Klachtreglement voor de behandeling van en advisering over klachten als bedoeld in artikel 5 van de Verordening interne klachtbehandeling

Geldend van 04-05-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Klachtreglement voor de behandeling van en advisering over klachten als bedoeld in artikel 5 van de Verordening interne klachtbehandeling

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MAASTRICHT;

Gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5 van de Verordening interne klachtbehandeling en artikel 27, lid 1, 1 onder j van de Wet op de ondernemingsraden;

Gezien de verleende instemming door de ondernemingsraad,

BESLUITEN:

vast te stellen: "het klachtreglement" (klachtreglement voor de behandeling van en advisering over klachten als bedoeld in artikel 5 van de Verordening interne klachtbehandeling).

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de klachtencommissie als bedoeld in artikel 4 van de “Verordening interne klachtbehandeling”;

  • b.

    directeur: de betrokken directeur, lid van het directieteam en, indien de directeur de behandeling van klachten op basis van artikel 3.1 van de “Verordening interne klachtbehandeling” heeft gemandateerd aan een manager, de betreffende (team)manager;

Artikel 2. Samenstelling en benoeming

De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. De commissie wordt samengesteld uit een aantal door het directieteam benoemde klachtencommissieleden, die als ambtenaar werkzaam zijn bij een van de organisatieonderdelen.

Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een ambtenaar.

Artikel 3. Onafhankelijke positie

  • 1. De commissie is, voor wat betreft haar taakuitoefening, aan niemand ondergeschikt.

  • 2. Op verzoek van de klager kan elk van de leden van de commissie worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onafhankelijke positie van de commissie schade zou kunnen lijden.

Artikel 4. Taak.

  • 1. De commissie onderzoekt ingediende klachten over gedragingen van een ambtenaar.

  • 2. De commissie stelt de ambtenaar, waar de klacht betrekking op heeft, en de betrokken (team)manager, in kennis van de klacht en geeft hen de gelegenheid daarop te reageren.

  • 3. De commissie kan de directeur eveneens in kennis stellen van de klacht.

  • 4. De commissie onderzoekt vervolgens de klacht en brengt een advies daaromtrent uit aan de directeur, waarin zij haar oordeel uitspreekt over de vraag of de gedraging, geheel of gedeeltelijk als niet behoorlijk moet worden aangemerkt. Indien naar het oordeel van de commissie onvoldoende zekerheid is verschaft over de feitelijke toedracht van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft, wordt in het advies geen oordeel uitgesproken.

  • 5. De commissie kan gedurende het onderzoek de directeur of de betrokken (team)manager suggesties aanreiken tot bemiddeling e.d. teneinde tot een oplossing te komen die tot tevredenheid van beide partijen (klager en degene over wie wordt geklaagd) strekt.

Artikel 5. Grondslag en wijze van indiening

  • 1.

    Een ieder heeft het recht bij de commissie klachten in te dienen over gedragingen als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Een klacht kan worden ingediend bij:

    • a.

      het college van B&W, Postbus 1992, 6201 BZ Maastricht of

    • b.

      het GemeenteLoket (Mosae Forum 10) of

    • c.

      het betrokken team of het betrokken organisatieonderdeel.

De commissie wordt binnen twee dagen op de hoogte gesteld van de klacht. Voorzover mogelijk wordt de originele klacht daarbij ter hand gesteld aan de commissie.

  • 3.

    Een klacht wordt bij voorkeur schriftelijk (per brief of e-mail via post@maastricht.nl) ingediend en dient te bevatten:

    • a.

      de naam en het adres van de klager;

    • b.

      een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en mededeling wie zich aldus heeft gedragen en waar, wanneer en jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      de reden waarom de klager bezwaar heeft tegen de gedraging.

  • 4.

    Indien niet voldaan is aan het bepaalde in het derde lid, wordt klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen.

  • 5.

    Indien de klager dat wenst wordt hem door of vanwege de commissie medewerking verleend bij het op schrift stellen van de klacht.

  • 6.

    De commissie geeft de klager binnen een week na de ontvangst van de klacht een schriftelijk of mondeling behandelingsbericht.

Artikel 6. Achterwege blijven van onderzoek

  • 1. De commissie is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten:

    • a.

      indien de aangelegenheid behoort tot het algemeen gemeentebeleid;

    • b.

      betreffende algemeen verbindende voorschriften;

    • c.

      zolang ten aanzien van de gedraging een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat of ingevolge een zodanige voorziening een procedure aanhangig is;

    • d.

      zolang ten aanzien van de gedraging, anders dan ingevolge een wettelijke geregelde administratiefrechtelijke voorziening, een procedure bij een rechterlijke instantie aanhangig is dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een zodanige procedure is gedaan;

    • e.

      indien ten aanzien van de gedraging ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie uitspraak is gedaan.

  • 2. De commissie is niet verplicht een onderzoek in te stellen of (voorlopig) voort te zetten indien:

    • a.

      op het moment van de indiening een jaar is verstreken na de gedraging en klager niet kan aantonen dat hij de klacht heeft ingediend zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden;

    • b.

      de klacht kennelijk ongegrond is;

    • c.

      het belang van de klager of het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;

    • d.

      de klager een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

    • e.

      over de klacht en/of gedraging door de commissie reeds een oordeel is uitgesproken;

    • f.

      ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt;

    • g.

      ten aanzien van de gedraging anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie uitspraak is gedaan;

    • h.

      zolang ten aanzien van een handeling die nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure aanhangig is bij een rechterlijke instantie dan wel ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening bij een andere instantie dan wel ingevolge een gemeentelijke verordening bij een gemeentelijke orgaan of een gemeentelijke functionaris;

    • i.

      zolang ten aanzien van de gedraging of een handeling die nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure in het kader van de opsporing van strafbare feiten aanhangig is.

  • 3. Indien de commissie op grond van de vorige leden geen of geen verder onderzoek instelt, adviseert zij de directeur daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling te doen aan de klager en de ambtenaar waarop de klacht betrekking heeft, onder vermelding van de redenen.

  • 4. Bij de in het vorige lid bedoelde mededeling van de directeur wordt de klager zoveel mogelijk doorverwezen naar rechterlijke instanties of beroepsinstanties, dan wel instellingen voor maatschappelijke hulpverlening of andere daarvoor in aanmerking komende instanties.

Artikel 7. Minnelijke schikkingsprocedure

  • 1. De commissie stuurt een afschrift van de klacht die bij haar is ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een week door naar de ambtenaar waarop de klacht betrekking heeft en de betrokken (team)manager.

  • 2. Indien een klacht zich daarvoor leent neemt de (team)manager van het betrokken team of organisatieonderdeel (of na overleg een klachtencommissielid) zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een week ná ontvangst van de klacht door betrokkene, telefonisch contact op met de klager om de klacht nader te laten toelichten en om te proberen de gang van zaken te verduidelijken en zo mogelijk te bemiddelen.

  • 3. De commissie start het onderzoek naar de klacht twee weken na ontvangst van de klacht, wanneer blijkt dat de bemiddelingspoging binnen die termijn niet succesvol is geweest.

Artikel 8. Toelichting standpunt

  • 1. De ambtenaar op wiens gedraging het onderzoek betrekking heeft en zonodig de betreffende (team)manager, alsmede de klager worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk dan wel mondeling en al dan niet in elkaars aanwezigheid -een en ander ter beoordeling van de commissie- hun standpunt toe te lichten.

  • 2. De commissie kan, indien dit ter beoordeling van een klacht noodzakelijk wordt geacht, ook anderen in de gelegenheid stellen van een klacht kennis te nemen en daaromtrent mondeling of schriftelijk verklaringen af te leggen.

  • 3. Van een mondelinge toelichting wordt een verslag gemaakt.

  • 4. De betrokkenen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen zich ter behartiging van hun belangen laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

Artikel 9. Verstrekking inlichtingen

  • 1. De commissie is bevoegd bij de betreffende (team)manager en de ambtenaar op wiens gedraging het onderzoek betrekking heeft, alle inlichtingen te vragen dan wel bescheiden op te vragen of in te zien, die een aangelegenheid betreffen waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 2. De (team)manager en de ambtenaar, als bedoeld in het vorige lid, zijn, behoudens het bepaalde in het derde en het vierde lid, verplicht binnen de door de commissie aangegeven termijn, te voldoen aan een verzoek als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. De betreffende (team)manager kan bepalen dat inlichtingen, waarvan naar diens oordeel om gewichtige redenen geheimhouding is geboden, slechts worden verstrekt aan de commissie onder voorwaarde dat het geheime karakter daarvan door de commissie wordt gehandhaafd. Zodanige gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig voor zover de teammanager op grond van een wettelijk voorschrift verplicht is aan een verzoek om inlichtingen te voldoen.

  • 4. Ambtenaren kunnen, naar aanleiding van een aan hen gericht verzoek om inlichtingen, uitsluitend een beroep doen op een verschoningsrecht voorzover het verstrekken van de verlangde inlichtingen in strijd is met enige wettelijke bepaling.

Artikel 10. Advies van de commissie

Wanneer een onderzoek is afgesloten stelt de commissie een advies op, waarin zij haar bevindingen en haar eventueel oordeel weergeeft. De commissie zendt haar advies aan de betrokken directeur.

Artikel 11. Uitspraak

  • 1.

    De directeur doet namens het college van burgemeester en wethouders een uitspraak op de klacht.

  • 2.

    De directeur stuurt binnen tien weken na ontvangst van de klacht een uitspraak dat een onderzoek achterwege zal blijven of niet zal worden voortgezet, dan wel een uitspraak, waarin het advies van de commissie al dan niet wordt overgenomen, aan klager.

De directeur zendt het advies met de definitieve bevindingen en eventueel oordeel van de commissie, ongeacht de inhoud van de uitspraak van de directeur, aan klager toe.

Bij de uitspraak wordt klager medegedeeld dat hij na verzending van de uitspraak van de directeur een gemotiveerd beroepschrift bij de Nationale Ombudsman kan indienen.

  • 3.

    Indien de directeur een uitspraak doet die afwijkt van het advies, wordt de reden voor die afwijking vermeld.

  • 4.

    De directeur kan de in het tweede lid bedoelde behandelingstermijn éénmaal voor ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit reglement treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 op de dag nadat dit is bekend gemaakt. Lopende zaken worden afgehandeld conform dit nieuwe reglement.

  • 2. Het klachtreglement, bekendgemaakt 07-07-2010 en inwerking getreden op 05-10-2010, wordt tegelijkertijd ingetrokken.

  • 3. Dit reglement kan worden aangehaald als: "Klachtreglement”.

Aldus besloten door Burgemeester en Wethouders van Maastricht in hun vergadering van 26 maart 2013.

De Secretaris,

Dhr. P. Buijtels.

De Burgemeester,

Dhr. O. Hoes.

Toelichting op klachtreglement

De aanleiding voor de herziening van het klachtreglement (en de “Verordening interne klachtbehandeling”) is het besluit van de gemeenteraad d.d. 20 december 2011 om de gemeenschappelijke regeling Ombudscommissie Zuid-Limburg te beëindigen en per 1 januari 2013 aansluiting te zoeken bij de Nationale Ombudsman. Ter uitvoering daarvan heeft de gemeenteraad bij besluit van 23 oktober 2012 ingestemd met het liquidatieplan “Opheffing Ombudscommissie Zuid-Limburg”.

Omdat het klachtreglement op het punt van de verwijzing naar de Nationale Ombudsman moest worden gewijzigd zijn zowel de “Verordening interne klachtbehandeling” (laatstelijk vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2010) als het klachtreglement (vastgesteld op basis van genoemde klachtenverordening door Burgemeester en Wethouders en per 5 oktober 2010 in werking getreden) aangepast aan de tussentijdse wijzigingen van de organisatie.

Daarbij is ervoor gekozen om het huidige systeem, waarbij een commissie is belast met de advisering over klachten over ambtenaren, te continueren. De commissie behandelt klachten over ambtenaren met uitzondering van de leden van het directieteam (inclusief de gemeentesecretaris); ook medewerkers van de griffie zijn uitgezonderd.

De basis voor vaststelling van dit klachtreglement is gelegen in de “Verordening interne klachtbehandeling” zoals vastgesteld door de raad in 2010 (artikel 5 jo artikel 3); zoals aangegeven zal deze verordening in 2013 opnieuw worden vastgesteld door de raad. Op het punt van de bevoegdheid voor het college om een klachtreglement vast te stellen worden materieel geen wijzigingen voorgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De oude redactie van artikel 1 verwees naar de “verordening interne klachtbehandeling 2010” en dit is nu gewijzigd in “Verordening interne klachtbehandeling”.

De benaming “sectormanager” is vervallen en is vervangen door “(team)manager”. Hiermee wordt bedoeld dat het directielid het mandaat inzake de behandeling van klachten zowel kan afgeven aan een manager van een organisatieonderdeel als aan een teammanager.

Artikel 2

De benaming “sectoren” is vervangen door “organisatieonderdelen”.

Artikel 4

In lid 2 in het woordje “teammanager” vervangen door “(team)manager”; de bedoeling hiervan is dat bij een eventuele klacht over een teammanager diens manager in kennis dient te worden gesteld van de klacht.

In lid 3 is het dan logisch in plaats van “sectormanager en betrokken directeur” alleen het woordje “directeur” te gebruiken.

In lid 5 is het woord “directeur” aangevuld met “of de betrokken (team)manager”. Verder is de redactie op verzoek van de commissie aangepast. In de praktijk blijkt regelmatig dat de commissie een manager of teammanager suggesties geeft hoe verder te handelen in de betreffende zaak. In de tekst komt nu meer tot uitdrukking dat het hier informele suggesties betreft die ten doel hebben een voor beide partijen bevredigende oplossing te bereiken.

Artikel 5

In lid 2 is aangegeven dat de originele versie van de klacht ter hand dient te worden gesteld van de commissie; indien er geen schriftelijke klacht is wordt deze in de praktijk meestal alsnog op papier gezet in overleg tussen een lid van de commissie en de klager.

Artikel 6/7

De volgorde van deze artikelen is omgewisseld omdat dit logischer is. Artikel 5 gaat over het indienen van een klacht, het oude artikel 6 over de minnelijke schikkingsprocedure en artikel 7 over het achterwege blijven van een onderzoek. Het is logischer om ná het indienen de klacht (artikel 5) eerst het artikel op te nemen dat gaat over het achterwege blijven van het onderzoek (nieuw artikel 6) en pas dan het artikel over de minnelijke schikkingsprocedure (artikel 7). Hoofdregel is immers dat je niet gaat schikken als de commissie niet bevoegd is een uitspraak te doen over de klacht. In zo’n geval wordt klager geïnformeerd over de reden dat zijn klacht niet wordt behandeld en wordt hij, zo dit mogelijk is, doorverwezen naar andere instanties.

Voorbeeld van zo’n andere instantie is de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de gemeentelijke overheid waarbij de gemeente Maastricht sinds 2009 is aangesloten. Deze landelijk opererende commissie fungeert als adviesorgaan van het bevoegd gezag (i.c. het college) bij schriftelijk ingediende klachten over ongewenst gedrag (seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten); de kring van klagers is beperkt tot (ex-) ambtenaren gedefinieerd als de persoon, niet zijnde politieke ambtsdrager van de gemeente, die werkzaam is of werkzaam is geweest in de organisatie van de gemeente onder verantwoordelijkheid van het college. De klacht moet zijn gericht tegen een onder het college ressorterende ambtenaar die werkzaam is c.q. is geweest in de gemeentelijke organisatie. In de praktijk wordt –vaak in overleg met de gemeentelijke vertrouwenspersoon- gezocht naar een oplossing voor de beweerdelijk onwenselijke gedraging. Indien dit niet mogelijk of tevredenstellend is kan klager zich daarna tot deze landelijke commissie wenden die –binnen de kaders van de specifiek voor deze gevallen locaal vastgestelde “Regeling Klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid”- komt tot een advies over de klacht aan het college die deze vervolgens gemotiveerd afdoet als “gegrond” respectievelijk “niet ontvankelijk”. Daarna kan klager desgewenst nog naar de Nationale Ombudsman zodat deze specifieke regeling met een externe landelijk opererende commissie in feite onderdeel is van de interne klachtenbehandeling binnen de gemeente Maastricht.

In artikel 7 lid 1 is de termijn voor het doorzenden van de klacht gewijzigd van “2 dagen” in “zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een week”. In de praktijk is 2 dagen nagenoeg niet haalbaar omdat de commissie op basis van artikel 6 dient te besluiten of zij wel bevoegd is om een onderzoek in te stellen (of voort te zetten) naar een klacht; alleen als dát het geval is, is de commissie bevoegd en heeft het zin de klacht door te zenden.

In artikel 7 lid 2 is de benaming “teammanager” vervangen door “(team)manager” om te duiden dat dit afhankelijk is van de situatie, bijv. bij een klacht tegen een teammanager zal altijd de manager degene zijn die de klager telefonisch dient te benaderen. Voorts is aangegeven dat dit uiterlijk binnen een week moet gebeuren na ontvangst van de klacht door de betrokken (team)manager.

Artikel 8

De benaming “teammanager” is lid 1 is vervangen door “(team)manager” om te duiden dat –in principe- de direct leidinggevende van de ambtenaar waarover een klacht is ingediend in de gelegenheid moet worden gesteld zijn of haar zienswijze te geven. Uiteraard kan, indien dit de zaak kan dienen, in voorkomend geval worden gekozen voor een andere manager.

Artikel 9

In de leden 1, 2 en 3 is de benaming “teammanager” vervangen door “(team)manager”, dit om aan te geven dat de direct leidinggevende van de ambtenaar waartegen een klacht is ingediend wordt bedoeld.

Artikel 11

In dit artikel zijn een aantal regels verwoord m.b.t. tot het doen van een uitspraak over een ingediende klacht. De tekst is gebaseerd op artikel 9:12 Awb.

In de nieuwe door de raad vastgestelde klachtenverordening is opgenomen dat de klager bij de uitspraak moet worden gewezen op de mogelijkheid een verzoekschrift in te dienen bij de Nationale Ombudsman. Dit betekent dat dit ook geldt voor zaken die lopen via de klachtencommissie. Desondanks is er toch voor gekozen ook hier een verwijzing naar de Nationale Ombudsman op te nemen omdat dit de gebruikswaarde van het “losse” reglement (zonder verordening daarbij te hanteren) verbetert.

Op basis van wet en jurisprudentie is het duidelijk dat zo’n verzoekschrift in principe binnen een jaar moet worden ingediend bij de Nationale Ombudsman op straffe van niet ontvankelijkheid. Het is gebruikelijk dit ook aan te geven bij de gemotiveerde beslissing op de klacht.

Artikel 12

De gemeente Maastricht is per 1 januari 2013 aangesloten bij de Nationale Ombudsman. Omdat de Ombudscommissie Zuid-Limburg per gelijke datum heeft opgehouden te bestaan wordt in lopende zaken vanaf 1 januari 2013 verwezen naar de Nationale Ombudsman. Omdat dit klachtreglement –naar verwachting- pas in de loop van het voorjaar van 2013 wordt vastgesteld door het college is ervoor gekozen aan deze regeling terugwerkende kracht te verlenen tot 1 januari 2013. Zeker nu bestaande rechten niet in het geding zijn is het inwerkingtreden van het klachtreglement met terugwerkende kracht alleszins verantwoord en wordt de handelswijze in de praktijk (vanaf 1 januari 2013 wordt verwezen naar de Nationale Ombudsman) ook juridisch bevestigd.