Wmo beleidsplan 2012-2015 "Meedoen in Midden-Delfland". Verbinden en verdiepen.

Geldend van 04-05-2012 t/m heden

Intitulé

Wmo beleidsplan 2012-2015 "Meedoen in Midden-Delfland". Verbinden en verdiepen.

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 maart 2012, nr. 2012-03-13;

BESLUIT:

- de notitie "Verwerking inspraakreacties Wmo beleidsplan 2012-2015" vast te stellen;

- en het Wmo beleidsplan 2012-2015 vast te stellen.

1. Inleiding

Meedoen in Midden-Delfland blijft het motto van beleid op het brede terrein van de maatschappelijke ondersteuning. In dit plan wordt het beleid voor de komende vier jaar geschetst.

In 2007 is de wet maatschappelijke ondersteuning van kracht geworden. Het eerste Wmo beleidsplan stond vooral in het teken van de nieuwe taken die gemeente heeft gekregen op het gebied van de hulp bij het huishouden, mantelzorg, vrijwilligerswerk en preventieve taken gericht op kwetsbare mensen.

In dit tweede beleidsplan zijn de centrale thema’s gericht op verdieping en samenhang van en tussen de verschillende beleidterreinen en samenwerking tussen organisaties. Er zijn nieuwe taken tot ontwikkeling gebracht en projecten gerealiseerd. In dit nieuwe beleidsplan vindt een volgende stap naar verdieping en versterking van deze taken plaats. Zo is bijvoorbeeld het Servicepunt Vrijwilligers in Midden-Delfland opgericht. In de komende vier jaar gaat het servicepunt meer inzoomen op bijzondere groepen vrijwilligers zoals bijvoorbeeld de zorgvrijwilligers.

Het nieuwe beleidplan Wmo strekt zich voorts uit over een breder beleidsveld. Het lokale gezondheidsbeleid is zodanig verbonden gebleken met de Wmo beleidsvelden, dat de gemeente er voor kiest om niet langer een afzonderlijk vierjarenplan voor het gezondheidsbeleid op te stellen. Het gezondheidsbeleid is in deze nota verweven met het Wmo beleid. De verdieping en samenhang komt ook tot uitdrukking in de uitvoering van het beleid. Er wordt overzicht gehouden door middel van bijvoorbeeld monitoring, interviews en overleg. Bij de ontwikkeling van nieuwe taken wordt aandacht besteed aan de wijze waarop goed zicht op de uitvoering kan worden gehouden.

De Wmo nota is door brede burgerparticipatie tot stand gekomen. Inwoners en organisaties zijn bij de ontwikkeling van het plan betrokken. In elk dorp is een Dorpsgesprek gevoerd waar de portefeuillehouder Wmo in gesprek is gegaan met inwoners. Een verslag van deze gesprekken treft u als bijlage bij dit plan aan. Verder is gesproken met de gezamenlijke kerken en met de Coalitie Midden-Delfland Senioren als vertegenwoordiger van de gezamenlijke ouderenbonden. Een aparte plaats heeft de Wmo-cliëntenraad. De Wmo-cliëntenraad adviseert het college van burgemeester en wethouders en heeft bouwstenen aangedragen voor de opstelling van dit plan. Op deze wijze is zeer breed input geleverd. Tot slot is het plan onderwerp van inspraak geweest en heeft een ieder zijn of haar zienswijze kunnen geven.

De gemeente Midden-Delfland staat als Cittaslow voor duurzaamheid, leefbaarheid en gastvrijheid. Een ander uitgangspunt voor het gemeentelijke beleid is van uit het project Vitale Dorpen ontstaan: behoud door ontwikkeling. Daarnaast zijn Midden-Delfland 2025 en het dienstverleningsconcept gemeentelijke uitgangspunten die van invloed zijn op het Wmo beleid en de uitvoering daarvan.

Bovenstaande uitgangspunten vormen ook het beleidskader van dit Wmo beleidplan. Het motto van het voormalige plan "meedoen in Midden-Delfland" is gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning maar vindt zijn uitwerking in het gemeentelijk streven om met elkaar een gemeenschap te vormen. Dit plan werkt dit verder uit en bestendigt de ontwikkeling en heeft daarom als titel gekregen “verbinden en verdiepen”.

2. De wet maatschappelijke ondersteuning

2.1 De wet

In 2007 is de wet maatschappelijke ondersteuning van kracht geworden. Met de wet wordt de eigen verantwoordelijkheid én de eigen kracht van mensen gestimuleerd. Iedereen, ongeacht beperking, moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Maatschappelijke ondersteuning wordt uitgedrukt in negen prestatievelden. Op ieder prestatieveld moet de gemeente moet de gemeente actief zijn. Welke activiteiten worden ontplooid en in welke mate men daaraan uitvoering geeft, is de beleidsvrijheid van de gemeente. De gemeente legt de activiteiten dat elke vier jaar vast in een beleidsplan.

2.2 Wat regelt de Wmo?

  • -

    De Wmo stimuleert activiteiten die onderlinge betrokkenheid in buurten en wijken vergroten.

  • -

    De Wmo ondersteunt mensen die zich inzetten voor hun medemens of buurt. Het gaat bijvoorbeeld om mantelzorgers en vrijwilligers.

  • -

    De Wmo biedt ondersteuning om te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp en zorg nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om opvoedingsondersteuning en activiteiten tegen eenzaamheid.

  • -

    De Wmo regelt dat mensen, die hulp nodig hebben in het dagelijkse leven,ondersteuning krijgen van hun gemeente. Het gaat om voorzieningen als hulp bij het huishouden, een rolstoel, vervoer of een woningaanpassing.

2.3 Rol van de gemeente

Tezamen met inwoners, vrijwilligersorganisaties, andere sociale verbanden en maatschappelijke organisaties moet de gemeente vorm geven aan haar regietaak. Immers, de gemeente kan zich op deze verantwoordelijkheid richten als de inwoners, vrijwilligers organisaties en de professionele maatschappelijke organisaties ook hun verantwoordelijkheid nemen. Dat is op grote schaal gebeurd. Het is daarom mogelijk dat de gemeente zich richt op:

  • -

    Het voeren van de regie (creëren van randvoorwaarden en samenhang)

  • -

    Overzicht hebben en houden (bijv. door monitoring en overleg)

  • -

    Organiseren van samenwerking (door het mobiliseren en verbinden)

  • -

    Uitzetten en organiseren van beleidslijnen

  • -

    Verantwoording afleggen over het geheel

  • -

    Investeren in preventie

  • -

    Het materieel en immaterieel ondersteunen van sociale verbanden en organisaties

  • -

    Het faciliteren van de ondersteuning door professionele maatschappelijke organisaties

  • -

    Het organiseren en financieren van compensatie en participatie voor hen die dat nodig hebben.

De gemeente bepaalt wat zij haar inwoners biedt en tot hoever zij kan voorzien in een ondersteuningsaanbod. De gemeenteraad stelt, met inachtneming van de wettelijke kaders, de financiële kaders vast in de gemeentebegroting en de inhoudelijke kaders in beleid en verordeningen.

2.4 Burgerparticipatie en verantwoording

De Wmo is een participatie wet en kenmerkt zich door horizontale verantwoording. Het college van burgemeester en wethouders vraagt bij de voorbereiding van Wmo beleid de Wmo-cliëntenraad om advies. De Wmo-cliëntenraad kan ook ongevraagd advies uitbrengen over Wmo kwesties, waarvan men vindt dat de gemeente er aandacht aan moet besteden.

Bij de voorbereiding van deze nota is inwoners gevraagd om input te leveren voor de nieuwe beleidsnota. Er zijn uitnodigingen verzonden en er zijn oproepen in de Midden-Delfland Schakel gedaan. Diverse maatschappelijk organisaties, beroepsgroepen en ondernemers hebben een bijdrage aan de inhoud van dit plan geleverd.

Ieder jaar legt de gemeente verantwoording af aan het rijk over de resultaten van het voorgaande jaar. Er wordt jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek gehouden en er wordt een vragenlijst ingevuld. De rijksoverheid publiceert dat op de website www.artikel9wmo.nl. De uitvoering van de activiteiten blijft goed in beeld. Er wordt overzicht gehouden door middel van bijvoorbeeld monitoring, interviews en overleg. Bij de ontwikkeling van nieuwe taken wordt aandacht besteed aan de wijze waarop goed zicht op de uitvoering kan worden gehouden.

2.5 Lokaal gezondheidsbeleid en publieke gezondheidszorg.

In de Wet publieke gezondheid zijn de verantwoordelijkheden geregeld van het rijk en gemeenten op het gebied van de publieke gezondheid. De gemeente is verantwoordelijk voor de infectieziekte bestrijding, de jeugdgezondheidszorg, de medische milieukunde, de technische hygiënezorg, de psychosociale hulp bij ongevallen en rampen, epidemiologie, gezondheidsbevordering en de ouderengezondheidszorg. De taken zijn opgedragen aan de GGD.

Verder brengt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van de Wet publieke gezondheid elke vier jaar een landelijke nota gezondheidsbeleid uit. In deze nota benoemt de minister de landelijke prioriteiten die als aanknopingspunt dienen voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De vijf speerpunten uit de vorige landelijke nota blijven gehandhaafd, omdat ze belangrijk blijven om de gezondheid te verbeteren. De vijf speerpunten zijn: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. In de nieuwe landelijke nota wordt het accent daarbij gelegd op bewegen. Bewegen is goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Na enkele jaren ervaring met de Wmo is gebleken dat de Wmo en de Wet publieke gezondheid met elkaar verweven zijn. Ook het gezondheidsbeleid staat voor eigen verantwoording en eigen kracht van mensen. Een goede gezondheid is belangrijk om te kunnen (blijven) participeren in de samenleving. Tegelijkertijd zijn voor de uitvoering van het Wmo beleid gezonde en actieve inwoners nodig. Zij vormen immers de sociale omgeving waarop steeds vaker een beroep wordt gedaan. Daarom wordt het lokaal gezondheidsbeleid niet langer als een apart beleidsterrein gezien, maar maakt het integraal onderdeel uit van het brede Wmo beleid.

2.6 Waar staan we nu?

Het eerste Wmo beleidsplan heeft in het teken gestaan van de nieuwe taken. De gemeente organiseert de hulp bij het huishouden, er is een Steunpunt Mantelzorg dat activiteiten organiseert ter ondersteuning van mantelzorgers. Het Servicepunt vrijwilligers ondersteunt de vrijwilligersorganisaties in Midden-Delfland en bemiddelt voor maatschappelijke stages van Midden-Delflandse leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Sinds een jaar heeft Midden-Delfland een Centrum voor Jeugd en Gezin, dat ouders ondersteunt bij opvoedingsvragen en jongeren ondersteunt bij het opgroeien. Midden-Delflanders kunnen gebruik maken van het Meldpunt Bezorgd. Er is een Signaleringsoverleg voor Volwassenen, waar professionele maatschappelijke organisaties hun zorgen over mensen kunnen delen en een gezamenlijk behandelplan wordt gemaakt.

Kortom, er zijn op verschillende beleidsterreinen voorzieningen gerealiseerd. Tezamen met de scholen, de huisartsen, het maatschappelijk de Stichting Welzijn en Wonen Midden-Delfland werk vormen ze de basisinfrastructuur van de hulp en zorg in Midden-Delfland.

Naast deze voorzieningen zijn er nog twee belangrijke ontwikkelingen in gang gezet. In de eerste plaats is dat “de kanteling”. Het gaat in de Wmo niet om het verstrekken van voorzieningen, maar om het compenseren van beperkingen. Dat betekent een kanteling in de wijze van denken. In plaats van het verstrekken van claimgerichte aanvragen gaan gemeente en inwoner in gesprek en verkennen gezamenlijk de vraag , de behoefte, maar ook de eigen mogelijkheden. Om vervolgens naar oplossingen te zoeken.

In Midden-Delfland voeren de Wmo consulenten al met elke nieuwe aanvrager een persoonlijk gesprek, waarin verschillende aspecten ter sprake komen. Dat heeft tot gevolg dat de aanpak wordt verbreed. De basisstructuur wijzigt niet. De “kanteling” is opgenomen in de nieuwe Wmo verordening, die onlangs is vastgesteld.

Een tweede ontwikkeling die van een aanbodgerichte benadering naar een vraaggericht en cliëntgerichte aanpak gaat, is “Welzijn nieuwe Stijl”. De Stichting Welzijn Midden-Delfland is de welzijnsorganisatie in de gemeente. Ook deze organisatie werkt vanuit de individuele vragen van mensen en tracht daar zo veel als mogelijk op aan te sluiten. Mensen worden toegerust om zaken zelf aan te pakken. De professional ondersteunt, maar neemt niet over.

De sociale basisinfrastructuur van hulp en zorg is er. Thans kan een doorontwikkeling van de Wmo plaatsvinden om de wet in de volle breedte te benutten. De Wmo heeft relaties met verschillende beleidsterreinen, die volop in ontwikkelingen zijn. Dat heeft invloed op het Wmo beleid. In het volgende hoofdstuk wordt verder op deze ontwikkelingen ingegaan waarbij aandacht wordt besteed aan die verbindingen. Voor dit plan houden die ontwikkelingen in dat wel een richting wordt aangegeven, maar dat geen concrete einddoelen vastgesteld kunnen worden. De diverse ontwikkelingen zijn in ieder geval van invloed op de wettelijke kaders en financiële randvoorwaarden.

3. De Wmo en belangrijke toekomstige ontwikkelingen

De Wmo is een brede wet die als doel heeft mensen te activeren en het hen mogelijk maken mee te kunnen blijven doen in de samenleving. De komende jaren zijn grote ontwikkelingen op komst die direct verband houden met de Wmo en gevolgen voor de uitvoering van de Wmo hebben. In dit hoofdstuk wordt een doorkijk van deze toekomstige ontwikkelingen gegeven.

3.1 Transitie van de begeleiding

Om langdurige zorg en hulp voor mensen met een beperking op termijn betaalbaar te houden wordt het gehele Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) stelsel geherstructureerd.

In 2007 is met de komst van de Wmo de eerste wijziging doorgevoerd. De functie huishoudelijke verzorging is uit de AWBZ geschrapt en als hulp bij het huishouden onder regiem van de Wmo gebracht. In 2009 volgde de zogeheten pakketmaatregelen: de functies ondersteunende en activerende begeleiding zijn vervallen en er is een nieuwe functie begeleiding gecreëerd. Activiteiten die in het verleden als ondersteunende en activerende begeleiding werden benoemd, werden beschouwd als activiteiten gericht op het meedoen in samenleving. Daarmee zijn ze toegerekend aan de Wmo. Projecten als respijtzorg en administratieve ondersteuning, die momenteel door de stichting Welzijn worden uitgevoerd, zijn terug te voeren op deze wijziging van het AWBZ stelsel.

Met ingang van 2013, voor nieuwe aanvragen en 2014, gaat de gehele functie extramurale Begeleiding over naar de Wmo. Het is geen overhevelen, want de AWBZ-functie wordt geschrapt en gelijktijdig wordt er een nieuwe taak in de Wmo gecreëerd. Extramurale begeleiding is voor mensen met een matige of zware beperking die zelfstandig wonen. Begeleiding die mensen krijgen en activiteiten waaraan mensen deelnemen zijn bijvoorbeeld woonbegeleiding, het Ontmoetingscentrum voor licht dementerenden en hun mantelzorgers, dagactiviteiten voor mensen met een beperking op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, dagbesteding voor mensen met een verstandelijk beperking, logeerhuizen, etc.

Daarnaast onderzoekt het rijk op welke wijze vanaf 1 januari 2013 de toegang tot de AWBZ kan worden beperkt voor mensen met een licht verstandelijke handicap, de zogeheten IQ maatregel. De zorg

voor deze doelgroep zou meer dichtbij en vanuit het eigen sociale netwerk moeten worden georganiseerd. Dat is geen AWBZ zorg, maar Wmo hulp. Het rijk verwacht dat met dergelijke Wmo ondersteuning een deel van deze groep cliënten zonder AWBZ zorg kan deelnemen aan de samenleving.

Al met al hebben deze ontwikkelingen tot gevolg dat er een veel groter beroep op de Wmo wordt gedaan en dat veel verschillende doelgroepen bij het Wmo loket om hulp zullen vragen. Pas als de omvang en samenstelling van de nieuwe doelgroepen bekend is, kan invulling gegeven worden aan de gemeentelijke rol bij de begeleiding. Algemene verwachting is dat een deel van d e huidige persoonlijke begeleiding vervalt en de collectieve begeleiding beschikbaar komt.

3.2 Transitie van de jeugdzorg

Ook de jeugdzorg wordt een gemeentelijke Wmo taak. Het stelsel van de jeugdzorg is zeer ingewikkeld geworden en is te veel aanbodgericht. Het rijk wil met deze herstructurering van het zorgstelsel tegemoet komen aan de wens om meer vanuit de behoefte aan hulp en zorg te handelen en de regie op de zorg te versterken.

De jeugdzorg behoort nu nog tot de verantwoordelijkheid van de provincie en het Stadsgewest Haaglanden, maar wordt in de periode van 2014 tot 2016 in fasen overgedragen aan de gemeenten. Met deze transitie wordt de jeugdzorg voor de kinderen, jongeren en hun opvoeders, dichter bij huis aangeboden. Er kan meer integraal hulp worden verleend en er moet regie op de zorg komen. De eerste lijn moet worden versterkt. In een zo vroeg mogelijk stadium moet hulp worden geboden, om zwaardere inzet van hulp en zorg te voorkomen.

De jeugdzorg bestaat uit vrijwillige zorg en niet-vrijwillige zorg. Het centrum voor Jeugd en Gezin krijgt een centrale rol. Daar vindt de toegang naar de jeugdzorg plaats. Het CJG bewaakt de regie op de zorg. De vrijwillige zorg zal naar verwachting in het Centrum voor Jeugd en Gezin worden uitgevoerd. Vrijwillige zorg houdt in dat deze niet verplicht kan worden opgelegd. De niet-vrijwillige zorg, de jeugdbescherming en jeugdreclassering, wordt in het Veiligheidshuis uitgevoerd. Ten tijde van het schrijven van dit plan zijn de eerste voorbereidingen voor de transitie gestart. De Wet op de jeugdzorg zal worden gewijzigd, afhankelijk van de politieke richting die gekozen wordt.

3.3 Werken naar vermogen in plaats van Wet Wajong, WSW en WIJ

Om mensen meer te stimuleren zo veel mogelijk te werken, en om de bestaande regelingen te vereenvoudigen, wil het kabinet de Wet werken naar vermogen invoeren. De invoering wordt op 1 januari 2013 verwacht. Elke inwoner die dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvraagt maar wel kan werken, valt onder de nieuwe Wet werken naar vermogen (WWNV). De WWNV vervangt in sommige gevallen de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet werk en bijstand, de Wet op de sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Voor wie alleen in een beschutte omgeving kan werken, blijft instroom in de WSW mogelijk. Voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn – en dus geen mogelijkheden hebben om te werken - blijft de Wet Wajong bestaan.

De nieuwe Wet werken naar vermogen is een participatie wet, de Wmo is dat ook. Bij de WWNV ligt het accent op arbeidsparticipatie, bij de Wmo ligt het accent op het activeren van mensen en het bevorderen dat zij kunnen participeren in de samenleving. Onder het regiem van de WWNV is het de bedoeling dat mensen die geen betaalde arbeid meer kunnen verrichten, toch worden gestimuleerd om maatschappelijk actief te zijn. Hiermee wordt een nieuwe verbinding gelegd tussen beleid op het gebied van werk en inkomen en vrijwilligersbeleid.

3.4 Aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt

Er gaat een tekort ontstaan aan personeel in de zorg en in het onderwijs. In de komende 15 jaar ook in andere sectoren. In de regio Haaglanden is om een verbetering van de aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt realiseren het beleidsplan ‘Geslaagd in het vak’ ontwikkeld. Het beleidsplan is gericht op een verbetering van zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve aansluiting. Zorgen dat er genoeg personeel komt en zorgen dat zij opgeleid zijn voor beroepen waar behoefte aan is. Maar ook: zorgen dat er meer gevoel voor ‘ondernemerschap’ ontstaat.  Het beleidsplan moet gevolgd worden door een Actieplan 2012 -2015. Om dit uit te voeren komt er een platform dat de verschillende initiatieven met elkaar verbindt en dat de functie krijgt van aanjager en doordouwer.

3.5 Passend onderwijs

Ook voor kinderen met leer-en/ of gedragsproblemen moet er een plaats op school zijn. Dit bij voorkeur op een gewone basisschool, in de eigen leefomgeving, waar het kind extra begeleiding krijgt. Als het echt nodig is, is er het speciaal onderwijs. Het rijk is doende het stelsel van passend onderwijs te herzien. In het nieuwe stelsel krijgen de basisscholen de plicht om elke leerling een passende onderwijsplek te bieden. Het streven is om het nieuwe stelsel in augustus 2012 in te voeren. Het passend onderwijs heeft een binding met de Wmo met name waar het gaat om kinderen met gedragsproblemen. Immers, vaak zijn gedragsproblemen geen problemen die zich uitsluitend op school voordoen, maar heeft het hele gezin daar mee te maken. Via het Centrum voor Jeugd en Gezin kunnen opvoeders worden ondersteund.

3.6 Schuldhulpverlening

Om de gemeentelijke schuldhulpverlening effectiever te maken, is het Wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening ingediend. Het wetsvoorstel voorziet vooral in een omschrijving van ‘wat’ de gemeente moet realiseren. Het ‘hoe’ bepaalt de gemeente zelf. In een beleidsplan wordt vastgelegd hoe het beleid voor schuldhulpverlening eruit ziet en hoe de gemeente kan voorkomen dat inwoners problematische schulden krijgen. De gemeente is vrij bij de invulling van het plan. Wel schrijft het rijk voor dat er een integrale aanpak van schuldhulpverlening moet worden gemaakt. Vaak blijkt immers dat niet de schulden alleen oorzaak van problemen zijn, maar dat er ook sprake is van sociale, psychische of psychiatrische problematiek. Dit legt de verbinding met de Wmo waarin de gemeente moet inzetten op het meedoen van kwetsbare mensen. Om de afstemming beter mogelijk te maken is de uitbesteding van de taak schuldhulpverlening beëindigd en verricht de gemeente deze taak weer in eigen beheer.

3.7 Het veiligheidshuis

De banden tussen welzijnsbeleid, zorgbeleid en het veiligheidsbeleid worden steviger. De samenwerking heeft wettelijk inmiddels vorm gekregen door middel van een wijziging in de Wet op de publieke gezondheid. Om een betere afstemming te bewerkstelligen tussen gezondheid en veiligheid is voorgeschreven dat de GGD op hetzelfde niveau georganiseerd moet zijn dan de veiligheidsregio (Haaglanden).

Binnen deze trend past verder ook de ontwikkeling van een veiligheidshuis. In de regio DWO ( Delft, Westland, Oostland) wordt onderzocht of en op welke wijze een combinatie tussen een zorg,- en een veiligheidshuis opgezet kan worden.

3.8 Dementieketen

Met het toenemen van het aantal ouderen en het stijgen van de gemiddelde leeftijd van ouderen neemt ook het aantal ouderen met dementie toe. In Midden-Delfland neemt deze groep fors toe, van 229 in 2010 tot 517 mensen in 2030.

Het rijk stuurt op dementieketens waarin zorgaanbieders, zorgkantoren, zorgverzekeraars, gemeenten en welzijnsorganisaties gezamenlijk de zorg voor dementerenden organiseren en financieren. In de regio DWO is deze samenwerking gerealiseerd en is door Kubiek een zogeheten Zorgpad ontwikkeld. Wmo elementen van het zorgpad zijn de mantelzorg en het Ontmoetingscentrum. Een belangrijke schakel in de keten vormt de casemanager dementie. Deze professional loopt vanaf de diagnose met de hulpvrager mee en helpt de hulpvragen, de mantelzorger sen het sociaal netwerk gedurende alle fasen van de ziekte. Informatie over dementie en over het zorgpad is te vinden op www.dementieketen.nl.

3.9 Veranderende bevolkingssamenstelling

De gemeente Midden-Delfland krijgt de komende jaren te maken met een wijziging in de bevolkingssamenstelling. De bevolking in Midden-Delfland kent een relatief grote groep mensen in de leeftijdscategorie van 55 tot 65 jaar. Dat heeft tot gevolg dat de groep kwetsbare ouderen ook over enkele jaren fors toeneemt. We spreken van kwetsbare ouderen over ouderen die ouder zijn dan 75 jaar. Tegelijkertijd worden er minder kinderen geboren. Op het gebied van het wonen is in de Woonvisie vastgelegd dat om de dorpen vitaal te houden wordt ingezet op het bouwen van woningen voor jonge gezinnen en het bouwen van duurdere huur appartementen die ook zijn geschikt voor ouderen.

De veranderende bevolkingssamenstelling heeft invloed op het maatschappelijk leven in de dorpen. Immers minder kinderen betekent minder kinderen die gebruik zullen maken van het peuterwerk, van de kinderopvang, van het basisonderwijs en minder kinderen voor vooral de sport- en muziekverenigingen. De vergrijzing heeft gevolgen voor het vrijwilligerswerk. Veel ouderen zijn maatschappelijk actief en nemen als vrijwilliger deel aan het gemeenschapsleven. Deze activiteiten nemen af naarmate men ouder wordt dan 75 jaar. Met de maatschappelijke partners wordt in de planperiode ingezet om het wonen, zorg en welzijn scherper met elkaar te verbinden.

3.10 Conclusie

De ontwikkeling van de nieuwe Wmo taak Begeleiding en de transitie van de jeugdzorg vragen de komende jaren veel inzet van de gemeente. De uitvoering moet worden voorbereid. Naast het verkrijgen van inzicht in de doelgroepen die het betreft en het onderzoeken van nieuwe arrangementen, gaat het ook om regionale afstemming en het vinden van lokale aansluiting. Als gevolg van de beide nieuwe taken, zullen de taken van het Centrum voor Jeugd en Gezin, de Stichting Welzijn Midden-Delfland en de taken van het gemeentelijk Wmo loket in de verdere uitvoering toenemen. De nieuwe taken sluiten overigens wel aan bij de wijze waarop tot nu toe het Centrum voor jeugd en Gezin en het Wmo loket zijn vorm gegeven. De basis voor verdere uitwerking en verbreding van taken is daarmee al gelegd.

4. Financiële randvoorwaarden

De gemeenten hebben te maken met meer taken en met minderinkomsten uit het gemeentefonds. Ook de gemeente Midden-Delfland heeft moeten bezuinigen. In deze ronde van bezuinigingen heeft de gemeente de Wmo zoveel mogelijk kunnen ontzien. Het doel was om de basis sociale infrastructuur te behouden. Dat is vooralsnog gelukt.

Maar ook het financiële vooruitzicht voor de komende vier jaar is niet rooskleurig. De rijksoverheid bezuinigt op de rijksuitgaven. In welke mate is nog niet duidelijk, maar omdat de inkomsten van de gemeente hiermee parallel lopen, heeft dat een daling van de gemeentelijke inkomsten tot gevolg.

Het is nog niet duidelijk welke consequenties deze bezuinigingen hebben voor de uitvoering van de Wmo door de gemeenten. Dat is afhankelijk van toekomstige keuzes die op rijksniveau worden gemaakt.

De Wmo geldstromen van het rijk naar de gemeenten bestaan uit de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds (3 miljard) en de integratie-uitkering via het zogeheten objectieve verdeelmodel binnen het gemeentefonds (1,5 miljard).

Voor zorg en welzijn ontvangen gemeenten van oudsher middelen uit het gemeentefonds. Hiermee worden activiteiten op grond van de voormalige welzijnswet gefinancierd. Krimp van dit deel van de Wmo middelen loopt parallel met de dalende trend van de rijksuitgaven.

Daarnaast is er als gevolg van uitbreiding van taken in 2009 een bedrag aan de Algemene Uitkering toegevoegd (127 miljoen) ter compensatie van de zogeheten AWBZ pakketmaatregelen.

In 2007 werd zo’n 1,5 miljard voor de hulp bij het huishouden overgeheveld naar een afzonderlijke integratie-uitkering in het Gemeentefonds: het macrobudget Wmo. Vorig jaar heeft de verdeling van deze middelen, het zogeheten objectieve verdeelmodel, ter discussie gestaan vanwege de grote herverdeeleffecten.

Verwacht wordt dat per 2012 de gelden van het macrobudget worden toegevoegd aan de Algemene Uitkering. Dat heeft tot gevolg dat ook deze inkomsten procentueel betrokken zijn in de verwachte kortingen op het gemeentefonds. Zodra middelen wijzigen van een specifieke uitkering naar de algemene uitkering uit het gemeentefonds, valt het verloop van het budget nauwelijks nog te traceren. Vanaf dat moment is het voor de gemeente een algemeen dekkingsmiddel en is het vrij besteedbaar. Het is dan aan de gemeente zelf om deze inkomsten wel of niet aan te wenden voor deze gemeentelijke taken, dit met inachtneming van de wettelijke taken.

Een en ander heeft als consequentie dat de gemeenten er mee rekening moeten houden dat de budgetten de komende jaren dalen. Onlangs is bekend geworden dat het budget voor de nieuwe Wmo taak Begeleiding gebaseerd zal zijn op het rijksbudget 2010. Dat bedrag wordt geïndexeerd en rekening wordt gehouden met een groei van 2,5% en met een efficiencykorting van 5%. Het budget per gemeente wordt dan verdeeld op basis van het aantal inwoners. Concrete bedragen zijn nog niet bekend. Hoe dit budget op middellange en lange termijn wordt verdeeld zal in de loop van 2012 bekend worden. Over de gelden voor uitvoering van de jeugdzorg bestaat nog geen duidelijkheid. Verwacht wordt echter dat tenminste een efficiencykorting wordt toegepast.

Om de kosten beheersbaar te houden moet de gemeente met de maatschappelijke partners innovatieve maatregelen treffen om meer met minder te kunnen gaan doen. Er zullen creatieve alternatieve oplossingen moeten worden gevonden die inwoners toereikend compenseren voor hun beperkingen. De gemeente staat ook in financieel opzicht voor een uitdaging.

5. De Wmo in de jaren 2012-2015

De gemeente gaat de komende vier jaar de maatschappelijke ondersteuning verder versterken. De afgelopen jaren is een aantal belangrijke lijnen uitgezet om te komen tot een basis sociale infrastructuur. Die structuur wordt de komende jaren versterkt. Er wordt ingezet op het verbinden en het stimuleren en verdiepen van samenwerking met de inwoners, sociale verbanden, vrijwilligersorganisaties en professionele maatschappelijke organisaties.

De gemeente doet daarbij een beroep op de eigen kracht van mensen en richt zich op het versterken van de individuele verantwoordelijkheid. De gemeente regisseert, faciliteert en brengt partijen bij elkaar.

In het onderstaande wordt deze doelstelling op ieder van de negen prestatievelden verder uitgewerkt.

5.1 Prestatieveld 1: Sterke dorpen

Prestatieveld 1 van de Wmo luidt: het bevorderen van samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.

Leefbaarheid richt zich op de wens van mensen om samen te leven in een dorp waar plaats is voor iedereen en waar men zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Sociale cohesie, gastvrijheid en integratie, activering en gezondheid zijn begrippen die bij de samenhang en leefbaarheid van een dorp of buurt passen. Dat vergt een diversiteit van woningen en voorzieningen. De visie behoud door ontwikkeling is de aanvulling van dit prestatieveld.

De inrichting en de kwaliteit van de fysieke woonomgeving beïnvloeden de leefbaarheid en de gezondheid. Een groene omgeving, goede speel- en sportvoorzieningen en veilige fiets- en wandelroutes stimuleren tot meer bewegen. In elk dorp kunnen diverse sporten worden beoefend en is een sporthal aanwezig. De sportverenigingen zijn zeer actief. Inwoners van Midden-Delfland maken in grote mate gebruik van deze voorzieningen. De gemeente faciliteert en stimuleert door middel van jeugdsubsidies de jeugd om te sporten. Sport speelt ook een rol in de opvoeding van jongeren en het bijbrengen van normen en waarden. Een goed sporttechnisch en bestuurlijk kader bij de sportverenigingen is hierbij van belang. Activiteiten die tot doel hebben dit kader op te leiden kunnen ook rekenen op een gemeentelijk subsidie.

Ook in Midden-Delfland wonen er mensen met overgewicht. Naarmate de leeftijd vordert, worden dat er meer. Met de sportverenigingen wordt bezien of en in hoeverre men extra aandacht aan seniorensport gaat besteden. Ook de stichting Welzijn en Careyn, organisator van de gezondheidsmarkt en van de spreekuren voor senioren, worden als gesprekspartner gevraagd.

Ook de kwaliteit van de sociale omgeving is belangrijk voor de leefbaarheid en gezondheid. Normen en waarden, sociale netwerken en leefstijlen spelen daarbij een rol. Het is goed voor de eigen gezondheid om actief te zijn en om deel te nemen aan een sociaal netwerk. De nieuwe Wet werken naar vermogen stelt de uitkeringsgerechtigden in staat om vrijwilligerswerk te doen en zo minder sociaal kwetsbaar te zijn. In de planperiode gaat de gemeente met behulp van het Servicepunt Vrijwilligers en met de vrijwilligersorganisaties inzetten op het activeren van mensen en het opbouwen of onderhouden van een sociaal netwerk.

De kwaliteit van de sociale omgeving raakt voorts het thema veiligheid. In Maasland is uit een burgerinitiatief het project Buurtpreventie ontstaan. Initiatieven uit andere dorpen worden ook ondersteund.

5.2 Prestatieveld 2: De jeugd

De Wmo definieert prestatieveld 2 als volgt: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

Deze prestatie wordt geleverd door het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit CJG is een laagdrempelige vraagbaak voor opvoedingsvragen van ouders en opgroeivragen van jongeren. In de meeste gevallen krijgt men direct een antwoord. Als de vraag aanleiding geeft tot een nader gesprek, dan wordt daarvoor een afspraak gemaakt. Wanneer nodig worden ouders en jongeren naar de zorg toegeleid. Het CJG is het voorbeeld van vraaggericht werken. Binnen het Centrum wordt door verschillende organisaties gewerkt, maar de vraag van de ouder of de jongere is leidend voor welke professional het antwoord geeft. Er hoeft door de vrager niet langer meer gezocht te worden naar de instantie die een antwoord kan geven, binnen het CJG wordt dat voor de vragensteller gedaan.

Het CJG is in 2010 geopend en maakt nu een verdiepingsslag door, ter voorbereiding van de transitie ven de Jeugdzorg. De hulp wordt dan nog uitgebreid met onder meer psychiatrische zorg. De professionals binnen het CJG: de opvoedadviseurs, het schoolmaatschappelijk werk, het consultatiebureau en de schoolarts werken gezamenlijk aan het signaleren en daarna bieden van hulp en zorg. Dat vraagt een cultuuromslag van deze organisaties, maar ook van de andere eerstelijnshulpverleners, beroepsgroepen en van de scholen. De gemeente voert de regie op dit proces.

Tot nu toe was de aandacht van het CJG gericht op de kinderen in de leeftijd van de basisschool. In de planperiode wordt specifiek aandacht besteed aan jongeren en aan de communicatie met jongeren.

5.3 Prestatieveld 3: Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning

Dit prestatieveld was een nieuwe taak voor de gemeente en heeft zich in hoog tempo ontwikkeld. Onder invloed van de in hoofdstuk 3 genoemde toekomstige ontwikkelingen zal ook op dit prestatieveld de komende jaren verdieping plaatsvinden en worden er nieuwe verbindingen gelegd.

Midden-Delfland kent een Wmo loket voor volwassenen en het CJG loket voor kinderen, jongeren, hun ouders en opvoeders.

Het Wmo loket wordt de komende jaren onder invloed van “de kanteling” versterkt. De gemeentelijke Wmo consulenten gaan nog breder adviseren aan cliënten. De kanteling is het proces waarin een gesprek plaatsvindt tussen Wmo consulent en de hulpvrager om de vijf levensdomeinen in beeld te brengen. Op basis daarvan wordt vastgesteld met welke hulp en ondersteuning de hulpvrager kan blijven meedoen in de samenleving.

Cliëntondersteuning is een begrip dat daarbij hoort. Het kan zijn dat mensen worden doorverwezen naar bijvoorbeeld het Servicepunt Vrijwilligers voor vrijwilligerswerk. Dan vindt een zogeheten warme overdracht plaats. Mensen krijgen actief hulp de juiste weg te vinden.

Ook het CJG loket verstrekt informatie en geeft advies over de gezondheid en het welzijn van kinderen en jongeren. Het CJG loket werkt vraaggericht en cliëntondersteuning maakt integraal onderdeel uit van het werk van het CJG. De transitie van de jeugdzorg heeft tot gevolg dat ook de toeleiding naar de zorg onderdeel wordt van dit loket. Daarbij gaat een verbinding ontstaan met het Wmo loket. Immers, de kinderen komen binnen bij het CJG, de ouders bij het Wmo loket.

Naast deze algemene loketten heeft het Steunpunt Mantelzorg deze taak specifiek voor mantelzorgers. Het Servicepunt Vrijwilligers informeert en adviseert de vrijwilligersorganisaties en mensen die als vrijwilliger actief willen worden. De ouderenadviseur van de Stichting Welzijn is er specifiek voor ouderen. Daarnaast bestaat de Stichting MEE, die cliëntondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijk handicap. De Stichting MEE heeft direct contacten met het Wmo loket en participeert in het CJG. Deze contacten worden de komende periode verdiept en in afspraken vastgelegd.

De behoefte aan digitale informatie blijft toenemen. In de Dorpsgesprekken werd aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van die informatie. Dat zou beter kunnen. Onlangs is de gemeentelijke website vernieuwd. De toegankelijkheid van de Wmo informatie wordt vergroot. Een andere vormen van digitale ondersteuning is de digitale sociale kaart. Voor de professionals in het CJG en in de jeugdzorg is er Jeugdlink en de Verwijsindex.

5.4 Prestatieveld 4: Mantelzorgers en vrijwilligers

De wettekst luidt op dit punt: het ondersteunen van mantelzorgers daar onder begrepen steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede het ondersteunen van vrijwilligers.

De wetgever noemt de mantelzorger en vrijwilliger in één prestatieveld. De verschillen tussen beiden zijn groter dan de overeenkomsten. Het gezamenlijk kenmerk is dat zowel de mantelzorger als de vrijwilliger verondersteld wordt het werk vrijwillig te doen. Dat ligt echter voor de mantelzorgers meer gecompliceerd. Om die reden wordt door de gemeente apart ingezet op mantelzorger en op vrijwilligers.

Mantelzorgers zijn mensen die hulp en zorg verlenen op basis van hun sociale relatie met de hulpvrager. In veel gevallen gaat het om kinderen die hun ouders verzorgen of om één persoon die zijn of haar partner verzorgt. De relatie tussen mantelzorger en hulpvrager maakt dat de mantelzorger geen grenzen kan stellen en daarbij zelf overbelast kan raken. In 2008 is het Steunpunt Mantelzorg gestart. De gemeente biedt daarmee ondermeer steun bij het vinden van een adequate oplossing als een overbelaste mantelzorger hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen. De Mantelzorg consulent bevordert de bewustwording van mantelzorgers en ondersteunt hen met informatieve bijeenkomsten, cursussen en een nieuwsbrief. Ook gaat zij op huisbezoek om individuele ondersteuning te bieden. Verder wordt respijtzorg geboden. Een vrijwilliger neemt dan tijdelijk de zorg van de mantelzorger over. Mede vanwege de vergrijzing neemt het aantal mantelzorgers naar verwachting toe.

De komende periode zal ook op dit gebied verdieping plaatsvinden. De mantelzorgers zijn immers niet een homogene groep van mensen. Er kunnen verschillende doelgroepen worden onderscheiden. Zo zal het Steunpunt tezamen met de scholen en met het Centrum voor Jeugd en Gezin specifiek aandacht besteden aan de jonge mantelzorger. Andere doelgroepen zijn mantelzorgers van mensen met een psychische of psychiatrische beperking en oudere mantelzorgers.

Het vrijwilligerswerk verandert. Structurele inzet op het beleidsveld vrijwilligerswerk is nodig. Mensen hebben verschillende bezigheden en willen vooral klussen doen. Het werven van vrijwilligers voor structurele taken is moeilijker. Op dit gebied heeft de vergrijzing gevolgen: er zijn heel veel oudere vrijwilligers actief, maar naarmate men ouder wordt is men minder in staat vrijwilligerswerk te doen. Met het Servicepunt Vrijwilligers wordt op deze ontwikkeling geanticipeerd. Het Servicepunt is nog slechts kort geleden van start gegaan, maar wordt al druk bezocht. Vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties worden ondersteund met informatie, advies en cursussen.

Een bijzondere plaats nemen de maatschappelijke stages in. Midden-Delflandse jongeren worden op verzoek gekoppeld aan een vrijwilligersorganisatie om daar hun voor school verplichte maatschappelijke stage uit te voeren. Op deze wijze maken jongeren kennis met het vrijwilligerswerk. Dit stimuleert nieuwe aanwas voor de vrijwilligersorganisatie.

Naast verdieping van deze taken wordt in de planperiode specifiek aandacht besteed aan zorgvrijwilligers. Hun inzet is van toenemende maatschappelijke en sociale waarde. Zij bieden praktische , sociale en emotionele steun aan hulpvragers en mantelzorgers. Zorg bestaat steeds meer uit technische handelingen. Voor persoonlijke aandacht tijdens de zorg is minder tijd beschikbaar. De vrijwilligers in de zorg compenseren dat. Zij dragen bij aan de kwaliteit van leven en aan uitstel of vermindering van professionele zorg en ondersteuning. Vrijwilligers in de zorg werken vaak in een situatie met kwetsbare mensen. Onderzocht gaat worden welke specifieke ondersteuning vrijwilligers in de zorg nodig hebben.

5.5 Prestatieveld: Bevorderen deelname

Het prestatieveld wordt in de wet als volgt geformuleerd: het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem.

Een toegankelijke samenleving is goed voor mensen met een beperking, maar ook voor de maatschappij en economie. Met toegankelijkheid wordt de fysieke toegankelijkheid bedoeld van straten en gebouwen en de toegang tot informatie en voorzieningen. Toegankelijkheid heeft ook te maken met de manier waarop met mensen met beperkingen wordt omgegaan.

Om samen wonen en samen leven mogelijk te maken moeten mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. De Stichting Welzijn gaat in de planperiode het activiteitenaanbod verbreden voor jongere mensen met een beperking.

Gebouwen die voldoen aan veiligheidseisen voor mensen met een beperking zijn bovendien ook vaak veiliger en prettiger voor mensen zonder beperking, zoals ouders met kinderwagens. Dat geldt ook voor het openbaar vervoer.

Een toegankelijke samenleving heeft ook een economisch belang. Als gevolg van de vergrijzing groeit het aantal inwoners met een beperking de komende jaren. Ondernemers kunnen hierop inspelen. Binnenkort zal de gemeentelijke website voldoen aan de Richtlijnen webtoegankelijkheid.

Het meer bewegen voor mensen met een beperking vraagt aandacht. De beweegdeelname deze groep mensen is aanzienlijk lager dan bij de rest van de bevolking. Juist bij deze doelgroep is bewegen van belang te kunnen blijven participeren in de samenleving en om gezond te blijven of de gezondheidssituatie minder achteruit te doen gaan.

In Midden-Delfland zijn 2 G-teams actief: een G-handbalteam bij de handbalvereniging DIOS in Den Hoorn en een G-voetbalteam bij de voetbalvereniging MVV ’27 in Maasland. Om het bewegen voor mensen met een beperking te bevorderen worden van gemeentewege sportrolstoelen verstrekt. Maar meestal zijn er te weinig mensen met dezelfde handicap in één gemeente die dezelfde sport willen beoefenen. Hierdoor is het opstarten of de overlevingskans van teams in de gehandicaptensport niet groot.

In de regio Haaglanden is afgesproken om de aanpak van de gehandicaptensport regionaal te organiseren. Het doel van deze regionale aanpak is om in alle deelnemende gemeenten meer mensen met een handicap regelmatig en blijvend in beweging te krijgen en te houden. Dit in het belang van hun gezondheid en ter bevordering van de sociale integratie. De aanpak resulteert er in dat voor gehandicapten die willen sporten bekend welke sportactiviteiten er zijn in de regio en welke sportaanbieders de verschillende sporten aanbieden.

5.6 Prestatieveld 6: Verstrekken van voorzieningen

De wet luidt: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.

De Wmo is een brede wet die brede kaders stelt. Dit zesde prestatieveld is daar een uitzondering op. De belangrijkste kaders hebben betrekking op het verlenen van voorzieningen. Zo moet de gemeente een verordening vaststellen voor de verlening van individuele verstrekkingen. Een herziene verordening is in november 2011 vastgesteld.

Voorts kent de wet de compensatieplicht. Dat houdt in dat gemeenten voorzieningen moeten bieden aan personen als die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Zij moeten in staat worden gesteld om een huishouden te voeren, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en hun medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Daarnaast zijn in de Wmo bepalingen opgenomen over de eigen bijdrage, over de keuzevrijheid van de inwoners en over het meten van de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Jaarlijks wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder inwoners die een aanvraag voor een individuele verstrekking hebben gedaan. Gemeenten zijn vrij in hun keuze bij welke groep ze de klanttevredenheid willen onderzoeken en op welke wijze. Deze keuze wordt in de planperiode, evenals in voorgaande jaren, gemaakt in overleg met de Wmo cliëntenraad. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kan worden afgeleid in hoeverre de ondersteuning vanuit de Wmo aansluit op de behoeften van de inwoners. De resultaten kunnen, omdat ook een vergelijking met andere gemeenten wordt gemaakt, in perspectief worden geplaatst. Midden-Delfland heeft als rapportcijfer gemiddeld een flinke zeven van haar inwoners gekregen. Dit cijfer ligt hoger dan het landelijk gemiddelde.

Een nieuwe belangrijke ontwikkeling is de al eerder genoemde “kanteling”. Een kanteling in denken. In het gekantelde beleid wordt niet langer in voorzieningen gedacht maar meer in resultaten. Wat is de beperking die iemand ondervindt, en wat zou het te bereiken resultaat moeten zijn.

Om de omstandigheden, de beperkingen, de mogelijkheden en de mogelijke oplossingsrichtingen van een klant goed in beeld te krijgen is Het Gesprek noodzakelijk. In de ontwikkelingsperiode van de Kanteling werd dit gesprek geduid als “het gesprek aan de keukentafel”. Tijdens dit gesprek, dat in principe altijd bij de betrokkene thuis wordt gevoerd, gaan klantmanager en klant samen als het ware een foto van de klant maken. Wanneer aanvrager en mantelzorger dat willen, is de mantelzorger aanwezig bij het gesprek. Ook op dit punt wordt zoveel als mogelijk maatwerk geleverd. In het gesprek neemt vraagverheldering een zeer belangrijke plaats in. Hiermee wordt de omvang van de beperkingen helder gemaakt. Daarnaast wordt aandacht te worden besteed aan de mate waarin de klant invulling kan geven aan de eigen verantwoordelijkheid. Wat kan de klant zelf, welke vormen van gebruikelijke zorg zijn aanwezig, op welke mantelzorg kan een beroep worden gedaan. Zijn er daarna algemene of collectieve voorzieningen waarmee de klant kan worden gecompenseerd? Zo ja, dan kan worden geconstateerd dat de klant voldoende is gecompenseerd, het beoogde resultaat is immers bereikt. Zo nee, pas dan komen individuele voorzieningen in beeld.

Onlangs is de gemeentelijke Wmo verordening gewijzigd met name vanwege deze kanteling.

Gemeenten hebben vrijheid om naar eigen inzicht beleid te voeren, maar belangrijke elementen uit de Wmo zijn door het rijk geregeld.

Het rijk bepaalt de beleidsruimte van de gemeente niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel. Gemeenten ontvangen een bedrag waarmee zij hun taken moeten uitvoeren. Omdat dat bedrag beperkt is, moeten zij keuzen maken en prioriteiten stellen in wat belangrijk is en waar men geld aan kan besteden. Daarnaast wordt de beleidsvrijheid bepaald door jurisprudentie. Gerechtelijke uitspraken zijn van invloed om al dan niet tot verstrekking over te gaan. De Wmo en het verstrekkingenbeleid worden regelmatig gewijzigd door jurisprudentie.

In het jaar 2013 krijgt de gemeente er een nieuwe Wmo taak bij: de Begeleiding. Een omvangrijke en naar verwachting intensieve taak op een voor de gemeente geheel nieuw terrein. De gemeente krijgt te maken met een nieuwe doelgroep. Mensen met een matige tot zware beperking die hulp nodig hebben op het gebied van het organiseren en structureren van de dag. Het gaat dan om voorzieningen van dagbesteding tot logeervoorzieningen. De gemeente draagt zorg voor de toeleiding naar de zorg en het organiseren van het passende aanbod van zorg. Dit leidt tot nieuwe verbindingen. Met nieuwe maatschappelijke partners moet worden samengewerkt en nieuwe arrangementen moeten worden ontwikkeld. Voor deze uitbreiding van het Wmo takenpakket wordt de wet en in het verlengde daarvan de Wmo verordening gewijzigd.

5.7 Prestatievelden 7, 8 en 9: Kwetsbare mensen

Deze prestatievelden zijn ineen gevoegd omdat het gaat om een doelgroep, kwetsbare mensen met psychische sociale en/of financiële problemen. De taken worden deels uitgevoerd op regionaal niveau met de gemeente Delft als centrumgemeente.

De tekst van de wet zegt over prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit huiselijk kring van het slachtoffer is gepleegd.

Prestatieveld 8 vervolgt: het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen.

Prestatieveld 9 tenslotte: het bevorderen van verslavingsbeleid.

Van kwetsbare mensen wordt gesproken omdat het voor hen, meestal door een opeenstapeling van problemen, moeilijk is (geworden) om de sturing over hun leven zelf in de hand te houden. Een gedeelte van deze groep onderkent dat en zoekt zelf hulp en zorg. Soms vindt hun omgeving de situatie niet meer verantwoord en stimuleert deze mensen om hulp te zoeken. Er is ook een groep die de noodzaak voor hulp niet ziet en elke uitgestoken hand weigert (zorgmijders). Betrouwbare cijfers over de omvang van de doelgroep zijn er nog niet. De eerste onderzoeken laten nog te veel overlap van mensen, problematiek en zorgaanbieders zien om als betrouwbare handvat te dienen voor het ontwikkelen van beleid.

Sociaal kwetsbare mensen

  • -

    hebben te maken met problemen op meer dan één leefgebied (inkomen, schulden, wonen, werken, sociale contacten, gezondheid, maatschappelijk integratie, verslaving) of hebben een verhoogd risico op meervoudige problematiek;

  • -

    zijn niet in staat om zelfstandig hun problemen op te lossen;

  • -

    krijgen niet die zorg die nodig is omdat er geen hulpvraag vanuit zichzelf is of omdat er slecht contact is met reguliere hulpverleners;

  • -

    worden door hun omgeving vaak niet begrepen of veroorzaken door hun gedrag vaak overlast, gevoelens van bezorgdheid en onveiligheid.

De gemeente Delft is centrumgemeente op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en krijgt daar een doeluitkering van rijk voor. Alle gemeenten hebben een Wmo taak op dit gebied. De Wmo taak behelst het signaleren van problematiek, het bevorderen van een adequate toeleiding naar de zorg en de nazorg van de hulpvrager. De gemeente Delft neemt het voortouw als het gaat om behandeling en opvang. Omdat de wmo taak en de centrumgemeente taken goed op elkaar moeten aansluiten vindt structureel bestuurlijk overleg over dit onderwerp plaats. In 2012 wordt door de centrumgemeente, in samenspraak met de regiogemeenten een nieuw beleidsplan voor dit taakveld vastgesteld. Gedurende de looptijd van dit Wmo beleidsplan wordt het OGGZ beleidsplan uitgevoerd.

In de vorige planperiode is het Signaleringsoverleg volwassenen gestart. Dit overleg van professionals, dat te maken heeft met kwetsbare mensen, wordt als gevolg van de nieuwe wetgeving op het terrein van werk en inkomen en de nieuwe wet op de schuldhulpverlening verdiept. Het overleg heeft de basis gelegd voor het aangaan van nieuwe verbindingen tussen maatschappelijke organisaties. De meldcode huiselijk geweld, die partijen verplicht zijn te gebruiken vanaf 1 januari 2011 is een middel dat maatschappelijke organisaties samen brengt. Op het gebied van de verslavingszorg heeft de gemeente de afgelopen periode extra ingezet op preventieve activiteiten voor jongeren om hen bewust te maken van de gevolgen van overmatig alcoholgebruik. In de komende planperiode gaat de GGD hierin het voortouw nemen.

6. Tot slot

Met dit Wmo beleidsplan wordt richting gegeven aan de koers die de gemeente Midden-Delfland in de jaren 2012 tot en met 2015 gaat varen. In de vorige periode is de sociale basis infrastructuur gerealiseerd. Tot deze sociale basis infrastructuur behoort de eerstelijns hulpverlening, zoals het maatschappelijk werk en de huisartsen, het Wmo loket, het Centrum voor Jeugd en Gezin, de scholen en de stichting Welzijn.

In de planperiode van dit Wmo beleidsplan wordt deze sociale infrastructuur verder verdiept en versterkt. Nieuwe samenwerkingsverbanden worden gelegd en mensen en organisaties worden met elkaar in contact gebracht. Het centrale thema van dit Wmo beleidsplan is dan ook “verbinden en verdiepen”.

De gemeente faciliteert en richt zich op haar rol van regievoerder. Om het welzijn en de gezondheid van Midden-Delflanders te bevorderen en ondersteuning te bieden aan inwoners die door fysieke, psychische of sociale oorzaken in een kwetsbare positie verkeren, is het nodig dat de sociale basis infrastructuur verder wordt versterkt en nieuwe verbindingen worden gecreëerd.

In dit plan is substantieel aandacht besteed aan toekomstige ontwikkelingen. De drie Transities, namelijk die rond werk en inkomen, van de Begeleiding en van de Jeugdzorg vragen een grote inspanning van de gemeente en van de maatschappelijke organisaties. Voor een aantal van deze organisaties is samenwerking met de gemeente nieuw. Er ligt een forse uitdaging om samen aan de slag te gaan om creatieve oplossingen te bedenken voor mensen die ondersteuning nodig hebben.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 17 april 2012.

De griffier, de voorzitter

A. de Vos, A.J. Rodenburg