Beleidsregel Toepassing Wegingsfactoren

Geldend van 11-10-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Toepassing Wegingsfactoren

De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Maastricht

Gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage,

Besluit

de volgende beleidsregel vast te stellen:

1. Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een zaak in beginsel aangemerkt als

  • a.

    zeer licht indien:

    • 1.

      het om een verkeerde tenaamstelling gaat,

    • 2.

      het om een verkeerde adresaanduiding gaat,

    • 3.

      het om een verkeerde belanghebbende gaat,

    • 4.

      het om een verkoopcijfer van het object zelf gaat,

    • 5.

      het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat,

    • 6.

      het bezwaarschrift summier gemotiveerd is;

  • b.

    licht indien:

    • 1.

      de inhoud enig onderzoek vergt, maar het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist,

    • 2.

      de inhoud van het bezwaarschrift volledig of grotendeels is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

  • c.

    gemiddeld indien de werkzaamheden bestaan uit:

    • 1.

      een juiste vaststelling van de feiten:

    • 2.

      een onderzoek naar de waarde:

    • 3.

      een opgeworpen rechtsvraag,

  • d.

    zwaar indien:

    • 1.

      de inhoud van het bezwaarschrift mede is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport en dat taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komt.

2. Voor de toepassing van de wegingsfactoren geldt in andere gevallen dan die genoemd in onderdelen 1.a, 1.b en 1c een per geval aan te wijzen categorie.

3. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking op de in art. 3:42 Awb voorgeschreven wijze.

De bij besluit van 14 juli 2010 vastgestelde beleidsregel toepassing wegingsfactoren komt met ingang van de hiervoor onder 3 genoemde datum te vervallen.

De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar

Maastricht, 20 september 2011

J.F.M. Peusen

Teammanager Belastingen

Toelichting op de Beleidsregel toepassing wegingsfactoren

De beleidsregel brengt lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen door de heffingsambtenaar. Het doel ervan is dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. De beleidsregel is bindend voor de heffingsambtenaar. Zij bindt de belastingrechter niet; de belastingrechter kan heel goed tot een andere kostenveroordeling komen dan die, welke uit de beleidsregel voortvloeit.

Hof Amsterdam heeft op grond van de toelichting op het Besluit proceskosten bestuursrecht geoordeeld dat de toepassing van de wegingsfactoren steeds in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener (Hof Amsterdam 15 augustus 2008, nr. 07/00181, LJN: BF0084, (Zeist)). Het hof wijst het oordeel van de Centrale Raad van Beroep (2 maart 2006, nrs. 04/6299 en 04/6354, LJN: AV3988) af, namelijk dat een zaak in de bezwaarprocedure in beginsel behoort tot de categorie ‘gemiddeld’, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. Degene die zich dan op de afwijking beroept moet dat onderbouwen. In dat geval wordt er echter ten onrechte geen rekening gehouden met de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van het bezwaarschrift en de daarmee verband houdende werkbelasting, aldus het hof.

Door gebruik van het begrip ‘in beginsel’ biedt de beleidsregel een nuttig handvat voor standaardzaken, maar ook voldoende ruimte voor bijzondere gevallen. Als bezwaarschriften op basis van no-cure-no-pay worden ingediend is er bij de belanghebbende die rechtsbijstand inroept geen economische afweging of en in welke mate rechtsbijstand wordt ingeroepen. De kosten die dan worden gedeclareerd moeten zeer kritisch worden bezien. De werkbelasting van de rechtsbijstandverlener wordt beoordeeld op basis van het ingediende bezwaarschrift en eventueel de overige werkzaamheden.

Jurisprudentie

Wegingsfactor ivm bewerkelijkheid en complexiteit

Wegingsfactor zeer licht:

Rb. Arnhem 7 december 2010, LJN: BO8525: Met betrekking tot de wegingsfactor merkt de rechtbank op dat onderhavige zaak als zeer licht kan worden omschreven. Er is sprake van een summier bezwaarschrift dat voor verweerder al aanleiding was de waarde van de woning te verlagen.

Hof Arnhem 13 juli 2010, LJN: BN4112 (Zvw): gemachtigde kon volstaan met één eenvoudige brief; wegingsfactor 0,25

Hof Amsterdam 12 augustus 2008, LJN: BN4209 (IB): iedere zaak dient op zichzelf te worden beoordeeld naar aard, belang en ingewikkeldheid van die zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden; Wegingsfactor 0,25

Hof Leeuwarden 11 augustus 2006, 05/141, VN 2006.65.1.1 (IB): belang en ingewikkeldheid is zeer gering; wegingsfactor 0,25

Wegingsfactor licht 0,5

Hof Leeuwarden 8 november 2010, LJN BO6388: Het door de gemachtigde opgeworpen (inhoudelijke) aspect vergt weliswaar enig onderzoek, maar betreft niet een (juridisch) vraagpunt waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist; wegingsfactor 0,5

Wegingsfactor gemiddeld 1 (bij WOZ-zaken):

Hof Arnhem 22 maart 2011, LJN: BQ0621: Het Hof neemt als uitgangspunt dat een zaak in de beroepsfase in beginsel een wegingsfactor 1 (gemiddeld) heeft tenzij er duidelijk redenen zijn om hiervan af te wijken. Beoordeeld naar belang en ingewikkeldheid acht het Hof geen redenen aanwezig om van het algemene uitgangspunt af te wijken.

Rb. ’s-Gravenhage 24 november 2010, LJN: BO5666): De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een zaak in de bezwaarfase in beginsel een wegingsfactor 1 (gemiddeld) heeft tenzij er duidelijk redenen zijn om hier vanaf te wijken. Beoordeeld naar belang en ingewikkeldheid van de onderhavige zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand verrichte werkzaamheden acht de rechtbank geen redenen aanwezig om van dat uitgangspunt af te wijken.

Rb. Rotterdam 7 juli 2011, LJN: BQ3242: Naar het oordeel van de rechtbank heeft als uitgangspunt te gelden dat een zaak als gemiddeld moet worden aangemerkt, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. In geval er naar het oordeel van verweerder sprake is van de categorie licht of zeer licht, dient dit door verweerder gemotiveerd te worden. De rechtbank is van oordeel dat het hier een gemiddelde WOZ-zaak betreft waarvoor wegingsfactor 1 dient te worden gehanteerd. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in onderhavige zaak vanwegingsfactor 1 afgeweken dient te worden.

Deze jurisprudentie wijkt dus af van de uitspraak van Hof Amsterdam 15 augustus 2008, LJN: BF0084 waarbij als uitgangspunt is genomen dat de wegingsfactor altijd wordt berekend met inachtneming van de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.

Wegingsfactor 1,5

Rb. Arnhem 26-11-2009 , LJN: BK7525: gemachtigde en taxateur van hetzelfde kantoor. Geen aparte vergoeding voor taxatiekosten, wel factor 1,5 voor proceskostenvergoeding.

Jurisprudentie uurtarief € 50 niet van wetenschappelijke of bijzondere aard

Rb. ‘s-Gravenhage 18 februari 2009, LJN: BI0476: tarief verminderd naar

€ 50;

Rb. Amsterdam 20 december 2010, LJN: BO8847 tarief verminderd naar

€ 50 (incl. BTW);

Rb. ’s-Gravenhage 24 november 2010, LJN: BO5665: tarief verminderd naar € 50 (incl. BTW);

Rb. Utrecht 22 maart 2011, LJN: BP8586: tarief van € 50 per uur volstaat;

Rb. Alkmaar 19 mei 2011, LJN: BQ8002: tarief verminderd naar € 50 (incl. BTW),

Hof Arnhem 22 maart 2011, LJN: BQ0621: tarief verminderd naar € 50(incl. BTW).

Terug naar inhoud

In andere zin uurtarief € 50 (excl. BTW) niet van wetenschappelijke of bijzondere aard:

Rb. Leeuwarden 7 juni 2011, LJN: BQ8439: tarief verminderd naar € 59 (incl. BTW).

Rb. Breda 18 maart 2011, LJN: BQ1418: tarief verminderd naar € 50 (excl. BTW),

Rb. Dordrecht 8 juli 2001, LJN: BR5383: tarief verminderd naar € 50 (excl. BTW);

In andere zin € 80 (excl. BTW)of meer wel van wetenschappelijk of bijzondere aard:

Rb. Arnhem 18 januari 2011, LJN: BP1515: tarief gesteld op € 81,23 (excl. BTW);

Rb. Zutphen 6 oktober 2010, LJN: BO1659: tarief gesteld op € 81,23 (excl. BTW);

Rb. Haarlem 29 april 2009, LJN: BP7887: tarief gesteld op € 81,23 (excl. BTW)

Jurisprudentie matiging aantal uren taxateur

Rb. ’s-Gravenhage 26 januari 2007, LJN: AZ7354: uren verminderd naar 2 vanwege summiere inhoud taxatierapport;

Rb. Amsterdam 20 december 2010, LJN: BO8847 uren beperkt tot 2 omdat bespreking stukken en eindresultaat met cliënt niet tot taxatiewerkzaamheden, maar tot kosten rechtsbijstand wordt gerekend;

Rb. Rotterdam 5 september 2010, LJN: BN9431: aantal uren verminderd van 76,5 naar 20 uren.

Rb. Arnhem 8 maart 2011, LJN: BQ0919: aantal uren vermindert naar 2 omdat urenspecificatie ontbreekt.

Rb. Alkmaar 19 mei 2011, LJN: BQ8002: aantal uren vermindert naar 3 in plaats van 6,