Regeling vervallen per 19-07-2019

Damoclesbeleid Lokalen en Woningen

Geldend van 23-03-2013 t/m 18-07-2019

Intitulé

Damoclesbeleid Lokalen en Woningen

De burgemeester van Maastricht:

 

Overwegende:

 

dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

 

dat bij besluit van 16 januari 2008 (inwerking getreden 25 januari 2008) beleidsregels zijn vastgesteld waarin is aangegeven hoe deze bevoegdheid zal worden toegepast: het zogenoemde “Damoclesbeleid Lokalen en woningen”, welk beleid gewijzigd is op 11 juni 2009, 16 april 2010, 3 mei 2012, 19 november 2012;

 

dat tot de middelen waarop de bevoegdheid betrekking heeft, gelet op lijst II bij de Opiumwet, eveneens behoort elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden;

 

dat de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang aanwezig wordt geacht indien er sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wel (bij hennepplanten) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet;

 

dat bij de toepassing van deze bevoegdheid gekozen wordt voor het opleggen van een last onder bestuursdwang en niet voor het in plaats daarvan opleggen van een last onder dwangsom, omdat bestuursdwang een directer middel is dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden en van een dwangsom in de meeste gevallen weinig effect mag worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald;

 

dat bij het opleggen van een last onder bestuursdwang gekozen wordt voor het opleggen van een last tot sluiting van de woning/het lokaal, gelet op het feit dat dit als de meest effectieve maatregel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen;

 

dat, gelet op het doel van artikel 13b van de Opiumwet (te weten preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden) bij het vaststellen van de sluitingsduur in overweging is genomen de noodzaak om de bekendheid van de inrichting als drugsadres teniet te doen, het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving, het voorkomen van herhaling van de verstoring van de openbare orde alsmede het voorkomen van een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat;

 

dat specifiek ten aanzien van hennepteelt kan worden gesteld dat deze teelt een negatieve invloed heeft op het openbare leven en het woon- en leefklimaat en zorgt voor overlast, verloedering en verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en veelal gepaard gaat met uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal;

 

dat woningen waarin drugshandel plaatsvindt vaak niet overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, er sprake is van bedrijfsmatigheid en dat het verplaatsingseffect van de desbetreffende handel vanuit inrichtingen naar woningen moet worden voorkomen;

 

dat genoemde aanpak noodzakelijk is gelet op het feit dat in Maastricht sprake is van verschillende illegale drugsmarkten waarop soft-, hard- en synthetische drugs worden geproduceerd en verhandeld, welke handel overlast en een grote mate van onveiligheid(sgevoelens) bij burgers in de directe omgeving tot gevolg heeft;

 

dat de gemeente Maastricht het bestrijden en terugdringen van deze gevolgen van drugshandel en de daarmee gepaard gaande onveiligheid als één van de belangrijkste uitgangspunten van het Maastrichtse drugsbeleid heeft gedefinieerd;

 

dat de specifieke ligging van Maastricht als grensgemeente en het gegeven dat er coffeeshops in de stad zijn die een aanzuigende werking hebben op handelaren in verdovende middelen maakt dat de bestrijding van de illegale handel één van de speerpunten is van het beleid;

 

dat Maastricht geconfronteerd wordt met drugstoerisme en dat deze drugstoeristen veelal aangewezen zijn op illegale verkooppunten;

 

dat bij de illegale verkooppunten naast softdrugs veelal ook harddrugs worden aangeboden;

 

dat vanwege deze problematiek gekozen wordt voor een zeer stringent handhavingsbeleid;

 

dat gelet op het uitgangspunt van het Nederlands cannabisbeleid (het scheiden van de markten in softdrugs en harddrugs) onder zéér strenge voorwaarden wordt gedoogd dat in zogenaamde coffeeshops zeer kleine hoeveelheden softdrugs worden verkocht. Elke vorm van handel in softdrugs in grotere hoeveelheden dan de in coffeeshops gedoogde, of handel in of vanuit andere woningen en/of inrichtingen dan deze coffeeshops wordt niet getolereerd;

 

dat illegale verkooppunten een aanzuigende werking hebben op drugskopers en- verkopers waarbij het geen verschil maakt of de handel bestaat uit de verkoop van hard- en/of softdrugs. De inbreuk op de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat is voor softdrugs en harddrugs nagenoeg identiek;

 

dat gelet op de hoeveelheid illegale verkooppunten in de gemeente Maastricht, de invoering van het ingezetenencriterium voor wat betreft coffeeshops en gegeven de impact op de omgeving het niet opportuun wordt geacht om bij de handel in softdrugs te volstaan met een waarschuwing maar dat in principe direct wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een tijdelijke sluiting;

 

dat bij de afweging in concreto in geval van een geringe overschrijding van de hoeveelheid verdovende middelen die conform de Aanwijzing Opiumwet bedoeld is voor eigen gebruik niet per definitie wordt uitgegaan van een handelshoeveelheid maar dat in de afweging eveneens andere indicatoren die wijzen op handel worden meegenomen;

 

dat dit evenzeer geldt ten aanzien van hennepteelt waarin sprake is van meer dan een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik;

 

dat bij wijze van uitzondering in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet evenredig zou zijn in verhouding tot de met de maatregel te dienen belangen, gemotiveerd kan worden afgeweken van de beleidslijn en daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel;

 

dat de met de bevoegdheidsuitoefening in het algemeen belang nagestreefde doeleinden, zoals hierboven beschreven, bij de belangenafweging in concreto zwaar zullen wegen;

 

dat bij harddrugs in lokalen, vanwege de zeer ernstige inbreuk op de openbare orde en het feit dat ook nietsvermoedende bezoekers hieraan bloot worden gesteld, met toepassing van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht geen voorafgaande last zal worden opgelegd;

 

 

Besluit:

 

de “4e wijziging Damoclesbeleid Lokalen en Woningen” in te trekken en het “Damoclesbeleid Lokalen en Woningen” als volgt te doen luiden:

 

 

Algemeen

1. Dit beleid ziet op woningen en alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen (met uitzondering van de gedoogde coffeeshops) en daarbij behorende erven. Onder voor publiek opengestelde lokalen vallen o.m. winkels en horecabedrijven, onder niet voor publiek opengestelde lokalen vallen onder meer bedrijfsruimten, magazijnen en loodsen.

2. Als begunstigingstermijn wordt een periode van 24 uur aangehouden waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last. Bij lokalen geldt dat binnen de eerste 3 uur van deze 24 uur de klanten uit de inrichting dienen te worden verwijderd.

3. Het opleggen van de maatregel ten aanzien van voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel ten aanzien van harddrugs is geconstateerd, vindt plaats met toepassing van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht. In geval van harddrugshandel in voor publiek toegankelijke lokalen wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd.

4. Indien er feitelijk tot sluiting wordt overgegaan zal de woning/het lokaal voor publiek ontoegankelijk worden gemaakt.

5. De duur van de sluiting is afhankelijk van de overtreding en van de vraag of de woning/het lokaal reeds eerder gesloten is geweest.

6. Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van verdovende middelen wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:

- harddrugs: meer dan 0,5 gram

- softdrugs: meer dan 5 gram

- hennepplanten: meer dan 5 planten.

7. Omstandigheden ten aanzien van handel:

Conform de hierna volgende beleidsregels wordt overgegaan tot een sluiting van de woning/het lokaal indien er sprake is van handel in verdovende middelen. Van handel wordt in ieder geval uitgegaan indien er sprake is van een meer dan geringe overstijging van de gebruikershoeveelheid verdovende middelen (zie de hierboven aangehaalde hoeveelheden die de Aanwijzing Opiumwet stelt). In het geval er sprake is van een geringe overstijging van de gebruikershoeveelheid drugs, moeten er andere indicatoren zijn die wijzen op handel. Daarbij kan worden gedacht aan (niet limitatief):

- contacten van dealers en klanten in/vanuit een woning/lokaal (het totaal aan handelingen valt onder `verkoop`, ook al vinden levering en/of betaling elders plaats);

- verklaringen van klanten en/of drugskoeriers die met drugs zijn onderschept;

- aanwezigheid van handelsattributen.

Indien er onvoldoende aanwijzingen zijn voor handel kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere maatregel dan sluiting wordt opgelegd.

8. Een wijziging in de huursituatie wordt als niet terzake doende beschouwd. De ratio hierachter is dat de verhuurder niet met het plaatsen van andere huurders onder de toepassing van bestuursdwang kan uitkomen. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk om de bekendheid van een dergelijk pand in het criminele circuit weg te nemen, het enkel plaatsen van nieuwe huurders leidt niet tot het voorkomen van herhaling van een met de wet strijdige situatie.

 

Lokalen

1. Indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van zes maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor de duur van 12 maanden.

2. Indien daarna opnieuw een overtreding wordt geconstateerd ten aanzien van verdovende middelen, wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van twaalf maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor de duur van vierentwintig maanden.

3. Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van vierentwintig maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor onbepaalde tijd.

 

Woningen

1. Indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van drie maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van zes maanden.

2. Indien daarna opnieuw een overtreding wordt geconstateerd ten aanzien van verdovende middelen, wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van zes maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van twaalf maanden.

3. Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van twaalf maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van vierentwintig maanden.

 

Dit beleid is overeengekomen na afstemming met de lokale driehoek d.d. 19 maart 2013.