Regeling vervallen per 01-01-2019

Algemene subsidieverordening gemeente Marum 2012

Geldend van 24-02-2012 t/m 31-12-2018

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Marum 2012

Nr. 11

De raad van de gemeente Marum;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 januari 2012, nr. 12.01.11.;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MARUM 2012

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b)

    Gemeente: gemeente Marum.

  • c)

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Marum.

  • d)

    Raad: raad van de gemeente Marum.

  • e)

    Activiteit: samenhangende werkzaamheden en handelingen gericht op het belang van de gemeente en/of haar inwoners en passend binnen het gemeentelijk beleid.

  • f)

    Activiteitenplan: bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen. Prestaties zijn in meetbare eenheden geformuleerd.

  • g)

    Instelling: elke organisatie, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk het uitvoeren van een of meer activiteiten ten doel stelt waarvan het college de ideële of materiële waarde voor de Marumse bevolking erkent.

  • h)

    Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • i)

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • j)

    Begrotingsvoorbehoud: voor zover een subsidie wordt verleend, ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • k)

    Uitvoeringsovereenkomst: een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger, waarvan de totstandkoming één van de voorwaarden is voor de verlening van de subsidie. In de uitvoeringsovereenkomst worden onder andere de prestaties die in een bepaald tijdvak door de subsidieontvanger zullen worden gerealiseerd nader uitgewerkt.

  • l)

    Reserve: het eigen vermogen van de instelling, niet zijnde een voorziening of bestemmingsreserve.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door een instelling in het gemeentelijk belang wordt uitgevoerd en waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt.

Artikel 3. Bevoegdheidsverdeling

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het verstrekken van voorschotten en verlenen en vaststellen van subsidies.

  • 2.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 3.

    De raad stelt per beleidsterrein de beleidsdoelstellingen vast.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De door de raad vastgestelde bedragen als bedoeld in artikel 3, lid 2, zijn tevens de subsidieplafonds.

  • 2.

    Het college kan met inachtneming van de door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3. Subsidievormen

Artikel 5. Subsidievormen

  • 1.

    Deze verordening kent de volgende subsidievormen voor één of meerdere boekjaren:

    • a

      budgetsubsidie;

    • b

      waarderingssubsidie.

  • 2.

    Daarnaast zijn er subsidies die niet worden toegekend voor een boekjaar maar voor een eenmalige gebeurtenis/project. Dit zijn incidentele subsidies.

Artikel 6. Budgetsubsidie

  • 1.

    Een budgetsubsidie is een subsidie die voor de duur van één of meerdere jaren - maximaal vier jaren- wordt verstrekt waarbij het subsidiebedrag direct gerelateerd is aan vooraf overeengekomen activiteiten, producten en/of prestaties.

  • 2.

    De activiteiten, producten en/of prestaties die de subsidieontvanger tenminste moet leveren zijn vastgelegd in de verleningsbeschikking of in een van die beschikking onderdeel uitmakende uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 7. Waarderingssubsidie

Een waarderingssubsidie is gericht op het mede in stand houden van een niet professionele instelling. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de van toepassing zijnde beleidsnota en het door de raad beschikbaar gestelde budget.

Artikel 8. Incidentele subsidie

Een incidentele subsidie wordt toegekend ten behoeve van een eenmalige activiteit of project.

HOOFDSTUK 4. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • a

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

  • b

    een activiteitenplan;

  • c

    een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d

    gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling.

  • e

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe.

  • f

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 november in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient minimaal acht weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden aangevraagd bij het college.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

HOOFDSTUK 5. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Weigeringsgronden

Subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a)

    de activiteiten van de aanvrager strijdig zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens;

  • b)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente Marum dan wel niet aantoonbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • c)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard met uitzondering van onderwijs niet zijnde specifiek gericht op één religie;

  • d)

    de aanvrager haar activiteiten niet open heeft gesteld voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, land van herkomst, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid, tenzij er sprake is van een activiteit die gericht is op een specifieke door de gemeente erkende doelgroep;

  • e)

    de aanvrager de activiteit(en) met winstoogmerk verricht;

  • f)

    de aanvrager geen rechtspersoon is;

  • g)

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden beschikt om de prestaties te leveren hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden;

  • h)

    de aanvrager prestaties waarvoor subsidie is aangevraagd wil leveren die niet passen binnen het beleid van de gemeente;

  • i)

    de subsidieontvanger niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde bij of krachtens deze verordening;

  • j)

    de aanvraag betrekking heeft op kosten die verbonden zijn aan festiviteiten ter gelegenheid van jubilea;

  • k)

    de subsidie bestemd is voor materiële en/of financiële ondersteuning van derden.

HOOFDSTUK 6. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verlening subsidie

  • 1.

    Het college kan subsidies door middel van een bijbehorende uitvoeringsovereenkomst nader concretiseren.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 14. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 7. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan € 50.000 welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 16. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 17. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 8. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 18. Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot € 5.000 worden door het college:

    • a

      direct vastgesteld of;

    • b

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 19. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot 50.000

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 20. Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d

      een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 21. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 12, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 24. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Marum 2006, vastgesteld op 14 september 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 24 februari 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Gemeente Marum 2006.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Gemeente Marum 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 8 februari 2012,
, voorzitter.
, griffier.

Algemene toelichting

Zowel landelijk als lokaal wordt steeds meer gestreefd naar deregulering en het verbeteren van de dienstverlening. Zo ook in Marum. In het coalitieakkoord "Juist nu Samen aan de slag" heeft het college voor de huidige raadsperiode ten doel gesteld de gemeentelijke regeldruk met minimaal 25% te doen afnemen. Met het vaststellen van een nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening is hiermee reeds een forse stap gezet maar ook op het gebied van subsidies valt hier nog winst te behalen.

Proces totstandkoming

De door de VNG ontwikkelde modelverordening welke tot tot stand gekomen is in samenwerking met gemeenten en ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken heeft als model gediend bij het opstellen van deze verordening. Om lokale invulling te geven aan de verordening is de gemeenteraad op 5 oktober 2011 middels een startnotitie in de gelegenheid gesteld om richting te geven en hebben de WMO- adviesraad en subsidieontvangers op- en aanmerkingen kunnen leveren op het concept. De aanbevelingen uit het rapport "Van de nood een deugd" van de rekenkamercommissie zijn bij het opstellen van de nieuwe subsidieverordening in ogenschouw genomen.

Verschil oud en nieuw

De belangrijkste verschillen van de nieuwe verordening ten opzichte van de oude worden onderstaand weergegeven:

Wijze van vaststellen subsidieplafonds

Met het vaststellen van de beleidsdoelstellingen en de daarvoor beschikbare budgetten bij de begrotingsbehandeling worden meteen de subsidieplafonds vastgesteld. Hiermee ligt het primaat bij de raad en wordt zij erkend als hoogste orgaan dat de kaders stelt. Met het toepassen van subsidieplafonds wordt voorkomen dat de voor subsidie beschikbaar gestelde budgetten worden overschreden. Wanneer subsidieverstrekking zou leiden tot overschrijding hiervan kan de aanvraag geweigerd worden zonder verdere motivatie. Dit betekent dat in de begroting nauwkeuriger moet worden omschreven waarvoor de beschikbare budgetten voor bestemd zijn. Voor de "kleine" incidentele subsidieaanvragen die jaarlijks binnenkomen is het verstandig een kleine begrotingspost van € 5.000 op te nemen bestemd voor kleine subsidies van maximaal € 500. Hiermee wordt voorkomen dat het ambtelijk apparaat en uw raad door dit soort aanvragen al teveel belast worden.

Uitvoeringsovereenkomst

De mogelijkheid om aan de subsidieverlening een kaderstellende uitvoeringsovereenkomst te verbinden is opgenomen in de verordening in navolging van het advies van de rekenkamercommissie. De uitvoeringsovereenkomst is een beleidsinstrument waarmee de gemeente de regie kan behouden wanneer het beleid niet door de gemeente wordt uitgevoerd maar door bijvoorbeeld het Marheem dat gezien de veelheid aan taken onderhand gezien kan worden als onze brede welzijnsinstelling.

Deregulering

Bij de deregulering binnen het subsidieproces is het uitgangspunt proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Dit leidt tot de volgende verdeling:

tot € 5.000

direct vaststellen of desgevraagd verantwoording over de prestatie;

vanaf € 5.000 tot € 50.000

verantwoording over de prestatie;

vanaf € 50.000

verantwoording over kosten en prestaties.

De grootste verandering zal hierdoor plaatsvinden bij de subsidies tot € 5.000 welke zal leiden tot een administratieve lastenvermindering vooral voor de subsidieontvanger en in beperkte mate voor de gemeente. Jaarlijks verstrekte subsidies waarbij de subsidie gericht is op het mede in stand houden van een niet professionele instelling en niet ten behoeve van een bepaalde te leveren prestatie kunnen meteen worden vastgesteld. Dit is met name van toepassing op de subsidies aan bijvoorbeeld zang-, muziek-, voetbal- en korfbalverenigingen. Het uitgangspunt is hierbij vertrouwen in plaats van wantrouwen. Gelet op de hiermee

gemoeide bedragen is het financiële risico beperkt, maar weegt het niet op tegenover de administratieve lastenvermindering voor zowel de gemeente als subsidieontvanger.

Ook bij subsidies tot € 5.000 die verstrekt zijn ten behoeve van een bepaalde te leveren prestatie zoals bijvoorbeeld Cultura en de Survivalrun wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen. Subsidieontvangers hebben op grond van artikel 16 van deze verordening een actieve meldingsplicht bij niet of niet gehele nakoming van de verplichtingen en achteraf kan een risicogeörienteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Wanneer dan mocht blijken dat de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan zijn meldingsplicht kan terugvordering van de subsidie inclusief wettelijke rente proportioneel worden geacht. Deze aanpak vergt een zekere risicoacceptatie. Doordat de focus bij de verantwoording ligt op het leveren van prestaties kan het voorkomen dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager liggen dan het subsidiebedrag. Dit zal echter niet opwegen tegenover de administratieve lastenvermindering voor zowel gemeente als subsidieontvanger.

Doelstellingen subsidieverordening

Met het opstellen van deze subsidieverordening worden de volgende doelstellingen nagestreefd:

  • een verordening welke voldoet aan de wettelijke voorschriften;

  • vermindering van de regeldruk;

  • verbetering van de dienstverlening;

  • reductie van de uitvoeringstijd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In deze toelichting zal waar nodig een toelichting gegeven worden op de in de verordening opgenomen artikelen.

Artikel 3. Bevoegdheid college

De raad stelt de kaders vast in deze subsidieverordening en in de jaarlijks vast te stellen gemeentebegroting. Het college is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het vastgestelde beleid. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met door de raad vastgesteld beleid en budgetten. Subsidies waarvoor geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld dienen voorgelegd te worden aan de raad.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Tevens kunnen subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is.

Ingevolge het eerste lid van artikel 4 stelt de raad met het vaststellen van de budgetten in het kader van de begrotingsbehandeling meteen de subsidieplafonds per beleidsterrein vast. Hierbij wordt meteen de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekendgemaakt. Eventueel kan het college nadere regels opstellen omtrent de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

Artikel 12. Weigeringsgronden

Naast het bereiken van het subsidieplafond en de algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier de weigeringsgronden aangevuld en gespecificeerd.

Artikel 13. Verlening van de subsidie

De beschikking is de basis voor subsidieverlening. Door hier een uitvoeringsovereenkomst aan te koppelen kunnen de beleidskaders en de beoogde doelen nader geconcretiseerd worden. Dit is een sturingsinstrument dat met name toegepast zal worden bij grotere budgetsubsidies zoals die aan Biblionet, Noordermaat en

“' t Marheem” . Hiermee wordt navolging gegeven aan het advies van de rekenkamercommissie Marum.

In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Artikel 14. Betaling en bevoorschotting

Met het overgaan tot uitbetaling van het volledige subsidiebedrag dan wel het 100% bevoorschotten van het subsidiebedrag wordt in combinatie met artikel 18 van deze verordening bereikt dat het subsidiebedrag en de lasten die met de subsidieprocedure gepaard gaan voor zowel subsidieontvanger als verstrekker proportioneel zijn. Hierbij moet hoofdzakelijk gedacht worden aan de jaarlijkse subsidies aan culturele- en sportverenigingen.

Artikel 16. Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht tijdig te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 18. Verantwoording subsidies tot € 5.000

Door deregulering van het subsidieproces wordt bereikt dat de lasten die gepaard gaan met de subsidievertrekking voor zowel subsidieontvanger als gemeente proportioneel zijn. Doordat er weinig tot geen fluctuaties plaatsvinden tussen voorlopige en definitieve subsidiebedragen en gelet op het doeleind van de subsidie kunnen waarderingssubsidies met de toepassing van dit artikel direct worden vastgesteld. Dit levert een vermindering op van de nodige administratieve handelingen voor zowel subsidieontvanger als gemeente.

Bij de overige subsidies die vertrekt worden ten behoeve van een activiteit en/of prestatie is het raadzaam om te kiezen voor ambtshalve vaststelling. Hierdoor blijft de mogelijk bestaan om juridische stappen te ondernemen indien mocht blijken dat de subsidieontvanger niet (geheel) heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichting(en). Bij het afgeven van de beschikking is het hierbij wel van belang om de datum op te nemen waarop de activiteit dan wel prestatie uiterlijk moet zijn voltooid en/of geleverd.

Artikel 22 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie (kostengrondslag) de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Dit brengt hoge lasten met zich mee. Vooral de verschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten (bijvoorbeeld overheadkosten) leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van subsidieontvangers.

Bij het bepalen van de standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven kan het college aansluiten bij de berekeningswijzen, zoals die in het Rijksbrede subsidiekader worden gehanteerd:

  • a)

    berekening op basis van integrale kosten;

  • b)

    berekening op basis van kosten per kostendrager, vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten of

  • c)

    een forfaitair vastgesteld uurtarief.

Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van kosten per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten door het college voorgeschreven. Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager door het college voorgeschreven.

Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: het aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.

Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven kan het college aansluiten bij de volgende definities, zoals die in het Rijksbrede subsidiekader worden gehanteerd:

  • Subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking worden genomen, respectievelijk de feitelijke hoogte van die kosten.

  • Kostendrager: kostenplaats of volume-eenheid voor kostenberekening, bijvoorbeeld personeels-/arbeidsuren, apparaat-/machine-uren en overige kostendragers als output van apparaten en machines en verbruikte materialen.

  • Afschrijvingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.

  • Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgeld-uitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.

  • Urenbasis: het aantal werkbare uren per fte per jaar.

  • Directe kosten: kosten van een kostendrager en kosten derden, die rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit worden toegerekend.

  • Indirecte kosten of overhead: kosten die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager.

  • Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten.

Artikel 23. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is door het benoemen van de specifieke artikelen aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen.