Regeling vervallen per 04-01-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent telecommunicatie (Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Meerssen)

Geldend van 05-04-2012 t/m 03-01-2024

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent telecommunicatie (Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Meerssen)

De raad van de gemeente Meerssen;

gelezen het voorstel van het college van 31-1-2012 nr. 2011/8921 inzake wijziging Telecommunicatieverordening kabels gemeente Meerssen 2009;

gelet op artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 149, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Telecommunicatieverordening gemeente Meerssen 2012

Verordening gemeente Meerssen inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk als bedoeld in communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;

  • c.

    kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;

  • d.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet, en kabels;

  • e.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;

  • f.

    aanbieder: degene die een openbaar elektronisch communicatienetwerk aanbiedt als bedoeld in artikel 1.1, onder i van de wet en degene bedoeld in artikel 5.1 van de wet;

  • g.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;

  • k.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;

  • l.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel van minder dan 25 m in openbare gronden dat een openbaar

    elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet;

  • m.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      reparaties aan het openbare elektronische communicatienetwerk met een lengte van minder dan 25 m en niet vallend onder artikel 3 eerste lid;

    • -

      het maken van huisaansluitingen;

Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 2.1

    . Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.2

    . Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college ten einde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 2.3

    . Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 2.4

    .Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college minimaal drie dagen voorafgaande aan de werkzaamheden.

  • 2.5.

    De aanbieder stelt de gemeente 8 weken vóór de uitvoering van grote werken schriftelijk over het werk en de aanvangsdatum op de hoogte. De aanbieder doet dit onder bijvoeging van een duidelijke tekening in drievoud. Op deze tekening zijn de betreffende kabels en/of leidingen, en ook de toe te passen soort wegkruisingen aangegeven.

De gemeente en de aanbieder bepalen voor grote werken in onderling overleg:

  • -

    de uitvoeringsperiode en de volgorde van uitvoering van werkzaamheden;

  • -

    de juiste plaats van de aan te leggen kabels en/of leidingen;

  • -

    eventuele afwijkingen van de hiervoor bedoelde plaats;

  • -

    de ten behoeve van het werk te nemen verkeersmaatregelen;

  • -

    maatregelen in verband met bereikbaarheid panden en bedrijven;

  • -

    informatievoorziening naar betrokken partijen (bewoners, bedrijven en hulpdiensten);

  • -

    de startdatum van grote werken. Deze wordt minimaal 3 werkdagen vooraf gemeld aan de gemeente, met opgave van de contactpersoon;

  • -

    of er sprake is van gefaseerde uitvoering van grote werken. In dat geval wordt dit in iedere fase minimaal 3 werkdagen voor de start van de uitvoering gemeld aan de gemeente.

De aanbieder begint pas met de uitvoering van de werkzaamheden als er overeenstemming is over het te volgen tracé van de kabels en leidingen.

Artikel 3: Ernstige belemmeringen en storingen

Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder maakt achteraf zo spoedig mogelijk melding van de werkzaamheden.

Artikel 4: Gegevensverstrekking

  • 1.

    Bij de melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert.

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • 1.

        een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

      • 2.

        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de gewenste situering daarvan;

      • 3.

        een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

      • 4.

        de doorsnede van de kabel en indien van toepassing de kabelgoot;

      • 5.

        de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, alsmede de situering en afmetingen daarvan;

      • 6.

        naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag 7op7 bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;

      • 7.

        de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;

      • 8.

        de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;

      • 9.

        alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 5: Beslistermijn en aanhouding

Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een Instemmingsbesluit niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. De overeenstemming van de gemeente over het tracé is 6 maanden geldig en moet op het werk aanwezig zijn.

Artikel 6: Voorschriften en beperkingen bij instemming

Burgemeester en wethouders kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

De voorschriften kunnen slechts betrekking hebben op:

  • a.

    de plaats van de werkzaamheden;

  • b.

    het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag liggen dan 6 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.

Artikel 7: Technische bepalingen

7.1. Kwaliteitseisen

Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden zullen voldoen aan de geldende wettelijke c.q. gebruikelijke regelgeving en eisen. Deze zijn ondermeer vastgelegd in de meest recente standaard RAW-bepalingen, Normbladen en CROW-publicaties.

7.2. Kabel- en leidingstroken

  • 7.2.1.

    Ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen wijst de gemeente een kabel- en leidingenstrook aan. Voor kabel- en leidingstroken in nieuwbouwsituaties is NEN 7171 van toepassing.

  • 7.2.2.

    Bij nieuwbouwplannen c.q. reconstructies moet in verband met het aanbrengen van appendages in de kabels en leidingen het maaiveld van de kabel- en leidingenstrook op nagenoeg de definitieve hoogte worden aangebracht. Is dit niet mogelijk dan moeten de appendages worden beschermd tegen beschadiging door bouwverkeer en dergelijke.

  • 7.2.3.

    Bij werkzaamheden aan kabels en leidingen in bestaande situaties wordt het tracé van de kabels en/of de leidingen in overleg met de gemeente bepaald.

  • 7.2.4.

    Voor het bepalen van de locatie van transformatoren en andere bovengrondse voorzieningen moet de gemeente goedkeuring geven.

  • 7.2.5. Er dient voorafgaande aan de start van de werkzaamheden een klic melding in het kader van de Wet WION te worden gedaan, zodat men bekend is met en rekening kan houden met de reeds aanwezige kabels en leidingen.

7.3. Kruisingen

  • 7.3.1.

    Bij kruisingen met al aanwezige kabels en/of leidingen of bij aanraking van kunstwerken, gebouwen en dergelijke zullen de door de aanbieder met de eigenaar of beheerder van de aanwezige kabels, leidingen, kunstwerken, gebouwen en dergelijke overeengekomen voorzieningen worden getroffen. De door partijen overeengekomen te treffen voorzieningen komen ten laste van de desbetreffende aanbieder.

  • 7.3.2.

    Kruisingen met gefundeerde verhardingen moeten door middel van boringen of persingen worden uitgevoerd. Als een boring niet mogelijk is, moet er contact worden opgenomen met de gemeente.

  • 7.3.3.

    Bij raketboringen een raket toepassen, met een diameter direct volgend op de door te voeren leiding. De maximale diameter voor raketboringen bedraagt ø 63 mm.

  • 7.3.4.

    Boringen of persingen moeten loodrecht op de weg as - tot minimaal 1 meter buiten de kant van de verharding en met een minimale dekking van 0,8 meter tot de bovenkant van de verharding - worden gerealiseerd. Dit met een minimale verhouding van 1:1.

  • 7.3.5.

    Indien kabels en/of leidingen geprojecteerd zijn onder waterbodems en dergelijke dan kan de gemeente in goed overleg met de aanbieder - en afhankelijk van de plaatselijke situatie, nadere voorwaarden stellen.

7.4. Bodemverontreiniging

  • 7.4.1.

    De gegevens van een historisch bodemonderzoek en de bodemkwaliteitskaart dienen te worden opgevraagd bij de gemeente tegen de kosten op basis van de Legesverordening.

  • 7.4.2 Partijen treden onmiddellijk in overleg wanneer vóór de aanvang van de werkzaamheden wordt vastgesteld of vermoed dat in het tracé sprake is van bodemverontreiniging. Dat gebeurt ook wanneer dit pas tijdens de uitvoering van de werkzaamheden blijkt. Bij dit voortgangsoverleg staan binnen de wettelijke kaders met betrekking tot bodemverontreiniging, de voortgang van het werk en het zo laag mogelijk houden van de maatschappelijke kosten voorop. Inspanningen reiken daarom niet verder dan dat wat wettelijk is vereist omdat het eigendom van de grond (inclusief verontreiniging) dikwijls bij de gemeenten ligt, de leidingen om niet in de gemeentelijke grond liggen en het initiatief tot graven bij de desbetreffende aanbieder ligt, worden in principe de extra te maken kosten bij kabel- en leidingwerkzaamheden die in verband kunnen worden gebracht met de aanwezige bodemverontreiniging voor kosten van de aanbieder.

  • 7.4.3.

    Indien verhaal op een derde (de veroorzaker van de bodemverontreiniging) mogelijk is, zal de aanbieder actie ondernemen. Eventuele procedurekosten zullen - net als de eventuele door deze derde te betalen vergoeding - naar evenredigheid van de door partijen gedragen kosten, tussen partijen worden verdeeld.

  • 7.4.4.

    De aanbieder dient op eigen kosten een astbestonderzoek te laten uitvoeren indien niet bekend is wat de funderingslaag bij asfaltverharding is.

7.5. Uitvoering

  • 7.5.1.

    De aanbieder oefent tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het toezicht uit dat in redelijkheid van de aanbieder verlangd mag worden.

  • 7.5.2.

    Op initiatief van de aanbieder wordt samen met de gemeente het tracé of een gedeelte daarvan voorafgaande aan het uitvoeren van de werkzaamheden geschouwd. Herstel van geconstateerde gebreken achteraf, zonder dat deze gebreken vooraf zijn vastgelegd, is voor rekening van de aanbieder.

  • 7.5.3.

    De uitvoering van de werkzaamheden gebeurt zo dat nooit meer lengte sleuf openligt dan strikt nodig is. Indien plaatselijke of actuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan bepalen partijen in onderling overleg een beperking van de openliggende sleuf. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zullen, waar nodig, over de openliggende sleuven, overbruggingen van voldoende breedte en draagkracht voor hulpdiensten en bestemmingsverkeer worden aangebracht. Dit gebeurt mede ter beoordeling van de gemeente.

  • 7.5.4.

    Verstoringen ten gevolge van de kabel- en/of leidingaanleg aan punten aangegeven door KAD-stenen, markeringsstenen of buizen, moeten worden gemeld aan de gemeente. De meetkosten voor herstel van deze vaste punten zijn voor rekening van de veroorzaker van deze schade.

  • 7.5.5.

    Op plaatsen waar ten gevolge van de werkzaamheden de rijweg, trottoirs of fietspaden verontreinigd zijn, zullen deze na aanvulling van de sleuf direct worden schoongemaakt. Enige schade die aan derden of eigendom van derden wordt toegebracht als gevolg van het niet-tijdig schoonmaken van de rijwegen, trottoirs of fietspaden, is voor rekening en risico van de aanbieder.

  • 7.5.6.

    Op nader aan te wijzen locaties kan door de gemeente worden aangegeven dat er ter voorkoming van schade, buiten werktijden geen losliggende materialen mogen achterblijven op het werk.

  • 7.5.7

    . Indien de kabel en/of leidingsleuf langer open blijft liggen dan 24 uur of wanneer regenval plaatsvindt dient de uitkomende grond naast de sleuf afgedekt te worden met plastic. Wanneer dit niet heeft plaatsgevonden en de grond niet meer geschikt is voor verdichting, dient de aanbieder de grond af te voeren en nieuw zand aan te brengen. De hiermee gemoeide kosten komen voor rekening van de aanbieder. Bij de uitvoering moet de uitkomende grond en zand gescheiden worden, bij aanvulling dient de grond onder en het zand boven in de sleuf terecht te komen.

  • 7.5.8

    . Er mogen in de nachtelijke uren geen sleuven open blijven liggen tenzij deze van boven zijn afgedicht d.m.v. planken of er een deugdelijke afzetting langs de sleuf is geplaatst zodat er niemand in de sleuf kan vallen. De gemeente houdt zich het recht voor om in geval van gevaarlijke situaties de sleuf dicht te gooien zonder de aanbieder hiervan in kennis te stellen. De hiermee gemoeide kosten zullen bij de aanbieder verhaald worden.

7.6. Bouwstoffen

  • 7.6.1.

    Afhankelijk van de uitvoeringswijze en de omstandigheden levert de aanbieder in voorkomende gevallen zand of andere grond aan of voert het overblijvende materiaal af.

  • Het

    te leveren zand moet voldoen aan de eisen zand voor zandbed, volgens de Standaard RAW-bepalingen en komocertificaat.

  • 7.6.2.

    De aanbieder zorgt voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen komt voor zijn rekening tot het tijdstip dat de werkzaamheden door of vanwege de aanbieder zijn gerealiseerd.

  • 7.6.3.

    Door de gemeente voor haar niet van waarde verklaarde oude bouwstoffen worden eigendom van de aanbieder en moeten volgens bestaande regelgeving worden afgevoerd.

  • 7.6.4.

    De gemeente zal meewerken aan de verwerking van overtollige c.q. technisch ongeschikte grond, die volgens historisch onderzoek en organoleptische waarnemingen tijdens de uitvoering niet verontreinigd is. Dit gebeurt tegen zo laag mogelijke kosten. De kosten komen geheel voor rekening van de aanbieder.

7.7. Werkzaamheden in de nabijheid van beplantingen

  • 7.7.1.

    In openbare groenvoorzieningen worden de sleuven zodanig ontgraven, dat de bovengrond, gescheiden van de mindere kwaliteit ondergrond, wordt opgeslagen en bij het dichten van de sleuf weer bovenin wordt verwerkt.

  • 7.7.2.

    Bij het maken van sleuven door gazons of grasbermen of -stroken worden de graszoden vakkundig verwijderd en tijdelijk opgestapeld. Na aanvulling zullen de zoden goed aansluitend worden herlegd, met kruimelaarde afgedekt en zo nodig enige tijd nat gehouden. In onderling overleg kan voor een andere werkwijze worden gekozen.

  • 7.7.3.

    Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd zonder instemming van de gemeente. Opgenomen beplanting moet worden ingekuild.

  • 7.7.4.

    De gemeente en de aanbieder komen vóór aanvang van de werkzaamheden overeen welke maatregelen nodig zijn om schade aan de te handhaven beplanting te beperken. Ook bekijken ze welke te handhaven beplanting als waardevol wordt beschouwd.

  • 7.7.5.

    Voor de werkzaamheden bij bomen zijn van toepassing de bepalingen zoals vermeld op de folder “Boombescherming op bouwlocaties” (laatste uitgave) van de vereniging Stadswerk Nederland, Vakgroep Groen, Natuur en Landschap.

  • 7.7.6.

    Bij waardevolle beplanting moet graven in de wortelzone worden voorkomen.

  • 7.7.7.

    Indien voor nieuwe leidingen een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, dan moet de wortelzone worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone.

  • 7.7.8.

    Van te handhaven beplanting mogen wortels dikker dan 25 mm in diameter niet worden verwijderd. Vrijgegraven wortels moeten worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging.

  • 7.7.9.

    Ontgravingen binnen de wortelzone van de te handhaven beplanting moeten zo snel mogelijk met uitkomende grond worden aangevuld.

  • 7.7.10.

    Het is verboden door of namens de aanbieder te snoeien aan bomen of beplanting.

  • 7.7.11.

    Het inrichten van werkterrein binnen de wortelzone van de te handhaven beplantingen is in principe niet toegestaan.

  • 7.7.12.

    Na één groeiseizoen kan worden bekeken of en hoeveel schade is ontstaan aan de beplanting. Hierna kan alsnog de schade aan de veroorzaker in rekening worden gebracht, mits aantoonbaar door gemeente.

7.8. Verkeersmaatregelen

De aanbieder draagt zorg voor een veilige en deugdelijke uitvoering van de voorgeschreven verkeersmaatregelen zoals die zijn vastgelegd in de laatst gepubliceerde richtlijnen van de CROW voor werkzaamheden in uitvoering. De aanbieder zorgt ervoor dat de uitvoering van het werk plaatsvindt conform alle van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en regelingen. Aanwijzingen van daartoe bevoegde instanties zoals politie, brandweer en gemeente worden onverkort en per omgaande uitgevoerd.

7.9. Grondwerk

  • 7.9.1.

    De uitvoeringsmethode wordt in overleg met de gemeente vastgesteld. Hierbij kan de gemeente bepalen dat - ter voorkoming van schaden of als de openbare veiligheid in het geding komt - het gebruik van mechanische werktuigen voor het ontgraven van (gedeelten van) sleuven niet is toegestaan. Open noch gesloten wegverhardingen zullen mogen worden ondergraven.

  • 7.9.2.

    Bij het verrichten van ontgravingen voor het aanbrengen van een mantelbuis alsmede voor het latere herstel of onderhoud, zal, indien hiervoor de ruimte aanwezig is, de weg tot op een afstand van 1 meter uit de wegverharding onaangetast/onaangeroerd blijven. De grondopslag zal in overleg met de gemeente worden geregeld, tenzij anders overeengekomen.

  • 7.9.3.

    De te ontgraven sleuf moet zodanig breed zijn, dat met mechanische verdichtings apparatuur verdicht kan worden, tenzij in overleg een andere methode is vastgesteld.

  • 7.9.4.

    Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen moeten elk gescheiden worden ontgraven. De uitkomende materialen moeten worden afgedekt tegen neerslag.

  • 7.9.5.

    Bij het aanvullen van sleuven moeten de grondsoorten worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen en hoedanigheid.

  • 7.9.6.

    Ter plaatse van open wegverhardingen moet minimaal de bovenste 0,1 meter uit straatzand bestaan. Het toe te passen straatzand moet voldoen aan de Standaard RAW-bepalingen. Bij verhardingen van gebakken materialen en/of natuursteen moet minimaal de bovenste 5 cm uit brekerzand bestaan. Het toe te passen brekerzand moet voldoen aan de Standaard RAW-bepalingen.

  • 7.9.7.

    De dikte van de teelaarde en zandlagen moet gelijk zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. Teelaarde mag niet mechanisch worden verdicht.

  • 7.9.8.

    De werkzaamheden moeten bij voorkeur worden uitgevoerd in een droge sleuf. Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning of melding is vereist, dan zorgt de aanbieder hiervoor. De aanbieder draagt de kosten voor het verkrijgen hiervan en het voldoen aan de bepalingen ervan. Lozing van bronneringswater op het gemeentelijke rioolstelsel is in overleg mogelijk. De gemeente zal hiervoor geen kosten in rekening brengen.

  • 7.9.9.

    Bij rijbanen, parkeervakken en fietspaden en alle overige voor gemotoriseerd verkeer toegankelijke verhardingen moet de aanvulling te allen tijde met zand (kwaliteit cunetzand volgens de Standaard RAW-bepalingen) geschieden.

  • 7.9.10.

    Alle aanvullingen moeten in lagen van maximaal 0,30 meter worden verdicht.

  • De

    verdichting moet zodanig zijn dat de indringweerstand niet meer dan 2,5% afwijkt van die van de omringende grond.

  • 7.9.11.

    De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag gebeuren door een handsondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een, voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvlak.

  • 7.9.12.

    Incidenteel kan een fundering met milieutechnische randvoorwaarden voorkomen. Indien zogenaamde IBC-bouwstoffen zijn toegepast, dient verstoring van de isolering te worden voorkomen. Uitkomende IBC-bouwstof moet op dezelfde plaats worden teruggebracht, dan wel worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

7.10. Straatwerk

  • 7.10.1.

    Indien de gemeente zelf herstraat, moet de aanbieder zorgen voor het instandhouden van de afzetting tot een maximale termijn van 2 werkdagen na gereedmelding van het werk. De gemeente is na deze termijn verantwoordelijk voor de afzetting. De aanbieder zal de gemeente zo goed mogelijk informeren over het tijdstip waarop deze kan beginnen met het herbestraten.

  • 7.10.2.

    Indien de gemeente zelf herstraat zal de aanbieder de verhardingen tijdelijk herstellen daar waar dit noodzakelijk is voor de toegankelijkheid van panden en percelen.

  • 7.10.3.

    Asfalt- en betonverhardingen worden tijdelijk hersteld met betonstraatstenen. De aanbieder draagt tot 6 maanden na dato einde werkzaamheden de zorg voor het tijdelijk herstelde gedeelte.

  • 7.10.4.

    Het openbreken van asfalt moet gebeuren door het asfalt aan de zijkanten tot de benodigde diepte en minimaal 0,5 meter breed in te zagen.

  • 7.10.5.

    Elementenverhardingen moeten na het aanbrengen ingeveegd worden met straatzand, met uitzondering van verhardingen van gebakken materialen en/of natuursteen. Wat betreft het invegen van deze materialen kunnen nadere eisen worden gesteld (bijvoorbeeld het invegen met brekerzand of voegvulling).

  • 7.10.6.

    Schade aan verhardingen, ontstaan als gevolg van werkzaamheden aan kabels en/of leidingen, zal door de aanbieder tot een jaar na dato einde werkzaamheden (bij grote werken een jaar na oplevering), worden hersteld.

  • 7.10.7

    De verwijderde bestrating dient na het dichten van de kabelsleuf op minimaal 5 cm nieuw straatzand aangebracht te worden.

  • 7.10.8

    Kapotte tegels en ander soort bestratingmateriaal moeten vervangen worden. Tekortkomend semi-bestratingmateriaal (grind, split e.d.) moet aangevuld worden.

  • 7.10.9

    Indien de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren in bijzondere bestrating verlangt het college specifiek schadeherstel.

7.11. Verwijderen kabels en leidingen

Aan de in het eerste tot en met het vijfde lid opgenomen verplichting om de instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk te gedogen komt een einde wanneer de aangelegde kabels gedurende een aaneengesloten periode van tien jaar geen deel uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. In dat geval is de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk verplicht op verzoek van degene op wie de gedoogplicht rustte de kabels op te ruimen.

Artikel 8: vergoeding

  • 1.

    De vergoeding van toezicht, beheer -en degeneratie inzake straatwerk, bedoeld in artikel 5.4 van de Telecomwet geschiedt overeenkomstig de regeling zoals deze tot stand is gekomen en geldt tussen de VNG en de Telecomsector.

  • 2.

    Het college stelt de grondslag vast voor de berekening van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde schadevergoeding.

  • 3.

    De aanbieder is leges verschuldigd conform de legesverordening van de gemeente Meerssen.

Artikel 9: Zakelijk karakter en eigendom

Indien de eigendom, exploitatie of beheer van de kabel of leiding wordt overgedragen aan een andere netwerkaanbieder, gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel of leiding van de oude netwerkaanbieder over op de nieuwe netwerkaanbieder. De netwerkaanbieder stelt het College onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel of leiding verandert.

Artikel 10: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1.

    Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2.

    Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4.

    Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

Artikel 11: Melding wijziging voorzieningen

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 12: niet - openbare kabels

  • 1.

    Bij werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van niet openbare kabels in openbare wegen en wateren is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Met betrekking tot verzoeken voor het verleggen van niet-openbare kabels geldt dat deze op verzoek van de Gemeente, op kosten van de eigenaar van de kabels, uitgevoerd dienen te worden.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders op een aanvraag een instemmingsbesluit verlenen voor de aanleg van een ander netwerk dan een openbaar telecommunicatiewerk of een omroepnetwerk, indien krachtens een door de aanvrager bij de aanvraag over te leggen overeenkomst tussen de aanvrager en aanbieder.

    • a.

      het netwerk wordt aangelegd en onderhouden door een aanbieder.

    • b.

      de leidingen op de beheertekeningen van deze aanbieder worden/zijn geregistreerd.

  • 4.

    Indien de overeenkomst als bedoeld in het derde lid wordt beëindigd kan het netwerk door of van wege de gemeente worden verwijderd. Met het oog hierop betaalt de

    aanvrager bij de aanvraag een verwijderingsbijdrage aan de gemeente overeenkomstig een in de legesverordening vastgesteld tarief.

  • 5.

    Het overige in deze verordening bepaalde is van overeenkomstige toepassing op netwerken die met toepassing van het tweede lid worden aangelegd.

Artikel 13: Digitale gegevens

Het College kan van de aanbieder verlangen gegevens van werkzaamheden in digitale vorm te verstrekken in een nader te bepalen systeem.

Artikel 14: Intrekking oude verordening

De Telecommunicatieverordening gemeente Meerssen 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 15: Overgangsrecht

  • 1.

    De Telecommunicatieverordening gemeente Meerssen 1999 blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Meerssen 1999 maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 16: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 17: Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Meerssen