Spaarloonregeling 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Spaarloonregeling 2005

Spaarloonregeling 2005

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Werkgever : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

  • b

    Werknemer : de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel a van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

  • c

    Deelnemer : de werknemer die overeenkomstig artikel 3 vrijwillig is toegetreden tot deze spaarloonregeling;

  • d

    Partner : de partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet Inkomstenbelasting 2001;

  • e

    Brutoloon : brutoloon in geld uit tegenwoordige dienstbetrekking dan wel op daarvoor in de plaats tredende (aanvullingen) op uitkeringen die door de werkgever worden uitbetaald en waarop de witte loonbelastingtabel van toepassing is.

  • f

    Spaarloon : het bedrag dat op verzoek van de deelnemer in verband met deelname aan deze spaarloonregeling maandelijks door de werkgever op het brutosalaris wordt ingehouden;

  • g

    Spaarinstelling : één van de instellingen vermeld op de bij deze regeling horende en als zodanig gewaarmerkte bijlage, die:

    • -

      spaartegoeden van de deelnemer administreert;

    • -

      de belastbare opnames van spaartegoeden ten behoeve van de belastinginhouding overschrijft naar de werkgever, voorzover niet op andere wijze tot belastingafdracht wordt overgegaan;

  • h

    Spaarrekening : de door de spaarinstelling op naam van de deelnemer geopende geblokkeerde spaarrekening waarop de spaarbedragen worden bijgeschreven;

Artikel 2 Doel

De spaarloonregeling heeft tot doel het sparen door werknemers te stimuleren en duurzaam bezit van werknemers te bevorderen door het in geblokkeerde vorm sparen van spaarloon.

Artikel 3 Deelname

Lid 1

Deelneming aan de spaarloonregeling staat uitsluitend open voor iedere werknemer die per 1 januari van het betreffende jaar bij de werkgever in dienst is en ten aanzien van wie de werkgever vanaf 1 januari van dat betreffende jaar de algemene heffingskorting toepast.

Lid 2

Deelname vindt plaats nadat de werknemer het door de spaarinstelling ter beschikking gestelde inschrijfformulier volledig heeft ingevuld en ondertekend en dit heeft ingeleverd bij de werkgever. Door middel van dit formulier machtigt de werknemer de werkgever het spaarloon in te houden en over te maken op de spaarrekening.

Lid 3

Tegelijkertijd met het inleveren van het inschrijfformulier levert de werknemer ook een kopie in van een geldig legitimatiebewijs.

Lid 4

Deelname aan de spaarloonregeling kan per de eerste van iedere maand ingaan.

Lid 5

Deelname aan de spaarloonregeling eindigt door:

  • a

    de beëindiging van de dienstbetrekking tussen de werkgever en de deelnemer;

  • b

    door opzegging door of namens de deelnemer;

  • c

    door het door de deelnemer niet voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorwaarde(n) en/of;

  • d

    door royement van de deelnemer door de werkgever wegens handelingen c.q. gedragingen in strijd met deze regeling.

Artikel 4 Spaarloon

Lid 1

Op verzoek van de deelnemer wordt door de werkgever op het brutoloon van de deelnemer spaarloon ingehouden.

Lid 2

De inhouding van het spaarloon kan, naar keuze van de deelnemer, geschieden middels een vast bedrag per maand, per kwartaal of per jaar, met inachtneming van het wettelijk vastgesteld maximum.

Lid 3

Wijziging van het spaarbedrag kan per de eerste van iedere maand plaatsvinden.

Lid 4

Een deelnemer zal binnen het kader van de wettelijke vereisten per 1 januari 2006 jaarlijks moeten kiezen tussen storting van bedragen voor een spaarloonregeling of een levensloopregeling. Het is wettelijk niet toegestaan om in enig jaar een bedrag op beide regelingen te storten. Het is wel mogelijk om in een kalenderjaar onder de geldende voorwaarden uit beide regelingen bedragen op te nemen.

Artikel 5 Spaarrekening

Lid 1

Het ingehouden spaarloon wordt door de werkgever direct na inhouding overgemaakt op de spaarrekening van de deelnemer bij de spaarinstelling.

Lid 2

Op de spaarrekening mogen geen andere bedragen staan dan spaarloon en op het tegoed gekweekte rente-inkomsten.

Lid 3

De deelnemer mag de op de spaarrekening uitstaande bedragen niet geheel of gedeeltelijk overdragen, vervreemden of bezwaren.

Artikel 6 Opname

Lid 1

De deelnemer mag vrij beschikken over het op zijn spaarrekening uitstaande spaarloon, nadat het op te nemen spaarloon gedurende vier kalenderjaren, gerekend vanaf 1 januari volgend op het jaar van storting, op de spaarrekening heeft gestaan.

Lid 2

Als bij het einde van de dienstbetrekking tussen de werkgever en de deelnemer het spaarloon door de deelnemer wordt opgenomen en de spaartermijn van vier kalenderjaren, gerekend vanaf 1 januari volgend op het jaar van storting, nog niet is verstreken wordt, voor de toepassing van de Wet op de Loonbelasting 1964 en Coördinatiewet Sociale Verzekering voor elke volle maand gedurende welke het spaarloon binnen een termijn van vier kalenderjaren is opgenomen een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon. Het opgenomen spaarloon zal door de spaarinstelling aan de werkgever worden gestort die verplicht hierover de sociale premies en belastingen inhoudt. Het restant zal door de werkgever naar de werknemer worden overgeboekt.

Lid 3

Het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel is na overlijden van de deelnemer van overeenkomstige toepassing op de erfgenamen van de deelnemer.

Lid 4

De deelnemer mag vrij beschikken over het op zijn spaarrekening uitstaande spaarloon, indien de opgenomen gelden worden besteed ten behoeve van één of meer van de bestedingsdoelen genoemd in artikel 7.  

Lid 5

Opnames voor toegelaten bestedingen als bedoeld in artikel 7 vinden zoveel mogelijk plaats ten laste van het laatst op de spaarloonrekening bijgeschreven geblokkeerde tegoed, dan van het voorlaatste bijgeschreven geblokkeerde tegoed, enzovoorts.

Lid 6

In de gevallen waarin op grond van het in lid 2, 3 en 4 van dit artikel bepaalde over het spaarloon wordt beschikt, is overlegging van de nodige bewijsstukken vereist. De werknemer is gehouden al de nodige bewijsstukken te overleggen.

Lid 7

De deelnemer heeft, met inachtneming van de op dit punt bij de instelling gebruikelijke voorwaarden, de vrije beschikking over de opgebouwde rente over zijn spaarloon.

Lid 8

Spaarloon waarover door een deelnemer in strijd met de spaarloonregeling wordt beschikt, waaronder begrepen beschikking als gevolg van verhaalsuitoefening door derden, faillissement dan wel wettelijke schuldsanering, wordt aangemerkt als loon, niet zijnde spaarloon.

Lid 9

Als een bedrag van de spaarrekening wordt opgenomen geschiedt dit ten laste van het spaarbedrag dat het laatste is bijgeschreven; is dit niet toereikend, dan van het voorlaatste en zo vervolgens.

Artikel 7 Deblokkering

De doeleinden bedoeld in artikel 6 lid 4, zijn:

  • 1

    Uitgaven ter verwerving van een eigen woning door de deelnemer of zijn partner. Als eigen woning wordt aangemerkt, een woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

  • 2

    Betalingen van premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd voor een levensverzekering waarbij een lijfrente is verzekerd, mits wordt voldaan aan de in artikel 8 lid 1 vermelde voorwaarden.

  • 3

    Betalingen van premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd voor een levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, mits wordt voldaan aan de in artikel 8 lid 2 vermelde voorwaarden.

  • 4

    Opnamen voor de start van activiteiten uit welke de deelnemer vermoedelijk als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet Inkomstenbelasting zal gaan genieten. De aanwezigheid van ondernemersactiviteiten moet blijken uit een voor bezwaar vatbare beschikking die op verzoek van de deelnemer door de belastinginspecteur wordt afgegeven. De opnamen moeten worden gedaan binnen zes maanden nadat de deelnemer deze ondernemersactiviteiten is gestart.

  • 5

    Opnamen ter compensatie van niet genoten loon door de deelnemer als gevolg van opname van (gedeeltelijk) onbetaald verlof, tot maximaal 50% van het niet genoten loon, mits de dienstbetrek-king ten tijde van het (gedeeltelijk) onbetaald verlof ongewijzigd blijft voortbestaan. Voor de toepassing van dit artikel wordt het door de werknemer genoten loon in aanmerking genomen met inachtneming dat artikel 11, eerste lid, onderdeel j van de Wet op de loonbelasting 1964 geen toepassing vindt en dat tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken niet in aanmerking worden genomen. Voor een beroep op deze bepaling is een werkgeversverklaring vereist.

  • 6

    Opnamen ter besteding aan:

    • a

      het volgen van een opleiding of studie door de deelnemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzondering van kosten:

      • 1

        die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;

      • 2

        van binnenlandse reizen voor zover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15 b, eerste onderdeel b van de Wet op de loonbelasting 1964.

    • b

      cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, gevolgd door de deelnemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Voor een beroep op deze bepaling is een werkgeversverklaring vereist.

  • 7

    Betalingen van vrijwillige eigen bijdrage ingevolge een pensioenregeling. Onder pensioenregeling wordt verstaan een regeling als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 8

    Uitgaven ter zake van kinderopvang, tot een bedrag van maximaal een zesde deel van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel 16c van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor een beroep op deze bepaling is een “Goedkeuring uitbetaling inzake Kinderopvang” vereist.

Artikel 8 Levensverzekering

Lid 1

De in artikel 7 lid 2 bedoelde levensverzekering is een overeenkomst

  • a

    waarbij een lijfrente is verzekerd als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel b en artikel 3.125, eerste lid onderdeel a, c en d van de Wet Inkomstenbelasting 2001;

  • b

    welke lijfrente is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet Inkomstenbelasting 2001;

  • c

    van welke lijfrente de termijnen, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan en

  • d

    welke verzekering onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn partner.

Lid 2

De in artikel 7 lid 3, bedoelde levensverzekering is een overeenkomst

  • a

    waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd, eventueel met een bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval;

  • b

    welke verzekering voldoet aan artikel 1, eerst lid, onderdeel b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en is aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

  • c

    welke verzekering door de deelnemer of zijn partner is gesloten op het leven van de deelnemer, zijn partner dan wel kinderen waarvoor de deelnemer of zijn partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan, recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

  • d

    welke verzekering voorziet in een looptijd van ten minste vier jaren, voorzover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde en;

  • e

    welke verzekering onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

Lid 3

Voor de toepassing van dit artikel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggen waartoe de deelnemer of zijn partner zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht, mits wordt voldaan aan de in het eerste lid dan wel tweede lid vermelde voorwaarden.

Lid 4

Rechtstreekse betalingen van premies voor levensverzekeringen worden gelijkgesteld met ten laste van de spaarrekening verrichte betalingen.

Artikel 9 Gegevensverstrekking

Door toetreding tot de spaarloonregeling stemt de deelnemer ermee in dat aan de werkgever vertrouwelijke gegevens over zijn spaarrekening worden verstrekt, voor zover deze nodig zijn ter vergelijking met de administratie, welke de werkgever op grond van de wettelijke bepalingen voert. De werkgever is ten aanzien van derden verplicht tot geheimhouding van deze gegevens.

Artikel 10 Slotbepalingen

Lid 1

Iedere deelnemer ontvangt een exemplaar van de tekst van deze regeling, alsmede van de daarin aangebrachte wijzigingen.

Lid 2

De spaarinstelling die spaarloon van een deelnemer beheert is verplicht deze periodiek een opgave te verstrekken van het totaal aan spaarloon, dat zij op zijn naam beheert.

Lid 3

De werkgever heeft te allen tijde de vrijheid zijn keuze met betrekking tot de spaarinstelling die de spaarrekeningen van de werknemer beheert te herroepen. Als de werkgever zijn keuze herziet, is de instelling die de spaarlonen beheert verplicht deze spaarlonen, tezamen met de administratieve gegevens, op verzoek van de werkgever over te dragen aan de instelling waarop de werkgever alsdan zijn keuze heeft laten vallen. De werkgever is verplicht de werknemers van deze wijziging in kennis te stellen.

Lid 4

Het bepaalde in de vorige artikelen moet worden toegepast met inachtneming van hetgeen is geregeld in artikel 11 van de Wet op de Loonbelasting 1964 en artikel 6 van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen.

Lid 5

Burgemeester en wethouders beslissen in alle gevallen waarin over de uitleg van de bepalingen van deze regeling verschil van inzicht bestaat.

Lid 6

De regeling kan worden aangehaald als “Spaarloonregeling gemeente Moerdijk 2005”.

Lid 7

De regeling wordt van kracht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005.

Bijlage bij Spaarloonregeling 2005

Overzicht spaarinstellingen:

  • -

    Rabobank Nederland, Postbus 221, 5600 MA  Eindhoven

  • -

    IZA sparen voor ambtenaren, Postbus 7158, 3430 JD  Nieuwegein

  • -

    Nationale Nederlanden,  Postbus 1362, 1000BJ  Amsterdam

  • -

    Centraal beheer achmea, Postbus 9150, 7300 HZ  Apeldoorn

  • -

    Levob bank & verzekeringen, Postbus 432, 3830 AL  Leusden