Beleidsregels handhaving van handel en/of aanwezigheid van hard- en softdrugs met betrekking tot een woning of lokaal

Geldend van 14-11-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving van handel en/of aanwezigheid van hard- en softdrugs met betrekking tot een woning of lokaal

De burgemeester van de gemeente Meppel;

gelet op artikel 13b van de Opiumwet en artikel 174a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels handhaving van handel en/of aanwezigheid van hard- en softdrugs met betrekking tot een woning of lokaal

Artikel 1 Inleiding

Er heeft een aantal juridische en maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die het noodzakelijk maken beleid op handel van hard- en softdrugs vanuit woningen c.q. lokalen te ontwikkelen:

  • 1.

    de toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld;

  • 1.

    de geïntensiveerde samenwerking met politie, justitie en belastingdienst e.a., o.a. in het regionaal informatie- en experticecentrum (RIEC Noord) met als doel de georganiseerde criminaliteit terug te dringen;

  • 2.

    de uitbreiding van de reikwijdte van art. 13b Opiumwet door wetgever en rechter;

  • 3.

    het gewijzigde beleid van de minister van Veiligheid en Justitie inzake de gedoogcriteria voor coffeeshops;

  • 4.

    de jurisprudentie inzake de toepassingsmogelijkheden van art. 174a Gemeentewet;

Deze beleidsnota is afkomstig van de burgemeester en betreft de aanpak van drugsteelt en drugshandel in woningen en lokalen en de gevaren ervan.

Artikel 2 Noodzaak beleid

In deze paragraaf wordt eerst wat dieper op de maatschappelijke ontwikkelingen ingegaan.

Maatschappelijke ontwikkelingen.

a. De toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld.

De productie van softdrugs (hennepteelt) is grootschalig geworden en heeft de laatste jaren een sterke professionaliseringslag doorgemaakt. Net als de harddrugsproductie vindt ook de hennepteelt tegenwoordig vaak in georganiseerd verband plaats. De productiemethoden worden steeds verfijnder en de hoeveelheid werkzame stof THC in wiet is sterk toegenomen. De geproduceerde hoeveelheden zijn zo omvangrijk dat vanuit Nederland steeds meer softdrugs worden geëxporteerd.

Niet zelden levert de hennepteelt brandgevaar op door illegaal aftappen van elektriciteit, tevens wordt stank- en wateroverlast veroorzaakt. Een en nader vormt reden om de georganiseerde drugscriminaliteit krachtig samen met partners in een ketenaanpak te bestrijden.

b. Geïntensiveerde samenwerking in het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC).

Op basis van het door het ministerie van BZK opgestelde programma ‘Bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad’ zijn regionale informatie en expertisecentra tot stand gekomen.

De RIEC’s hebben een structuur met landelijke dekking. De noordelijke regio (Groningen, Friesland en Drenthe) werkt samen in het RIEC Noord.

Het RIEC Noord ondersteunt de gemeenten bij het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium om de georganiseerde misdaad te bestrijden en faciliteert het samenwerkingsverband van de gemeenten, de politieregio’s, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst – Economische Controledienst (FIOD-ECD), de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en het Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF).

Doelen zijn het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het bevorderen van zinvolle afwegingen voor een bestuurlijke, strafrechtelijke of fiscale aanpak (of een combinatie van interventies).

Een en ander moet leiden tot een adequate en geïntegreerde aanpak op

lokaal niveau.

Naast maatschappelijke hebben er ook juridische ontwikkelingen plaatsgevonden die dwingen tot aanpassing van het gevoerde drugsbeleid.

Juridische ontwikkelingen

  • a.

    Ontwikkelingen op wetgevingsterrein en in de jurisprudentie

Tot 1 november 2007 was de bevoegdheid in art. 13b Opiumwet slechts toepasbaar op voor het publiek toegankelijke lokalen, sinds die datum kan de burgemeester deze last onder bestuursdwang inzetten in geval van overtreding van de Opiumwet in woningen of lokalen, of daarbij behorende erven.

Uit de tekst van art. 13b Opiumwet werd aanvankelijk afgeleid dat alleen de verkoop, het afleveren en/of de verstrekking van drugs dan wel het hiertoe voorhanden hebben met deze bevoegdheid zouden kunnen worden aangepakt en niet de hennepteelt. Recent is binnen de jurisprudentie echter aangenomen dat de aanwezigheid van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten ook met deze bevoegdheid kan worden aangepakt (Rb. Roermond 27 juli 2011, LJN: BR3945; Rb. Utrecht dec. 2011, LJN: BV0187).

Omgekeerd heeft zich met betrekking tot art. 174a Gemeentewet een jurisprudentiële ontwikkeling voorgedaan op basis waarvan het sluiten van een woning met behulp van deze bevoegdheid aan zodanig strenge voorwaarden onderhevig is, dat toepassing ervan slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen denkbaar is. Gelet op de verruimde toepassingsmogelijkheid van art. 13b Opiumwet zal de burgemeester bijna altijd optreden op grond van art. 13b Opiumwet. Een uitzondering is denkbaar in het geval van de zogenaamde drugsverslaafdenpanden, waarin drugs worden gebruikt maar niet worden verhandeld. De gebruikers veroorzaken een aantasting van de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving van die woning.

b. Aanscherping gedoogcriteria coffeeshops (onder voorbehoud

Bij brief van 27 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259), gevolgd door de brief van 26 oktober 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 265), heeft de regering haar voorgenomen aanscherping van het softdrugsbeleid uiteengezet. Als gevolg hiervan is per 1 januari 2012 een wijziging doorgevoerd in de Aanwijzing Opiumwet (2011AO13). De bestaande AHOJ-G gedoogvoorwaarden zijn aangevuld met het besloten clubcriterium en het ingezetenencriterium. Coffeeshops dienen verenigingen te worden waarvan alleen ingezetenen in Nederland lid kunnen worden. Met dit aangescherpte coffeeshopbeleid wordt eerst ervaring opgedaan in de drie zuidelijke provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Eén jaar na deze start –voorzien per 1 januari 2013 – zou dit nieuwe coffeeshopbeleid over de rest van het land worden uitgerold.

Voorts zal per 1 januari 2013 de verkoop van wiet met een THC-gehalte van boven de 15% niet langer worden gedoogd. Zodanige wiet is geplaatst op de lijst van hard drugs.

tevens zal per 1 januari 2014 ook nog een afstandscriterium in de Aanwijzing Opiumwet worden opgenomen.

De minister van veiligheid en justitie heeft alle burgemeesters en de korpschefs van de regiopolitie bij brief van 22 december 2011 over de invoering van het aangescherpte beleid geïnformeerd.

Na de evaluatie van bovengenoemde pilot met betrekking tot een aanscherping van het coffeeshopbeleid heeft de minister V&J mede door de invloed van het regeerakkoord van

29 oktober 2012 besloten de uitvoering van het beleid te vereenvoudigen.

Doelstelling van het landelijke coffeeshopbeleid is de overlast en criminaliteit die verband houdt met coffeeshops en de drugshandel tegen te gaan. Coffeeshops moeten kleiner en beheersbaar worden, o.a. door de aantrekkingskracht voor niet-ingezetenen terug te dringen.

Het landelijk kader voor het Nederlandse gedoogbeleid wordt gevormd door de Opiumwet en de Aanwijzing Opiumwet van het OM. Het gedoogbeleid houdt in dat coffeeshops niet strafrechtelijk zullen worden vervolgd als ze zich houden aan de AHOJG-criteria die in de Aanwijzing zijn opgenomen. Met ingang van 1 januari 2013 is het ingezetenen (I)-criterium eraan toegevoegd.

Het besloten club (B)-criterium is komen te vervallen.

Voorts heeft de minister aangegeven dat het lokaal bestuur de regie voert over het lokale coffeeshopbeleid en dit vaststelt. De lokale driehoek stelt een handhavingsplan op om het optreden van het lokale bestuur, de politie en het OM op elkaar af te stemmen en stelt de prioriteiten ten aanzien van de dagelijkse handhaving, zodat sprake is van lokaal maatwerk

Artikel 3 Inhoud handhavingsbeleid

In dit beleid maakt de burgemeester bij zijn optreden gebruik van de bevoegdheden uit artikel 13b Opiumwet, en artikel 174a Gemeentewet.

Het sluiten van een woning wordt door de burgemeester als een ultimum remedium beschouwd, dat wordt ingezet, alleen en voor zover dit in overeenstemming is met het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel. In een incidenteel en zeer bijzonder geval zal de burgemeester  van dit beleid afwijken. Voor het gebruikmaken van deze afwijkingsbevoegdheid bestaat een bijzondere motiveringsplicht.

  • a

    Toepassing art. 13b Opiumwet

De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen, indien sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Dit laatste houdt in dat in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet moet zijn verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig moet zijn geweest. Zoals hiervoor genoemd geldt met het oog op de jurisprudentie, ook het hebben van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten als sluitingsgrond in de zin van artikel 13b.

De burgemeester zal tevens gebruikmaken van de bevoegdheid in art. 13b Opiumwet als de gedoog-criteria, zoals die gelden voor coffeeshophouders, niet worden nageleefd.

  • b.

    Toepassing art. 174a Gemeentewet

Op grond van deze bepaling kan de burgemeester een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf sluiten, als door gedragingen de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord of er ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde. Artikel 174a Gemeentewet zal slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegepast kunnen worden, gezien de strenge eisen die aan de verstoring van de openbare orde worden gesteld.

 

Criteria, waarmee bij de toepassing van art. 174a rekening moet worden gehouden, zijn:

- er moet sprake zijn van gedragingen in de te sluiten woning en tevens van een verstoring van de openbare orde rond die woning. Het begrip openbare orde strekt zich in art. 174a verder uit dan alleen de woning; de burgemeester kan ook de verstoring van de openbare orde op bijvoorbeeld het erf meewegen in zijn beslissing, en zelfs verstoring van de openbare orde die wordt ervaren in naburige woningen;

- voor verstoring van de openbare orde in de zin van art. 174a is vereist dat sprake is van een ernstige bedreiging van zowel de veiligheid, als de gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning. Hier geldt dus een strenge cumulatieve eis;

- de sluiting moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit (de duur van de sluiting moet primair bepaald worden door de ernst van de overlast en –in samenhang daarmee- de verwachting over de tijd die nodig zal zijn om een situatie te bereiken waarin de sluiting opgeheven kan worden zonder een te groot risico voor terugkeer van verstoring van de openbare orde);

- het besluit moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit, d.w.z. er mogen geen andere minder ingrijpende middelen zijn om de verstoring van de openbare orde in voldoende mate te kunnen bestrijden;

- in het kader van de zorgvuldigheidseis moet de burgemeester kunnen aantonen dat hij onderzocht heeft of het noodzakelijk is aan de bewoners vervangende woonruimte aan te bieden (schrijnende gevallen); 

-zonder het geven van een waarschuwing door middel waarvan de bewoners expliciet op de hoogte worden gebracht van de hen te verwijten gedragingen, is het niet goed denkbaar dat de toepassing van de bevoegdheid van art. 174a, 1e lid in overeenstemming is met het in art. 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (door middel van de waarschuwing wordt de in te algemene bewoording gestelde bepaling geconcretiseerd zodat voldaan wordt aan de eis van ‘voorzienbaarheid’);

- art. 174a, 4e lid verplicht tot het bieden van een termijn waarbinnen de bewoner zelf de gelegenheid krijgt een eind te maken aan de verstoring van de openbare orde;

- een besluit tot sluiting moet deugdelijk worden gemotiveerd; de rechter eist dat de verstoring van de openbare orde rond de woning aangetoond wordt met behulp van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen (bv. opgemaakte processen verbaal).

 

  • c.

    WKPB-register

De tijdelijke sluitingen van woningen en lokalen worden geregistreerd in het WKPB-register zoals dat is voorgeschreven in de op 1 juli 2007 inwerking getreden Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB). Deze wet houdt in dat iedere overheidsinstantie die publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen hier een administratie van moet bijhouden. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten, waarop een beperking rust, te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit tot sluiting, dat op basis van de artikelen 13b Opiumwet of 174a Gemeentewet wordt genomen, centraal binnen de gemeente Meppel wordt geregistreerd, waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd.

  • d.

    Sluiting en intrekking vergunning

De herstelsanctie van de burgemeester en eventueel van het college laten onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals het intrekken van een vergunning – bijvoorbeeld de exploitatievergunning voor publiek toegankelijke lokalen of een Drank- en horecavergunning.

  • e.

    Gemeente Meppel als verhuurder

In het geval dat de gemeente Meppel de verhuurder van een woning, woonwagen of gebouw is, geldt dat wanneer sprake is van handhaving op grond van deze beleidsregels de gemeente in beginsel zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.

Ontbinding van de huurovereenkomst kan na toepassing van art. 13b Opiumwet, art. 1a, art. 1b of art. 17 Woningwet dan wel art. 174a Gemeentewet buitengerechtelijk geschieden.

De sluiting geeft een titel voor buitengerechtelijke ontbinding op grond van art. 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Bij gedwongen ontruiming is de tussenkomst van de civiele rechter noodzakelijk. In voorkomende gevallen kan de gemeente ook uitsluitend gebruikmaken van de haar als verhuurder toekomende rechten om de huurder of gebruiker uit de woning, woonwagen of het gebouw te zetten. In geval van schade zal die op de huurder verhaald worden.

Artikel 4 Handhavingsrichtlijn woningen en lokalen (geen coffeeshops zijnde)

De handhavingsrichtlijn heeft zowel betrekking op woningen als op lokalen (geen coffeeshops zijnde). Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen, zoals in woonwagens, woonschepen en woonketen. In de rechtspraak is uitgemaakt dat de teelt van meer dan vijf hennepplanten beschouwd moet worden als de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs.

De burgemeester kan op grond van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. Hij kan er echter ook voor kiezen om op basis van de Opiumwet een last onder dwangsom op te leggen die is gericht op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Opiumwet.

Herstelsancties kunnen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling. In de onderstaande handhavingsrichtlijn wordt een combinatie van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom toegepast die is gericht op het tegengaan van herhaling van de overtredingen van verschillende wetten.

Handhavingsrichtlijn

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

Verkoop van drugs vanuit dan wel aanwezigheid in een lokaal van een handelshoeveelheid drugs

Bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor de duur van 6 maanden

 

 

 

Binnen twee jaren na 1e constatering: bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor 12 maanden

 

 

Bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor onbepaalde tijd

 

 

Verkoop van kleine hoeveelheid drugs in een woning dan wel aanwezigheid van een kleine handelshoeveelheid drugs in een woning

 

Kleine (handels)hoeveelheid is:

minder dan 50 gram 5 tot 20 hennepplanten

Bij overtreding Opiumwet dwangsom op grond van 13b Opiumwet

 

 

Ontmanteling op basis van Wetboek van Strafvordering

 

 

Bij herhaalde overtreding Opiumwet, verbeuring dwangsom Opiumwet

 

 

Binnen twee jaren na 1e constatering: bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet (sluiting) voor de duur van 6 maanden

 

Bestuursdwang op basis van 13b Opiumwet (sluiting) voor de duur van 12 maanden

 

 

 

 

 

 

 

Verkoop van drugs vanuit dan wel aanwezigheid in een woning van een handelshoeveelheid drugs van meer dan:

 

50 gram 20 of meer hennepplanten

Bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor de duur van 3 maanden

 

 

 

 

Binnen twee jaren na 1e constatering: bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor de duur van 6 maanden

 

 

Bestuursdwang op basis van 13b Opiumwet (sluiting) voor de duur van 12 maanden

 

 

 

 

Artikel 5 Voornemen en zienswijze

Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot sluiten van een woning of lokaal, wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Alleen als de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Awb).

Artikel 6 Begunstigingstermijn

Op grond van art. 5:24 lid 2 Awb dient in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld te worden waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. Als zich echter een spoedeisende situatie voordoet kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij de aanpak van hennepteelt, drugshandel en -productie zal daarvan als regel sprake zijn.

Artikel 7 Schrijnende gevallen

Uitgangspunt is dat tegen overtreders van het handhavingsbeleid repressieve maatregelen worden getroffen onder het motto “ja tenzij”. Als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd. Er worden in dit kader met opzet geen bindende criteria genoemd. In de praktijk zal per casus worden bepaald of sprake is van een schrijnend geval die tot afwijking van de beleidsregel noopt.

Artikel 8 Toezichthouders

Ten behoeve van de controle op de naleving van het door de burgemeester vastgestelde drugsbeleid wijst hij de chef van de politie basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden en door haar aangewezen politiefunctionarissen aan als toezichthouder in de zin van afd. 5.2 Algemene Wet bestuursrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld,
d.d. 14 november 2013
de burgemeester van Meppel,
Deze beleidsregels zijn van kracht vanaf het moment van publicatie.

Bijlage 1 Definities

  • 1.

    Harddrugs: Middelen vermeld op lijst I en lijst II behorend bij de Opiumwet, met uitzondering van softdrugs.

  • 2.

    Softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes), zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet.

  • 3.

    Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan,

  • 4.

    Woning: een voor bewoning bestemd gebouw.

  • 5.

    Standplaats: een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

  • 6.

    Lokaal: omvat zowel voor publiek toegankelijke lokalen zoals cafés, winkels, coffeeshops als niet voor het publiek toegankelijke lokalen zoals loodse, schuren en bedrijfsruimten.

  • 7.

    Gebouw: een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

  • 8.

    Een voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijk is.

  • 9.

    Een niet voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die niet voor het publiek toegankelijk is, niet zijnde een woning.

  • 10.

    Bevoegdheid burgemeester: bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet.

  • 11.

    Voorwaardelijke sluiting: sluiting, die pas wordt uitgevoerd als de betrokkene zich niet aan bepaalde voorwaarden houdt. Als voorwaarde geldt altijd dat de betrokkene zich niet binnen de proeftijd opnieuw aan een aan de Opiumwet gerelateerd strafbaar feit schuldig mag maken. De proeftijd bedraagt in principe twee jaar