Beleidsregels inzake het toepassen door de burgemeester van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet

Geldend van 20-07-1996 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inzake het toepassen door de burgemeester van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet

BELEIDSREGELS INZAKE HET TOEPASSEN DOOR DE BURGEMEESTER VAN ARTIKEL 172, DERDE LID, VAN DE GEMEENTEWET

DE BURGEMEESTER VAN MAASTRICHT,

Overwegende,

dat de gemeenten wordt geconfronteerd met ontoelaatbare overlast veroorzaakt door personen. als gevolg van het gebruik van en de handel in verdovende middelen, dan wel door overtreding van een openbare orde bepaling van de APV, voor zover verband houdend met het gebruik van en/of de handel in verdovende middelen;

dat uit rapportage van de politie is gebleken dat vorenbedoelde overlast en aantasting. van de openbare orde zich concentreert in het gebied van de gemeente Maastricht, gelegen binnen de singels alsmede in de ruime omgeving van de Olympiaweg;

dat de Burgemeester ingevolge artikel 172, eerste 'lid van de Gemeentewet is belast met de handhaving van de openbare orde;

dat de Burgemeester ingevolge artikel 172, derde lid van de Gemeentewet bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees daarvan, die bevelen te geven die noodzakelijk zijn te achten voor de handhaving van de openbare orde;

dat de Burgemeester bij het toepassen van laatstbedoelde bevoegdheid de navolgende beleidsregels vaststelt;

I. Aanwijzing gebied waarvoor een gebiedsontzegging kan worden gegeven.

Gelet op de in de aanhef opgenomen overwegingen wordt als overlastgebied aangewezen:

het gebied van de gemeente Maastricht, dat begrensd wordt door de volgende wegen, met inbegrip van die wegen:

Prins Bisschopsingel -Hertogsingel -Statensingel -Frontensingel Noorderbrug -Viaductweg -President Rooseveltlaan -Marathonweg Severenstraat -Ambyerstraat Zuid -Bergerstraat -Scharnerweg Oranjeplein -Nassaulaan -John F Kenedysingel -John F Kennedybrug,

II. Geldigheidsduur van gebiedsontzeggingen.

  • 1.

    Indien een persoon, met inachtneming van de door de Burgemeester d.d. 10 juli 1996 vastgestelde “lnstructie inzake het toepassen van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet”, voor de éérste maal een gebiedsontzegging wordt opgelegd, bedraagt de duur daarvan 2 x 24 uur. Een dergelijke maatregel moet worden gezien als een directe reactie op de verstoring van de openbare orde en is noodzakelijk te achten voor de handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied, waarvoor de gebiedsontzegging geldt.

  • 2.

    Indien een persoon. met inachtneming van eerderbedoelde Instructie, binnen een aaneengesloten periode van zes maanden voor de tweede keer een gebiedsontzegging wordt opgelegd, bedraagt de duur daarvan 4 x 24 uur. Voor deze termijn wordt gekozen omdat het aannemelijk is te achten dat de betrokkene tendeert naar het vertonen van een bepaald openbare orde verstorend leefpatroon) waarin deze gedraging vaker voorkomt; derhalve wordt de openbare orde in een relatief kort tijdsbestek twee keer verstoord, zodat een gebiedsontzegging voor (iets) langere duur (dan bij de eerste gebiedsontzegging) geboden en gerechtvaardigd is. Immers op grond van het voorgaande is in het algemeen voor deze (korte) periode concreet voorzienbaar, te verwachten en redelijkerwijs aannemelijk dat de gedragingen zich tijdens de duur van de opgelegde gebiedsontzegging zullen herhalen.

  • 3.

    Indien een persoon, met inachtneming van eerderbedoelde Instructie, binnen een aaneengesloten periode van zes maanden voor de derde keer een gebiedsontzegging wordt opgelegd, bedraagt de duur daarvan 6 x 24 uur. In een dergelijke situatie kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het aannemelijk is te achten dat betrokkene een bepaald openbare orde verstorend leefpatroon vertoont, waarin deze gedragingen frequent voorkomen; derhalve wordt de openbare orde in een relatief kort tijdsbestek drie keer verstoord, zodat een verwijderingsbevel voor (iets) langere duur (dan bij de tweede gebiedsontzegging) geboden en gerechtvaardigd is. Immers op grond van het vorenstaande is in het algemeen voor deze (korte) periode concreet voorzienbaar, te verwachten en redelijk aannemelijk dat de gedragingen zich binnen de periode, waarvoor de gebiedsontzegging geldt, zullen herhalen.

  • 4.

    Indien een persoon, met inachtneming van meerbedoelde Instructie, binnen een aaneengesloten periode van zes maanden voor de vierde keer een gebiedsontzegging wordt opgelegd, bedraagt de duur daarvan veertien dagen. In deze situatie kan worden geconcludeerd dat betrokkene een bepaald openbare orde verstorend leefpatroon vertoont, waarin deze gedragingen frequent tot zeer frequent voorkomen; derhalve wordt de openbare orde in een relatief kort tijdsbestek zo vaak verstoord dat een gebiedsontzegging voor nog langere duur (dan bij de derde gebiedsontzegging) geboden en gerechtvaardigd is. De duur van veertien dagen is gebaseerd op de overweging dat in het algemeen voor deze (korte) periode concreet voorzienbaar, te verwachten en redelijkerwijs aannemelijk is dat de gedragingen zich binnen de periode, waarvoor de gebiedsontzegging geldt, zullen herhalen.

  • 5.

    Indien een persoon gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden geen gebiedsontzegging is opgelegd, wordt hij, indien zich na het verstrijken van bedoelde termijn weer een situatie voordoet op grond waarvan een gebiedsontzegging dient te worden opgelegd, aangemerkt als "first offender" en geldt voor hem derhalve de situatie als omschreven .onder punt 1.

De hiervoren beschreven gebiedsontzeggingen zijn tevens bedoeld als preventieve maatregelen ter vermijding van een verdergaande verstoring van de openbare orde.

III. Situaties waarin geen gebiedsontzegging wordt uitgevaardigd dan wel een gegeven gebiedsontzegging niet van toepassing is.

Een gebiedsontzegging, ingevolge artikel 172, derde lid van de Gemeentewet, wordt niet gegeven aan personen, dan wel geldt niet voor personen die in het door de Burgemeester hiervoren in punt I aangegeven gebied:

  • a.

    zich bevinden in een middel van openbaar vervoer;

  • b.

    aldaar werkzaam zijn;

  • c.

    volgens het bevolkingsregister aldaar daadwerkelijk woonachtig zijn. dan wel

  • d.

    een aantoonbaar redelijk belang hebben om zich in dit gebied op te houden.

Of iemand een redelijk belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals het bezoek aan een arts, ziekenhuis, advocaat, hulpverleningsinstanties zoals het CAD, etc. Zo'n aangevoerd belang zal telkens op z'n merites beoordeeld worden en mag niet gefrustreerd worden door een gebiedsontzegging.

IV. Bestuursrechtelijke handhaving van gebiedsontzeggingen.

Indien een persoon voor de eerste maal in strijd met de eerste tegen hem uitgevaardigde gebiedsontzegging, zonder een aantoonbaar redelijk belang, in het betreffende gebied wordt aangetroffen, wordt hij door de politie, gelet op het bepaalde in de artikel 2 en 12 van de Politiewet, feitelijk uit het betteffende gebied verwijderd.

De Burgemeester van Maastricht,

Mr. Ph.J.I.M. Houben.