Regeling melding vermoeden misstand

Geldend van 06-07-2017 t/m heden

Intitulé

Regeling melding vermoeden misstand

Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Ambtenaar: een ieder die werkzaam is of is geweest bij de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (hierna: MGR) op grond van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

    • b.

      Bevoegd gezag: degene die op grond van deze regeling bevoegd is tot het doen instellen van een onderzoek en te beslissen met betrekking tot de melding van een vermoeden van een misstand.

    • c.

      Vermoeden van een misstand: het vermoeden van een ambtenaar, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de ambtenaar bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de ambtenaar heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en

      • het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een wettelijk voorschrift, een gevaar voor de volksgezondheid, een gevaar voor de veiligheid van personen, een gevaar voor de aantasting van het milieu, een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten, of

      • er sprake is van de overtreding van de binnen de MGR geldende gedragscode, met uitzondering van de ongewenste gedragsvormen.

    • d.

      Melder: de ambtenaar, of een kandidaat die door de MGR krachtens de Participatiewet bemiddeld wordt naar werk (hierna: PW-kandidaat), die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling.

    • e.

      Melding: de melding van een vermoeden van een misstand door de melder. Voor zover het betreft een melding door een PW-kandidaat, kan dit alleen betrekking hebben op personen die werkzaam zijn binnen de MGR.

    • f.

      Vertrouwenspersoon: de functionaris als zodanig benoemd door het bevoegd gezag.

    • g.

      Intern meldpunt: de (bedrijfs-)jurist van de MGR.

    • h.

      Extern meldpunt: het Huis voor Klokkenluiders.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt degene die anders dan op basis van een ambtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, werkzaam is binnen de MGR gelijkgesteld met een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, onder a.

Artikel 2 Bescherming van de melder

  • 1. Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 2. De melder die tevens ambtenaar is, zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen;

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag,

      voor zover dit redelijkerwijs verband houdt met de door de melder gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 3. De MGR draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 4. Het bepaalde in lid 2 en 3 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand in een andere organisatie dan die van de MGR volgens de in die organisatie geldende regels, bij die organisatie heeft gemeld. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar:

    • uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt, of:

    • uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

      en waarbij hij voorts:

      • het vermoeden van de misstand tijdig heeft gemeld bij zijn leidinggevende;

      • zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem of haar zijn gemaakt door het bevoegd gezag.

  • 5. De melder die meent dat hij toch benadeeld wordt als gevolg van de door hem gedane melding, kan de afdeling Onderzoek van het externe meldpunt verzoeken om een bejegeningsonderzoek te starten.

  • 6. De melder die tevens ambtenaar is, heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goede trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens en/of na het volgen van deze regeling. Deze juridische bijstand wordt gefinancierd door de MGR.

Artikel 3 De vertrouwenspersoon

  • 1. Het Dagelijks Bestuur wijst een vertrouwenspersoon misstanden aan.

  • 2. Een anonieme melding wordt gedaan bij de vertrouwenspersoon misstanden.

  • 3. De vertrouwenspersoon heeft tot taak de melder te adviseren.

De vertrouwenspersonen maakt jaarlijks gezamenlijk een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het Dagelijks Bestuur en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Voor zover van toepassing, geniet de vertrouwenspersoon bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het vijfde lid, tegen benadeling van zijn rechtspositie als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Artikel 4 Het interne meldpunt

  • 1. De MGR wijst als intern meldpunt aan de (bedrijfs-)jurist van de MGR

  • 2. Het intern meldpunt begeleidt en adviseert rondom een vermeende misstand.

Artikel 5 Het externe meldpunt

  • 1. De MGR wijst als extern meldpunt aan het Huis voor Klokkenluiders.

Het Huis voor Klokkenluiders heeft tot taak een door de melder gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en de MGR daarover te adviseren.

2. INTERNE MELDINGSPROCEDURE

Artikel 6 Melding

  • 1. De ambtenaar doet een melding bij de vertrouwenspersoon, bij het interne meldpunt of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het externe meldpunt.

  • 2. De PW-kandidaat doet een melding bij een lid van het bestuur of de directeur MGR.

  • 3. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

  • 4. De vertrouwenspersoon bij wie een melding is gedaan, of de directeur MGR in geval van een melding zoals bedoeld in het tweede lid, draagt er zorg voor dat het interne meldpunt onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 5. Een melding dient op redelijke gronden te zijn gebaseerd, zulks ter beoordeling van het interne meldpunt. Zolang het interne meldpunt de ontvankelijkheid niet heeft vastgesteld, wordt gesproken over voorlopige melding.

Artikel 7 Melding door een ex-ambtenaar

De ex-ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twee jaar na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden bij de MGR bij een vertrouwenspersoon of het interne meldpunt. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Artikel 8 Ontvankelijkheid en ontvangstbevestiging

  • 1. Het interne meldpunt, of de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding, zendt aan de melder een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en de datum waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.

  • 2. Indien het interne meldpunt concludeert dat de voorlopige melding op onvoldoende redelijke gronden is gebaseerd, wordt vooronderzoek gevraagd aan het directielid dat verantwoordelijk is voor de afdeling waarop de voorlopige melding betrekking heeft.

  • 3. Betreft de voorlopige melding het directielid zelf, dan wordt vooronderzoek gevraagd aan de directeur MGR.

  • 4. Betreft de voorlopige melding de directeur MGR, dan wordt vooronderzoek gevraagd aan een lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 5. Indien het vooronderzoek niet leidt tot een op voldoende redelijke gronden gebaseerde melding, of tot een melding van voldoende gewicht, dan wordt deze niet in behandeling genomen en informeert het interne meldpunt schriftelijk de melder hierover.

  • 6. Indien het vooronderzoek leidt tot een op voldoende redelijke gronden gebaseerde melding, en tot een melding van voldoende gewicht, dan stelt het bevoegd gezag de melder of de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding op de hoogte dat de melding in behandeling wordt genomen.

Artikel 9 Bevoegdheid

  • 1. Indien de melding betrekking heeft op de directeur MGR of leden van het Dagelijks Bestuur, is het Dagelijks Bestuur het bevoegd gezag. Het interne meldpunt draagt er zorg voor dat het Dagelijks Bestuur onverwijld op de hoogte wordt gesteld van het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2. In alle overige gevallen is het verantwoordelijk directielid in beginsel het bevoegd gezag, tenzij het interne meldpunt van mening is dat, gelet op de zwaarte van het vermoeden, het bevoegd gezag bij de directeur MGR berust. Daarnaast is de directeur MGR het bevoegd gezag als de melding betrekking heeft op een directielid.

  • 3. Indien het verantwoordelijk directielid het bevoegd gezag is, informeert hij de directeur MGR. Het onderzoek wordt in beginsel verricht door de afdeling HR.

  • 4. In geval van een vermoeden van een lichte schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels kan het directielid, na advisering door het intern meldpunt, oordelen dat er geen onderzoek in het kader van het onderzoeksprotocol melding vermoeden misstand zoals opgenomen in Bijlage I, noodzakelijk is. In dat geval heeft de afdeling HR een adviesrol richting het directielid. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing.

  • 5. Het bevoegd gezag informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 6. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de identiteit van de melder die overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 of 7 een melding heeft gedaan, niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor de behandeling van de melding.

Artikel 10 Onderzoek

Het onderzoek naar de vermeende misstand vindt plaats conform het Onderzoeksprotocol melding vermoeden misstand zoals opgenomen in bijlage I.

Artikel 11 Standpunt en kennisgeving door het bevoegd gezag

In geval dat het bevoegd gezag het Dagelijks Bestuur is, stelt deze de melder, de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding en de directeur MGR binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van haar standpunt omtrent het gemelde vermoeden van de misstand. De directeur MGR informeert het intern meldpunt.

In geval dat het bevoegd gezag de directeur MGR is, stelt deze de melder, de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding en het intern meldpunt binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van de misstand.

In geval dat het bevoegd gezag het verantwoordelijk directielid is, stelt deze de melder, de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding, de directeur MGR en het intern meldpunt binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van de misstand.

Indien niet binnen tien weken een standpunt kan worden gegeven, worden, voor deze termijn is verstreken, de melder of de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het bevoegd gezag kan het advies met ten hoogste acht weken verdagen.

Verder uitstel is mogelijk met instemming van de melder of van de vertrouwenspersoon in geval van een anonieme melding.

3. EXTERNE MELDINGSPROCEDURE

Artikel 12 Melding bij het externe meldpunt

  • 1. De melder kan zijn vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het externe meldpunt, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 11;

    • b.

      hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 11.

  • 2. Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne meldingsprocedure in de weg staan, kan de melder het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het externe meldpunt.

  • 3. De melding bij het externe meldpunt bevat ten minste:

    • a.

      naam en adres van de melder;

    • b.

      de organisatie waar de betrokkene werkzaam is of is geweest;

    • c.

      de organisatie waarop de melding betrekking heeft;

    • d.

      de omschrijving van de misstand die wordt vermoed;

    • e.

      de reden van melding aan het externe meldpunt.

Artikel 13 Ontvangstbevestiging

  • 1. Het externe meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de melder.

  • 2. Het externe meldpunt draagt er zorg voor dat de MGR op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3. Het externe meldpunt informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het externe meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

Artikel 14 Niet ontvankelijkheid

  • 1. Het externe meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

    • a.

      er geen sprake is van een misstand of van een misstand van voldoende gewicht;

    • b.

      de ambtenaar niet aantoont dat hij het vermoeden eerst intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, tenzij zwaarwegende belangen toepassing van de interne procedure in de weg staan;

    • c.

      de ambtenaar het vermoeden intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, maar de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is;

    • d.

      geen sprake is van een ambtenaar zoals bedoeld in deze regeling;

    • e.

      de melding niet binnen redelijke termijn is ontvangen nadat de ambtenaar op de hoogte is gesteld van het standpunt van het bevoegd gezag.

  • 2. Indien de melding niet ontvankelijk is, stelt het externe meldpunt de melder of vertrouwenspersoon en de MGR hiervan binnen vier weken op de hoogte.

Artikel 15 Onderzoek door het externe meldpunt

Wanneer de melding ontvankelijk is, kan het meldpunt indien dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is een onderzoek instellen.

Ten behoeve van het onderzoek genoemd in het eerste lid is het externe meldpunt gerechtigd bij het bevoegd gezag alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. De MGR verschaft het externe meldpunt alle inlichtingen.

Het externe meldpunt kan een deskundige raadplegen.

Wanneer de inhoud van bepaalde door de MGR verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het externe meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het externe meldpunt meegedeeld. Het externe meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 16 Advies en kennisgeving door het externe meldpunt

  • 1. Het externe meldpunt legt binnen acht weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een advies aan de MGR. Het externe meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan.

  • 2. Indien niet binnen acht weken een advies kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan alsmede de MGR voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3. Het advies wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het externe meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, door het externe meldpunt openbaar gemaakt op een wijze die het externe meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

  • 4. Het externe meldpunt maakt zijn advies niet openbaar voordat het standpunt van de MGR, bedoeld in artikel 17 van deze regeling, is ontvangen, of er twee weken zijn verstreken sinds het advies is gegeven.

Artikel 17 Standpunt bevoegd gezag naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt

  • 1. De MGR stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies het externe meldpunt schriftelijk op de hoogte van haar standpunt en de eventuele consequenties die het daaraan verbindt.

Het externe meldpunt zal het standpunt van de MGR aan de melder doen toekomen.

  • 2. Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 18 Jaarverslag

  • 1. Jaarlijks wordt door het externe meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    b. het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    c. het aantal onderzoeken dat het externe meldpunt heeft verricht;

    d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het externe meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3. Dit jaarverslag wordt aan het bevoegd gezag en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van de MGR op 5 juli 2017,

De secretaris,

I. Hol

De voorzitter,

Drs. H.M.F. Bruls