Beleidsregel voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 21-04-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel, hond, vestiging).

In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Maastricht een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

 

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming.

Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

 

Voorkeursvolgorde

1    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.1.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

1.1.1de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

1.1.2de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

1.1.3de erfpachter dan wel de beklemde meier;

1.2de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

1.3degene die op ander wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

 

 

2    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

2.1degene die volgens de beschikbare gegevens woont op het bij het perceel vermelde adres dan wel in Maastricht woont of gevestigd is;

2.2degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.3een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.4degene die als “belastingplichtige” is aangeduid in het kadaster.

 

3    Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers, de hondenbelasting, de rioolheffing van gebruikers (afvoerrecht)  de reinigingsheffingen en de reclamebelasting,  wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

3.1degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

3.2degene die het langst in het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, woont of dit object het langst gebruikt;

3.3de oudste in leeftijd bij natuurlijke personen;

3.4degene die een nutsvoorziening van het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, op naam heeft;

3.5degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

 

 

4    Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

4.1ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

4.2ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

 

5    De onderdelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing indien:

5.1de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

5.2bij de afdeling Belastingen bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de betreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

 

6    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij aanvang van dat tijdvak, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

 

7    Bij het aanwijzen van de belastingplichtige als bedoeld in 3.2 wordt gebruik gemaakt van de informatie in de gemeentelijke basisadministratie c.q. van de eigenaar/verhuurder van het object.

 

8    Wijzigingen kunnen - indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd - pas plaats vinden met ingang van het eerstvolgend belastingtijdvak.

 

9    Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

 

10.1  De regels voor het aanwijzen van een belastingplichtige, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 2009  worden ingetrokken met ingang van de in onderdeel 10.2 genoemde datum van inwerkingtreding.

10.2  Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.