Regeling vervallen per 02-05-2017

Integraal handhavingsbeleid 2011-2015

Geldend van 13-10-2011 t/m 01-05-2017

Intitulé

Integraal handhavingsbeleid 2011-2015

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 september 2011, nr. 2011-06-09 d;

BESLUIT:

Het Integraal handhavingsbeleid 2011-2015 vast te stellen.

Inleiding

In 2006 heeft de raad van de gemeente Midden-Delfland ‘Integraal Handhavingsbeleid Praktisch Gemaakt’ voor de periode 2006-2010 vastgesteld. Omdat dit beleid zeer degelijk in elkaar zit, is het op hoofdlijnen nog altijd actueel en voldoet het nog steeds aan alle eisen die eraan gesteld mogen worden.

Door veranderde wetgeving en wijzigingen in de gemeentelijke organisatie (onder andere: de naam van afdeling VROM is veranderd in afdeling BMH en de brandweer maakt thans deel uit van Veiligheidsregio Haaglanden) is het echter wel nodig om het op ondergeschikte punten aan te passen en te actualiseren. Een geheel nieuw beleid hoeft niet te worden vastgesteld. Er hoeven daarom geen externe, nieuwe onderzoeken te worden gedaan en evenmin legt het opstellen van een integraal handhavingsbeleid voor de periode 2011-2015 een groot beslag op de capaciteit van de ambtenaren.

Samenvatting

In deze samenvatting geven we de hoofdpunten van het integraal handhavingbeleidsplan weer. Daarbij geven we van ieder hoofdstuk de kern weer. De samenvatting is daarmee primair bedoeld voor de "snelle lezer". De achtergronden en nadere detaillering zijn terug te lezen in het betreffende hoofdstuk.

1. Integrale handhaving in Midden-Delfland

In onze organisatie zijn de handhavingstaken op het gebied van milieu, bouwen & wonen, ruimtelijke ordening en de algemene plaatselijke verordening (APV) binnen de afdeling BMH onder gebracht. Hiermee wordt een beleidsmatige, strategische en operationele invulling gegeven aan integrale handhaving voor deze beleidsvelden.

2. Doelen en condities

De gemeente Midden-Delfland kiest ervoor de handhaving nadrukkelijk te plaatsen in de zogenaamde naleefketen. Het bevorderen van het naleefgedrag vraagt om een samenspel van maatregelen waarbij verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie zijn betrokken. Onze visie op handhaving is als volgt:

De kernopgave voor de handhaving is voor zowel de dorpen als het buitengebied een bijdrage te leveren aan het in standhouden en versterken van Midden-Delfland als open en groen gebied voor rust, ruimte, recreatie, leefbaarheid en veiligheid. Hierbij past een professionele, programmatische en integrale wijze van handhaven.

Deze visie is vertaald naar een aantal concrete uitgangspunten. Deze uitgangspunten gelden als richtinggevend bij de uitvoering van onze handhavingstaken.

3. Huidige situatie

Feit is, dat we niet alle handhavingstaken met de huidige beschikbare capaciteit op een zelfde intensieve wijze kunnen uitvoeren. Daarom is het belangrijk om de beschikbare capaciteit zo in te zetten, dat een naar omstandigheden optimale handhaving mogelijk is.

4. Prioriteitenstelling

Daarom is gelet op het hierboven gestelde een prioriteitenstelling noodzakelijk. Handhavingstaken met de grootste risico's krijgen de hoogste prioriteit. Om die risico's in te schatten, is in 2006 een risicoanalyse uitgevoerd die nog steeds actueel is. Daarbij is een overzicht gemaakt van de relevante risico-aspecten waarop de handhaving betrekking heeft.

Aan elk van deze aspecten is een gewicht toegekend, dat het belang van dit aspect aangeeft. Deze gewichten gebruiken we als uitgangspunt voor de probleemanalyses en prioriteitenstelling per beleidsveld. In de onderstaande tabel is hiervan een overzicht gegeven.

afbeelding binnen de regeling

De prioriteitenstelling werkt door in het niveau waarop gehandhaafd wordt. Bij taken met een hogere prioriteit past een andere toezichtfrequentie en -intensiteit dan bij taken met een lagere prioriteit. Dit vertaalt zich uiteindelijk ook in de inzet van mensen en middelen. Ook de aspecten waarop tijdens handhavingsbezoeken wordt gelet zijn per prioriteitsniveau verschillend.

5. Strategie en werkwijze

Een belangrijk uitgangspunt voor integrale handhaving is dat volgens een eenduidige nalevingsstrategie wordt gehandhaafd. Daarin leggen we vast met welke instrumenten we de naleving willen bereiken en welke rol handhaving daarbinnen speelt.

In het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving is binnen de Regio Haaglanden een nalevingsstrategie afgesproken. Deze strategie is door de gemeenteraad vastgesteld. In ons integraal handhavingbeleid hebben we hiervan een vertaling gemaakt naar een integrale handhavingsstrategie voor onze gemeente. Deze handhavingsstrategie vormt daarmee voor elk beleidsveld het uitgangspunt.

6. Monitoring en evaluatie

Momenteel houden we het naleefgedrag in de gaten: hoeveel controles en aanschrijvingen doen we en hoeveel van de geconstateerde overtredingen worden ten gevolge hiervan door de overtreder beëindigd?

Aan de hand van de effecten en resultaten van onze handhaving wordt het uitvoeringsprogramma jaarlijks geëvalueerd.

Hoofdstuk 1. Integrale handhaving en Midden-Delfland

1.1 Inleiding

Er bestaat vanuit zowel het ambtelijk apparaat, het bestuur als de burgers een behoefte aan een eenduidig, transparant en efficiënt optreden over de volle breedte van de gemeentelijke handhavingstaken.

Om dit mogelijk te maken, zijn de handhavingstaken op het gebied van milieu, Bouw en Woning Toezicht (BWT), ruimtelijke ordening en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) binnen één afdeling, BMH, ondergebracht. Daarnaast hebben wij een bestuurlijk/ambtelijk stafoverleg Openbare Orde & Veiligheid opgericht waarin integrale handhavingsvraagstukken worden behandeld. Politie en brandweer zijn bij dit overleg aanwezig.

De afdeling BMH geeft de beleidsmatige, strategische en operationele invulling aan integrale handhaving binnen de gemeente Midden-Delfland.

1.2 Over de totstandkoming van dit beleid

In 2006 is het integraal handhavingsbeleid voor de eerste maal vastgesteld. In deze nota wordt dit beleid, dat betreffende zijn insteek en aanpak nog altijd actueel is, herbevestigd.

Wij hebben de gemeentelijke handhavingstaken in beeld gebracht en beoordeeld. Vervolgens is in beeld gebracht welke ambities we hebben en welke integrale prioriteiten we stellen. De integrale prioriteitenstelling is vervolgens als uitgangspunt genomen om voor de beleidsvelden milieu, BWT, ruimtelijke ordening, bijzondere wetten en APV eigen prioriteiten te stellen aan hun handhavingstaken.

We hebben in beeld gebracht welk niveau van handhaving wenselijk is, welk capaciteitsbeslag dit met zich brengt en welke consequenties dit heeft voor de gemeentelijke organisatie. Dit heeft geresulteerd in een:

• beknopt integraal beleid;

• helder en transparant uitvoeringsprogramma.

Het integraal beleid bevat de kaders voor integrale handhaving in Midden-Delfland en wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Het uitvoeringsprogramma is de praktische uitwerking binnen de grenzen van het integraal beleid en is door het college vastgesteld.

1.3 Leeswijzer

Het integrale beleid is als volgt opgebouwd:

• In hoofdstuk 2 geven we onze visie en uitgangspunten ten aanzien van handhaving;

• In hoofdstuk 3 analyseren we de huidige handhavingspraktijk in onze gemeente;

• In hoofdstuk 4 bepalen we de integrale prioriteiten en de doorwerking hiervan naar de handhavingspraktijk;

• In hoofdstuk 5 beschrijven we de strategie en de werkwijze die we hanteren bij de uitvoering van onze handhavingstaken;

• In hoofdstuk 6 gaan we ten slotte in op welke manier we onze gestelde doelen monitoren en evalueren.

Hoofdstuk 2. Visie en uitgangspunten

2.1 Waarom een eigen handhavingsbeleid?

De basis voor het integraal handhavingbeleid is de gemeentelijke visie op de naleving van regels in het algemeen en op de handhaving in het bijzonder. Om de visie hanteerbaar te maken, wordt deze naar een aantal concrete uitgangspunten vertaald.

In onze gemeente wordt met de vorming van het handhavingsbeleid rekening gehouden met een aantal ontwikkelingen, die onze gemeente onderscheiden van andere gemeenten, zoals:

• In onze Gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 hebben we geformuleerd dat de verschillen tussen de functies in het gebied zullen vervagen. Inspanningen aangaande het buitengebied staan in het teken van het versterken van dit landschap. Een nadere uitwerking van de gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 is opgenomen in het Landschapontwikkelingsperspectief. Het integraal handhavingsbeleid moet hier mede op afgestemd zijn.

• Daarnaast is onder meer het gegeven dat de gemeente Midden-Delfland een Citta Slow gemeente is en dat onze gemeente een visie heeft om de dorpen in onze gemeente vitaal te houden, het Behoud door Ontwikkeling.

• In Midden-Delfland is een groot aantal partners in de handhaving actief: Groenservice Zuid-Holland (recreatieschap Midden-Delfland), het Hoogheemraadschap van Delfland (waterbeheer, waterkwaliteit, waterkering), provincie Zuid-Holland (Landschapsverordening), Inspectiedienst voor voedsel en warenautoriteiten (VWA), Watersportvereniging Schipluiden (afmeren boten kern Schipluiden), de gemeente Delft (afmeren boten kern Den Hoorn), Vereniging Natuurmonumenten, de Arbeidsinspectie (VROM), de gemeente Westland (milieu) en de Veiligheidsregio Haaglanden (brandveiligheid). Wij hebben aangegeven graag een regierol in het beheer van het buitengebied van Midden-Delfland te willen vervullen en moeten onze handhaving daarom op die van onze partners afstemmen.

Al met al hebben deze ontwikkelingen invloed op onze manier van handhaven. Het in 2006 geformuleerde handhavingsbeleid zetten wij nu voort.

2.2 Visie

Handhaving is een belangrijk instrument bij de zorg van de gemeente voor een veilige, schone en gezonde leefomgeving, maar het is zeker niet het enige instrument. De gemeente Midden-Delfland kiest er dan ook voor om handhaving nadrukkelijk te plaatsen in de zogenaamde naleefketen. Deze naleefketen is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

De naleefketen maakt duidelijk dat de zorg voor de naleving van regels meer is dan alleen handhaven. Het bevorderen van het naleefgedrag vraagt om een samenspel van maatregelen waarbij verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie zijn betrokken.

Een goed naleefgedrag kan op efficiënte wijze verkregen worden door een juiste inzet van instrumenten en actoren. Zo werken repressieve instrumenten (bv dwangsom) niet goed zonder de inzet van preventieve instrumenten (bv voorlichting) en andersom. Het gaat om de inzet van de juiste mix van instrumenten. Naarmate we meer en betere gegevens krijgen over de toezichtsresultaten en het naleefgedrag, kunnen we beter bepalen welke mix aan instrumenten we kunnen inzetten. Daarbij werken we waar mogelijk efficiënt samen met de handhavingspartners binnen de provincie Zuid-Holland.

Ons integrale handhavingsbeleid richt zich op het toezicht en de handhaving van de fysieke leefomgeving met als doel een positieve bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels.

Daarbij hanteren we de volgende definitie van het begrip handhaving:

"Onder handhaving worden alle activiteiten verstaan die zijn gericht op het verbeteren van het naleefgedrag door burgers en bedrijven."

Vanuit deze definitie formuleren we onze visie op handhaving als volgt:

De kernopgave voor de handhaving is voor zowel de woonkernen als het buitengebied een bijdrage te leveren aan het in standhouden en versterken van Midden-Delfland als open en groen gebied voor rust, ruimte, recreatie, leefbaarheid en veiligheid. Hierbij past een professionele, programmatische en integrale wijze van handhaven.

2.3 Uitgangspunten

De visie uit de vorige paragraaf laat zich vertalen in een aantal concrete uitgangspunten. Deze uitgangspunten gelden als richtinggevend bij de uitvoering van onze handhavingstaken. In deze paragraaf beschrijven we deze uitgangspunten.

Programmatisch handhaven

De gemeente Midden-Delfland handhaaft professioneel en systematisch. Hierbij hoort een cyclus van beleidsvoorbereiding, strategiebepaling, uitvoering en evaluatie. De cyclus is in onderstaand schema weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Uitgangspunt 1

We voeren onze handhavingstaken professioneel en systematisch uit, volgens de methodiek van programmatisch handhaven.

Doelen en condities

De gemeente Midden-Delfland heeft als overheid een wettelijke zorgplicht om te handhaven, onder andere vastgelegd in artikel 21 van de Grondwet en artikel 18.2 van de Wet milieubeheer. In jurisprudentie is deze zorgplicht voor de handhaving "aangescherpt" en is gekomen tot een omschrijving van een zogenaamde beginselverplichting tot handhaving voor overheden. Deze beginselplicht houdt in dat indien een illegale situatie niet kan worden gelegaliseerd, omwonenden er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat wordt opgetreden. Indien een overheidsorgaan besluit dit na een belangenafweging niet te doen, moet (ter voorkoming van ongewenste precedentwerking) worden aangegeven door welke bijzondere omstandigheden dit wordt gerechtvaardigd. Met andere woorden: een bevoegd gezag is niet slechts bevoegd, maar in beginsel ook gehouden om (behoudens bijzondere omstandigheden zoals legalisatie) te handhaven. Dit betekent dat het voor een overheid moeilijk is om te motiveren waarom niet handhavend wordt opgetreden. Niettemin blijft er ruimte voor een afweging die ertoe kan leiden dat niet wordt gehandhaafd.

Het behoort tot de kern van de taken van de overheid om de veiligheid van burgers en de samenleving zo goed mogelijk te waarborgen. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat het gemeentebestuur zijn verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving neemt.

De wetgever heeft de mogelijkheid voor lagere overheden gecreëerd om een eigen handhavingsbeleid te voeren, prioriteiten te stellen en een concrete afweging in het betrokken geval te maken. Onze beschikbare handhavingcapaciteit kent zijn grenzen waardoor het stellen van prioriteiten aan onze handhavingstaken noodzakelijk is.

Uitgangspunt 2

We voeren onze handhavingstaak op basis van (bestuurlijk) vastgestelde prioriteiten uit, die er op gericht zijn de kernopgave van de gemeente te realiseren.

Strategie en werkwijze

Bij handhaving worden acties ondernomen die moeten leiden tot naleving van regels. Vanuit het gelijkheidsbeginsel moeten deze acties voor derden gelijkheid en uniformiteit vertonen. Daarom wordt een eenduidige strategie voor de handhaving vastgelegd.

Uitgangspunt 3

We geven de uitvoering van de handhaving volgens een eenduidige strategie vorm. Daarnaast voeren we bij nieuwe en te wijzigen normstellingen structureel een handhaafbaarheidtoets uit. De resultaten van deze toets verwerken we in de gestelde norm en in de toelichting bij de gestelde norm.

Uitvoering

Door onze handhavingstaken op de gebieden milieu, BWT, ruimtelijke ordening en APV binnen de afdeling BMH te plaatsen, wordt een eenduidige en professionele handhavinguitvoeringsorganisatie gerealiseerd. De uitvoering krijgt vorm door een eenduidige en planmatige aanpak via een integraal uitvoeringsprogramma.

Uitgangspunt 4

We geven de uitvoering van de handhaving vorm volgens een eenduidige en planmatige aanpak.

Evaluatie

Middels monitoring worden de resultaten van het handhavingsbeleid inzichtelijk gemaakt. Deze informatie is nodig om te beoordelen in hoeverre de gestelde doelen gerealiseerd zijn. De resultaten van de monitoring worden gebruikt om het beleid periodiek bij te stellen en om na afloop verantwoording te kunnen afleggen.

Uitgangspunt 5

We monitoren onze handhavingsresultaten, waardoor we periodiek verantwoording afleggen en ons handhavingsbeleid bijstellen.

Integrale handhaving

Integrale handhaving houdt in: afstemming en samenwerking in de handhaving tussen de verschillende beleidsvelden en handhavingspartners. Met integrale handhaving wordt de effectiviteit van onze handhavingstaken naar een hoger niveau getild. Met integrale handhaving wordt nagestreefd dat:

• een helder inzicht ontstaat in de uitgangssituatie en problemen in het veld sneller duidelijk worden. Door dit gezamenlijk inzicht bepalen we ook gezamenlijke speerpunten voor de handhaving;

• de afstemming tussen de verschillende handhavers blijft verbeteren, waardoor we eenduidiger en uniformer kunnen optreden bij een overtreding;

• dit uiteindelijk leidt tot verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen. Concreet betekent dit een beter naleefgedrag.

Uitgangspunt 6

We geven onze handhavingstaken integraal vorm.

Scheiding van vergunningverlening en handhaving

Alleen binnen het beleidsveld milieu is een verplichte scheiding tussen vergunningverlening en handhaving aangebracht. In het rapport 'Handhaven op niveau' van het ministerie van VROM zijn de vormen waarin een dergelijke scheiding op ambtelijk niveau ook binnen andere beleidsvelden mogelijk is, beschreven.

Dit rapport komt tot de slotsom dat een scheiding wenselijk is. Door een scheiding aan te brengen is de kans op het ontstaan van loyaliteitsconflicten kleiner en wordt de handhaving voor de burgers geloofwaardiger en professioneler. Ook ontstaat er een duidelijkere relatie in de richting van de justitiële organisatie. Binnen onze gemeente hebben wij deze scheiding als regel aangebracht: vergunningen worden verleend door anderen dan de toezichthouders of de juridisch handhaver. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken, maar wordt het loyaliteitsconflict afgewogen door een leidinggevende mee te laten kijken.

Uitgangspunt 7

We scheiden de taken van vergunningverlening en handhaving van elkaar.

2.4 Uitvoering in de organisatie

In de voorgaande paragraaf zijn de uitgangspunten voor de handhaving binnen onze gemeente aangegeven. Daarmee wordt duidelijkheid richting de burgers en bedrijven in onze gemeente gecreëerd. Het college zet deze uitgangspunten om in praktisch uit te voeren acties: handhaving op papier wordt handhaving in de praktijk, op straat en in het veld. Daarbij zijn uitgangspunten uitgewerkt naar concrete acties (zie tabel 2.1). Met het uitvoeren van deze acties door het college en de afdeling BMH worden de uitgangspunten in onze organisatie ingebed.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 3. Huidige situatie

3.1 Algemeen

Voordat er keuzes kunnen worden gemaakt ten aanzien van integrale handhaving is het belangrijk te weten waar we staan met de uitvoering van onze handhavingstaken, zonder daar een oordeel over te hebben. Daarom is bij de totstandkoming van het handhavingsbeleid ‘Integraal Handhaven Praktisch Gemaakt’ in 2006 een analyse uitgevoerd van onze toenmalige werkwijze. De uitgangspunten uit het vorige hoofdstuk vormen samen met de resultaten van deze analyse, die nog altijd gelden, de basis voor de prioriteitenstelling in hoofdstuk 4.

In paragraaf 3.2 wordt verwezen naar een overzicht van alle taken met betrekking tot de handhaving van de fysieke ruimte. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 de capaciteit die ter beschikking is voor de uitvoering van de handhaving benoemd.

3.2 De handhavingstaken van de gemeente Midden-Delfland

Het college heeft gekeken naar de wijze waarop de handhavingstaken binnen onze organisatie waren verdeeld. Hiervan heeft het college een overzicht gemaakt waarin staat welke afdeling primair de beleidsontwikkeling en de verlening van vergunningen voor haar rekening nam. Ook staat in het overzicht wie welke taken heeft bij de feitelijke uitvoering van het toezicht en handhaving. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Integraal Handhaven gemeente Midden-Delfland: Taakverdeling, afstemming en samenwerking'.

3.3 Capaciteitsanalyse

Diverse medewerkers binnen onze gemeente hebben een toezichthoudende bevoegdheid. Niet allemaal houden zij structureel toezicht. Feitelijk heeft de gemeente twee structurele toezichthouders: de toezichthouder Bouw- en Woning Toezicht en de Bijzondere Opsporingsambtenaar. Overige toezichthouders worden, naast hun andere niet-toezichthoudende taken, incidenteel ingezet.

Voorts verricht de gemeente Westland op contractuele basis toezicht en handhaving in milieuzaken in onze gemeente. Het Hoogheemraadschap Delfland verricht zogeheten signaaltoezicht: zij geeft overtredingen die zij bij haar controles constateert en waarbij wij het bevoegde handhaafgezag zijn aan ons door. De Veiligheidsregio Haaglanden beschikt over structurele capaciteit om in onze gemeente toezicht te houden op de regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid. Tenslotte vervullen toezichthouders van het recreatieschap een toezichthoudende rol, vergelijkbaar met die van het Hoogheemraadschap, in het recreatiegebied van onze gemeente.

De beschikbare, beperkte capaciteit voor het toezicht op en de handhaving van onze doelstelling zal overeenkomstig de prioritering worden ingezet. Behalve zaken die door toezichthouders worden aangebracht, worden ook meldingen en verzoeken van burgers betreffende handhaving in behandeling genomen. Deze burgers, en met name de bij onze gemeente betrokken burgers, zijn onze informele toezichthouders.

Hoofdstuk 4. Prioriteitenstelling

4.1 Algemeen

Voor een duidelijk en weloverwogen handhavingsbeleid is een prioriteitenstelling noodzakelijk. Dit betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt op basis van de vragen als: wat gaan we handhaven?, hoe gaan we handhaven? en wat heeft onze prioriteit?

Het maken van goede keuzes betekent dat we onze beperkte handhavingscapaciteit optimaal kunnen inzetten. Jaarlijks wordt de handhaving geëvalueerd en worden de prioriteiten opnieuw bepaald.

Integrale benadering van de handhavingsproblematiek is beleidsveldoverschrijdend. Heldere afstemming met andere handhavingspartners betreffende de prioritering is dan belangrijk. De uitgangspunten uit hoofdstuk 2 en 3 vormen de basis voor het stellen van de prioriteiten. Daarbij hebben de handhavingstaken met de grootste risico’s logischerwijs de hoogste prioriteit. Om die risico's in te kunnen schatten, is een risicoanalyse uitgevoerd. Hierop wordt in paragraaf 4.2 nader ingegaan.

In paragraaf 4.3 zijn de resultaten van deze risicoanalyse omgezet naar prioriteiten. In paragraaf 4.4 ten slotte wordt ingaan op hoe de prioriteitenstelling de uitvoering van de handhavingstaken vormgeeft.

4.2 Risicoanalyse

De prioriteitenstelling is gebaseerd op een inschatting van de risico's die aan de verschillende handhavingstaken zijn verbonden, die op haar beurt is gebaseerd op een risicoanalyse van het Ministerie van Justitie (zie tabel 4.1). Deze risicoaspecten zijn tevens een doorvertaling van de visie, doelstelling en uitgangspunten van de gemeente Midden-Delfland.

In tabel 4.1 zijn de risicoaspecten weergegeven en de prioriteit (wegingsfactor) die aan het betreffende aspect wordt gegeven.

afbeelding binnen de regeling

Vervolgens is gekeken naar de effecten: wat is het effect van het niet naleven van de regels voor de verschillende beleidsvelden op de hiervoor genoemde aspecten?

Ten slotte is een inschatting gemaakt van de mate waarin verwacht wordt dat regels spontaan worden nageleefd als niet langer handhavend zou worden optreden. De resultaten van de prioritering zijn in paragraaf 4.3 weergegeven.

4.3 Prioriteiten

Op grond van de resultaten van de risicoanalyse geeft tabel 4.2 een overzicht van de prioriteiten voor de handhaving in 2011. Daarbij is niet alleen aangegeven hoe de prioriteiten tussen de verschillende beleidsvelden liggen, maar is ook per beleidsveld aangegeven welk risicoaspect binnen het beleidsveld het zwaarst weegt. Onder het risicoaspect verstaan we het thema dat de grootste bijdrage levert aan het risico voor het betreffende beleidsveld.

De risicoaspecten vinden hun doorwerking allereerst in de wijze van handhaving (zie paragraaf 4.4). Daarnaast worden kernthema’s gebruikt om vorm te geven aan de signaalfunctie van andere beleidsvelden: integrale handhaving. Dit betekent bijvoorbeeld dat een toezichthouder milieu bij zijn eigen controle ook kijkt naar veiligheidsaspecten betreffende de bouwvergunning. Zijn waarneming geeft de milieutoezichthouder vervolgens door aan de toezichthouder BWT.

De uitwerking hiervan is weergegeven in het integrale uitvoeringsprogramma.

afbeelding binnen de regeling

4.4 Doorwerking van de prioriteiten

De integrale prioriteitenstelling vormt de basis voor de verdere prioritering binnen de beleidsvelden. Daarbij geven de toegekende gewichten voor de risicoaspecten de prioritering van elk beleidsveld aan. De handhavingstaken van het betreffende beleidsveld zijn daarmee geprioriteerd op basis van een gedetailleerdere probleemanalyse en aan elk prioriteitsniveau is een toezichtfrequentie en toezichtintensiteit verbonden.

De prioriteitenstelling werkt door in het niveau waarop gehandhaafd wordt: bij handhaving met een hogere prioriteit past een andere toezichtfrequentie en -intensiteit dan bij handhaving met een lagere prioriteit. Dit vertaalt zich uiteindelijk in de inzet van mensen en middelen, onze capaciteit. De aspecten waarop tijdens handhavingsbezoeken wordt gelet zijn per prioriteitsniveau verschillend.

Hoofdstuk 5. Strategie en werkwijze

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat de uitvoering van de handhaving volgens een eenduidige strategie is vormgegeven (uitgangspunt 3).

In het kader van het professionaliseringstraject van de milieuhandhaving is binnen het Stadsgewest Haaglanden een nalevingsstrategie afgesproken. Deze strategie is met het vaststellen van de handhavingsnota voor milieu door de raad van de gemeente Midden-Delfland vastgelegd. Momenteel liggen er een aangepaste concept nalevings- en sanctiestrategie 2011 van het Stadsgewest Haaglanden. In dit integraal handhavingbeleid is hiervan een vertaling gemaakt naar een integrale handhavingsstrategie voor de gemeente Midden-Delfland. Deze handhavingsstrategie vormt daarmee voor elk beleidsveld het uitgangspunt.

In paragraaf 5.2 wordt aan de hand van drie stappen de integrale handhavingsstrategie beschreven. In paragraaf 5.3 wordt beschreven op welke manier onze gemeente omgaat met gedogen. De werkwijze van het college wordt in paragraaf 5.4 toegelicht. Ten slotte gaat paragraaf 5.5 in op de taakverdeling en organisatie van de handhaving binnen de afdeling BMH.

5.2 Handhavingsstrategie

Een professionele handhaving kenmerkt zich door een consequente uitvoering. Daaraan wordt onder andere invulling gegeven door het vaststellen van een stappenplan dat bij geconstateerde overtredingen wordt gevolgd. Dit stappenplan is in het hieronder staande figuur weergegeven. Uit de strategie volgt hoe en in welke situatie wordt optreden. Opgemerkt zij, dat de strategie een beslissingsondersteunend model is: het helpt de handhaver om te komen tot een besluit over de wijze waarop een overtreding afgehandeld moet worden. Van het model kan in bijzondere of acute situaties gemotiveerd worden afgeweken. (Bijvoorbeeld bij het direct sluiten van een horecagelegenheid ingeval van een ernstig probleem inzake de openbare orde, of het direct toepassen van bestuursdwang bij een asbestincident, of het zonder vooraanschrijving sturen van een last als een bootbezitter de driedagenregeling voor het aanmeren van zijn boot overtreedt.)

afbeelding binnen de regeling

Volgens de handhavingsstrategie wordt een overtreder in drie etappes aangeschreven, hetgeen nader is uitgewerkt (en uitgebreid) in het uitvoeringsprogramma 2011-2012. Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding wordt van de brieven een afschrift aan een van onze handhavingspartners gestuurd.

1. Constateringsbrief

De overtreder wordt middels een brief op zijn overtreding gewezen. Hij krijgt de gelegenheid om binnen een gestelde termijn de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen.

2. Vooraanschrijving

De overtreder ontvangt een bestuurlijke waarschuwing met het verzoek om binnen een bepaalde termijn de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen. Hij wordt gewezen op de maatregelen die het college zal treffen om de overtreding te (doen) beëindigen en eventuele schade te herstellen.

3. Definitieve aanschrijving

Het college legt conform het bepaalde in de wet een last op. Na het verstrijken van de begunstigingstermijn(en) wordt de last geëffectueerd. Bij (zeer) spoedeisend optreden door het colleges wordt de last pas na het nemen van maatregelen opgelegd.

In het bestuursrechtelijke traject is een goede samenwerking met andere handhavingspartners onontbeerlijk. Samen staan we sterk via de integrale aanpak kunnen we elkaar op toezicht- en handhavingsniveau goed helpen.

5.3 Gedoogstrategie

Binnen onze gemeente wordt de gedoogstrategie zoals beschreven in de nalevingsstrategie van het stadsgewest Haaglanden gehanteerd. Daarin is aangegeven dat er alleen wordt gedoogd als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    er is sprake van een overgangs- en/of overmachtssituaties;

  • 2.

    het gedogen kan worden beperkt in omvang en/of tijd.

Gedogen vindt altijd plaats in de vorm van een gedoogbeschikking. Met deze beschikking neemt het college expliciet en na een zorgvuldige, kenbare belangenafweging een besluit tot gedogen. Aan de gedoogbeschikking worden de volgende eisen gesteld:

  • 1.

    De gedoogbeschikking bevat een eindtermijn, die zo kort mogelijk is;

  • 2.

    De gedoogbeschikking bevat de voorwaarden die aan het gedogen worden gesteld;

  • 3.

    De gedoogbeschikking bevat een heldere beschrijving van de in overweging genomen belangen en de afweging die tot het besluit tot gedogen hebben geleid.

Na het afgeven van de gedoogbeschikking wordt actief nagegaan of de overtreder zich houdt aan de beschikking. Overtreedt hij ook de gedoogbeschikking, dan treedt het college handhavend op tegen de eigenlijke overtreding.

5.4 Werkwijze

Aan deze handhavingstrategie is een uniforme uitvoeringsstrategie voor onze handhaving gekoppeld. Om deze uniforme strategie te vertalen naar een uniforme werkwijze, wordt in het Integraal Uitvoeringsprogramma een aantal integrale werkprocessen nader uitgewerkt.

Om het handhavingsproces ten aanzien van specifieke wettelijke regels inzichtelijk te maken (wie mag wat en hoe op welk moment?) zijn handhavingsprotocollen opgesteld. Deze protocollen hebben daarnaast tot doel het primaire handhavingsproces binnen de organisatie te ondersteunen en van juridische randvoorwaarden te voorzien. In het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving hebben we een aantal protocollen opgesteld. Deze protocollen worden als basis voor het opstellen van protocollen voor de overige beleidsvelden gebruikt.

5.5 Taakverdeling en organisatie

Voor een goede onderlinge samenwerking en ondersteuning is het belangrijk dat er duidelijke afspraken zijn over wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van een handhavingstaak, wie hierover adviseert en wie bij de uitvoering op zijn beleidsveld een signaalfunctie heeft naar andere handhavingbeleidsvelden. Deze afspraken worden jaarlijks in het uitvoeringsprogramma vastgelegd.

Hoofdstuk 6. Monitoring en evaluatie

6.1 Monitoring

Middels monitoring worden de resultaten van het handhavingsbeleid inzichtelijk gemaakt. Deze informatie is nodig om te beoordelen in hoeverre de gestelde doelen gerealiseerd zijn. Met de resultaten van de monitoring wordt het beleid periodiek bijgesteld.

Om de resultaten van handhaving zichtbaar te maken werd in het verleden voornamelijk gerapporteerd over aantallen uitgevoerde controles, hercontroles en bestuursrechtelijk optreden. Het grote nadeel van deze methode was dat deze geen inzicht gaf in de effecten en resultaten van de handhaving.

Momenteel wordt het naleefgedrag in de gaten gehouden: hoeveel controles en aanschrijvingen worden er gedaan en hoeveel van de geconstateerde overtredingen worden ten gevolge hiervan door de overtreder beëindigd?

6.2 Evaluatie

Een belangrijk uitgangspunt voor integrale handhaving is dat verantwoording wordt afgelegd door de afdeling BMH aan ons over de resultaten van de handhavingsinspanningen. Daarom verstrekt de afdeling jaarlijks, bij de voorbereiding van het afdelingsplan, een overzicht van de resultaten van de monitoring over het afgelopen jaar. Op grond hiervan kan dan zo vroeg mogelijk in het nieuwe jaar een evaluatie plaatsvinden.

Overigens is het mogelijk dat ook tussentijdse bijstellingen plaatsvinden. Door de gekozen werkwijze krijgt organisatorische implementatie werkenderwijs zijn beslag. Afhankelijk van de voortvarendheid van de implementatie kan het nodig zijn enkele inhoudelijke of organisatorische aanpassingen door te voeren. Eventuele aanpassingen worden in de evaluatie meegenomen.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 27 september 2011.

De griffier, de voorzitter,

A. de Vos, A.J. Rodenburg