Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2011

Geldend van 02-02-2011 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2011

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;

Gelet op het bepaalde in:

- de Wet veiligheidsregio's;

- de Wet ambulancevervoer;

- de Wet toelating zorginstellingen;

- de Wet gemeenschappelijke regelingen en

- de Gemeentewet;

Overwegende dat zij op grond van artikel 8 en 9 en de bijlage van de Wet veiligheidsregio's zijn aangewezen om tezamen een veiligheidsregio te vormen;

Dat de huidige gemeenschappelijke regeling met het oog op de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's aanpassing behoeft;

BESLUITEN:

Dat de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden met ingang van 1 januari 2011 wordt gewijzigd in de gemeenschappelijke regeling veiligheidsregio Haaglanden 2011 die luidt als volgt:

HOOFDSTUK I: Algemeen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling veiligheidsregio Haaglanden 2011;

  • b.

    de gemeente: één van de in artikel 2, derde lid, genoemde gemeenten;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;

  • d.

    regionale college politie: het regionale college, als bedoeld in artikel 22 Politiewet 1993;

  • e.

    de meldkamer ambulancezorg: de centrale post voor het ambulancevervoer ten behoeve van geneeskundige hulpverlening als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet ambulancevervoer;

  • f.

    Veiligheidsdirectie: de multidisciplinaire directie als bedoeld in artikel 21.

Artikel 2: Instelling, plaats van vestiging en belang

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Haaglanden.

  • 2. Deze Veiligheidsregio is gevestigd in Den Haag.

  • 3. Deze Veiligheidsregio is een samenwerkingsverband van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer.

  • 4. De Veiligheidsregio Haaglanden behartigt de belangen van de gemeenten op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, en geneeskundige hulpverlening.

HOOFDSTUK II: Taak van de Veiligheidsregio

Artikel 3: Overdracht taken en bevoegdheden / basispakket en pluspakket

Aan het Algemeen Bestuur worden de taken overgedragen genoemd in artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s. In aanvulling op de taken die de Veiligheidsregio op het basisniveau voor gemeenten verricht op grond van artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s (basispakket), kan per gemeente worden overeengekomen dat de Veiligheidsregio ten aanzien van deze taken een hoger voorzieningenniveau levert (pluspakket).

HOOFDSTUK III: Algemeen bestuur

Artikel 4: Taakverdeling

  • 1. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een portefeuillehouder Financiën en een portefeuillehouder Personeelszaken aan.

  • 2. De Voorzitter, de portefeuillehouder Financiën en de portefeuillehouder Personeelszaken vormen in gezamenlijkheid het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het portefeuillehouderschap als bedoeld in het eerste lid wordt beëindigd:

    • a.

      op verzoek van de portefeuillehouder zelf;

    • b.

      bij het einde van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      na een besluit daartoe van het Algemeen Bestuur.

Artikel 5: Reglement van orde

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Dit reglement van orde, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden.

Artikel 6: Vergaderingen Algemeen Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste vier maal. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid daarom verzoekt zal een extra vergadering worden georganiseerd.

  • 2. De regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris wonen de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

  • 3. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn gericht op formele besluitvorming en zijn openbaar. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid het nodig oordeelt, dient het Algemeen Bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 4. Het Algemeen Bestuur kan besluiten tot het houden van themabijeenkomsten. In deze bijeenkomsten vindt discussie plaats tussen de leden van het Algemeen Bestuur over nader te bepalen thema’s. Deze bijeenkomsten hebben een besloten karakter en zijn niet gericht op formele besluitvorming.

  • 5. Het Algemeen Bestuur kan besluiten tot het houden van gecombineerde vergaderingen met het regionaal college politie. Deze vergaderingen zijn gericht op formele besluitvorming en zijn openbaar. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid het nodig oordeelt, dient het Algemeen Bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 6. Het Algemeen Bestuur kan, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4, lid 2 besluiten leden van het Algemeen Bestuur aan te wijzen als bestuurlijk portefeuillehouder. Aldus aangewezen portefeuillehouders maken geen deel uit van het Dagelijks Bestuur. Artikel 4, lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7: Besloten vergadering

In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen terzake van:

  • a.

    de vaststelling en wijziging van de begroting;

  • b.

    de vaststelling van de rekening;

  • c.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

  • d.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van de Veiligheidsregio;

  • e.

    het toetreden tot, het uittreden uit, of het wijzigen of opheffen van de regeling;

  • f.

    het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

  • g.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan;

  • h.

    het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

  • i.

    het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van een onroerende zaak;

  • j.

    het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 8: Stemverhouding

  • 1. Er is sprake van een gewogen stemverhouding. Het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur vindt plaats volgens de volgende stemverdeling:

    • a.

      gemeenten < 30.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      gemeenten > 30.000 tot 90.000 inwoners: 2 stemmen;

    • c.

      gemeenten > 90.000 tot 150.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      gemeenten > 150.000 tot 300.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      gemeenten > 300.000 inwoners: 5 stemmen.

  • 2. Voor de vaststelling van het aantal inwoners van de betrokken gemeente(n) wordt uitgegaan van de per 1 januari van het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 9: Quorum

  • 1. De vergadering van het Algemeen Bestuur vindt in principe alleen doorgang indien, zoals blijkt uit de presentielijst, meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen, die ten minste meer dan de helft van de uit te brengen stemmen vertegenwoordigen. Wanneer hieraan niet is voldaan wordt een nieuwe vergadering belegd, tenzij alle aanwezige leden er -op voorstel van de Voorzitter- mee instemmen dat de vergadering doorgang vindt.

  • 2. Bij toepassing van de tweede zin van het eerste lid, is besluitvorming eerst tot stand gekomen indien de benodigde meerderheid van het aantal zitting hebbende leden achteraf schriftelijk instemt met het verslag c.q. de standpuntbepaling van de aanwezige leden in de eerstbedoelde vergadering. Zo dit niet het geval is, worden de desbetreffende voorstellen opnieuw ter besluitvorming voorgelegd aan het Algemeen Bestuur in de eerstvolgende vergadering.

HOOFDSTUK IV: Informatie en verantwoording

Artikel 10: Verantwoording aan de gemeenteraad

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan de gemeenteraad alle inlichtingen die door de betrokken gemeenteraad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de gemeenteraad, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor zijn bijdrage in het Algemeen Bestuur.

Artikel 11: Informatie aan de gemeenteraad

  • 1. Het Algemeen Bestuur en de Voorzitter geven aan de gemeenteraden ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het Algemeen Bestuur en de Voorzitter verstrekken aan de gemeenteraden alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde voor het Algemeen Bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

HOOFDSTUK V: Dagelijks Bestuur

Artikel 12: Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de voorzitter van het Algemeen Bestuur, en de bestuurlijk portefeuillehouders voor Financiën en voor Personeelszaken, zoals genoemd in artikel 4, tweede lid.

  • 2. De regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris wonen de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij en hebben daarin een raadgevende stem.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur wordt in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur, nadat deze nieuw van samenstelling is, gevormd.

  • 4. De taak van het Dagelijks Bestuur is gericht op de voorbereiding van de agenda van de vergaderingen van en besluitvorming door het Algemeen Bestuur, tenzij het Algemeen Bestuur anders besluit. Het Dagelijks Bestuur oefent deze taak uit binnen de daartoe door het Algemeen Bestuur te stellen kaders.

Artikel 13: Vergaderingen van het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls de Voorzitter dan wel één der andere leden het nodig oordeelt.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur vergadert volgens een reglement van orde dat ter goedkeuring aan het Algemeen Bestuur zal worden aangeboden.

  • 3. Dit reglement bevat bepalingen over de verplichting van leden van het Dagelijks Bestuur om inlichtingen te verstrekken aan de leden van het Algemeen Bestuur, en de wijze waarop deze inlichtingen verstrekt worden.

  • 4. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn niet openbaar.

HOOFDSTUK VI: De Voorzitter

Artikel 14: De Voorzitter

  • 1. Met inachtneming van hetgeen hieromtrent in het reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur is voorzien, bepaalt de Voorzitter plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 2. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur roept hij de leden - spoedeisende gevallen daargelaten - ten minste tien dagen voor het houden van de vergadering door middel van een schriftelijke kennisgeving op. In deze kennisgeving zijn de punten vermeld, welke ter vergadering zullen worden behandeld. De daarbij behorende bescheiden zullen zoveel mogelijk worden toegezonden.

  • 3. De Voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4. De Voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK VII: Secretaris

Artikel 15: Taak secretaris

  • 1. De secretaris is het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter in alles wat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 2. De secretaris ondersteunt de regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant.

  • 3. De secretaris woont de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur bij.

  • 4. De secretaris ondertekent mede alle stukken, die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

Artikel 16: Aansturing

  • 1. De secretaris is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris.

HOOFDSTUK VII: Organisatie

Artikel 17: Organisatieonderdelen

  • 1. De Veiligheidsregio kent de volgende organisatieonderdelen, functionarissen en samenwerkingsverbanden:

    • a.

      de regionale brandweer;

    • b.

      de GHOR;

    • c.

      de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2. De veiligheidsregio kent de volgende functionarissen:

    • a.

      de regionaal brandweercommandant;

    • b.

      de regionaal geneeskundig commandant;

    • c.

      de directeur van de meldkamer;

    • d.

      de coördinerend functionaris.

  • 3. De veiligheidsregio werkt samen met de politie in de veiligheidsdirectie.

  • 4. Het Algemeen Bestuur is bevoegd andere organisatieonderdelen in te stellen, andere functionarissen te benoemen en samenwerkingsverbanden aan te gaan.

Artikel 18: Regelen van de Organisatie

  • 1. Teneinde een doelmatige taakuitoefening te bevorderen stelt het Algemeen Bestuur een organisatieverordening vast die in elk geval bevat:

    • a.

      de taken, structuur en werkwijze van de ambtelijke organisatie;

    • b.

      de bevoegdheden van de ambtelijke leiding en de relatie met het Algemeen Bestuur;

    • c.

      op welke wijze de relatie met de ondernemingsraad wordt vormgegeven;

    • d.

      op welke wijze de verantwoordelijkheid voor het beheer van de organisatie wordt belegd in de organisatie;

    • e.

      op welk wijze wordt voldaan aan de eisen die ten aanzien van dit beheer gelden op het gebied van doelmatigheid en rechtmatigheid;

    • f.

      op welke wijze de verantwoordelijkheid voor het financiële beleid en het personeelsbeleid wordt belegd in de organisatie.

  • 2. In de organisatieverordening wordt voorts in ieder geval opgenomen over de regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris op welke wijze zij hun taak dienen te verrichten, mede in relatie tot elkaars functies.

  • 3. In de organisatieverordening wordt over de directeur meldkamer tenminste opgenomen op welke wijze hij zijn taak dient te verrichten, mede in relatie tot de functies van regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant, de coördinerend functionaris en korpschef van politie.

Artikel 19: Dienstverlening (niet wettelijke taken)

De regionale brandweer kan werkzaamheden uitvoeren in het verlengde van de in artikel 25 van de Wet veiligheidsregio’s genoemde taken, voor zover dit niet ten koste gaat van de uitoefening van deze taken. Voor deze dienstverlening is een vergoeding verschuldigd.

Artikel 20: Regionaal geneeskundig commandant

  • 1. De regionaal geneeskundig commandant vervult de functie van directeur GHOR als bedoeld in artikel 32 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2. De regionaal geneeskundig commandant is tevens directeur van de Meldkamer ambulancezorg en als zodanig belast met de dagelijkse leiding en verantwoordelijk voor de taken zoals omschreven in de wet ambulancevervoer.

HOOFDSTUK IX: De Veiligheidsdirectie

Artikel 21: Taak Veiligheidsdirectie

  • 1. De regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant, de coördinerend functionaris, de korpschef van politie en eventueel andere door het Algemeen Bestuur aan te wijzen functionarissen vormen tezamen de Veiligheidsdirectie.

  • 2. De Veiligheidsdirectie is belast met de multidisciplinaire afstemming en coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en fungeert als primair adviesorgaan van het Algemeen Bestuur dienaangaande. Zij richt zich hierbij in ieder geval op de onderwerpen genoemd in artikel 19 van de Wet veiligheidsregio’s, het beleidsplan bedoeld in artikel 14 van deze wet en het risicoprofiel als bedoeld in artikel 15 van deze wet.

  • 3. De Veiligheidsdirectie kan vertegenwoordigers op directieniveau van onder andere het Openbaar Ministerie, Defensie, Waterschappen, Provincie en Rijkswaterstaat uitnodigen om deel te nemen aan haar besprekingen.

HOOFDSTUK X: Commissies

Artikel 22: Instelling commissies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan naast commissies van advies in de zin van artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, commissies in de zin van artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen instellen.

  • 2. Bij het instellen van een commissie worden door het Algemeen Bestuur naast regels met betrekking tot bevoegdheid en samenstelling ook regels vastgesteld over de werkwijze van de commissie.

Artikel 23: Rekeningcommissie

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een vaste adviescommissie voor de rekening in, die tot taak heeft de jaarrekening en het jaarverslag te onderzoeken teneinde tot een oordeel te komen over de doelmatigheid van het gevoerde financiële beheer en beleid. De rekeningcommissie brengt advies uit aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. In deze commissie heeft per gemeente één gemeenteraadslid en één plaatsvervanger zitting, die door de desbetreffende gemeenteraad uit zijn midden worden gekozen. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de taken, verantwoordelijkheden en werkwijze van deze rekeningcommissie.

  • 3. Het Algemeen Bestuur geeft één maal in de vier jaar aan een externe, daartoe gekwalificeerde partij, opdracht tot het uitvoeren van een doelmatigheidsonderzoek, dat in ieder geval de doelmatigheid van het in artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s genoemde beleidsplan omvat. De rekeningcommissie geeft vooraf advies over het bepalen van de onderwerpen die in dit onderzoek worden betrokken.

Artikel 24: Commissie van advies voor Geneeskundige Hulpverlening

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de vaste Bestuurlijke Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening in, die haar van advies dient terzake van de taken van de GHOR.

  • 2. In deze commissie hebben zitting:

    • a.

      het lid van het Algemeen Bestuur belast met de bestuurlijke coördinatie van de Geneeskundige Hulpverlening als voorzitter van de commissie;

    • b.

      de wethouders Zorg van alle gemeenten. Het desbetreffende College wijst voor elk lid een plaatsvervanger aan.

    • c.

      de regionaal geneeskundig commandant als secretaris.

  • 3. In de vergadering zijn aanwezig:

    • a.

      de regionaal geneeskundig commandant;

    • b.

      overige door het Algemeen Bestuur en/of de commissie te bepalen functionarissen.

  • 4. De commissie geeft het Algemeen Bestuur gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio.

  • 5. De commissie heeft tot taak het in voorkomende gevallen kennis nemen van de adviezen die zijn voorbereid door de regionaal geneeskundig commandant en deze adviezen te voorzien van een bestuurlijk advies ten behoeve van besluitvorming in het Algemeen Bestuur.

  • 6. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de commissie.

Artikel 25: Commissie van advies voor de Rampenbestrijding

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de vaste Commissie van Advies voor de Rampenbestrijding in die haar van advies dient terzake van rampenbestrijding en crisisbeheersing.

  • 2. In deze commissie hebben zitting:

    • a.

      de coördinerend functionaris zoals genoemd in artikel 17 onder g, als voorzitter van de commissie;

    • b.

      de gemeentesecretarissen van de gemeenten.

  • 3. In de vergaderingen zijn voorts overige door het Algemeen Bestuur of de commissie te bepalen functionarissen aanwezig.

  • 4. De commissie heeft tevens tot taak het in voorkomende gevallen afstemmen van activiteiten betreffende de voorbereidings- en uitvoeringsfase op rampen en crises waar het de gemeentelijke processen betreft en het Algemeen Bestuur hierover gevraagd en ongevraagd adviseren.

  • 5. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de commissie.

HOOFDSTUK XI: Personeel

Artikel 26: Personeel

  • 1. Op het personeel van de Veiligheidsregio Haaglanden is een door het Algemeen Bestuur vast te stellen rechtspositieregeling van toepassing, die ontleend is aan de CAR/UWO. Uitzondering hierop vormt het personeel werkzaam ten behoeve van de Meldkamer ambulancezorg; op hen is de sector-CAO Ambulancezorg van toepassing. Daar waar in deze rechtspositieregeling sprake is van burgemeester en wethouders dient daarvoor te worden gelezen: Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan regelingen vaststellen ter uitvoering van de rechtspositieregeling en kan daarbij besluiten af te wijken van het bepaalde in het eerste lid. Voordat het Algemeen Bestuur van genoemde rechtspositieregelingen afwijkt, alsmede in andere gevallen die zich daartoe lenen, vindt overleg plaats met de voor dat overleg in aanmerking komende organisaties van overheidspersoneel.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt, overeenkomstig de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad in. In de organisatieverordening als bedoeld in artikel 6 wordt vastgelegd wie als bestuurder zal optreden.

HOOFDSTUK XII: Financiële bepalingen

Artikel 27: Begroting

  • 1. Het Dagelijks Bestuur maakt elk jaar een ontwerpbegroting van baten en lasten voor het volgende kalenderjaar, alsmede voor de aansluitende periode van drie jaar een ontwerpmeerjarenbegroting. De ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting zijn zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke baten en lasten verband houden met de taken van de veiligheidsregio.

  • 2. Uiterlijk 1 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting geldt, biedt het Dagelijks Bestuur, na instemming van het Algemeen Bestuur, de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting, aan elk van de gemeenteraden aan.

  • 3. De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de ontwerpen hun eventuele zienswijze over de ontwerpbegroting schriftelijk ter kennis te brengen van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Het Algemeen Bestuur betrekt deze eventuele zienswijzen van de gemeenteraden bij de vaststelling van de begroting en de meerjarenbegroting.

  • 4. Nadat de begroting en de meerjarenbegroting door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld, zendt het Dagelijks Bestuur de begrotingen aan Gedeputeerde Staten ter beoordeling en aan de gemeenteraden ter kennisneming.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur deelt de beslissing van Gedeputeerde Staten inzake de beoordeling van de begrotingen zo spoedig mogelijk mede aan de gemeenteraden.

  • 6. Met uitzondering van de data, c.q. termijnen, is de in de vorige leden beschreven procedure ook van toepassing op besluiten van het Algemeen Bestuur tot wijziging van de begroting c.q. meerjarenbegroting.

  • 7. Het Dagelijks Bestuur zendt voorstellen tot wijziging van de begroting c.q. de meerjarenbegroting tenminste acht weken voordat het Algemeen Bestuur definitief besluit, na instemming van het Algemeen Bestuur, toe aan de gemeenteraden. De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de ontwerpen hun eventuele zienswijze schriftelijk ter kennis te brengen van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de voorstellen tot wijziging van de begroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Het Algemeen Bestuur betrekt deze eventuele zienswijzen van de gemeenteraden bij de vaststelling van de begroting en de meerjarenbegroting.

  • 8. De raden van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de vastgestelde begroting en/of begrotingswijzigingen één op één worden verwerkt in de gemeentelijke begroting.

Artikel 28: Rekening

  • 1. Het Algemeen Bestuur richt elk jaar de rekening van het voorgaande jaar in.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de rekening over het voorgaande kalenderjaar uiterlijk 1 juli van het daarop volgende jaar vast.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zendt een afschrift van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde rekening ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten en de gemeenteraden.

Artikel 29: Baten en lasten

  • 1.

    De baten van de gemeenschappelijke regeling bestaan uit de navolgende componenten:

    • a.

      een bijdrage van het Rijk;

    • b.

      subsidies en specifieke projectbaten;

    • c.

      een bijdrage van de zorgverzekeraars aan de ambulancezorgtaak van de CPA;

    • d.

      een bijdrage van de deelnemende gemeenten;

    • e.

      overige baten.

  • 2.

    De lasten van de gemeenschappelijke regeling vloeien voort uit haar taakstelling:

    • a.

      brandweerzorg;

    • b.

      geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • c.

      gemeenschappelijke meldkamer;

    • d.

      risico-inventarisatie, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • e.

      taken die vallen binnen het pluspakket.

In de begroting wordt gespecificeerd welke lasten door welke baten worden gedekt.

  • 3.

    De gemeenten betalen een maal per half jaar een voorschot op de hun verschuldigde bijdragen.

  • 4.

    De gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door de gemeenschappelijke regeling gesloten geldleningen volgens door het Algemeen Bestuur vast te stellen regels. Indien geldschieters dit wensen, doen de gemeenten hierbij afstand van de voorrechten welke de Wet gemeenschappelijke regelingen aan borgen toelaat.

Artikel 30: Financiële voorschriften

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt voorschriften vast terzake van het geldelijk beheer, de financiële administratie en de verzekering van eigendommen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur sluit een verzekering met betrekking tot wettelijke aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK XIII: Archiefbescheiden en klachtenbehandeling

Artikel 31: Archief

  • 1. Het Algemeen Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling, overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het Algemeen Bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3. De regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant zijn met inachtneming van het terzake bepaalde in de organisatieverordening belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

  • 4. De archivaris van de gemeente Den Haag oefent toezicht uit op het in het derde lid van dit artikel genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

  • 6. De in het vijfde lid van dit artikel bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Den Haag.

  • 7. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het derde lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

Artikel 32: Behandeling van klachten

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt nadere regels vast over de behandeling van klachten over gedragingen van personen werkzaam bij de Veiligheidsregio. Hierbij wordt voorzien in een specifieke klachtenregeling voor klachten die verband houden met medische handelingen en een generieke klachtenregeling voor overige klachten.

  • 2. De Nationale ombudsman functioneert als ombudsman voor de Veiligheidsregio in de zin van artikel 9:17 en verder van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van klachten die worden afgehandeld conform de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.

HOOFDSTUK XIV: Inwerkingtreding, toetreding en uittreding

Artikel 33: Toe- en uittreding

  • 1. Toetreding van gemeenten tot de regeling of uittreding uit de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Wet.

  • 2. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en uittreding.

Artikel 34: Wijziging of opheffing

  • 1. Een voorstel aan de besturen van de gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de bestuursorganen van ten minste vijf van de gemeenten, zulks onverminderd de ter zake van toepassing zijnde bepalingen in de Wet.

  • 2. Een besluit tot wijziging van deze regeling dient met instemming van de colleges en raden van alle gemeenten te worden genomen.

  • 3. Ingeval van opheffing, stelt het Algemeen Bestuur, de colleges van burgemeester en wethouders gehoord, een liquidatieplan vast en regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de vereffening van het vermogen.

Artikel 35: Inwerkingtreding en bekendmaking

  • 1. Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2011. Op dat moment vervalt de tekst van gemeenschappelijke regeling veiligheidsregio Haaglanden.

  • 3. De besturen van de gemeenten dragen over aan het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio de bevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 36: Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2011”.

TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN 2011

Algemeen

Vanaf 1 januari 2011 verplicht de nieuwe Wet veiligheidsregio’s gemeenten ertoe een gemeenschappelijke regeling aan te gaan voor de samenwerking op het gebied van met name brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en rampenbestrijding. Deze conceptregeling, die nu aan u voorgelegd is, beoogt aan deze verplichting uitvoering te geven.

De Wet veiligheidsregio’s

De cafébrand in Volendam in de oudejaarsnacht van 2000 en de vuurwerkramp in Enschede in datzelfde jaar, maakten duidelijk dat gemeenten vaak te klein zijn om zich goed voor te bereiden op grote branden en rampen. Ook blijkt dat crises zich vaak niet tot één gemeente beperken. Denk bijvoorbeeld aan grootschalige stroomuitval, uitbraak van ziektes als varkenspest en Mexicaanse griep of een ongeluk met een kerncentrale. Om de bestuurlijke en operationele slagkracht te vergroten en daarbij de kwaliteit van hulpverlening te verbeteren, heeft de landelijke wetgever bepaald dat er 25 veiligheidsregio’s moeten komen. Deze vallen samen met de bestaande politieregio’s.

De nieuwe wet vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet rampen en zware ongevallen. In de wet zijn onder meer de bestuurlijke inbedding en de basisvereisten voor de organisatie van de hulpdiensten opgenomen, welke taken het bestuur van een veiligheidsregio heeft en wat de minimumeisen zijn voor de brandweer, de geneeskundige diensten en het materieel dat ze gebruiken.

Uitgangspunt van de Wet veiligheidsregio’s

De veiligheidsregio is een vorm van verlengd lokaal bestuur, gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Veiligheid is in de kern een lokale verantwoordelijkheid. Om die reden, maar ook voor de noodzakelijke betrokkenheid van de gemeenten, achtte de wetgever het van groot belang dat de veiligheidsregio’s als een vorm van verlengd lokaal bestuur worden vormgegeven. De door de veiligheidsregio uit te voeren taken hebben immers een gemeentelijke herkomst en via de constructie van een gemeenschappelijke regeling dragen gemeenten verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de eigen regio. Daar hebben gemeenten zelf uiteindelijk ook het meeste belang bij. Dat de veiligheidsregio wordt gevormd op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen betekent onder meer dat de gemeenten (indirect) het beleid en optreden van de regio bepalen en dat de gemeenten een financiële bijdrage aan de regio leveren.

Haaglanden

In de regio Haaglanden is al 1,5 jaar geleden een gemeenschappelijke regeling in het leven geroepen die zoveel mogelijk aansloot bij het wettelijk kader van het wetsontwerp Wet veiligheidsregio’s, zoals dat op dat moment bekend was. Belangrijkste gevolg van de vorige gemeenschappelijke regeling was dat de gemeentelijke brandweerkorpsen opgingen in de veiligheidsregio.

Ten opzichte van de in 2009 vastgestelde gemeenschappelijke regeling voor de veiligheidsregio is de omvang het meest in het oog lopende verschil; in de vorige regeling zijn om de samenwerking tot stand te brengen alle deeltaken en bevoegdheden afzonderlijk benoemd en overgedragen van de gemeentelijke bestuursorganen naar de veiligheidsregio. De Wet veiligheidsregio’s heeft deze functie nu echter overgenomen. In deze wet is geregeld welke taken en bevoegdheden een veiligheidsregio toebedeeld krijgt. De gemeenschappelijke regeling kan volstaan met verwijzing naar deze wet. De gemeenschappelijke regeling bevat alleen nog bepalingen met betrekking tot de interne organisatie, de verhouding tussen Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur en de verschillende ambtelijke functionarissen binnen de veiligheidsregio en voorzieningen op het gebied van financiën, personeel en bijvoorbeeld klachten.

In samenhang met de uitdunning van de regeling heeft een hernummering van de artikelen plaatsgevonden.

Kleine aanpassingen en verbeteringen met een juridisch karakter in de regeling worden bij de artikelsgewijze toelichting verduidelijkt. Zo is bijvoorbeeld op sommige plaatsen de afstemming met de Wet gemeenschappelijke regelingen verbeterd.

Toekomstige wijzigingen

Wetten die eveneens van belang zijn voor de veiligheidsregio zijn de Wet publieke gezondheid en de ambulancewetgeving. Wijziging van deze wetten zullen in de komende jaren in werking treden en mogelijk opnieuw noodzaken tot herziening van de gemeenschappelijke regeling. Deze herziening zal echter minder ingrijpend zijn dan het huidige voorstel tot wijziging.

Verder in de toekomst zullen mogelijke wijzigingen in de Politiewet invloed hebben in de regelgeving rond veiligheidsregio’s.

Wie zijn partij bij het aangaan van deze regeling

Bij de vorige gemeenschappelijke regeling waren naast de colleges ook de raden en de burgemeesters aangesloten. Dat lag aan het feit dat tot op heden de bevoegdheid tot het heffen en invorderen van brandweerrechten (de vergoeding voor diensten door de regionale brandweer) was overgedragen aan de veiligheidsregio. De burgemeesters waren partij omdat de bevoegdheid tot het vaststellen van rampbestrijdingsplannen, op grond van de tot voor kort geldende Wet rampen en zware ongevallen aan hen was opgedragen. De nieuwe Wet veiligheidsregio’s doet deze bevoegdheid toekomen aan de besturen van de veiligheidsregio’s. In de vorige gemeenschappelijke regeling die op de wet veiligheidsregio’s anticipeerde kon deze taakuitoefening alleen worden opgedragen aan de veiligheidsregio’s indien de burgemeesters deel zouden nemen aan de gemeenschappelijke regeling en in de regeling hun bevoegdheid zouden overdragen.

Thans bepaalt artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s dat de gemeenschappelijke regeling door de colleges dient te worden aangegaan. Er is daarom bij het opstellen van deze regeling vanuit gegaan dat de raden en de burgemeesters niet langer bevoegd zijn om deel te nemen.

De bepaling uit de vorige gemeenschappelijke regeling, waarin stond dat voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling de instemming van alle bestuursorganen van de gemeenten nodig was (artikel 62, lid 2), heeft in deze gedachtegang haar rechtskracht verloren omdat deze in strijd was met de Wet veiligheidsregio’s.

Het zijn thans dan ook alleen de colleges die deze regeling aangaan. Dat betekent niet dat de andere gemeentelijke bestuursorganen buitenspel staan. De burgemeesters zijn er bij betrokken omdat zij op grond van artikel 11, eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s het bestuur van de regio vormen. Voorts blijft de raad betrokken doordat zij op grond van artikel 1, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen toestemming voor deze gemeenschappelijke regeling dient te geven. De wet gemeenschappelijke regelingen geeft daarbij aan dat de raad deze toestemming alleen kan weigeren vanwege strijd met het recht of het algemeen belang.

De raden nemen geen deel meer nemen aan deze regeling; daardoor wordt de bevoegdheid tot heffen en invorderen van leges en brandweerrechten ook niet meer overgedragen aan de regio. In plaats daarvan is de regio van plan om in de toekomst vergoedingen voor haar diensten te vragen via het sluiten van contracten. Als openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen is de regio immers bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze bepaling is ten opzichte van de voorgaande regeling sterk uitgedund. Voor de betekenis van veel begrippen kan nu rechtstreeks worden teruggegrepen op de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 2: Instelling, plaats van vestiging en belang

De regeling is getroffen ter behartiging van bepaalde belangen (1, lid 1 WGR j° artikel 10, lid 1 WGR), die worden vermeld in de regeling.

De regeling geeft aan welke bevoegdheden worden overgedragen (artikel 10, lid 2 wet Wet gemeenschappelijke regelingen) en bepalingen over inrichting en samenstelling bestuur en wijst de plaats van vestiging aan.

Artikel 3: Overdracht taken en bevoegdheden; basispakket en pluspakket

In artikel 10 van de wet is omschreven welke taken de gemeente in deze gemeenschappelijke regeling over dient te dragen aan de veiligheidsregio.

Het betreft de volgende onderwerpen:

  • a.

    het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

  • b.

    het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;

  • c.

    het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • d.

    het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

  • e.

    het instellen en in stand houden van een brandweer;

  • f.

    het instellen en in stand houden van een GHOR;

  • g.

    het voorzien in de meldkamerfunctie;

  • h.

    het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

  • i.

    het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.

Het gaat hier om een verplichte bevoegdheidsoverdracht.

De wetgever heeft ervoor gekozen geen rechtstreekse taakopdracht aan de veiligheidsregio in de wet op te nemen omdat aldus democratisch toezicht en controle vanuit de gemeenten op de taakuitoefening mogelijk blijft.

In de voorgaande versie van de gemeenschappelijke regeling werden al deze bevoegdheden apart opgesomd en overgedragen. Thans volstaat een verwijzing naar artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s.

De wettelijk omschreven taken en kwaliteitsnormen uit het Besluit veiligheidsregio’s vormen het basispakket. Het staat gemeenten vrij om in aanvulling op dit basispakket te kiezen voor bijvoorbeeld extra snelle aanrijdtijden bij bepaalde incidenten of voor de aanwezigheid van een reddingsbrigade. De deelnemende gemeenten kunnen er zelfstandig voor kiezen al dan niet van pluspakketvoorzieningen gebruik te maken. De kosten voor deze extra voorzieningen worden per gemeente apart in rekening gebracht.

Artikel 4: Taakverdeling

Het Algemeen Bestuur bestaat op grond van artikel 11, lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s uit de burgemeesters van de aangesloten gemeenten. Het is de partijen bij een gemeenschappelijke regeling niet toegestaan hier vanaf te wijken. Deze bepaling maakt dan ook een inbreuk op het systeem van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarbij de bestuursorganen die een regeling aangaan bepalen wie er uit hun midden zitting nemen in het bestuur van de regeling. De wetgever heeft hiervoor gekozen met het oog op het tot stand brengen van een snelle en bestuurlijk slagvaardige organisatie waarbij alle bevoegdheden op het gebied van brand en rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening in een bepaald gebied bij een kleine groep bestuurders komen te liggen.

De portefeuilleverdeling binnen het Algemeen Bestuur is geregeld in deze bepaling. In het Algemeen Bestuur zitten naast de voorzitter, portefeuillehouders financiën en personeel.

In aanvulling op de bepaling in de tot nu toe geldende gemeenschappelijke regeling is thans uitgebreider vastgelegd hoe het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt. Het Algemeen Bestuur krijgt de bevoegdheid portefeuillehouders/Dagelijks Bestuur leden uit hun functie te ontheffen.

Voor wat betreft de voorzitter is dit onmogelijk omdat deze zijn positie ontleent aan artikel 11, lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s. In dit wetsartikel is vastgelegd dat de voorzitter van een veiligheidsregio de burgemeester is die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder.

Artikel 5: Reglement van orde

Op grond van artikel 22, lid 1 Wet gemeenschappelijke regeling j° artikel 16 Gemeentewet is het AB bevoegd een reglement van Orde voor zijn vergaderingen vast te stellen. In het verlengde van deze bepaling is dit artikel in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.

Daaraan toegevoegd is in dit artikel de regel dat de deelnemende gemeenten van het reglement, en van wijzigingen daarin op de hoogte worden gesteld. Dit artikel is identiek aan de bepaling hierover in de voorgaande regeling.

Artikel 6: Vergaderingen van het Algemeen Bestuur

Op de gang van zaken in vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn in eerste instantie de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. De Wet gemeenschappelijke regelingen haakt op haar beurt weer op veel punten aan bij de besluitvormingsprocessen binnen de gemeente zoals omschreven in de Gemeentewet. De bepalingen in de artikelen 6 en 7 uit de gemeenschappelijke regeling beogen hier een aanvulling op te geven.

De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden bijgewoond door de secretaris, de regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris. Bij de vergaderingen van het Algemeen Bestuur kunnen afhankelijk van de agendapunten die besproken worden ook de Hoofdofficier van Justitie, voorzitters van de waterschappen en de korpschef van politie worden uitgenodigd (artikel 12 Wet veiligheidsregio’s).

Gecombineerde vergaderingen van Algemeen Bestuur en regionaal college zijn eveneens mogelijk. Er kunnen dan onderwerpen worden besproken die voor beide organisaties relevant zijn en waar afstemming en samenwerking geboden zijn.

Ten opzicht van de voorafgaande regeling is het eerste lid geschrapt omdat de inhoud hiervan niets toevoegde aan de Wet gemeenschappelijke regelingen. Voorts is duidelijker tot uitdrukking gebracht welke portefeuillehouders wel en geen lid van het Dagelijks Bestuur zijn.

Artikel 7: Besloten vergadering

Op grond van artikel 22, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn vergaderingen van het Algemeen Bestuur in beginsel openbaar. In artikel 6, lid 4 van de regeling is de mogelijkheid genoemd dat het Algemeen Bestuur ook informele bijeenkomsten rond een bepaald thema belegd. Tijdens dergelijke bijeenkomsten vindt geen besluitvorming plaats.

In aanvulling hierop is in artikel 7 een lijst van onderwerpen aangegeven waarover niet in beslotenheid beraadslaagd of besloten kan worden.

Deze inhoud van deze bepaling is ongewijzigd ten opzichte van de voorafgaande regeling.

Artikel 8: Stemverhouding

Het gewicht van de stemmen van de deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling verschilt en is afhankelijk gemaakt van het aantal inwoners van de gemeenten. De achtergrond hiervan is gelegen in het feit dat grote gemeenten meer geld inbrengen in de gemeenschappelijke regeling dan de kleinere gemeenten. Op deze wijze krijgt het beginsel belang, betaling, zeggenschap een plaats in deze regeling.

Conform het wetsvoorstel veiligheidsregio’s heeft bij stakende stemmen de Voorzitter de doorslaggevende stem. Uiteraard kan in een voorkomend geval, door middel van een ordevoorstel, de stemming worden aangehouden tot een nader moment.

Artikel 9: Quorum

Op grond van artikel 22, lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen j° artikel 20 van de Gemeentewet kan een vergadering van het Algemeen Bestuur alleen doorgaan als daar de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. In aanvulling hierop bepaalt artikel 11 van deze regeling dat deze helft ook minimaal het stemgewicht moet vertegenwoordigen.

Om een te starre gang van zaken bij de besluitvorming in het AB gehinderd wordt door afwezigheid van leden, is er een “by-pass” opgenomen. Deze procedure regelt dat besluitvorming in een vergadering waar te weinig leden met voldoende stemgewicht aanwezig zijn wel mogelijk is indien deze achteraf door benodigde meerderheid van de leden wordt bekrachtigd.

Ten opzichte van de voorgaande regeling is beter tot uitdrukking gebracht dat een besluit om zonder quorum te vergaderen, unaniem door de aanwezige bestuursleden dient te worden genomen.

Artikel 10 en 11: Informatie en verantwoording aan de gemeenteraad

Op grond van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen dient in een gemeenschappelijke regeling te worden geregeld op welke wijze door de raad gevraagde inlichtingen worden geleverd. Deze bepalingen beogen aan te geven hoe dit in zijn werk gaat.

De bepalingen regelen de passieve en de actieve informatieplicht van het bestuur van de veiligheidsregio naar de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 11 noemt een aantal documenten waar de raden in ieder geval kennis van kunnen nemen, te weten agenda’s, verslagen, besluitenlijsten. Ook het risicoprofiel, het beleidsplan en het crisisplan.

Voor wat betreft het risicoprofiel wordt hier nog opgemerkt dat in artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s de raden een aparte positie toebedeeld. Raden krijgen dit niet alleen ter kennisneming toegestuurd, maar spelen een rol bij de totstandkoming.

Artikel 5 van deze regeling noemt nog het reglement van orde dat ter kennisneming van de raden gestuurd wordt. Voorts worden natuurlijk ook de documenten in het kader van de begrotingscyclus aan de raden verstrekt (zie o.a. artikel 27 en 28 van deze gemeenschappelijke regeling ).

In vergelijking met de tot nu toe geldende gemeenschappelijke regeling is de inrichting van deze bepaling juridische gewijzigd in verband met de Wet veiligheidsregio’s. Inhoudelijk is er echter geen verschil.

Op dit moment is veel informatie over de veiligheidsregio toegankelijk gemaakt via de website www.vrh.nl. Zo is alle regelgeving van de veiligheidsregio op deze site ontsloten. In de toekomst zal meer informatie bijvoorbeeld over het risicoprofiel en de vergaderingen van het bestuur via de website terug te vinden zijn.

Artikel 12: Dagelijks Bestuur

Artikel 14 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat het Dagelijks Bestuur bestaat uit de Voorzitter en 2 of meer andere leden, door en uit het Algemeen Bestuur aan te wijzen.

In aanvulling hierop bepaalt de voorgestelde regeling dat het Dagelijks Bestuur naast de Voorzitter, bestaat uit de portefeuillehouders voor financiën en voor personeelszaken. Om indien nodig te voorzien in vervanging, ontvangt naast de voorzitter ook de krachtens artikel 11, derde lid van de Wet veiligheidsregio’s aangewezen plaatsvervangend voorzitter, een uitnodiging voor de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur.

Het Dagelijks Bestuur heeft in deze regeling, behalve het besluiten tot vaststelling van de agenda voor het Algemeen Bestuur, geen echte eigenstandige bevoegdheden toegekend gekregen.

Het Dagelijks Bestuur in Haaglanden fungeert met name als agendacommissie voor het Algemeen Bestuur. De ervaring heeft geleerd dat dit bijdraagt aan een slagvaardig bestuurde organisatie.

In deze bepaling is thans ook een positie ingeruimd voor de coördinerend functionaris als bijwoner van vergaderingen van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 13: Vergaderingen van het Dagelijks Bestuur

Dit artikel regelt de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur. Het artikel is gelijkluidend aan de vorige versie van deze gemeenschappelijke regeling

Artikel 14: De voorzitter

De Voorzitter is krachtens artikel 22 Wet gemeenschappelijk regelingen j° artikel 189 van de Gemeentewet belast met de oproeping voor vergaderingen en heeft zorg voor toezending van agenda en stukken. Ook is hij ervoor verantwoordelijk dat besluiten van beide colleges worden uitgevoerd. Waar het gaat om vertegenwoordiging van de regio, lijkt zijn functie op die van burgemeester bij een gemeente. Ook hier is de Voorzitter degene die de regio vertegenwoordigt bij het voeren van rechtsgedingen of het sluiten van contracten. Hij handhaaft de orde in de vergaderingen op grond van artikel 22 Wet gemeenschappelijke regelingen j° artikel 26 Gemeentewet.

Op grond van de Wet veiligheidsregio’s krijgt de voorzitter bij bovenlokale rampen en crises (artikel 39 Wet veiligheidsregio’s) een zeer belangrijke rol.

Volgens de landelijke wetgever is het juist bij bovenlokale rampen en crises van groot belang dat het gezag berust bij één persoon en dat de hiërarchische verhoudingen duidelijk zijn. Hoe ingewikkelder de situatie, des te groter het belang van een eenduidige bevelsstructuur.

De Wet voorziet erin dat de voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio in het getroffen gebied toepassing kan geven aan een aantal bevoegdheden of taken op het terrein van de openbare orde en de rampenbestrijding. Het gaat om bevoegdheden op grond van de Politiewet 1993 en de Gemeentewet. De voorzitter van de veiligheidsregio is bevoegd om het bestuurlijk oordeel te vellen dat sprake is van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis. Dat doet hij op een voor iedereen kenbare wijze, door het regionaal beleidsteam (RBT) bijeen te roepen, waarmee voor iedereen tevens duidelijk is dat de hier relevante bevoegdheden van de burgemeesters van de getroffen gemeenten ophem overgaan (artikel 39, tweede lid wet veiligheidsregio’s). Het RBT wordt in verband met de uitoefening van bevoegdheden op het terrein van de openbare orde en de rampenbestrijding in ieder geval gevormd door de burgemeesters van de getroffen of bedreigde gemeenten en de hoofdofficier van justitie. De samenstelling van het RBT is verder afhankelijk van de situatie die zich voordoet: de voorzitter kan iedere functionaris die vanuit de eigen positie een rol heeft bij de aanpak van de ramp of crisis, uitnodigen deel te nemen. Het RBT kan zo de centrale plek worden voor overleg tussen alle betrokkenen. Besluiten worden in het RBT niet genomen. Aan het RBT als zodanig zijn geen bevoegdheden toegekend. De deelnemers die in het kader van de ontstane situatie bevoegdheden uitoefenen, maken in het RBT enerzijds melding van besluiten die zij hebben genomen en kunnen anderzijds in het RBT sonderen of voorgenomen besluiten passen in het geheel van genomen en te nemen maatregelen. Voor de maatregelen die de voorzitter van de veiligheidsregio zelf in het getroffen gebied kan nemen, geldt dat hij met burgemeesters van de getroffen gemeenten in het RBT moet overleggen, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet. Indien in dat overleg onverhoopt zou blijken dat een burgemeester zich niet met een door de voorzitter van de veiligheidsregio voorgestelde maatregel kan verenigen omdat die naar zijn mening het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt, kan de betrokken burgemeester daarvan schriftelijk aantekening laten maken. Het laten maken van schriftelijke aantekening heeft gevolgen voor de verantwoordingsprocedure.

De voorzitter van de veiligheidsregio wijst een regionaal operationeel leider aan die deelneemt aan de vergaderingen van het RBT. Het is aan de regio om voor een vaste regionaal operationeel leider te kiezen of de keuze te laten afhangen van de aard van de omstandigheden. De regionaal operationeel leider is voorzitter van het regionaal operationeel team dat bestaat uit de in artikel 2.1.4 van het Besluit veiligheidsregio’s genoemde functionarissen en secties. De regionaal operationeel leider is hiërarchisch ondergeschikt aan de voorzitter van de veiligheidsregio.

Artikel 15 en 16: Taak en aansturing secretaris

De positie van de secretaris van het Algemeen Bestuur is enigszins vergelijkbaar met die van een gemeentesecretaris. Zijn belangrijkste taak is de ondersteuning van het bestuur. Hij is echter in tegenstelling tot een gemeensecretaris niet de hoogste ambtelijk leidinggevende, maar ondergeschikt aan de regionaal geneeskundig - en de regionaal brandweercommandant en het bestuur. Aan de positie van de secretaris wordt door deze gemeenschappelijke regeling niets veranderd net opzichte van de voorgaande regeling.

Artikel 17: Organisatieonderdelen

In dit artikel zijn de organisatieonderdelen, de belangrijkste functionarissen en samenwerkingsverbanden van de veiligheidsregio opgesomd. In de navolgende bepalingen van de regeling worden deze opeenvolgend behandeld.

In de voorafgaand geldende regeling was er een gesloten opsomming gegeven van de functionarissen binnen de Veiligheidsregio. Om duidelijker aan te geven dat de regeling geen gesloten systeem beoogd op te tuigen en het Algemeen Bestuur bevoegd blijft om de organisatie te wijzigen is een onderdeel toegevoegd op basis waarvan het Algemeen Bestuur taken aan nieuwe functionarissen kan opdragen of samenwerkingsverbanden in het leven kan roepen.

Toegevoegd aan de opsomming is de binnen de veiligheidsregio Haaglanden nieuwe functie van directeur van de meldkamer. Deze functionaris moet door het bestuur worden aangewezen op basis van artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s. De directeur rapporteert periodiek aan het bestuur over de wijze waarop de meldkamer functioneert en heeft instemmingsrecht bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de meldkamer.

Artikel 18: Regelen van de organisatie

Binnen de veiligheidsregio Haaglanden geldt een organisatieverordening. Hieraan is de verhouding tussen de verschillende onderdelen (brandweer, geneeskundige hulpverlening, meldkamer en rampenbestrijding) vastgelegd en de verantwoordelijkheden van de diverse functionarissen verder worden uitgewerkt. Geregeld zal worden welke functionaris zeggenschap en verantwoordelijkheid heeft voor wat, en in welke situatie.

Ten aanzien van de meldkamer is hierbij de relatie met politie Haaglanden van belang, omdat deze hierin deelneemt.

In de organisatieverordening zal wanneer de Regionale ambulancevoorziening op grond van de Wet ambulancezorg een feit wordt, ook ruimte gemaakt worden voor het regelen van de verhouding tussen de regionaal geneeskundig commandant en de meldkamer ambulancezorg in geval opschaling bij bijvoorbeeld een ramp of zwaar ongeval noodzakelijk is.

Artikel 19: Dienstverlening (niet wettelijke taken)

Voorbeelden van de uitvoering van niet wettelijke taken door de brandweer ten behoeve van derden is schoonmaken van het wegdek of ondersteuning bij (brand)oefeningen door bedrijven in de regio.

Voor deze diensten worden de kosten vanaf heden op contractbasis bij degene die deze diensten afnemen in rekening gebracht. Voorheen gebeurde dat ook op fiscale basis. Het Algemeen Bestuur is op grond van deze gemeenschappelijke regeling echter niet langer bevoegd tot het heffen en invorderen van brandweerrechten.

Artikel 20: Regionaal geneeskundig commandant

Net als de regionaal brandweercommandant wordt de regionaal geneeskundig commandant aangesteld door, en legt hij verantwoording af aan het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio.

In dit artikel is vastgesteld dat de regionaal geneeskundig commandant zowel de functie van directeur GHOR (geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen) vervuld in als de leiding heeft over de meldkamer ambulancezorg. In de praktijk hebben deze beide functies zoveel raakvlakken dat vervulling door een persoon voor de hand ligt.

In deze bepaling zijn de verwijzingen naar hogere wetgeving aangepast. Inhoudelijk verandert er niets aan de positie van de geneeskundig commandant.

Voor wat betreft wettelijk kader verkeert de meldkamer ambulancezorg in een overgangsfase; daarom is over de te hanteren wettelijke grondslag voor deze regeling advies ingewonnen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Op dit moment ligt de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de aansturing van zowel de meldkamer ambulancezorg als de meldkamer als geheel in handen van het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio. Wanneer de Wet ambulancezorg en de Aanpassingswet veiligheidsregio’s in werking treden, zal de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de meldkamer ambulancezorg verschuiven naar de regionale ambulancevoorziening, zijnde de rechtspersoon aan wie op grond van de Wet ambulancezorg de vergunning is verleend. Dit kan een publieke, maar ook een private rechtspersoon zijn. Bij de afronding van deze toelichting was de verwachting dat de nieuwe wetgeving op 1-1-2012 in werking treedt.

Artikel 21: Taak veiligheidsdirectie

De taak van de veiligheidsdirectie (bestaande uit regionaal brandweercommandant, regionaal geneeskundig commandant, de coördinerend functionaris, de directeur van de meldkamer (nieuw) en de korpschef van de regiopolitie) is om op het hoogste ambtelijke niveau afstemming de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing te bewerkstelligen. De Veiligheidsdirectie is op dit punt de eerste adviseur van het Algemeen Bestuur. Van de punten die in de wet veiligheidsregio’s genoemd worden waarop samenwerking of overleg tussen politie en veiligheidsregio verplicht is, is in deze gemeenschappelijke regeling bepaald dat de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming en de afstemming rond de uitvoering van deze onderwerpen loopt via de veiligheidsdirectie.

De veiligheidsdirectie houdt zich in de praktijk bezig met alle onderwerpen die vanuit de verschillende hulpdiensten inbreng vergen.

De verwijzing naar de wet veiligheidsregio is nieuw in deze bepaling.

Artikel 22: Instelling commissies

Het raamwerk voor de taken en bevoegdheden rond commissies is geregeld in artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In deze bepalingen is de bevoegdheid tot instelling van de commissies vastgelegd.

Het artikel is aangepast ten opzichte van de voorgaande gemeenschappelijke regeling om technisch-juridisch gezien een betere aansluiting op de wettekst te bewerkstelligen. De strekking is gelijk gebleven.

Artikel 23: Rekeningcommissie

Bij de vaststelling van de vorige gemeenschappelijke regeling is deze commissie in het leven geroepen die toezicht houdt op de doelmatigheid van het gevoerde financiële beleid en beheer van de veiligheidsregio’s. Per gemeente wordt een raadslid in de rekeningcommissie benoemd die de jaarrekening en het jaarverslag onderzoekt op doelmatigheid. Bovendien heeft de commissie een adviserende stem bij het per 4 jaar uit te voeren doelmatigheidsonderzoek.

Met deze constructie wordt bovendien invulling gegeven aan een directe wijze van verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de gemeenteraden.

Tegelijkertijd wordt uiteraard de rechtmatigheid van de uitgaven en inkomsten jaarlijks door een accountant van een verklaring voorzien.

In dit artikel is op verzoek van de gemeenten opgenomen dat raden naast een gewoon lid ook een plaatsvervangend lid kunnen voordragen.

Artikel 24: Commissie van advies voor geneeskundige hulpverlening

In deze adviescommissie zitten de wethouders zorg van de deelnemende gemeenten. De commissie beoogt om de aansluiting van het beleid van de GHOR op het gemeentelijk zorgbeleid te borgen. De taakuitvoering van de GHOR bevindt zich op het snijvlak van openbare orde en zorg, waardoor afstemming van belang is. Deze bepaling is ongewijzigd.

Artikel 25: Commissie van advies voor de rampenbestrijding

Deze vaste adviescommissie wordt voorgezeten door de coördinerend functionaris en bestaat voorts uit de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten. Aan de commissie kunnen desgewenst andere relevante functionarissen worden toegevoegd. De commissie adviseert het bestuur over de voorbereiding en uitvoering van de gemeentelijke processen bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing, en over de aansluiting van deze processen op die van de hulpdiensten. In deze bepaling is ten opzichte van de voorgaande regeling een redactionele verbetering aangebracht.

Artikel 26: Personeel

Dit artikel bepaalt dat een rechtspositieregeling voor het personeel van de veiligheidsregio gestoeld is op de CAR/UWO. Op basis van dit arbeidsvoorwaardenpakket zal een eigen rechtspositieregeling worden getroffen. Dit is nodig omdat het karakter van het werk van het personeel van de veiligheidsregio een aantal specifieke uitvoeringsregelingen vergt. De rechtspositieregeling zal betrekking hebben op al het personeel, ook het vrijwillig en parttime personeel.

In de regeling is duidelijker dan in de vorige versie aangegeven, dat het Algemeen Bestuur bevoegd is tot vaststelling van de personeelsregeling.

Overleg over de rechtspositieregeling vindt plaats in het georganiseerd overleg met de toegelaten organisaties van overheidspersoneel.

Binnen de veiligheidsregio functioneert een ondernemingsraad, als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden. In de organisatieverordening is geregeld dat de regionaal brandweercommandant als bestuurder optreedt.

Artikel 27: Begroting

De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt in artikel 34 dat de begroting voor 15 juli aan de raden van de deelnemende gemeente dient te worden toegezonden. Daaraan vooraf wordt echter een ontwerpbegroting gemaakt (ogv artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Deelnemende gemeenten kunnen bij de regio over deze ontwerpbegroting een zienswijze indienen.

De hier voorgestelde regeling gaat verder. Zij geeft een uiterste datum van 1 april waarvoor de ontwerpbegroting moet zijn ingediend. Zij geeft bovendien aan dat de begroting vergezeld gaat van een ontwerpmeerjarenbegroting over 3 jaar. Daarbij dient een baten en lasten overzicht te worden verstrekt die verband houden met de taken van de veiligheidsregio.

Uiteraard zijn alle bepaling met betrekking tot de begrotingscyclus vanuit de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. Dat houdt ook in dat een gemeenteraad recht heeft om naar aanleiding van de behandeling van een zienswijze een bezwaar bij het Algemeen Bestuur kan indienen.

In deze bepaling is ten opzichte van de vorige regeling de afstemming met de Wet gemeenschappelijke regeling is verbeterd.

Artikel 28: Rekening

De termijn voor vaststelling van de jaarrekening en verzending van afschriften zijn overgenomen uit artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het artikel is ongewijzigd.

Artikel 29: Baten en lasten

De gemeenschappelijke regeling kent baten lasten. De baten bestaan uit een bijdrage van het Rijk ingevolge het Besluit Doeluitkering Rampenbestrijding, subsidies en specifieke (project)baten, de bijdrage van de zorgverzekeraars aan de meldkamer ambulancezorg, een bijdrage van de deelnemende gemeenten en overige baten.

In de begroting wordt helder gemaakt welke lasten worden gedekt uit welke baten. De bepaling is ongewijzigd.

Artikel 30: Financiële voorschriften

De gemeenschappelijke draagt de vaststelling van voorschriften over geldelijk beheer op aan het Algemeen Bestuur. Ook is de veiligheidsregio verplicht een WA verzekering af te sluiten. De bepaling is niet gewijzigd.

Artikel 31: Archief

In dit artikel is een regeling getroffen voor het archiefbeheer van de Veiligheidsregio. Daarmee is invulling gegevens aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Archiefwet 1995. Dit artikel is gelijkluidend aan de bepaling over Archief uit de vorige gemeenschappelijke regeling.

Artikel 32: Behandeling van klachten

Op de veiligheidsregio zijn niet alleen de algemene bepalingen voor klachtbehandeling uit hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, maar in het geval de regio zorgverlener is ook de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen. Indien deze laatste wet van toepassing is kunnen de bepalingen van de Algemene wet buiten beschouwing worden gelaten.

Het Algemeen Bestuur treft voor beide soorten klachten een regeling. Dit artikel is ongewijzigd.

Artikel 33: Toe- en uittreding

Artikel 34: Wijziging of opheffing

De wet veiligheidsregio’s bepaalt dat de colleges de haaglanden gemeenten een gemeenschappelijke regeling moeten treffen waarbij een veiligheidsregio wordt ingesteld.

Het aangaan van deze regeling is dan ook niet vrijwillig.

Artikel 9 van de Wet gemeenschappelijke regeling bepaalt dat in de gemeenschappelijke regeling wordt vastgelegd hoe wijziging, opheffing, toe- en uittreden geregeld zijn. Ook dienen er bepalingen te zijn over de vereffening van het vermogen ingeval van ontbinding.

De beide wetten vertonen op dit punt daarom een onderlinge spanning. In deze regeling is daarvoor een modus gevonden door te bepalen dat toe- en uittreding mogelijk is in overeenstemming met de wet. Met wet wordt hier verwezen naar zowel de Wet veiligheidsregio’s als de Wet gemeenschappelijke regeling. Mocht de landelijke wetgever in de toekomst nieuwe plannen met de veiligheidsregio’s hebben waardoor het bestaan van de veiligheidsregio Haaglanden op de helling gaat, dan zal mogelijk een heroverweging van de artikelen 33 en 34 nodig zijn.

Artikel 35: Inwerkingtreding en bekendmaking

Artikel 36: Citeertitel

Met de inwerkingtreding van deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling vervalt de tekst van de in juli 2009 in werking getreden regeling.