Gemeentewet Provinciewet (Kluwer Navigator, 5 juni 2013); J.M.H.F. Teunissen, commentaar op artikel 156, De Gemeentewet en haar toepassing (id.).

[3] Idem.

[4] Gst. 2009/29, in het bijzonder de noot van mr. W.P. Adriaanse.

[5] AB 2011/49, in het bijzonder de noot van A. Tollenaar.