Regeling vervallen per 13-03-2012

Handhavingsprogramma 2009

Geldend van 01-01-2011 t/m 12-03-2012

Intitulé

Handhavingsprogramma 2009

Leeswijzer:

Het totale handhavingsprogramma bestaat uit de volgende twee onderdelen:

Handhavingsprogramma 2009

Het Handhavingsprogramma 2009 bevat de onderdelen die betrekking hebben op de wijze waarop Moerdijk wil handhaven en stelt de kaders voor de handhaving en is op 8 april 2009 door het College van burgemeester en wethouders van Moerdijk vastgesteld met een looptijd tot 01-03-2010.

Op 2 maart 2010 is de looptijd van het Handhavingsprogramma verlengd tot 31 december 2010.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het handhavingsprogramma is geactualiseerd in verband met het inwerking treden van deze wet. De invloed van deze wet heeft geen directe invloed op de werkingsfeer van het handhavingsprogramma. Wel is er een aanpassing nodig van enkele omschrijvingen in het handhavingsprogramma.

Op 1 oktober 2010 is ook de bestuurlijke strafbeschikking in werking getreden. Ook deze aanpassing is in het handhavingsprogramma opgenomen.

Aanpassingen:

Paragraaf 2.2 Reikweidte handhavingsprogramma: Wabo toegevoegd;

Paragraaf 2.3 Looptijd verlengd tot 31-12-2011;

Paragraaf 5.1 Nieuwe wetgeving: aangepast aan Wabo;

Paragraaf 5.3 Invoeren bestuurlijke strafbeschikking toegevoegd;

Paragraaf 6.2 Prioriteitenlijst: de taken in de prioriteitenlijst zijn aangepast aan de taken zoals ze nu onder de Wabo en het daarbij behorende toezichtsprotocol worden genoemd.

Paragraaf 6.3 De eerdere aanpassingen op de prioriteitenlijst zijn aangepast aan de situatie 2011.

Paragraaf 7.7 Projecten aangepast aan situatie 2011.

Uitvoeringsprogramma

Het jaarlijkse uitvoeringsprogramma, bevat alle uit te voeren werkzaamheden door afdeling Vergunningen en Handhaving die betrekking hebben op het handhavingsprogramma.

1. ALGEMEEN

1.1 INLEIDING

De rol en betekenis van ‘handhaving’ in onze samenleving is de laatste jaren –vooral onder invloed van de gebeurtenissen in Enschede, Volendam en Schiphol- sterk gewijzigd. Werd handhaving daarvoor vooral gezien als sluitstuk van de reguleringsketen, tegenwoordig neemt handhaving een volwaardige plaats in bij de keuze van instrumenten om de beleidsdoelen van het gemeentebestuur te realiseren. De bijrol die handhaving in het verleden had behoort daarmee definitief tot het verleden.

Wanneer binnen de gemeente Moerdijk het beleidsinstrument ‘regelgeving’ wordt ingezet bij het realiseren van bepaalde beleidsdoelen, dan houden we daarbij rekening met de wijze waarop we de naleving en handhaving van deze regels en normen het beste kunnen realiseren. We kijken daarbij dan niet alleen naar de inzet van middelen die met een adequate handhaving gemoeid zijn maar uiteraard ook naar de mate van handhaafbaarheid van de regelgeving.

De bevoegdheid van het gemeentebestuur om handhavend op te treden is gebaseerd op art. 125 van de Gemeentewet. In dit artikel krijgt het gemeentebestuur de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen. In het algemeen is dit het college van burgemeester en wethouders en in bepaalde gevallen de burgemeester.

De bevoegdheid om handhavend op te treden bevat beleidsvrijheid. De wetgever laat het al dan niet handhaven over aan een belangenafweging van het gemeentebestuur. De hoofdregel is dat het bestuursorgaan belast met de handhaving inde regel moet optreden tegen een geconstateerde overtreding, maar slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen Aan de afweging of er handhavend wordt opgetreden, gaat dus een bestuurlijke keuze vooraf. Uit art. 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in combinatie met het eerder genoemde art. 125 Gemeentewet volgt dat burgemeester en wethouders en de burgemeester bevoegd zijn om beleidsregels vast te stellen over de handhaving van de regels die door hen worden uitgevoerd. Op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur (rechtsgelijkheid, rechtszekerheid of consistent overheidsbestuur) geldt vervolgens dat het bestuursorgaan gehouden is deze beleidsregels toe te passen (art. 4:84 Awb), tenzij toepassen tot een onevenredige uitkomst leidt.

Om een vaste gedragslijn te krijgen in de beleidsvrijheid worden de bestuurlijke keuzes van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester vastgesteld in het Handhavingprogramma 2009, deel 1. In dit handhavingsprogramma wordt dus enerzijds helder gemaakt wat wel en wat niet wordt gehandhaafd (prioriteringsbeleid) en anderzijds stelt het de kaders voor de overige te maken keuzes.

In 2009 is het eerste handhavingsprogramma voor de gemeente Moerdijk opgesteld onder de naam “Correct en Consequent”. In 2009 is het handhavingsprogramma 2009 opgesteld. Het programma is verlengd voor 2010.

Vanuit het Rijk wordt de nadruk gelegd op het goed inrichten van de handhavingsorganisatie. Vanuit het Ministerie van VROM zijn kwaliteitscriteria geformuleerd waaraan de organisatie van handhaving moet voldoen. Eén van de criteria is het verplicht opstellen door het college van burgemeester en wethouders van een handhavingsbeleid ten aanzien van de milieu- en bouwregelgeving. Jaarlijks dient hierover verantwoording te worden afgelegd.

Het handhavingsprogramma is in 2003 vastgesteld door de gemeenteraad. In de Awb is vastgelegd dat het college van B&W bevoegd is om over de handhaving van regels die door het gemeentebestuur worden uitgeoefend, beleidsregels vast te leggen. De gemeenteraad is niet bevoegd om bestuursdwang uit te oefenen en derhalve niet bevoegd om hierover beleidsregels vast te stellen.

2. DOELSTELLING, REIKWIJDTE, LOOPTIJD, INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

2.1 Doelstelling

Een handhavingsprogramma is nodig omdat alles handhaven niet mogelijk is. Nog los gezien van de vraag of de overheid alle overtredingen kan voorkomen, verplicht de schaarse capaciteit in combinatie met de grootte van de handhavingstaakstelling van gemeenten, de gemeente om keuzes te maken: waarop wordt actief en systematisch toezicht gehouden? De verleiding om bij schaarse capaciteit alleen op inkomende externe verzoeken tot handhaving af te gaan en te handhaven is groot. De vraag is of zo met de beschikbare capaciteit tot een werkelijke risico-inperking kan worden gekomen. Vandaar de wens om over te gaan tot programmatische handhaving. Programmatisch Handhaven wil zeggen een structurele en integrale aanpak van de handhaving. Daarbij zijn prioriteiten gesteld en de handhavingsactiviteiten op elkaar afgestemd. Bij een programmatische aanpak worden beleid en uitvoering van beleid opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

De beschikbare capaciteit moet zo verstandig mogelijk worden ingezet, zodat overtredingen op de meest essentiële zaken worden voorkomen dan wel worden aangepakt. Handhaven is dus keuzes maken. Bestuurlijk zullen prioriteiten moeten worden gesteld, om zo te kunnen vaststellen op welke wijze aan de hand van de prioriteiten pro-actief het toezicht kan worden ingericht. Aan de hand daarvan wordt uiteindelijk vastgesteld: Wat doen we? Wat kunnen we? Wat gaan we anders doen?

In dit programma kunt u lezen welke regels prioriteit krijgen in de handhaving ervan. Op het gebied van veiligheid loopt de samenleving van Moerdijk bij niet of onvoldoende uitoefening van onze handhavingstaken risico’s. Houden we niet of onvoldoende toezicht op de directe leefomgeving van de burgers dan ervaren veel van onze inwoners hiervan direct of indirect overlast.

Essentieel is de beantwoording van de vraag waarom wij als gemeente de regels handhaven. Het is onjuist te veronderstellen dat handhaven in Moerdijk gebeurt omdat de gemeente ‘dat wil’. Het stellen van regels wordt gedaan vanuit de gedachte dat deze regels diegene die hiermee c.q. met de naleving ervan direct te maken krijgt, proberen te beschermen. Het is dus in het belang van de burgers en bedrijven dat er voldoende op wordt toegezien dat deze regels worden nageleefd. Immers, de bouwer van een woning wil niet dat zijn dak instort. En ook degene die met gevaarlijke stoffen werkt en zijn directe omgeving willen niet enig risico lopen door het gebruik van deze gevaarlijke stoffen.

Met het vaststellen van dit programma is het handhaven in Moerdijk uniform en transparant. Daarmee is de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid gewaarborgd en voldoet het gemeentebestuur aan de wettelijke eisen uit onder andere de Algemene wet bestuursrecht, Woningwet en Wet milieubeheer.

In het programma is vastgelegd op welk niveau de handhaving van de geprioriteerde taken moet plaatsvinden. Het programma beschrijft vervolgens wat voor handhavingsinstrumenten daarbij worden ingezet en hoe de feitelijke controle in zijn werk gaat.

Dit handhavingsprogramma heeft een verlengde looptijd tot eind 2011. Jaarlijks legt de afdeling Vergunningen en Handhaving verantwoording af aan het college van burgemeester en wethouders over de gerealiseerde activiteiten. Eventueel kan dit leiden tot een bijstelling van het programma.

De doelstelling van dit Handhavingsprogramma 2009 is als volgt samen te vatten:

  • §

    Het programmatisch handhaven in de gemeente Moerdijk verder vormgeven.

  • §

    Uitvoering geven aan wettelijke verplichtingen.

  • §

    Bieden van kaders voor de wijze waarop handhaving als een volwaardig instrument ingezet kan worden bij het realiseren van beleidsdoelen.

  • §

    Geven van kaders voor prioritering van handhavingstaken.

  • §

    Geven van kaders voor de overige te maken keuzes (bijv. stappenplan handhaving, begunstigingstermijnen, etc.)

  • §

    Bieden van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid aan rechtssubjecten.

2.2 Reikwijdte

Dit handhavingsprogramma heeft betrekking op de Wet algemene bepalingen, bouwregelgeving, milieuregelgeving, natuur en monumenten, Wet op de kinderopvang en regelgeving openbare orde. Ingegaan wordt op de handhavingstaken, zoals deze worden uitgevoerd door of namens de afdeling Vergunningen en Handhaving. Dit betekent dat fraudebestrijding sociale zaken en uitvoering van de leerplichtwet niet onder de reikwijdte van dit handhavingsprogramma vallen.

Moerdijk beoogt in dit programma handhaven in ruime zin te benaderen. Let wel: dit programma heeft betrekking op het invullen van de toezichtsfunctie en uitvoeren van controletaken alsmede het juridisch handhaven en dus niet op vergunningverlening. Zoals vermeld in de inleiding is bij de beleidsontwikkeling en de daarop gebaseerde wet- en regelgeving de handhaafbaarheid een essentieel onderdeel.

2.3 Looptijd en inwerkingtreding

Dit handhavingsprogramma treedt in werking vanaf 1 januari 2011 en heeft een looptijd tot 31 december 2011.

2.4 Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als: Handhavingsprogramma 2009.

3.DE BEGRIPPEN: HANDHAVING, TOEZICHT EN CONTROLE

Onder het begrip Handhaving wordt verstaan: ‘Het door controle en het toepassen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties (of dreigen daarmee) bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd’. In ruime zin wordt Handhaving omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels door anderen te bevorderen. Toezicht en sancties spelen hier uiteraard een rol in, maar ook voorlichting over welke regels er zijn, de reden voor de regels en het houden van controles vallen hieronder.

Er zijn twee vormen van handhaving: preventieve en repressieve handhaving. Er is sprake van preventief wanneer toezichtsbezoeken worden uitgevoerd na vergunningverlening of aan de hand van een ingediende melding zonder dat daartoe een aanleiding bestaat in de vorm van een concrete verdenking dat een wet of voorschrift wordt overtreden. Van repressief toezicht (controle en sanctionering) is sprake wanneer toezicht wel gericht is op het zoeken naar concrete overtredingen. De uitkomsten van repressief toezicht leiden bij overtredingen zondermeer tot een bestuurlijke reactie. Wanneer repressief toezicht ook als doel heeft strafvordering door politie of buitengewoon opsporingsambtenaar dan wordt gesproken van opsporing. Bij geconstateerde overtredingen kan proces-verbaal worden opgemaakt.

4 WETTELIJKE VERPLICHTINGEN, BESTAAND BELEID EN OVERIGE RICHTLIJNEN

Artikel

Het is onjuist om te veronderstellen dat we met de handhaving starten vanuit een blanco situatie. Er zijn tal van wettelijke verplichtingen, bestaand beleid en richtlijnen waarmee bij de opstelling van dit handhavingsprogramma rekening gehouden moet worden. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste kaders aangestipt waarbij wij nadrukkelijk de kanttekening plaatsen niet uitputtend te willen zijn.

Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer

In het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer is vastgelegd waaraan een handhavingsorganisatie moet voldoen en welke documenten verplicht opgesteld moeten worden. Het maken van een handhavingprogramma met een daarbijbehorend uitvoeringsprogramma is als één van de verplichtingen opgenomen. Dit besluit richt zich alleen nog op milieugerelateerde handhaving.

Ruimtelijke ordening en Woningwet

Ook voor de handhaving van taken op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen is het verplicht beleid op te stellen. Op grond van art. 100c van de Woningwet is het college van burgemeester en wethouders verplicht jaarlijks hun voornemens bekend te maken met betrekking tot de wijze waarop in het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met IV

Er zijn ontwikkelingen om de werking van Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer uit te breiden naar andere taakvelden zoals handhaving Bouw. De gemeente Moerdijk heeft in 2003 al besloten om deze kwaliteitseisen voor heel de gemeentelijke handhavingsorganisatie in te voeren. Voor een volledige omschrijving van de reikwijdte van dit handhavingsprogramma verwijzen wij u naar hoofdstuk 2.2.

De provincie Noord-Brabant heeft in deze, samen met de VROM inspecties, een belangrijke taak met betrekking tot de bewaking van de kwaliteit van de handhaving. De provincie heeft de taak als handhavingsregiseur met daaraan gekoppeld een aanwijzingsbevoegdheid om organisaties die niet aan de kwaliteitseisen van het besluit voldoen verplichte maatregelen op te leggen. Als handhavingsregiseur voeren zij regelmatig audits uit bij de verschillende handhavingsinstanties.

College Werkprogramma.

In het college werkprogramma worden een aantal zaken genoemd die betrekking hebben op de taken van cluster handhaving, zoals:

·Educatie en opvoeding:

Punt 5 bewaken van de kwaliteit van de van huisvesting diverse vormen van kinderopvang en peuterspeelzalen, door uitvoering van de wet Kinderopvang en verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen.

·Veiligheid:

Punt 3, een adequaat en integraal handhavingsbeleid, door het evalueren, bijstellen van het handhavingsprogramma “Correct en Consequent” en het uitvoeren van het nieuwe handhavingsprogramma.

·Milieu en afval:

Punt 1, een integraal en samenhangend milieubeleid, door het opstellen en uitvoeren van het Milieubeleidsplan.

Punt 3, vermindering van hoeveelheid zwerfvuil, illegale dumpingen en hondenpoep, inclusief meldingen en klachten, door opstellen beleidsnota en uitvoering.

Punt 5, Integrale handhaving op kleine ergernissen in de openbare ruimte, door in beeld brengen van mogelijkheden en consequenties van de bestuurlijke boete en strafbeschikking in nota, aanpak vervuiling openbare ruimte.

·Punt 6. Verbeteren afvalscheiding.

In dit handhavingsprogramma zullen al deze punten aan bod komen.

Milieubeleidsprogramma

In het milieubeleidsprogramma wordt een aantal zaken genoemd die betrekking hebben op de uitvoering van de gemeentelijke handhavingstaken, zoals: Streng toezicht op de handhaving van de milieunormen; Milieuvervuiling financieel straffen; Het uitbreiden van milieucommunicatie; Een gemeentelijke organisatie die adequaat kan inspringen bij calamiteiten; De integraliteit van handhaving vergroten; Integraal handhaven in de openbare ruimte; Terugdringen zwerfafval;

·Betere afvalscheiding.

In het milieubeleidsprogramma zijn hierop de volgende actiepunten geformuleerd:

  • ·

    Aanscherpen controles op het geschieden aanbieden van gft, restafval en grof huisvuil.(actiepunt 24);

  • ·

    Door het oprichten van een team van toezichthouders kan in de toekomst specifiek

op overtredingen in de openbare ruimte worden opgetreden en kan preventief

worden gesurveilleerd. Naast de aspecten van de vervuiling van de openbare ruimte

worden dan ook meegenomen overtredingen ten aanzien van het aanbieden van

huisvuil. Hierbij wordt bezien of ook inzet van de politie (wijkagenten) mogelijk is (actiepunt 48);

  • ·

    Herzien handhavingsprogramma “Correct en consequent”. (actiepunt 62);

  • ·

    Oprichten handhavingsteam voor industrieterrein via groeimodel (actiepunt 71);

  • ·

    Aandacht voor provinciale milieu-inrichtingen in verslaglegging (actiepunt 72);

  • ·

    Verdieping toezicht BRZO bedrijven (actiepunt 73);

  • ·

    Opstellen integraal milieucommunicatieplan (actiepunt 74);

  • ·

    Aanschaf nieuw meldingen en klachten systeem (actiepunt 79).

In dit handhavingsprogramma zullen al deze punten in de betreffende hoofdstukken worden toegelicht.

Evaluatie handhavingsprogramma 2006.

In 2006 is door een extern bureau een evaluatie uitgevoerd over de werking van het handhavingsprogramma “Correct en Consequent”.

De aandachtspunten uit de evaluatie zijn verwerkt in het handhavingsprogramma.

Enkele belangrijke aandachtspunten zijn:

  • ·

    Bestuurlijke draagkracht;

  • ·

    Aandacht voor de samenwerkingspartners en nieuwe samenwerkingsmogelijkheden onderzoeken;

  • ·

    Het betrekken van meerdere doelgroepen bij de prioritering van handhaving of als klankbordgroep;

  • ·

    Aandacht voor nieuwe ontwikkelingen;

  • ·

    Het realiseren van effectieve samenwerking;

  • ·

    Communiceer over handhaving, zowel intern als extern.

5. ONTWIKKELINGEN

5.1 Nieuwe wetgeving

Op 1 januari 2008 is het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (Barim) in werking getreden. Dit besluit vervangt veel besluiten gebaseerd op art. 8.40 van de Wet milieubeheer zoals het Besluit opslag en transport milieubeheer, Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer, het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer, enz. Het besluit geeft ook een nieuwe indeling in categorieën m.b.t. vergunningsplichtige- of meldingsplichtige inrichtingen. De invoering is in 2008 gestart maar zal nog verder doorwerken in 2009. Zo moet onder andere het bedrijvenbestand op de nieuwe wetgeving nog verder worden geactualiseerd.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking treden. Met de de Wabo is een nieuw vergunningstelsel geïntroduceerd voor activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Kern van de Wabo is het samenvoegen van een groot aantal stelsels dat bestaat met betrekking tot toestemmingen (vergunningen, ontheffingen, e.d.) van bestuursorganen , die vereist zijn voor het verrichten van activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en het verder uniformeren van de bestuursrechtelijke handhaving van deze regelingen.

Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) in werking getreden. Dit besluit regelt het gebruik van panden m.b.t. de brandpreventieve maatregelen. In 2009 moet bekeken worden of de huidige categorie indeling nog gehandhaafd kan blijven of dat er aanpassingen moet plaatsvinden. Het verschuiven in aantallen binnen de categorieën kan gevolgen hebben voor de benodigde handhavingcapaciteit Dit zal in 2009 verder worden uitgewerkt. Voor de planning 2009 wordt nog uitgegaan van de huidige categorie indeling. Dit moet in 2009 nog geïmplementeerd worden in de programma’s.

5.2 Nieuw beleid na vaststelling handhavingsprogramma

Het is mogelijk dat na het vaststellen van dit handhavingsprogramma er nieuw beleid wordt vastgesteld. Dit nieuwe beleid zal dan worden ingepast in het vastgestelde Handhavingsuitvoeringsprogramma 2009.

Eén van de doelstellingen van dit handhavingsprogramma heeft betrekking op het volwaardig betrekken van handhaving in de beleidscyclus. Nieuw beleid dat beslag legt op de bestaande handhavingscapaciteit wordt pas vastgesteld wanneer a) er middelen voor de handhaving beschikbaar zijn gesteld of b) er besluitvorming heeft plaatsgevonden over de gewijzigde handhavingsprioriteiten (nieuw voor oud). Een voorbeeld van nieuw beleid dat momenteel in voorbereiding is betreft de huisvesting buitenlandse arbeidsmigranten.

5.3 Bestuurlijke boete/ strafbeschikking

Op 6 januari 2009 heeft het college besloten om voorlopig alleen de bestuurlijke strafbeschikking toe te passen. Vanaf 1 oktober 2010 is het mogelijk om voor een aantal overtredingen uit de Algemene plaatselijke verordening een bestuurlijke strafbeschikking af te geven.

5.4 Haventeam/omgevingsdiensten

Om de samenwerking tussen de verschillende bestuursorganen op het Haven- en Industrieterrein Moerdijk met betrekking tot vergunningverlening en handhaving te verbeteren wordt gekeken naar de mogelijkheden om een zogenaamd Haventeam te formeren. Een tweede ontwikkeling die hier mee te maken heeft is het instellen van Omgevingsdiensten. Het kabinet heeft in 2008 een standpunt ingenomen dat er rond 2010 25 omgevingsdiensten moeten zijn die alle handhavingstaken uitvoeren. De politieke besluitvorming hierover is nog niet definitief. Heel nauw verbonden aan dit onderwerp is de eerder genoemde nieuwe Wabo-wetgeving.

5.5 Overige ontwikkelingen

5.5.5.1 Mobiel werken

Binnen de handhavingstaken is landelijk een sterke ontwikkeling naar het mobiel werken. De doelstelling hiervan is administratieve lastenverlichting voor de toezichthouders.

Ook de gemeente Moerdijk is al twee jaar bezig met het uitwerken van het mobiel werken. De handhavingsorganisatie van de gemeente beschikt over tabletpc’s om op locatie te kunnen werken. Er is intensief getest om via een internet verbinding mobiel te kunnen werken. Tot op heden heeft dit nog niet tot de gewenste resultaten geleid.

Er zal verder gekeken worden naar de ontwikkelingen en systemen op dit gebied. Hiervoor zullen contacten gelegd worden met organisaties die al systemen in gebruik hebben om na te gaan of dat mogelijke opties voor Moerdijk zijn.

Aanpassingen aan de huidige systemen of aanschaf van andere systemen of programma’s kunnen wel een behoorlijke investering eisen.

5.5.2 Kwaliteitsplan

Om de kwaliteit van de handhaving te verbeteren zijn zowel intern als extern verbeterpunten voor de gemeentelijke handhavingsorganisatie geïnventariseerd. De bedoeling is om de verbeterpunten op te nemen in een verbeterplan. In dit verbeterplan zal worden aangeven welke punten in 2009 worden uitgewerkt. Voor alle medewerkers wordt een aantal uren in de capaciteitsplanning gereserveerd voor kwaliteitsverbetering. Dit wordt in het jaarlijkse (individuele) werkprogramma vastgelegd.

6. MOERDIJKS AFWEGINGSMODEL (MAM)

6.1 Werking afwegingsmodel

Om een kwalitatief goed handhavingsprogramma op te kunnen stellen moeten we eerst inventariseren welke handhavingstaken de gemeente heeft, welke risico’s hieraan zijn verbonden en welke personele inzet (kwantitatief/kwalitatief) nodig is om deze taken te handhaven.

In samenwerking met het Ministerie van Justitie heeft Moerdijk in 2002/2003 een afwegingsmodel ontwikkeld. Het Moerdijks afwegingsmodel (MAM) is een praktisch instrument om prioriteiten te stellen binnen het totale pakket van handhavingstaken van de gemeente en de daarvoor benodigde personele capaciteit in beeld te brengen. Het MAM is inmiddels een model dat landelijk door een groot aantal handhavingsorganisatie wordt gehanteerd bij het prioriteren van taken. Naar verwachting zal het MAM ook binnen de Europese Unie worden gepresenteerd als een van de best practices voor het prioriteren van handhavingstaken.

Om de samenwerking tussen de verschillende bestuursorganen op het Haven- en Industrieterrein Moerdijk met betrekking tot vergunningverlening en handhaving te verbeteren wordt gekeken naar de mogelijkheden om een zogenaamd Haventeam te formeren. Een tweede ontwikkeling die hier mee te maken heeft is het instellen van Omgevingsdiensten. Het kabinet heeft in 2008 een standpunt ingenomen dat er rond 2010 25 omgevingsdiensten moeten zijn die alle handhavingstaken uitvoeren. De politieke besluitvorming hierover is nog niet definitief. Heel nauw verbonden aan dit onderwerp is de eerder genoemde nieuwe Wabo-wetgeving.

Uitgangspunt van het model is dat het uitgaat van de vraag ‘wat is de grootste calamiteit die kan optreden als de gemeente een bepaalde handhavingstaak niet of onvoldoende uitvoert?’, het zogenaamde. maximum calamity model. Het afwegingsmodel maakt het mogelijk om aan de hand van de juridische taakstelling een prioriteitsstelling te maken. Het afwegingsmodel is ingevuld voor de Moerdijkse situatie. Wanneer tijdens de looptijd van het handhavingsprogramma nieuw beleid wordt vastgesteld dat van invloed is op de prioritering zal de prioriteitenlijst opnieuw moeten worden vastgesteld. De prioriteiten lijst is als bijlage bij dit handhavingsprogramma bijgevoegd. In het schema hieronder is de werking van het MAM, het programmeren en de beleidscyclus in 9 stappen schematisch weergegeven.

Stap 1: inventarisatie handhavingstaken

In het afwegingsmodel is uitgegaan van de gemeentelijke handhavingstaken voortvloeiend uit de APV, Bouwverordening, Wet Milieubeheer, Monumentenwet, Woningwet, Wet op de Ruimtelijke Ordening (en bestemmingsplannen zelf), Wet op de Kansspelen, Wet Bodem Bescherming (WBB) en Besluit bodemkwaliteit, Marktverordening, Wet op de Openluchtrecreatie en Wet op de kinderopvang. Er zijn 85 taken te onderscheiden.

Stap 2: bepalen beoordelingscriteria

Voor Moerdijk zijn de volgende beoordelingscriteria gehanteerd: ‘maatschappelijk’, ‘financieel’, ‘bestuurlijk’, ‘fysiek’ en ‘milieu’.

Stap 3: toekennen scores handhavingstaken

Om een breder gedragen beoordeling te krijgen van de verschillende criteria heeft de beoordeling plaatsgevonden door verschillende actoren die bij de handhaving zijn betrokken. Het bestuurlijke aspect is ingevuld door een vertegenwoordiging van raadsleden en het maatschappelijke aspect is ingevuld door een vertegenwoordiging van burgers en maatschappelijke partners. De overige beoordelingscriteria zijn ingevuld door de medewerkers van de afdeling Vergunningen en Handhaving.

Stap 3a: Naleefgedrag en prioriteiten landelijk, regionaal en bestuur

Aan de hand van de ingevoerde scores per beoordelingscriteria berekend het MAM de volgorde van de handhavingstaken. In deze fase worden ook extra gegevens toegevoegd zoals landelijke en regionale prioriteiten. Door het college van burgemeester en wethouders aangegeven bijzondere prioriteiten worden hier ook toegevoegd.

Het is mogelijk wanneer het naleefgedrag bekend is deze gegevens (in procenten) ook in het systeem in te voeren. Een hoog naleefgedrag zal lijden tot een lagere prioriteit.

Stap 4: rangorde handhavingstaken

Na het doorlopen van stap 3 en 3a is de rangorde van de handhavingstaken bepaald.

Stap 4a:strategie, handhavingstappenplan en kengetal per taak

Per taak is een kengetal berekend. Bij de berekening van het kengetal is rekening gehouden met de toe te passen strategie en het aantal en soort stappen volgens het handhavingstappenplan.

Stap 5: match personele capaciteit

In het MAM worden de kengetallen, uit te voeren toezicht en controletaken en beschikbare capaciteit ingevoerd. Het MAM berekend tot welke prioriteit gehandhaafd kan worden. Indien gewenst kan dit worden uitgesplitst naar toezicht/controle en juridische capaciteit.

Stap 6: Handhavingsprogramma

Het handhavingsprogramma geeft de kaders aan voor de uitvoering van handhaving. De (aangepaste) prioriteitenlijst, strategie en handhavingsstappenplan maken onderdeel uit van het beleidsplan.

Stap 7: Handhavingsuitvoeringsprogramma

Aan de hand van het handhavingsprogramma wordt een jaarlijks uitvoeringsprogramma opgesteld. Het uitvoeringsprogramma is de basis voor de persoonlijke werkplannen van de toezichthouders.

Stap 8 Uitvoeren

Stap 9 Evalueren

Jaarlijks wordt een jaarverslag gemaakt. De conclusies en verbeterpunten dienen weer als input voor het opstellen van nieuwe beleids en uitvoeringsprogramma’s

6.2 Resultaten afwegingsmodel

In onderstaande tabel is de prioritering volgens het afwegingsmodel aangegeven zonder correcties met landelijke, regionale of gemeentelijke prioriteiten. Ook is nog geen rekening gehouden met de beschikbare personele capaciteit.

prioriteit

Taak

score

1

zeer hoog

Toezicht BRZO bedrijf vr plichtig

9,2

2

zeer hoog

Toezicht BRZO bedrijf PBZO plichtig

9,2

3

zeer hoog

Toezicht omgevingsvergunning activiteit milieu categorie 4

8,5

4

zeer hoog

Toezicht op AMVB categorie 4

8,2

5

hoog

controle algemeen APV/ bijzonder wetten

7,8

6

hoog

Controle op naleving lozingenbesluit bodembescherming

7,3

7

hoog

Controle op illegale activiteiten Wet kinderopvang

6,6

8

hoog

Controle op illegale activiteiten met afvalstoffen

6,5

9

hoog

Toezicht omgevingsvergunning activiteit milieu categorie 3

6,5

10

hoog

Toezicht op AMVB categorie 3

6,3

11

hoog

Controle op illegaal bodem verontreinigen of aantasten

6,2

12

hoog

Toezicht omgevingsvergunning activiteit gebruik/ melding gebruik cat. 4

6,2

13

hoog

Toezicht en controle op vergunning rijksmonument

6,1

14

gemiddeld

Controle illegaal bouwen bouwvergunningsplichtig cat 4

6,0

15

gemiddeld

Controle illegaal bouwen bouwvergunningsplichtig cat 3

6,0

16

gemiddeld

Controle op naleving bouwstoffenbesluit schone grond/cat 1 overig

5,7

17

gemiddeld

Toezicht omgevingsvergunning activiteit gebruik/ melding gebruik cat. 3

5,5

18

gemiddeld

Controle illegale milieu-activiteiten, bedrijven op industrieterrein

5,4

19

gemiddeld

Controle illegale milieu-activiteiten, bedrijven in bebouwde kom, geen ind.terrein

5,4

20

gemiddeld

Controle KVU (kwaliteit veilig uitgaan)

5,4

21

gemiddeld

Toezicht omgevingsvergunning activiteit gebruik/ melding gebruik cat. 2

5,4

22

gemiddeld

Controle illegaal bouwen bouwvergunningsplichtig cat 2

5,2

23

gemiddeld

Toezicht omgevingsvergunning activiteit gebruik/ melding gebruik cat. 1

5,2

24

gemiddeld

Toezicht omgevingsvergunning activiteit milieu categorie 2

5,1

25

gemiddeld

Controle illegale milieu-activiteiten, bedrijven in buitengebied, geen ind.terrein

5,1

26

gemiddeld

Controle bouwwerken op voorschriften bouwverordening, bestaande bouw

5,1

27

gemiddeld

Controle illegaal bouwen lichtbouwvergunningsplichtig cat 4

5,1

28

gemiddeld

Controle bestemmingsplan op gebruik, niet-buitengebied

5,0

29

gemiddeld

Controle bouwwerken op voorschriften bouwbesluit, bestaande bouw

4,9

30

gemiddeld

Controle illegaal bouwen lichtbouwvergunningsplichtig cat 3

4,9

31

gemiddeld

Toezicht op AMVB categorie 2

4,8

32

gemiddeld

Toezicht omgevingsvergunning activiteit milieu categorie 1

4,8

33

gemiddeld

Overige illegale milieu-activiteiten, inrichting geen bedrijf

4,8

34

gemiddeld

Controle gebruiksvergunningplichtig gebouw zonder vergunning in gebruik

4,8

35

gemiddeld

Controle illegaal bouwen bouwvergunningsplichtig cat 1

4,6

36

gemiddeld

Toezicht verleende omgevingsvergunning wonen categorie 1

4,6

37

gemiddeld

Controle illegaal bouwen lichtbouwvergunningsplichtig cat 2

4,5

38

gemiddeld

Controle illegaal bouwen lichtbouwvergunningsplichtig cat 1

4,5

39

gemiddeld

Toezicht op melding wet kinderopvang

4,4

40

gemiddeld

Toezicht op AMVB categorie 1

4,4

41

gemiddeld

Toezicht op vergunning voor voorwerpen/stoffen op, aan/boven weg (terras, uitstalbord)

4,4

42

gemiddeld

Toezicht verleende omgevingsvergunning wonen categorie 3, publiek 3 en bedrijven 4

4,2

43

gemiddeld

Toezicht verleende omgevingsverg. wonen cat. 2, publiek cat.2, bedrijven cat. 3, overige

3,9

44

gemiddeld

Toezicht verleende omgevingsvergunning wonen cat. 1, publiek cat.1, bedrijven cat. 2,

3,9

45

gemiddeld

Toezicht verleende omgevingsvergunning bedrijven cat.1,categorie dakkapel

3,9

46

laag

Toezicht op vergunning voor evenement

3,8

47

laag

Toezicht op exploitatievergunning seksinrichting

3,6

48

laag

Toezicht op ontheffing geluidhinder

3,6

49

laag

Controle op illegaal slopen

3,5

50

laag

Controle illegale standplaatsen woonwagens

3,5

51

laag

Toezicht op melding exploitatie peuterspeelzaal

3,2

52

laag

3,2

53

laag

Controle bestemmingsplan op gebruik, buitengebied

3,2

54

laag

Toezicht op sloopmeldingen

3,2

55

laag

Toezicht op kennisgeving incidentele festiviteiten

3,1

56

laag

Toezicht op naleving bouwstoffenbesluit cat 1 grond

3,0

57

laag

Toezicht op speelautomatenaanwezigheidsvergunning

2,8

58

laag

Toezicht op snuffelmarktvergunning

2,8

59

laag

Toezicht op stookvergunning

2,8

60

laag

Toezicht op sloopvergunningen

2,8

61

laag

Toezicht standplaatsvergunning

2,7

62

laag

Toezicht en controle op gebruik niet zijnde bouwwerk

2,7

63

laag

Toezicht op collectevergunning

2,5

64

laag

Toezicht op kansspelvergunning, waarde lager dan eur.4500

2,4

65

laag

Toezicht op vrijstelling/ontheffing bestemmingsplan

2,4

66

laag

2,4

67

laag

2,4

68

laag

Toezicht op melding evenement

2,4

69

laag

Toezicht en controle op vergunning standplaats, dagplaats of dagwerkerplaatsen

2,4

70

laag

Toezicht op naleving bouwstoffenbesluit cat 2/ avi

2,3

71

laag

Toezicht op vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg

2,0

72

laag

toezichtmelding opslag mest 1 tot 10m3

2,0

73

zeer laag

Controle op ernstige mate van strijd met welstand

2,0

74

zeer laag

Toezicht op vergunning inzameling huishoudelijke afvalstoffen

1,8

75

zeer laag

Toezicht op reclamevergunning

1,8

76

zeer laag

Toezicht op prijsvraagvergunning

1,5

77

zeer laag

Toezicht op ontheffing parkeren of rijden door groenvoorziening en natuurgebied

1,2

78

zeer laag

Toezicht op ontheffing parkeren groot voertuig

1,2

79

zeer laag

Toezicht op ontheffing plaatsen recreatievoertuig op de weg > 3dagen

1,1

80

zeer laag

Toezicht en controle op aanlegvergunningen

1,1

81

zeer laag

Toezicht op verkoopvergunning vuurwerk

1,1

82

zeer laag

Toezicht op standplaatsvergunning woonwagens

1,0

83

zeer laag

Toezicht op ontheffing parkeren reclamevoertuig

0,9

84

zeer laag

Toezicht op exploitatievergunning horecabedrijf

0,8

85

zeer laag

Toezicht op vergunning exploitatie speelgelegenheid

0,8

86

zeer laag

Toezicht op kapvergunning

0,5

Om de taken volgens deze prioriteitstelling uit te voeren moet de volgende capaciteit worden ingezet.

Toezicht/controle

juridische zaken

nodig

beschikbaar

nodig

beschikbaar

milieu

10700

8600

860

680

Bouw / RO/brandveiligheid

5400

5150

1100

1000

APV / bijzonder wetten

2100

2100

140

100

Totaal

18200

15850

2100

1780

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt is er niet voldoende capaciteit om alles conform de prioriteitenlijst uit te voeren. Daarnaast moet de prioriteit van een aantal taken worden aangepast aan wettelijke normstellingen, zoals bijvoorbeeld het verplichte jaarlijkse toezicht inzake de Wet kinderopvang. (prioriteit 39). Volgens de strategie zou dit inhouden een toezichtspercentage van 50% (1 keer per twee jaar bezoeken). De Wet op de kinderopvang schrijft dwingend voor dat er elk jaar toezicht moet worden gehouden. De prioriteit wordt dus aangepast naar zeer hoog met een toezichtspercentage van 100% (1 keer per jaar bezoeken).

Alle benodigde aanpassingen en voorstellen tot aanpassing van de prioriteitenlijst worden in paragraaf 6.3 besproken.

6.3 Aanpassingen op prioriteitenlijst

De prioriteiten zijn volgens de methodiek van het MAM vastgesteld. Tevens zijn wettelijke verplichtingen toegevoegd, zoals de jaarlijkse verplichtingen inzake de Wet kinderopvang.

Aan de hand van de prioritering en de strategie is getoetst aan de aan de beschikbare capaciteit. Voor het uitvoeren van de berekeningen is rekening gehouden met de resultaten van 3 voorgaande uitvoeringsprogramma’s. De kengetallen zijn hierop aangepast.

Uit die toetsing is naar voren gekomen dat met de prioritering en toegepaste strategie er een capaciteit te kort is op het onderdeel toezicht en juridisch.

Hier worden enkele voorstellen gegeven om de prioritering aan te passen zodat binnen de huidige capaciteit gewerkt kan worden. Of de prioriteiten ook zo worden aangepast is een bestuurlijke keuze. Zoals eerder aangegeven is het vaststellen van de prioriteitenlijst een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Bouwen, brandveiligheid en ruimtelijke ordening

Toezichtstaken

Toezicht verleende omgevingsvergunningen publiek categorie 3, bedrijf en industrie categorie 3 en wonen categorie 3. Deze taken hebben standaard een gemiddeld prioriteit gekregen (50% toezicht van het aantal verleende vergunningen). Het betreft hier de bouwvergunningen voor grote gebouwen met een industriële of openbare functie. Te denken valt aan scholen, gemeenschapshuizen, verzorgingshuizen en industriële complexen.

Vanwege omvang van de te bouwen projecten en de bestuurlijke en maatschappelijke invloeden bij misstanden, is het goed om alle projecten binnen deze categorie te controleren. Dit zal dan gekoppeld worden aan de toezichtstaken brandveiliggebruik.

Van dit type vergunningen worden er op jaarbasis naar schatting ca. 30 verleend. Bij een aanpassing van de prioriteit worden dan alle vergunningen gecontroleerd i.p.v. de normale planning van 15.

Toezicht verleende omgevingsvergunningen categorie dakkapel, publiek categorie 1 en wonen categorie 1. Deze taken hebben standaard een gemiddelde prioriteit. Het betreft hier de bouwvergunningen voor dakkapellen, kleine bouwwerken en verbouwingen. Deze vergunningen leveren weinig problemen op en daarom kan worden volstaan met steekproefsgewijze controles voor oplevering. Dit komt neer op 25% toezicht in de prioriteit extra laag.

De taken controle op voorschriften uit het bouwbesluit en controle op voorschriften bouwverordening staan wel in de prioriteitenlijst. Dit zijn taken waarvoor nooit eerder capaciteit is gereserveerd. In het vorige handhavingsprogramma was al aangegeven dat hiervoor geen capaciteit was en dat er eerst beleid bestaande bouw moet worden opgesteld om te kunnen bepalen welk niveau en inzet gewenst zijn.

Soms is het niet mogelijk om goed te handhaven zonder deze taken ook mee te pakken. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn die gevallen waar de bouwkundige staat van panden met betrekking tot brandveiligheid in combinatie met de gebruiksvergunning of melding niet in orde is. Wanneer dit leidt tot gevaarlijke situaties dan zal er toch direct worden opgetreden binnen de wettelijke mogelijkheden.

Binnen de taken voor het toezicht op brandveiliggebruik worden geen voorstellen gedaan om de prioritering aan te passen. Ten opzichte van het eerste handhavingsprogramma waarin alle vergunningen dezelfde prioriteit hadden heeft wel een wijziging plaatsgevonden. Er is een categorie indeling gemaakt overeenkomstig de gehanteerde indeling bij milieu- en bouwvergunningen.

Milieu

Toezichtstaken

Handhaving van milieutaken gebeurt al sinds jaren op een programmatische wijze. De meeste bedrijven zijn al meerdere keren bezocht. Vanaf ca. 1980 zijn de bedrijven bezocht met een bepaalde frequentie die gekoppeld is aan de milieucategorie. Dit systeem heeft al die jaren naar tevredenheid gefunctioneerd. De beschikbare capaciteit bij de afdeling Vergunningen en Handhaving en RMD is ook op die systematiek gebaseerd.

Met de prioritering volgens de MAM methodiek blijkt dat de prioritering van de zwaarste categorie bedrijven overeenkomt met de systematiek zoals gebruikelijk was. Voor de twee lichtste categorie bedrijven (categorie 1 en 2) komt echter naar voren dat er veel meer bedrijven gecontroleerd moeten worden dan voorheen.

Categorie 1 bedrijven zijn de kleine bedrijven zoals winkels met airco, kleine kantoren, kleine horeca bedrijven, rioolgemalen etc. Categorie 2 bedrijven zijn bijvoorbeeld akkerbouwbedrijven, bouwbedrijven, tankstations zonder LPG etc. Gezien de ervaringen van eerdere jaren en de huidige visie van lastenverlichting voor de bedrijven is dit geen wenselijke ontwikkeling.

Zonder aanpassing van de prioriteitenlijst is er extra capaciteit voor milieutoezicht nodig van ca. 2000 uur.

Wanneer de prioritering van de taken wordt aangepast kan het toezicht binnen de bestaande capaciteit worden opgelost.

Toezicht op AMVB categorie 1 plaatsen in prioriteit extra laag (10 % toezicht)

Toezicht op milieuvergunning categorie 1 plaatsen in prioriteit laag (25 % toezicht)

Toezicht op AMVB categorie 2 plaatsen in prioriteit laag (25 % toezicht)

Toezicht op milieuvergunning categorie 2 plaatsen in prioriteit laag (25 % toezicht)

Wet Kinderopvang en verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen

Het toezicht op meldingen Wet kinderopvang heeft een gemiddelde prioriteit. Dit houdt in dat volgens de strategie er 1x per 2 jaar toezicht plaatsvindt. In de wet is opgenomen dat dit jaarlijks moet plaatsvinden. Daarom is de prioriteit aangepast naar 100% toezicht, is prioriteit extra hoog.

Het toezicht op meldingen peuterspeelzalen heeft een lage prioriteit. Dit houdt in dat volgens de strategie er 1x per 4 jaar toezicht plaatsvindt. In de verordening is opgenomen dat toezicht minimaal 1 x per 2 jaar moet plaatsvinden. De prioriteit aangepast naar 50% toezicht, is prioriteit gemiddeld.

De huidige werkwijze is dat alle peuterspeelzalen net als de locaties die vallen onder de Wet op de kinderopvang jaarlijks worden gecontroleerd.

Voor beide taken geldt dat het financiële budget is geregeld in de uitvoeringsregeling tussen gemeente en GGD en wordt beheerd door de afdeling Strategie en Advies (S&A). Hierover vindt jaarlijks afstemming plaats tussen S&A en V&H.

Voor de komende jaren is het hier dus mogelijk om de afspraken met de GGD te wijzigen over de frequentie van de toezichtsbezoeken bij de peuterspeelzalen en zo een besparing door te voeren.

APV en bijzondere wetten

Binnen het taakveld APV / bijzonder wetten hoeven geen prioriteiten te worden aangepast. De prioriteiten zijn toezicht in de openbare ruimte en afvalscheiding. Deze taken hebben vanuit de nota “Kleine ergernissen” een bestuurlijk hoge prioriteit waarvoor uren zijn gereserveerd, los van de programmatische planning via het MAM.

Overzicht benodigde capaciteit

Wanneer alle taken zonder aanpassing van de prioriteitenlijst moeten worden uitgevoerd is een extra capaciteit nodig van 2600 uur. Wanneer de voorgestelde wijzigingen in de prioriteiten bestuurlijk worden overgenomen kunnen de toezicht- en controle werkzaamheden inclusief de verwachte juridische opvolging met de bestaande capaciteit worden uitgevoerd.

Dit is exclusief de twee volgende punten:

  • 1.

    De capaciteit voor handhaving bestaande bouw. De daarvoor benodigde extra middelen zullen via een aparte beleidsnotitie (al dan niet) moeten worden vastgesteld. Hierbij dient te worden opgemerkt dat handhavingszaken met betrekking tot bestaande bouw die gekoppeld zijn aan andere zaken, bijvoorbeeld brandveiligheid, wel opgepakt worden binnen de aanwezige capaciteit.

  • 2.

    Lijst oude handhavingszaken op het gebied van ruimtelijke ordening. Deze lijst is ontstaan doordat er in eerdere jaren onvoldoende juridische capaciteit was om deze zaken op te pakken.of het zijn langlopende juridische procedures of procedures die pas verder kunnen worden opgepakt op het moment dat een bestemmingsplan of herziening is vastgesteld.

Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd er nodig is om deze zaken af te werken. Binnen de huidige capaciteitsplanning is hiervoor ca 300 uur gereserveerd.

Conclusie:

Wanneer de prioriteitenlijst ongewijzigd wordt vastgesteld is er een tekort van 2600 uur. Wanneer de prioriteiten worden aangepast, geeft dit een besparing in het aantal benodigde uren waardoor de toezichtstaken met de bestaande capaciteit kunnen worden uitgevoerd.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat er voor de lijst oude handhavingszaken beperkt capaciteit is en voor nieuwe toezichtstaken geen capaciteit.

Zie voor de aangepaste prioriteitenlijst bijlage 1.

7. TOEZICHTSSTRATEGIE

7.1. algemeen

Een toezichtsstrategie geeft aan welke activiteiten worden ondernomen om te zien of de bepalingen worden nageleefd. Illegale activiteiten zijn vaak moeilijk systematisch op te sporen. Daarom is het noodzakelijk om programmatische controles te blijven uitvoeren. Daarnaast is het nodig om capaciteit te reserveren voor steekproefsgewijze controles en surveillance.

Het MAM is bedoeld om de handhavingstaken te prioriteren. Daarbij is dan nog niet aangegeven hoe met de verschillende prioriteiten wordt omgegaan. Dit hoofdstuk beschrijft de strategie per prioriteit per kleur spoor.

Aan de hand van de prioriteit en toezichtstrategie kan de benodigde capaciteit worden berekend. Om de capaciteit te berekenen wordt gebruik gemaakt van ontwikkelde Moerdijkse kengetallen.

Het Moerdijks afwegingsmodel kent de volgende prioriteiten met de daarbij horende score:

Prioriteit

Score

Toezichtspercentage in aantallen

Controletijd in dagdelen

Zeer laag

0-2

10

6

Laag

3-4

25

12

Gemiddeld

5-6

50

24

Hoog

7-8

75

36

Extra hoog

9-10

100

48

Moerdijk voert zoveel mogelijk controles integraal uit. Integraal wil zeggen dat tijdens het bezoek aandacht wordt besteed aan alle relevante wetgeving Dit zal daar waar mogelijk door één toezichthouder worden uitgevoerd. In complexere gevallen zal een team van toezichthouders / specialisten worden samengesteld. Het streven is wel om het aantal toezichthouders in een team tot een minimum te beperken. Op termijn moet een behoorlijke efficiencywinst te bereiken zijn doordat bij een aantal taken één toezichthouder op meerdere aspecten kan controleren.

Er is een aantal verschillende handhavingstaken waarop de toezichtstrategie van toepassing is.

  • ·

    Toezicht op verleende vergunningen en meldingen;

  • ·

    Toezicht/controle op algemene regels en verordeningen;

  • ·

    Controle op illegale activiteiten;

  • ·

    Verzoeken tot handhaving;

  • ·

    Klachten en meldingen;

  • ·

    Projecten (bijvoorbeeld buitengebied).

Naast de hieronder beschreven strategie per prioriteit zijn er ook aanvullende instrumenten die ingezet kunnen worden om overtredingen zoveel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld voorlichtingsmaterialen, het verstrekken van informatie of vooraankondigingen van een controlebezoek, presenteren van resultaten van handhaving, strafrechtelijk optreden, flankerend beleid, etc.

In 2005 is door cluster communicatie van de afdeling PJC, een communicatieplan opgesteld. De hieraan verbonden personele en financiële consequenties zijn toen niet door de gemeenteraad gehonoreerd. Alvorens het instrument communicatie goed te kunnen benutten is het belangrijk dat het communicatieplan uit 2005 wordt bijgesteld.

Het gemeentelijk standpunt over het strafrechtelijke optreden en flankerend beleid zijn opgenomen in hoofdstuk 5.

7.2 Toezicht op verleende vergunningen en meldingen.

Toezicht geschiedt op vergunningen en meldingen waarvoor de gemeente het bevoegde gezag is. Voor meldingen geld dat binnen 6 weken na ontvangst van de melding een opleveringscontrole wordt uitgevoerd. Omgevingsvergunningen worden voor oplevering gecontroleerd na het onherroepelijk worden van de vergunning.

Na de opleveringscontrole worden omgevingsvergunningen en meldingen opgenomen in het programmatische controleprogramma. De programmatische controles worden ingepland volgens de vastgestelde prioriteit.

Omgevingsvergunningen met alleen de activiteit bouw en APV vergunningen zijn eenmalige vergunningen die worden gecontroleerd aan de hand van de prioriteit volgens het MAM

Zoals eerder aangegeven is aan de hand van het MAM de prioriteit van de toezichtstaak bepaald.

Deze prioriteitsscore gekoppeld aan de verschillende type vergunningen is het criteria om de strategie te bepalen. In de strategie wordt aangegeven wat een toezichtstaak per vergunning inhoudt zoals het aantal en soort toezichtsbezoeken per vergunning of melding.

De hoofdstrategie is als tabel opgenomen in bijlage 1 met een nadere uitwerking in deel 2, het Handhavingsuitvoeringsprogramma.

7.3 Toezicht en controle op algemene regels

Door deregulering en lastenverlichting is er een aantal vergunningen en meldingen vervangen door algemene regels.

Voor een aantal type inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer is de vergunnings- / meldingsplicht vervallen met het in werking treden van het BARIM. Een zelfde effect is opgetreden met het in werking treden van het Gebruiksbesluit. Deze inrichtingen moeten wel blijven voldoen aan de algemene regels van de beide Besluiten.

Het vergt van de overheid extra inspanning om de locaties die niet (meer) vergunnings- / meldingsplichtig zijn en wel aan algemene regels moeten voldoen in beeld te brengen en te houden om de toezichtstaak naar behoren uit te kunnen voeren.

In de capaciteitsplanning moet hiervoor extra capaciteit worden gereserveerd om via vrije controles en projecten deze locaties op te sporen en te controleren op de algemene regels.

Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de wetgever met het vaststellen van de algemene regels voor deze inrichtingen een indicatie heeft afgegeven betreffende de risico’s van de betrokken branches. De verwachting is dan ook dat veel van dit soort locaties ook een lagere prioriteit hebben op de prioriteitenlijst van gemeente Moerdijk.

Voor alle taken die voortkomen uit de vrije surveillance geldt dat de hercontrole en juridische opvolging van de controle wordt geprioriteerd volgens de prioriteitenlijst.

7.4 Controle op illegale activiteiten

Naast het toezichthouden op de vergunningen/meldingen en de algemene regels is er capaciteit nodig voor het opsporen van illegale activiteiten. Elke toezichthouder krijgt in de jaarplanning een aantal uren toegekend voor vrije surveillance voor het opsporen van illegale activiteiten. Dit kan zijn het illegaal bouwen, illegaal storten van afval, strijdig gebruik van percelen en/of gebouwen, etc.

Tijdens de vrije surveillance wordt gecontroleerd op alle illegale activiteiten en overtredingen van wetgeving. Het is mogelijk om op projectmatige wijze te controleren en hieraan bepaalde prioriteiten te verbinden. Dit zal o.a. van toepassing zijn bij de handhavingsweek buitengebied, actieweken in het kader van de actie Moerdijk schoon etc. De projecten zullen in het werkuitvoeringsplan worden opgenomen.

Voor alle taken die voortkomen uit de vrije surveillance geldt dat de hercontrole en juridische opvolging van de controle wordt geprioriteerd volgens de prioriteitenlijst.

7.5 Verzoeken om handhaving

Zoals in de inleiding is aangegeven is de verleiding om op elke melding af te gaan en vervolgens juridisch te handhaven groot. De vraag is of zo tot een werkelijke ‘risico-inperking’ kan worden gekomen. Vooral de juridische afhandeling van dergelijke zaken vraagt veel personele capaciteit. Voor het uitvoeren van de controles naar aanleiding van verzoeken om te handhaven wordt beoordeeld of er sprake is van een acute situatie of dat het meegenomen kan worden in één van de reguliere programmatische controles. De volgende uitgangspunten zullen worden gehanteerd:

  • -

    De verzoeken om te handhaven en meldingen over illegale activiteiten van burgers en van eigen medewerkers over geconstateerde illegale activiteiten worden altijd in het informatiesysteem geregistreerd.

  • -

    Als er sprake is van een mogelijke acute (en niet onomkeerbare) situatie, wordt direct een bezoek afgelegd en wordt een controle uitgevoerd. In de overige gevallen wordt de melding meegenomen/ingepland bij het uitvoeren van de programmatische controles. Afhankelijk van het geconstateerde wordt al dan niet juridische actie ondernomen.

  • -

    De indiener van een schriftelijk verzoek tot handhaving krijgt uiterlijk binnen zes weken schriftelijk bericht op welke wijze zijn verzoek wordt opgepakt.

  • -

    De (juridische) vervolgprocedure zal volgens de vastgestelde prioriteitenlijst worden geprioriteerd en afgewerkt.

  • -

    Beginselplicht om tot handhaving over te gaan geldt ook voor verzoeken om handhaving.

7.6 Klachten en meldingen

Klachten en meldingen zijn niet apart geprioriteerd. Vanuit onze dienstverleningsvisie hebben alle klachten een hoge prioriteit. Alle klachten worden daarom zo spoedig mogelijk in behandeling genomen volgens de vastgestelde procedure.

In totaal wordt 10% van de beschikbare handhavingscapaciteit ingezet voor calamiteiten (acute zaken) en verzoeken om te handhaven.

7.7 Projecten: lokaal, regionaal en landelijk.

Landelijke projecten

Landelijke prioriteit is ketenhandhaving. Bij ketenhandhaving wordt met name gekeken of alle opeenvolgende schakels kloppen qua verwerking, opslag en handel in stoffen en goederen. Voor 2011 zijn de volgende subprojecten benoemd: bodemsaneringen, bouw- en sloopafval, verboden consumenten vuurwerk en asbest. Tijdens de reguliere controles zal aandacht zijn voor deze onderwerpen. Bij het constateren van overtredingen of verdachte omstandigheden zal contact worden gelegd met andere handhavingsdiciplines (politie, waterschap etc)

Regionale projecten

Toezicht en handhaving van wettelijke regels zal de komende tijd sterk veranderen. Dit is het gevolg van de verdere professionalisering van het toezicht en de handhaving. Maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen spelen hierbij een belangrijke rol. Burgers en bedrijven verwachten van de betrokken overheden dat zij optreden als ‘anderen’ zich niet aan de regels houden. Zelf willen zij zo min mogelijk last ondervinden van toezicht en handhaving. In de tweede Kaderstellende Visie op Toezicht (opgesteld in 2005 door het ministerie van Binnenlandse Zaken) wordt aangegeven dat de overheid het toezicht selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel dient uit te voeren. In september 2006 gaf het kabinet de start van het programma Eenduidig Toezicht. Eenduidig Toezicht is eind 2007 opgegaan in Vernieuwing Toezicht. Met het programma Vernieuwing Toezicht organiseert de overheid het (rijks)toezicht rond domeinen. Een domein bestaat uit een herkenbare branche, locatie of keten waarin veel toezicht samenkomt. Binnen het programma Vernieuwing Toezicht is een pilot die heet “Vermindering toezichtslasten”. Binnen deze pilot zijn twee mogelijkheden, vereenvoudiging hercontroles en zelfcontrole. Gemeente Moerdijk heeft in 2009 deelgenomen aan een pilotproject. Op basis van de pilot is besloten om in 2011 deze systematiek in te voeren. Hierdoor wordt de toezichtlast bij bedrijven verminderd en de eigen verantwoordelijkheid vergroot. Voor gemeente Moerdijk is het een besparing in het aantal toezichtsuren. Voor een uitgebreidere beschrijving van het project verwijs ik u naar het uitvoeringsprogramma.

Gemeentelijke projecten

Project buitengebied: Voor het buitengebied van de gemeente Moerdijk is in 2005 een nieuw bestemmingsplan in werking getreden. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan is in principe de 0-situatie van het buitengebied vastgelegd. Dit is het startpunt van de programmatische handhaving van het bestemmingsplan Buitengebied Moerdijk. Om op deze manier tot het programmatisch controleren van het buitengebied te komen, is de gemeente Moerdijk opgesplitst in 5 gebieden. Deze gebieden zijn op een kaart vastgelegd. De bedoeling is om elk jaar één gebied als project te controleren. De aanwijzing van een gebied geschiedt in willekeurige volgorde. Het is de bedoeling dat een bestemmingsplan elke 10 jaar wordt geactualiseerd. Door het buitengebied in 5 gebieden op te delen, wordt elk gebied 2 keer gecontroleerd voordat actualisatie plaatsvindt. Hierdoor is het mogelijk sneller en beter de bestemmingsplannen te actualiseren. Tijdens de handhavingsactie is er aandacht voor zoals illegale bouw, flora en fauna wet, wet milieubeheer, illegale kap, illegale lozingen, illegale afvalstort, illegaal gebruik / bebouwing (voormalige agrarische bedrijfsbebouwing), illegaal uitrijden van meststoffen, aanlegvergunningen, bouwstoffenbesluit en Boswet. Voordat een actieweek van start gaat, worden alle bewoners van het betrokken gebied vooraf geïnformeerd. Een belangrijk aspect binnen een dergelijk project is de samenwerking met alle verschillende overheden en afdelingen. Voor een beschrijving van het uit te voeren project verwijs ik u naar het uitvoeringsprogramma 2011.

Project industrie: Elk jaar wordt er een thematisch of gebiedsgericht handhavingsproject uitgevoerd met betrekking tot bedrijfsmatige activiteiten. Gebiedsgericht houdt in dat een bepaald gebied (bijvoorbeeld kern of industrieterrein) geheel wordt gecontroleerd op naleving van wet en regelgeving. Themagerichte acties zijn bedoeld om bedrijven te controleren op een bepaald aspect, bijvoorbeeld opslag gevaarlijke stoffen, brandveiligheid, etc. Voor een beschrijving van het uit te voeren project verwijs ik u naar het uitvoeringsprogramma 2011.

8. STAPPENPLAN HANDHAVING

8.1 algemeen

De gemeente Moerdijk heeft in 2007 de provinciale Bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht ondertekend en heeft zich daarmee geconformeerd aan het stappenplan “Zo handhaven we in Brabant” dat is gekoppeld aan de bestuursovereenkomst. Dit hoofdstuk geeft een korte samenvatting van het stappenplan handhaving. Een uitgebreide versie is in te zien op de site van de provincie Noord-Brabant (www.Brabant.nl).

Het stappenplan is geschreven om toegepast te worden door alle toezichthoudende en opsporingsinstanties die de Bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht 2007 hebben ondertekend. De ondertekenaars van de overeenkomst zijn alle Brabantse gemeenten, de provincie Noord-Brabant, Openbaar Ministerie, politie, waterschappen, Algemene Inspectiedienst van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Rijkswaterstaat en VROM-Inspectie.

8.2 Stappenplan

Het stappenplan bestaat uit een samenhangend systeem, een traject van bestuurs- en strafrechtelijke procedures, dat bij repressief optreden wordt toegepast. De procedures zijn gerelateerd aan het type overtreding. Het aantal stappen in het handhavingtraject wordt beperkt door het hanteren van de volgende uitgangspunten:

  • ·

    Er hoort onderscheid gemaakt te worden naar de ernst van de overtreding. Een ernstige overtreding verdient een strengere en snellere aanpak dan een minder ernstige.

  • ·

    Het gemaakte onderscheid naar de ernst van de overtreding is voor de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak hetzelfde. Dit betekent in de handhavingspraktijk dat zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhavers een overtreding in een zelfde categorie moeten indelen.

Op basis van deze uitgangspunten is gekomen tot een indeling in type overtreding:

  • -

    Overtreding met acuut gevaar voor de fysieke leefomgeving

  • -

    Categorie 1-overtredingen

  • -

    Categorie 2-overtredingen

Recidive

Een criterium bij categorie 1 overtredingen is recidive. Van strafrechtelijke recidive is in juridische zin sprake als er een veroordeling heeft plaatsgevonden. Aanvullend wordt in deze handhavingstrategie voor het strafrechtelijke traject ook van recidive gesproken als het OM een aanbod voor transactie aan de overtreder heeft aangeboden (en deze betaald is).

Voor het bestuurlijke traject is van recidive sprake als een sanctiebeschikking tegen de overtreder is genomen.

Als een overtreding vaker heeft plaatsgevonden maar de overtreder vanwege juridische constructies verschillend is, is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreder dezelfde natuurlijke persoon betreft dan dient de overtreding te worden aangemerkt als recidive. In de sanctiebeschikking dan wel het proces-verbaal dient dit expliciet te worden verantwoord.

De termijn van recidive is gesteld op vijf jaar. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat de bestuursrechtelijke sanctiebeschikking dan wel het strafrechtelijke vonnis is genomen. Het onherroepelijk worden van de beschikking dan wel het vonnis wordt in dit kader niet als uitgangspunt genomen.

Samenloop van overtredingen

Bij een controle kunnen meerdere overtredingen met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden vastgesteld. Overtredingen met acuut gevaar moeten natuurlijk direct worden aangepakt. Bij overtredingen die tot categorie 1 én tot categorie 2 behoren is samenloop aan de orde. Bij de samenloop van overtredingen is maatwerk het uitgangspunt. Indien mogelijk wordt voor alle overtredingen de strengere route gevolgd. Deze keuze wordt vooral door efficiëntie overwegingen ingegeven. Bij de samenloop van categorieën van overtredingen mag er niet lichter worden opgetreden. Dit betekent dat een categorie 1 overtreding niet als een categorie 2 overtreding mag worden aangepakt.

Inkorten termijnen

In algemene zin kunnen de volgende afspraken over termijnen gemaakt worden:

  • ·

    Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en / of herhaling ervan te voorkomen.

  • ·

    In alle andere gevallen (waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn): hoe urgenter de situatie, hoe korter de termijn. Hierbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Verder geldt de algemene opmerking: het doel is bekorting van het traject van repressieve handhaving. Vooral bij de te stellen termijnen, het efficiënt organiseren van het bestuurlijke traject en de interne procedures is veel winst te boeken.

Om tot een onderscheid in de te bieden termijnen te komen is voor de verschillende situaties onderstaande tabel opgenomen. Daarbij gelden de termijnen als richtlijnen, waarbij afwijkingen gemotiveerd moeten worden.

Situatie

Criterium

Termijn

1.Onmiddellijke actie

Er is sprake van ernstige effecten die zo mogelijk direct beëindigd moeten worden

Het teniet doen van de overtreding vergt een eenvoudige handeling

Geen;

de overtreding moet direct in bijzijn van de toezichthouder worden beëindigd. Indien niet vrijwillig dan na een (mondelinge) sanctiebeschikking

NB: Indien de overtreding vrijwillig wordt beëindigd dient de afspraak wel in een rapport te worden vastgelegd.

2.Op korte termijn actie

Alle situaties die niet onder 1 of 3 vallen

Eén week tot maximaal één maand

3.Op langere termijn actie

om technische of organisatorische redenen is het niet mogelijk om een korte termijn te stellen

Tot maximaal twee maanden

NB: Let op de minimaal noodzakelijke termijn om de overtreding te beëindigen.

De te stellen termijn start niet eerder dan het moment van correspondentie met de overtreder (met uitzondering van de onmiddellijke actie).

Binnen handhaving hebben de verschillende bevoegde gezagen ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De gemeente kan bestuurlijk handhaven en het Openbaar ministerie (OM) kan strafrechtelijk vervolgen. Om de handhaving zo effectief mogelijk uit te voeren worden de handhavingstrajecten op elkaar afgestemd.

Wanneer toezichthouders categorie 1 overtredingen vaststellen worden afschriften van aanschrijvingen ter beschikking gesteld van het OM. De doelstelling is dat het OM ook de bedrijven aanschrijft over mogelijke strafrechtelijke vervolging. In het verdere handhavingstraject wordt dan gezamenlijk opgetreden en naast bestuurlijke sancties ook procesverbaal opgemaakt wanneer overtredingen blijven voortbestaan.

Onbeduidende overtredingen

Waar het gaat om onbeduidende overtredingen kan het beëindigen van de overtreding als verantwoordelijkheid bij de overtreder worden neergelegd. Het gaat dan om kleine overtredingen die geen wezenlijke aantasting van de fysieke leefomgeving inhouden. Vanwege efficiëntie overwegingen zou het bevoegde gezag af kunnen zien van de verdere investering van tijd om de naleving af te dwingen. Ook voor deze handelwijze geldt dat transparantie naar alle betrokkenen moet worden betracht. Dit betekent dat de overtreder wel schriftelijk van de verantwoordelijkheden op de hoogte wordt gesteld.

Voor een schematisch overzicht van de Brabantse handhavingsstrategie verwijzen wij u naar bijlage 2 van dit programma.

9. GEDOGEN

9.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente Moerdijk de gedoogstrategie toepast tijdens toezichtstrajecten en naar aanleiding van schriftelijke verzoeken hiertoe. De stappen worden beschreven die worden genomen bij de besluitvorming over al dan niet in een bepaalde situatie te gedogen.

Conform jurisprudentie van de laatste jaren inzake handhavingsbesluiten op het terrein van het ruimtelijk bestuursrecht, het milieurecht en recent ook de Algemene Plaatselijke Verordening, is een bestuursorgaan niet alleen bevoegd, maar in beginsel ook verplicht om handhavend tegen overtredingen op te treden.

Een bijzondere omstandigheid kan zich, afgezien van het geval dat concreet zicht bestaat op legalisering, voordoen indien sprake is van andere, vergelijkbare gevallen waarin niet wordt gehandhaafd (gelijkheidsbeginsel), indien bij de overtreder zodanige -gerechtvaardigde - verwachtingen zijn gewekt dat van handhaving moet worden afgezien (vertrouwensbeginsel) of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien (evenredigheidsbeginsel).

9.2 Aanleiding

Waar het bestuurlijk toezicht en de handhaving op naleving van de milieu en bouw regelgeving doorgaans duidelijk en rigide is, geeft dit uit bestuurlijk oogpunt voor de ruimtelijke ordening meer nuances.

Dit omdat hier vaak veel verschillende belangen spelen, er een maatschappelijk belang in het geding kan zijn en de realisatie aan tijd gebonden factoren afhankelijk kan zijn.

Daarnaast heeft de consequente handhaving van vooral de ruimtelijke ordening een lange tijd een lage prioriteit gekend. Hierdoor zijn gecompliceerde situaties ontstaan van overtredingen met een lange voorgeschiedenis. Veelal zijn dan grote persoonlijke belangen gekoppeld aan de illegale situatie en kennen deze situaties geen volledig vergelijkbare situatie.

Zowel bij de eerstgenoemde, veelal nieuwe situaties, als de bestaande illegale situaties die na lange tijd worden opgepakt, is er behoefte aan een gedoogstrategie.

Een strategie waaraan getoetst kan worden en de bestuurlijke beslissing zo eenduidig en transparant mogelijk maakt. Het stilzwijgend of op mondelinge afspraak gedogen kan nu niet meer.

9.3 Wat is gedogen?

Gedogen is het (tijdelijk) afzien van handhaving. In Moerdijk wordt er in principe niet gedoogd, tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen. Gedogen vindt altijd plaats door middel van een zogenaamd gedoogbesluit. Gedogen gebeurt dus slechts in uitzonderingsgevallen en beperkt zich in omvang en tijd tot die gevallen waarbij op korte termijn concreet zicht is op legalisering. In geval van gedogen wordt een gedoogbeschikking opgesteld die aan gemeentelijk toezicht wordt onderworpen.

9.4 Wanneer gedogen

Indien een overtreding wordt geconstateerd, die om bepaalde redenen niet ongedaan kan of zal worden gemaakt, dient overwogen te worden of in deze situatie gedogen mogelijk en wenselijk is. Daartoe wordt aan de hand van de gedoogstrategie en/of onderstaande opsomming nagegaan of sprake is van een situatie die voor gedogen in aanmerking komt:

  • ·

    handhaving zou tot onbillijkheden leiden, bijvoorbeeld bij een nood-, overmachts- of overgangssituatie;

  • ·

    het doel van de regelgeving wordt met de handhaving niet bereikt, bijvoorbeeld in overmachts- en overgangssituaties en indien een persoon of rechtspersoon niet over een vergunning beschikt maar wel voldoet aan de eisen die in een dergelijke vergunning zouden worden gesteld;

  • ·

    het doel van de regelgeving evident beter gediend is met gedogen, bijvoorbeeld een persoon of rechtspersoon dat tijdelijk een proef wil doen met een wellicht milieuvriendelijker product of productiewijze;

  • ·

    een ander, zwaarwegend belang dat gedogen rechtvaardigt, bijvoorbeeld indien de ongewenste neveneffecten van handhaving dusdanig groot zijn dat ze niet opwegen tegen het feit dat de overtreding eigenlijk beëindigd moet worden.

Er is sprake van overgangssituaties bij/als:

  • ·

    nieuwe wet- en regelgeving;

  • ·

    werken zonder vergunning omdat, door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen, de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (verlopen) vergunning is verleend;

  • ·

    door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een ongewenste situatie wordt beëindigd of verbeterd, mits een ontvankelijke aanvraag is ingediend en er voldoende grond is om aan te nemen dat de vergunning op korte termijn wordt verleend;

  • ·

    de vergunning op formele gronden is vernietigd en een nieuwe vergunning verleend kan worden;

  • ·

    onderzoek moet worden verricht om overtreding van bepaalde voorschriften te beëindigen;

  • ·

    regelgeving in voorbereiding is, die de overtreding van bepaalde voorschriften teniet doet, mits de nieuwe regelgeving op korte termijn te verwachten is;

  • ·

    activiteiten die vergunningplichtig zijn geworden als gevolg van nieuwe jurisprudentie.

  • ·

    een éénmalige activiteit naast de bestaande vergunde activiteiten, aannemelijk is gemaakt dat deze activiteit voor een korte periode wordt uitgevoerd, de periode is korter dan de procedure voor het opstellen en vaststellen van een vergunning en deze vergunning daarna niet (meer) nodig is.

  • ·

    bij overtreding van één voorschrift maar waarvan aannemelijk is gemaakt dat deze overtreding binnen afzienbare tijd wordt beëindigd door bijvoorbeeld een ingrijpende verbouwing of andere investering.

Indien één of meer van bovenstaande situaties van toepassing is/zijn, kan worden besloten het bestuur voor te stellen tot gedogen over te gaan. Het gedoogbesluit wordt echter altijd door het college genomen en kan niet in mandaat worden gegeven.

Bij gedogen gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

  • -

    de overtreding moet naar verwachting legaliseerbaar zijn;

  • -

    er mag geen onevenredige schade of hinder ontstaan bij derden;

  • -

    het gedogen moet beperkt zijn in omvang en tijd;

  • -

    er moet een schriftelijk verzoek tot gedogen worden ingediend met alle relevante informatie die nodig is om tot een goed besluit te kunnen komen;

  • -

    de belanghebbende heeft zelf tijdig alle redelijkerwijs mogelijke stappen ondernomen om de overtreding te voorkomen respectievelijk op legale wijze de situatie te creëren of de activiteit uit te voeren.

  • -

    Gedogen vindt altijd schriftelijk plaats door middel van een zogenaamd gedoogbesluit.

Gedogen mag niet, dus altijd handhavend optreden bij de volgende gevallen:

  • -

    acuut gevaar;

  • -

    dreigend gevaar of onomkeerbare schade aan monumenten, en/of (leef)milieu, en/of volksgezondheid en/of openbare veiligheid en/of onaanvaardbare hinder voor derden;

  • -

    bij herhaling van dezelfde overtreding én in gevallen waarin het noodzakelijk is dat er een daad gesteld moet worden;

  • -

    ook als niet wordt voldaan aan de aan de gedoogbeschikking verbonden voorwaarden wordt (alsnog) overgegaan tot handhaving.

9.5 Oude zaken

De consequente handhaving van vooral de ruimtelijke ordening heeft lange tijd een lage prioriteit gekend. Hierdoor zijn gecompliceerde situaties ontstaan van overtredingen met een lange voorgeschiedenis. Veelal zijn daarbij grote persoonlijke belangen gekoppeld aan de illegale situatie. Deze situaties kennen zelden volledig vergelijkbare situatie.

Extra zorgvuldigheid is vereist. Wellicht treft niet alleen de overtreder blaam. Ook de gemeente heeft mogelijk een zaak (te lang) laten liggen. Indien een dergelijke situatie niet kan worden gelegaliseerd dient toch een zuivere koers te worden bepaald en vastgelegd hoe met deze situatie wordt omgegaan.

Uitgangspunt is dat de illegale situatie in elk geval nooit langer mag voortduren dan voor de huidige overtreder noodzakelijk is (persoonsgebonden gedoogbeschikking). De overtreder mag dus geen illegaal gebouwd opstal, illegaal gebruik of illegaal gevoerde bedrijvigheid aan derden doorverkopen, verhuren, uitlenen of anderszins.

Daarnaast kan als richtlijn een gedoogtermijn worden voorgesteld van de helft van de periode, dat de overtreding bij de gemeente aantoonbaar bekend was. Per situatie kan deze periode worden bepaald, de richtlijn geeft een indicatie, de situatie is bepalend.

9.6 Hoe gedogen

Gedogen vindt niet passief maar actief plaats en wel door het opstellen van een gedoogbeschikking (besluit). Daardoor is gedogen openbaar en wordt de motivering kenbaar gemaakt. Daarnaast worden aan de gedoogbeschikking voorschriften verbonden ter bescherming van derden en/of het milieubelang. Een gedoogbeschikking is een besluit in de zin van de Awb en moet voldoen aan de eisen die daarbij gesteld zijn. Tegen een gedoogbeschikking kunnen belanghebbenden bezwaar maken.

Indien een verzoek om te gedogen wordt afgewezen, kan de belanghebbende hiertegen niet in bezwaar gaan. De belanghebbende kan wel bezwaar maken tegen het, daarop volgende, handhavingsbesluit.

De gedoogbeschikking wordt onder voorwaarden en tijdsduur verleend en dient daarom periodiek gecontroleerd te worden. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de gedoogbeschikking dient het bestuur geadviseerd te worden de gedoogbeschikking in te trekken. Daarna kunnen nadere bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd.

9.7 Handhaving

Er is geen sprake van gedogen indien er reeds een handhavingbesluit is genomen waarin de belanghebbende binnen een gestelde termijn de gelegenheid wordt gegeven om zijn overtreding ongedaan te maken. Vanzelfsprekend moet een dergelijk besluit voldoen aan het bepaalde in de Awb.

9.8 Aansprakelijkheid

In de gedoogbeschikking moet een voorbehoud worden gemaakt met verwijzing naar de mogelijkheid dat derde-belanghebben alsnog tegen het gedoogbesluit bezwaar kunnen maken, respectievelijk een verzoek tot handhaving kunnen indienen.

Het OM kan in bepaalde situaties alsnog besluiten om strafrechtelijk op te treden.

In de gedoogbeschikking dient dan ook opgenomen te worden dat het besluit de verantwoordelijkheid van het OM voor de strafrechtelijke rechtshandhaving onverlet laat. Ook andere risico’s, indien de situatie achteraf niet kan worden gelegaliseerd, blijven voor rekening van de verzoeker (overtreder). Gedogen legaliseert niet!

De risico’s die voortvloeien uit het niet legaal handelen respectievelijk een illegale situatie zijn voor degene die deze handeling verricht of in wiens opdracht deze worden verricht. Het besluit om de illegale handeling of situatie te gedogen verandert deze aansprakelijkheid niet.

Ook kunnen andere overheidsorganen, die bevoegd zijn tot handhaven, wel tot handhaven overgaan.

De gemeente Moerdijk behoudt zich het recht voor te handhaven, indien de aanvrager zich niet aan de voorwaarden zoals gesteld in de gedoogbeschikking houdt.

Ook alle risico’s die daaruit voortvloeien zijn en blijven voor degene die de illegale handeling verricht en/of in wiens opdracht deze worden verricht.

De risico’s en de aansprakelijkheid moeten duidelijk in de gedoogbeschikking worden vermeld.

10. COMMUNICATIE

Aandacht voor communicatie is een steeds belangrijkere factor in de handhaving. In de dagelijkse praktijk wordt communicatie steeds meer ingezet als één van de handhavingsinstrumenten die het gemeentebestuur ter beschikking staan.

Van communicatie over handhaving gaat een preventieve werking uit. Informatie over handhavingsbeleid, handhavingsprogramma’s en rapportages van succesvol afgesloten projecten dragen bij aan de geloofwaardigheid, de rechtszekerheid, het rechtvaardigheidsgevoel en het vertrouwen van de burger in de overheid.

Communicatie kan ook vooraf worden aangewend om handhaving te verbeteren en overtredingen zoveel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie en/of aankondiging van een controlebezoek.

Daar waar mogelijk zullen binnen de reguliere werkzaamheden communicatieve aspecten extra aandacht krijgen. Bijvoorbeeld bedrijven informeren over verplichte keuringen van blus- en meldinstallaties, propaaninstallatie, koelinstallaties enz. Ook voorlichting bij specifieke acties zoals de handhavingsweek buitengebied en brandveiligheidscontroles met carnaval.

Een belangrijk punt is ook de wijze waarop men als gemeente wil communiceren over handhavingszaken. Het is bijvoorbeeld mogelijk alle gegevens op internet te publiceren, maar men dient wel rekening te houden met de wet op de privacy. Het gemeentelijke standpunt kan in een communicatieplan worden vastgelegd.

In 2005 is naar aanleiding van het handhavingsprogramma Correcte en Consequent een communicatieplan opgesteld. Door het ontbreken van personele en financiële middelen is destijds dit communicatieplan nooit uitgevoerd.

In 2006 is door een extern bureau een evaluatie uitgevoerd van het handhavingsprogramma Correct en consequent. Eén van de aanbevelingen is het communicatieplan te actualiseren en bestuurlijk te laten vaststellen. Na vaststelling van dit plan maakt het een integraal onderdeel uit van dit handhavingsprogramma.

Daarnaast heeft de gemeente Moerdijk samen met de provincie Noord-Brabant een protocol opgesteld met de provincie Noord-Brabant over de communicatie bij klachten, incidenten en ongewone voorvallen. Dit protocol is op 6 juni 2008 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Dit protocol maakt daarom een integraal onderdeel uit van dit handhavingsprogramma.

Binnen de organisatie is personele capaciteit beschikbaar voor (milieu)communicatie. Op korte termijn zal aan het college een voorstel worden voorgelegd waarin nader zal worden ingegaan op deze aanwezige capaciteit en de wijze waarop de beschikbare capaciteit wordt ingezet voor handhaving.

11. BUITENGEWOON OPSPORINGSAMBTENAREN

11.1 Inleiding

De laatste jaren heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. Eén van deze ontwikkelingen heeft betrekking op het aanstellen van buitengewone opsporingsambtenaren (BOA).

Buitengewoon opsporingsambtenaren functioneren in een bijzondere positie ten opzichte van het Openbaar Ministerie, het eigen bestuur, het eigen management en de eigen toezichthouders. Het bestuur en het OM hebben er belang bij dat het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke traject daar waar mogelijk op elkaar worden afgestemd en elkaar versterken en ondersteunen.

In 2009 is de Wet bestuurlijke boete in werking getreden. In 2010 zal de Wet bestuurlijke strafbeschikking in werking treden. Wil de gemeente van deze bevoegdheden gebruik maken dan zullen de gemeentelijke toezichthouders opgeleid en beëdigd moeten worden als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Naast het invoeren van de beide wetten zal medio 2009 ook een nieuwe functielijst voor Buitengewoon opsporingsambtenaren worden vastgesteld. De functielijst geeft de bevoegdheden aan van de verschillende type opsporingsambtenaren. Aan de nieuwe functielijst wordt tevens het verplichte opleidingsniveau gekoppeld. Wat dit voor de afdeling Vergunningen en Handhaving gaat betekenen is nu nog niet inzichtelijk.

11.2 BOA´s binnen de afdeling Vergunningen en Handhaving

Binnen de afdeling Vergunningen en Handhaving zijn in totaal 14 medewerkers belast met de uitvoering van toezichthoudende taken. Elf medewerkers van team handhaving zijn al aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar in de functie van Buitengewoon Opsporings Ambtenaar (BOA). Gelet op de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking hecht het gemeentebestuur grote waarde aan het feit dat alle gemeentelijke toezichthouders die dagelijks zijn belast met het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving van deze nieuwe handhavingsinstrumenten gebruik kunnen maken. Het is daarom de bedoeling dat alle toezichthouders deze bevoegdheid krijgen. Het verkrijgen van deze bevoegdheid moet derhalve gezien worden als een functie-eis voor alle toezichthouders die belast zijn met het buitentoezicht.

Taken BOA’s

Bij het aanstellen van de eerste BOA’s is vastgelegd dat zij alleen strafrechtelijk optreden in die taken waarvoor zij ook als toezichthouder zijn aangesteld.

De hoofdtaak van de afdeling Vergunningen en Handhaving is het bestuurlijk handhaven van wet- en regelgeving. Het strafrechtelijk optreden is dan ook een aanvullend instrument en wordt alleen gebruikt voor de eenvoudige overtredingen. De toezichthouder heeft dan de mogelijkheid om een keuze te maken tussen bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of gecombineerd op te treden. Dit kan een behoorlijke besparing opleveren met betrekking tot bestuurlijke handhavingsprocedures.

Uitgebreidere strafrechtelijke onderzoeken, verhoren etc. worden overgedragen aan het plaatselijke politieteam of het regionale milieuteam. Het is niet de doelstelling de strafrechtelijke taken van de politie over te nemen. Er is binnen cluster handhaving ook geen capaciteit voor het uitvoeren van uitgebreide onderzoeken.

Wanneer het wenselijk is dat meer strafrechtelijke taken door cluster handhaving worden uitgevoerd zal hiervoor ook de benodigde capaciteit beschikbaar moeten zijn.

Strafrechtelijk optreden (opmaken proces verbaal) door de gemeentelijke toezichthouders vindt in de volgende gevallen altijd plaats:

  • §

    wanneer strafrechtelijk optreden effectiever/efficiënter is dan bestuursrechtelijke handhaving (bijv. blokkeren van een nooduitgang);

  • §

    wanneer er sprake is van een onomkeerbare situatie (bijv. het zonder vergunning kappen van een boom en slopen van bouwwerken, illegale lozingen, afvaldumpingen, etc.);

  • §

    wanneer er sprake is van ernstige nalatigheid;

  • §

    (ver)bouwen zonder de vereiste monumentenvergunning;

  • §

    de gevallen die in de Brabantse handhavingsstrategie zijn aangewezen voor pv.

Bij de uitvoering van toezichtstaken in de openbare ruimte is strafrechtelijk optreden altijd effectiever en efficiënter dan bestuursrechtelijk optreden. Het betreft dan vooral gedragsvoorschriften uit de Algemene Plaatselijke Verordening. Beperkt zal ook worden opgetreden tegen overtredingen van de wegenverkeerswet, bijvoorbeeld parkeerovertredingen. In sommige gevallen zal ook bestuursrechtelijk worden opgetreden, bijvoorbeeld bij het langdurig stallen van caravans op de openbare weg. Optreden tegen de verstoring van de openbare orde is een taak van de politie en behoort derhalve niet tot het takenpakket van de afdeling V&H.

Het teamhoofd handhaving stuurt de BOA’s op bestuurlijk niveau aan. Hij is verantwoordelijk voor de aansturing in het bestuursrechtelijk traject en de afstemming met het strafrechtelijk traject.

De officier van justitie blijft verantwoordelijk voor het strafrechtelijk traject. De korpschef van de Regio Midden- en west Brabant houdt het dagelijks toezicht. Namens de korpschef is het directe dagelijks toezicht gemandateerd aan de BOA coördinator van de regio en de teamchef van politieteam Mark en Dintel.

Door de gemeentelijke BOA’s wordt geen pv opgemaakt wanneer nader onderzoek of uitgebreide opsporing noodzakelijk is. De afhandeling van de overtreding wordt voor het strafrechtelijk traject dan overgedragen aan de politie. Indien nodig stellen de BOA’s een PV van bevindingen op.

12.SAMENWERKING

12.1 Doelstelling samenwerking:

12.Moerdijk wil meer uit samenwerking halen. Handhaving in Moerdijk moet gekenmerkt zijn door externe gerichtheid. Hiermee wordt bedoeld dat wij samen en eventueel namens onze externe handhavingspartners de handhaving in Moerdijk uitvoeren en op een hoger niveau willen brengen. Vanuit de gedachte: ‘de klant centraal’ geldt ook hier dat een ondernemer die gecontroleerd wordt op de regels niet keer op keer verschillende overheidsinstanties aan zijn deur krijgt. Wordt er gehandhaafd in Moerdijk dan is het streven er op gericht dat dit waar mogelijk zo integraal mogelijk uit te voeren. Dit betekent dat er structureel overleg moet zijn met onze externe handhavingspartners werkzaam binnen Moerdijk. In dit overleg zal in ieder geval aan de orde moeten komen:

  • §

    Integraal handhaven;

  • §

    De afstemming van het gemeentelijk handhavingsbeleid met externe partners;

  • §

    Uitwisseling en ontsluiting van de handhavingsgegevens.

12.2 Overleg structuur handhaving

Afstemming met de diverse partners over handhaving vindt plaats in diverse overleggen.

Lokaal Handhavings Overleg.

Het LHO overleg vindt 12 keer per jaar plaats. In het LHO nemen de volgende partners deel:

Regionaal milieu handhavingsteam (RMT), politieteam Moerdijk, Regionale Milieudienst West-Brabant (RMD), cluster Handhaving, cluster advies en ondersteuning en de bedrijfscontactfunctionaris. Daarnaast zijn er agendaleden die alleen komen wanneer er voor hen punten op de agenda staan: cluster vergunningen en afdeling Strategie en Advies. In het overleg worden de lopende repressieve zaken besproken voor alle locaties waar de gemeente het bevoegd gezag is. Ook worden projecten zoals het project buitengebied of vuurwerk hier besproken.

Uitvoeringsoverleg van het Servicepunt handhaving (UVO/Seph).

Het UVO overleg vindt 6 keer per jaar plaats. Hierin nemen deel alle regionale handhavingspartners van politie, waterschappen, gemeenten en provincie.

Bestuurlijk overleg Servicepunt handhaving 1x per jaar.

Managementoverleg Servicepunt handhaving 4x per jaar.

RMD overleg Elke drie weken vindt afstemmingsoverleg plaats met de RMD over de voortgang van de handhaving bij de categorie 4 bedrijven.

BRZO overleg Elke vier weken vindt afstemmingoverleg plaats met de RMD en cluster vergunningen over de BRZO bedrijven. Daarnaast heeft het BRZO controleteam 4 x per jaar internoverleg over de bedrijven.

12.3 Handhavingspartners

Regionale milieudienst

De Regionale Milieudienst voert voor het Cluster handhaving een aantal programmatische controles uit. Deze controles komen voort uit het taakaccent milieu. Met de Regionale milieudienst zijn afspraken gemaakt dat zij ook zaken bij de gemeente rapporteren die worden geconstateerd in strijd met regelgeving waarop zij geen bevoegdheid hebben (signaaltoezicht), bijvoorbeeld illegale bebouwing en nieuwe activiteiten (mogelijk) in strijd met bestemmingsplan.

Naar aanleiding van controles of ingediende rapporten kunnen ook adviezen worden gevraagd bij de Regionale Milieudienst (o.a. lucht-, bodem-, en geluidsaspecten).

Daarnaast is de Regionale Milieudienst (milieuklachtenlijn) de instantie die alle inrichtingsgebonden milieuklachten behandeld voor de gemeente Moerdijk. Buiten kantoortijden behandeld de Regionale Milieudienst alle klachten m.b.t. milieu.

Politie

Met de politie worden in het kader van de professionalisering afspraken gemaakt over samenwerking voor alle handhavingstaken. Indien noodzakelijk volgens handhavingsstrategie worden gezamenlijke bezoeken uitgevoerd.

In het LHO zijn zowel team Mark en Dintel als het regionaal milieuteam (RMT) vertegenwoordigd.

Binnen cluster handhaving zijn 7 Boa’s (Buitengewoon Opsporingsambtenaar) werkzaam. Met de politie zijn afspraken gemaakt over de inzet en verdeling van de strafrechtelijke werkzaamheden tussen politie en Boa’s.

Zie voor verdere info werkzaamheden Boa’s.

Openbaar Ministerie (OM)

Bij handhaving van zwaardere of steeds terugkerende overtredingen wordt vaak gezamenlijk opgetreden door het OM, politie/Boa en de gemeentelijke toezichthouders. Het gezamenlijk en gelijktijdig handhaven van het bestuurlijke en strafrechtelijke traject wordt het flankerend beleid genoemd. Wanneer flankerend beleid is gewenst, is vastgelegd in het handhavingsstappenplan. Voor het toepassen van flankerend beleid is door het OM een checklist ontwikkeld.

Overige instanties

Er wordt ook samengewerkt met andere handhavingpartners zoals het Waterschap Brabantse Delta, Rijkswaterstaat, Algemene inspectiedienst, Provinciale toezichthouders, Voedsel- en Warenautoriteit, Arbeidsinspectie, Staatsbosbeheer, enz.

13. MONITORING, REGISTRATIE EN VERANTWOORDING

Alle uitgevoerde taken in het kader van dit handhavingsprogramma worden geregistreerd in een geautomatiseerd bestand (SBA). Door middel van periodieke rapportages zal verantwoording worden afgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. Elk jaar wordt er een jaarverslag Handhaving gemaakt waarin het college verantwoording aflegt over de uitgevoerde handhavingstaken. Het jaarverslag wordt aan de gemeenteraad ter kennisname voorgelegd.

De resultaten en evaluaties van de periodieke rapportages en jaarverslagen zijn weer input voor de volgende handhavingsuitvoeringsprogramma’s.

In het uitvoeringsprogramma 2011, hoofdstuk 6 wordt dit onderdeel verder uitgewerkt.

14 RAMPEN EN ZWARE ONGEVALLEN

In het kader van de Wet rampen en zware ongevallen heeft gemeente Moerdijk ook een taak als het gaat om milieu en het inzamelen van besmette waren.

De uitvoering van deze taken is opgedragen aan de afdeling Vergunningen en Handhaving. Afdelingsmanager, teamhoofden en medewerkers van de afdeling zijn hiervoor aangewezen en opgeleid.

Deze taken worden in dit programma niet verder beschreven.

Een aandachtspunt is dat de benodigde opleidingen en trainingen wel capaciteit vragen die tot op heden nog niet in de capaciteitsplanningen van de afdeling zijn meegenomen. Hierover moet op management niveau afspraken gemaakt worden.

Bijlage 2 Toezicht/controle procedure en schema handhavingsstappenplan

Procedure stappen

In het onderstaande schema worden de hoofdstappen beschreven zoals zij zijn opgenomen in de werkprocessen van handhaving. Elke stap wordt uitgebreider beschreven in de werkprocessen en bijbehorende instructies. Wanneer na een stap geen overtredingen meer zijn waargenomen, wordt de procedure gestopt.1 De hieronder genoemde stappen worden allemaal vastgelegd en bewaakt in het SBA-programma.

stappen

termijnen

Toezicht / Controle

Opstellen rapport: 5 werkdagen

Brief uit: 10 werkdagen

Maximale termijn volgens HH strategie

Hercontrole

Uitvoeren: binnen 10 werkdagen na verlopen termijn

Opstellen rapport: 5 werkdagen

Maximale termijn: 1 maand

Brief uit: 10 werkdagen

2e hercontrole (alleen bij cat. 2 overtreding)

Uitvoeren: binnen 10 werkdagen na verlopen termijn

Opstellen rapport: 5 werkdagen

Vooraankondiging sanctie

Uiterlijk 10 werkdagen na overdracht rapport hercontrole

Controle n.a.v. vooraankondiging

Uitvoeren: binnen 5 werkdagen na verlopen termijn

Opstellen rapport: 5 werkdagen

Sanctiebeschikking

Uiterlijk 10 werkdagen na overdracht rapport controle n.a.v. vooraankondiging

Controle dwangsom/bestuursdwang

Z.s.m. na verlopen begunstigingstermijn

Opstellen rapport: binnen 5 werkdagen.

Innen dwangsom

Z.s.m. na overdracht rapport

Intrekken sanctiebeschikking

Wanneer tijdens een toezicht of controle bezoek een overtreding wordt geconstateerd treed de Brabantse handhavingsstrategie in werking. Deze strategie is weergegeven in het volgende schema. Hierin is ook aangegeven op welke momenten bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk wordt opgetreden.

afbeelding binnen de regeling

indeling in type overtreding:

- Overtreding met acuut gevaar voor de fysieke leefomgeving

- Categorie 1-overtredingen

- Categorie 2-overtredingen

Fysieke leefomgeving = alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, waterhuishouding, veiligheid, natuur, landschappelijke of cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit.

Overtreding met acuut gevaar voor de fysieke leefomgeving:

Direct toepassen van bestuursdwang, zonder begunstigingstermijn en direct contact opnemen met de relevante handhavingpartners. Er wordt een PV opgemaakt en eventueel een voorlopige maatregel opgelegd. Afschriften van correspondentie worden tussen de relevante handhavingspartners onderling uitgewisseld.

Categorie 1- overtreding:

Hieronder vallen overtredingen die voldoen aan één of meer van de volgende criteria:

· Overtredingen met dreigende en/of onomkeerbare schade van enige betekenis voor de fysieke leefomgeving

· Overtredingen met (dreigende) risico’s voor de volksgezondheid; · Overtredingen die duiden op een calculerende en/of malafide instelling van de overtreder en commune delicten met relevantie voor de fysieke leefomgeving.

· Recidive (bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk, termijn 5 jaar).

Categorie 2- overtreding:

Dit zijn alle overige overtredingen

Enkele voorbeelden van overtredingen van categorie 1 die veelal aan bovengenoemde criteria voldoen zijn.

- De afgifte van gevaarlijk afval aan een niet vergunninghouder.

- De opslag van gevaarlijke (afval)stoffen zonder voorziening(en).

- Illegaal bouwen

- Illegaal slopen

- Illegaal kappen van bomen of houtopstanden

- Onjuist verwijderen van asbesthoudende materialen

- Illegaal lozen of storten van afval in oppervlaktewater

- In werking zonder gebruiksvergunning

- Dumpen afvalstoffen

De specifieke omstandigheid die de toezichthouder aantreft bepaald of het een daadwerkelijke categorie 1 overtreding is. Bij overtreding met acuut gevaar en van categorie 1 overtredingen dient proces verbaal te worden opgemaakt.

In het hoofdstuk 11 buitengewoon opsporingsambtenaren is opgenomen dat naast de cat. 1 overtredingen ook in de volgende gevallen altijd strafrechtelijk wordt opgetreden (opmaken proces verbaal) door de gemeentelijke toezichthouders:

- wanneer strafrechtelijk optreden effectiever/efficiënter is dan bestuursrechtelijke handhaving (bijv. blokkeren van een nooduitgang);

- wanneer er sprake is van een onomkeerbare situatie (bijv. het zonder vergunning kappen van een boom en slopen van bouwwerken, illegale lozingen, afvaldumpingen, etc.);

- wanneer er sprake is van ernstige nalatigheid;

- illegaal bouwen waarvoor normaal gesproken een reguliere bouwvergunning is vereist;

- (ver)bouwen zonder de vereiste monumentenvergunning;

- de gevallen die in de Brabantse handhavingsstrategie zijn aangewezen voor pv.

Bijlage 1 Prioriteitenlijst

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling