Regeling vervallen per 01-01-2020

Bezoldigingregeling Gemeente montfoort 2008

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2008

Intitulé

Bezoldigingregeling Gemeente montfoort 2008

Bezoldigingregeling Gemeente montfoort 2008

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO;

Gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

Gelet op de Regeling Beoordelingscyclus Gemeente Montfoort 2008;

Gelet op de overeenstemming in het Georganiseerd Overleg d.d. 26 juni 2008;

 

b e s l u i t e n

 

vast te stellen de “Bezoldigingsregeling gemeente Montfoort 2008”

 

Artikel 1:  Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.    Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO;

  • b.    Salaris: het bedrag van de schaal die aan de medewerker is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag (artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR/UWO)

  • c.    Bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, onderdeel c CAR, zijnde: het salaris vermeerderd met de aan de betreffende medewerker toegekende emolumenten en toelagen voor zover deze van structurele aard zijn, alsmede de waarnemingtoelage en functioneringstoelage. Er is sprake van structurele toelagen en/of emolumenten wanneer deze voor onbepaalde tijd zijn toegekend of wanneer deze gedurende langere periode in een bepaald patroon zijn te herkennen.

  • d.    Uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;

  • e.    Salarisschaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage IIa van de CAR/UWO

  • f.     Maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • g.    Periodiek: een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

  • h.    Aanloopschaal: de salarisschaal die ligt één (1) schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald

  • i.      Betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO;.

h. Conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • j.      Volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO;

  • k.    Functie: het samenspel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.

  • l.      Overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO.

  • m.  Jaarlijkse personeelsbeoordeling: de eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse beoordelingscyclus conform de regeling Beoordelingscyclus Montfoort 2008.

Artikel 2: Recht op salaris

Lid 1:

Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt. De ingangsdatum wordt vastgelegd in het aanstellingsbesluit of in de arbeidsovereenkomst.

Lid 2:

Het salaris is gebaseerd op de arbeidsduur per week en wordt uitbetaald per maand.

Lid 3:

Werkt een medewerker een gedeelte van een maand, dan wordt het salaris vastgesteld door de periode waarin gewerkt is in die maand te relateren aan het volle aantal kalenderdagen van diezelfde  maand.

Lid 4:

Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college van burgemeester en wethouders beargumenteerd anders bepaalt.

Artikel 3: Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige dienstbetrekking.

Artikel 4: Bepalen salarisschaal

Lid 1:

De salarissen van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.Lid 2:

Het college van Burgemeester en wethouders bepaalt, met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversietabel, de voor de medewerker geldende salarisschaal.

Lid 3:

Het college Burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Lid 4:

Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 lid2 CAR/UWO of bij disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO.

 

Artikel 5: Salaris bij indiensttreding

Lid 1:

Bij indiensttreding kent het College van Burgemeester en Wethouders de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

Lid 2:

Als daar, naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders, aanleiding voor is, kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van  de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor zijn: het hebben van aantoonbaar relevante werkervaring of de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

Lid 3:

Als  de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk als de verwachting bestaat dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen. Een dergelijke inschaling is altijd gekoppeld aan een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij wijze van proef conform artikel 2:4 lid 4 van de CAR/UWO.Lid 4:

De maximale tijd die een medewerker in de aanloopschaal verblijft bij functioneren ‘naar verwachting’ bedraagt één jaar. Bij bevordering naar de reguliere schaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6: Functioneren ‘Naar verwachting’: een periodiek

Lid 1:

De medewerker die bij de jaarlijkse beoordeling van het algemeen functioneren ‘Naar verwachting’ functioneert (score 20-45 punten) heeft recht op een verhoging van het salaris binnen de voor hem geldende salarisschaal tot het naast hogere bedrag (één periodiek). Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt.

Lid 2:

De in lid 1 genoemde periodieke verhoging gaat in met ingang van de maand januari volgend op het jaar waarover de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Lid 3:

De toekenning van de periodieke verhoging wordt schriftelijk vastgelegd op het formulier Gespreksverslagen beoordelingscyclus.

Lid 4:

Met de medewerker die in de loop van het jaar in dienst is gekomen of een nieuwe functie heeft gekregen, worden bij indiensttreding afspraken gemaakt over het tijdstip van een toe te kennen periodiek in combinatie met functioneren ‘naar verwachting’. De beoordelingsperiode moet hierbij minimaal 6 maanden omvatten.

 

Artikel 7: Functioneren ‘Beneden verwachting’: geen periodiek

Lid 1:

De medewerker die bij de jaarlijkse beoordeling van het algemeen functioneren ‘Beneden verwachting’ functioneert (score 0-15 punten) komt niet in aanmerking voor een periodieke verhoging van het salaris. Met de medewerker wordt voor de duur van een jaar een traject gestart om het functioneren te verbeteren.

Lid 2:

De medewerker waarbij het verbetertraject onvoldoende resultaat heeft gehad en die in twee achtereenvolgende jaren ‘Beneden verwachting’ functioneert, wordt begeleid naar een andere functie binnen of buiten de organisatie.

Lid 3:

Het niet toekennen van een periodiek wordt schriftelijk vastgelegd op het formulier Gespreksverslagen beoordelingscyclus.

 

Artikel 8: Functioneren ‘Boven verwachting’

Lid 1:

De medewerker die bij de jaarlijkse beoordeling van het algemeen functioneren ‘Boven verwachting’ functioneert (score 50-60 punten), heeft

  • A.     als het schaalmaximum nog niet is bereikt:

  • B.     als het schaalmaximum is bereikt:

  • -          in het eerste jaar recht op een verhoging van het salaris binnen de voor hem geldende salarisschaal tot het naast hogere bedrag (één periodiek) én een tijdelijke persoonlijke toelage van bruto € 100,-- per maand gedurende het kalenderjaar dat volgt op de beoordeling. Voor deeltijdwerkers wordt het bedrag naar rato van het aantal uren aangepast.

  • -          In het tweede jaar, als het functioneren weer als ‘boven verwachting’ is beoordeeld, recht op een salarisverhoging van twee periodieken. Hij ontvangt in dat jaar geen tijdelijke persoonlijke toelage.

      recht op een tijdelijke persoonlijke toelage van € 100,-- bruto per maand gedurende het kalenderjaar dat volgt op de beoordeling. Voor deeltijdwerkers wordt het bedrag naar rato van het aantal uren aangepast.

      De tijdelijke persoonlijke toelage wordt ieder jaar opnieuw overwogen op basis van de beoordeling van het algemeen functioneren van de medewerker.

Lid 2:

De in lid 1 genoemde verhoging gaat in met ingang van de maand januari volgend op het jaar waarover de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Lid 3:

De toekenning van de periodieke verhoging en de persoonlijke wordt schriftelijk vastgelegd op het formulier Gespreksverslagen beoordelingscyclus.

Artikel 9: Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

Lid 1:

Als voor een medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, dan wordt het salaris in de nieuw schaal vastgesteld op een bedrag gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Als deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging, dan vindt eerst de overschaling plaats en wordt daarna de periodieke verhoging toegepast.

Lid 2:

Bij het vaststellen van het salaris in de nieuwe schaal moet worden gerealiseerd dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de medewerker ten minste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de medewerker ontving in de oude schaal en het naasthogere bedrag in de oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in de oude schaal, indien het salaris in de oude schaal het schaalmaximum was.

 

Artikel 10:  Persoonlijke toelage

Lid 1:

Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een toelage worden toegekend tot een bedrag van het verschil tussen het maximum van de geldende schaal en het bedrag dat de medewerker zou ontvangen bij overschaling naar de eerstvolgende hoger gelegen schaal (conform de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling).

Lid 2:

Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats wanneer hier naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders aanleiding toe is.

Lid 3:

De toelage wordt ingetrokken als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van Burgemeester en Wethouders van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 4:

Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van die toelage, kan de medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 20 van deze regeling.

 

Artikel 11: Arbeidsmarkttoelage

Lid 1:

Een arbeidsmarkttoelage kan worden toegekend als het college van Burgemeester en Wethouders van oordeel is dat er schaarste van bepaalde medewerkers op de arbeidsmarkt heerst waardoor functies moeilijk vervulbaar zijn. Redenen om een arbeidsmarkttoelage toe te kennen zijn: het voorkomen van uitstroom van medewerkers of het aantrekken van potentiële medewerkers.

Lid 2:

Als van een functie wordt vastgesteld dat er schaarste op de arbeidsmarkt heerst, dan geldt de toelage zowel voor de te werven nieuwe medewerker als voor de zittende medewerker die exact dezelfde functie uitvoert op dezelfde afdeling.

Lid 3:

De hoogte van de arbeidsmarkttoelage bedraagt maximaal het verschil tussen het huidige schaalbedrag en het maximum van de naast hogere salarisschaal.

Lid 4:

De arbeidsmarkttoelage wordt toegekend voor een tijdvak van minimaal 1 jaar en maximaal 3 jaar.

Voorwaarde voor het toekennen van de toelage is dat uit de beoordeling blijkt dat de medewerker ten minste ‘Naar verwachting’ functioneert.

Lid 5:

De toelage eindigt:

  • -          als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn,

  • -          als uit de beoordeling van de betrokken medewerker blijkt dat het functioneren ‘beneden verwachting’ is,

  • -          op de vastgestelde vervaldatum.

Bij het beëindigen van de arbeidsmarkttoelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 20 van deze regeling.

Lid 6:

Als de situatie op de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.

 

Artikel 12: Persoonlijke gratificatie

Lid 1:

Een persoonlijke gratificatie kan worden toegekend:

  • A.     aan een medewerker die een incidentele extra of bijzondere prestatie heeft geleverd die uitgaat boven wat verwacht mag worden op grond van zijn functie. Categorieën:

    • a.       een cadeaubon van € 100,-- netto voor een medewerker die een buitengewoon goede werkhouding heeft laten zien en/of een bijzonder positieve invloed heeft gehad op de sfeer in relatie tot de werkomstandigheden

    • b.       een eenmalige gratificatie van € 300,-- bruto als de medewerker gedurende langere tijd extra inzet én incidentele prestaties heeft geleverd of als de medewerker een bijzondere incidentele bijdrage aan kwaliteitsverbeteringen binnen de organisatie en/of de gewenste organisatiecultuur heeft geleverd, in combinatie met de redenen genoemd onder a.

    • c.       een eenmalige gratificatie van € 500,-- bruto als de medewerker gedurende een langere periode buitengewone inzet én incidentele prestaties heeft geleverd of succesvol een uitzonderlijk zware incidentele opdracht heeft afgerond, in combinatie met de redenen genoemd onder a en b.

  • B.     aan een medewerker die aan het einde van het jaar bij het beoordelingsgesprek voor twee of drie van de gemaakte afspraken ‘boven verwachting’ heeft gescoord waarbij hij op de andere punten ‘naar verwachting’ functioneert: een gratificatie van € 300,-- bruto.

Lid 2:

Aan de toekenning van een gratificatie genoemd onder lid 1 sub A van dit artikel ligt een beoordeling door de leidinggevende ten grondslag waarin de feiten en omstandigheden worden omschreven.

Lid 3:

De gratificatie genoemd onder lid 1 sub A wordt toegekend direct na afronding van de prestatie.

 

Artikel 13:  Groepsgratificatie

Lid 1:

Een groepsgratificatie kan worden toegekend aan een groep medewerkers die een buitengewoon goede werkinstelling heeft laten zien of een bijzonder positieve invloed heeft gehad op de werksfeer in relatie tot de werkomstandigheden.

Hoogte van de gratificatie: € 100,-- bruto per persoon. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen deeltijders en voltijders.

Lid 2:

Aan de toekenning van een groepsgratificatie ligt een beoordeling door de leidinggevende ten grondslag waarin de feiten en omstandigheden worden omschreven.

Lid 3:

De groepsgratificatie wordt toegekend direct na afronding van de prestatie.

 

Artikel 14: Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het bepaalde in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.

Bij het beëindigen van deze toelage, ongeacht de duur en de hoogte, kan de medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 20 van deze regeling.

 

Artikel 15: Overwerkvergoeding

Overwerk kan alleen worden verricht met toestemming van de leidinggevende.

De medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan schaal 10, ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3.:2:1 van de CAR/UWO.

 

Artikel 16: Werkomstandighedentoelage

Lid 1:

De medewerkers in de Buitendienst met een lager maximumsalaris dan schaal 7 doen, door de aard van hun werkzaamheden, regelmatig zware, onaangename of gevaarlijke werkzaamheden. Zij ontvangen hiervoor maandelijks een werkomstandighedentoelage. In deze toelage is opgenomen een vergoeding voor kleding.

Lid 2:

De hoogte van de in lid 1 bedoelde toelage bedraagt per maand 2,5% van het schaalmaximum van salarisschaal 6. 

Lid 3:

De medewerker die toezicht houdt bij het ruimen van graven, komt in aanmerking voor een werkomstandighedentoelage van per maand 0,8% van het schaalmaximum van salarisschaal 6.

Artikel 17: Toelage Onregelmatige Dienst

Lid 1:

Behoudens de uitzondering in artikel 3:3 lid 2 CAR/UWO, wordt aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan schaal 9 en die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een rooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur, een toelage toegekend.

Lid 2:

De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

  • a.       20% voor uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;

  • b.       40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

  • c.       45% voor de uren op  zaterdag;

  • d.       70% voor de uren op zondag en op de feestdag genoemd in artikel 4:2:1 CAR/UWO 

met dien verstande dat de genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horende bij het schaalmaximum van salarisschaal 7.

Lid 3:

Aan de medewerker wordt geen vergoeding toegekend als uitdrukkelijk is bepaald, dat bij de vaststelling van de bezoldiging rekening is gehouden met onregelmatige diensten.

Lid 4:

In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

 

Artikel 18: Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

Lid 1:

De medewerker, op wie de verplichting rust zich buiten de voor hem geldende werktijden ter beschikking te houden ten behoeve van de gladheidsbestrijding, rioolbewaking of rampenbestrijding, heeft aanspraak op een vergoeding over deze uren.

Lid 2:

Deze vergoeding bestaat uit een vergoeding in geld en bedraagt:

  • 16% van het 1/156 gedeelte van het salaris per maand voor elk uur, waarin de ambtenaar zich ter beschikking moet houden, voor zover deze uren vielen op zondag, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd en iedere andere dag die daarboven door burgemeester en wethouders wordt aangewezen 10% van dat salarisgedeelte voor elk uur, waarin hij zich ter beschikking moest houden, indien deze uren vielen op andere dagen.

Lid 3:

Aan de medewerker wordt geen vergoeding toegekend als uitdrukkelijk is bepaald, dat bij de vaststelling van de bezoldiging rekening is gehouden met bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten.

 

Artikel 19: Garantietoelage

Lid 1:

De medewerker die een garantietoelage ontvangt die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.

Lid 2:

De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan de algemeen trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel.

Lid 3:

Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

 

Artikel 20:Afbouwtoelage

Lid 1:

Aan de medewerker wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend, als;

  • a.       die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en deze toelage en

  • b.       de ambtenaar deze toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 2:

De in lid 1 genoemde aflopende toelage wordt als volgt berekend:

  • -          In het eerste jaar ontvangt de medewerker 75% van de toelagen genoemd in de artikelen 16,17 en 18;

  • -          In het tweede jaar ontvangt de medewerker 50% van de toelagen genoemd in de artikelen 16,17 en 18;

  • -          In het derde jaar ontvangt de medewerker 25% van de toelagen genoemd in de artikelen 16,17 en 18.

Lid 3:

De medewerker van 55 jaar of ouder ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder een onderbreking van langer dan 2 maanden heeft ontvangen.

Lid 4:

De aflopende toelage als bedoeld in lid 1, wordt omgezet in een blijvende toelage zodra de medewerker 55 jaar wordt, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 5:

De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

 

Artikel 21: Vergoeding dienstreizen

Lid 1:

Dienstreizen worden gemaakt na instemming van de leidinggevende.

Lid 2:

Voor de vergoeding van dienstreizen zijn de artikelen 6 tot en met 11 van het Reisbesluit Binnenland en de daarbij behorende bedragen uit de Reisregeling Binnenland van toepassing.

 

Artikel 22: Maaltijdvergoeding bij overwerk en commissievergadering

Lid 1:

Als de dagelijkse werktijd van de medewerker op de dag waarop overwerk moet worden verricht, met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd of een commissievergadering moet worden bijgewoond en het dienstbelang naar het oordeel van de leidinggevende niet toelaat, dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, komt de medewerker in aanmerking voor een maaltijdvergoeding.

Lid 2:

De medewerker ontvangt, indien vaststaat dat hij een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding op declaratiebasis, met een maximum gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen conform het Reisbesluit Binnenland en de daarbij behorende bedragen uit de Reisregeling Binnenland.

Lid 3:

Als de medewerker geen maaltijd als bedoeld in lid 2 heeft gebruikt, maar in verband met het overwerk of de commissievergadering kosten gemaakt doordat hij zijn maaltijd niet op de voor hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, dan worden deze kosten vergoed op declaratiebasis, met een maximum gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen conform het Reisbesluit Binnenland en de daarbij behorende bedragen uit de Reisregeling Binnenland.

Lid 4:

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd van de bij dit artikel gestelde regels af te wijken als deze naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorzien.

 

Artikel  23: Vergoeding bijwonen raads- en commissievergaderingen

De medewerker, aan wie het bijwonen van de raadsvergadering of de vergadering van een raadscommissie die buiten de reguliere werktijd van de medewerker valt,  is opgedragen, ontvangt per vergaderuur een vergoeding conform artikel 15 van deze regeling.

 

Artikel 24: Stagevergoeding

Lid 1:

De stagiair die 2 maanden of langer stage loopt, komt in aanmerking voor een stagevergoeding.

Deze vergoeding is gebaseerd op een 36-urige werkweek en wordt voor deeltijders naar rato aangepast.

Lid 2:

De vergoeding bedraagt bruto per maand:

LBO-opleiding:  tussen 7,5% en 15,0%  van het salaris in schaal 2 periodiek 0,

MBO-opleiding: tussen 11,25% en 22,5% van het salaris in schaal 2 periodiek 0,

HBO-opleiding: tussen 15,0% en 30,0% van het salaris in schaal 2 periodiek 0.

Lid 3:

Als de stagiair reiskosten woon-werkverkeer heeft, komt hij in aanmerking voor een vergoeding conform de geldende reiskostenvergoeding woon/werkverkeer.

 

Artikel 25: Vakantiekrachten

Lid 1:

Vakantiekrachten ontvangen een salaris dat is gebaseerd op de minimum (jeugd)loonregeling.

Lid 2:

Vakantiekrachten worden via een uitzendorganisatie uitbetaald.

 

Artikel 26: Aangiftemoment in het kader van de wet Walvis

Lid 1:

Wijzigingen in het salaris of in de vaste toelagen gaan in op de ingangsdatum van de salariswijziging; ook de mutatiedatum wordt schriftelijk vastgelegd in het besluit.

Lid 2:

Voor het indienen van declaraties voor niet-vaste vergoedingen en of overwerk geldt een periode van maximaal 3 maanden na het genietingsmoment.

Lid 3:

Mutaties en declaraties die worden aangeleverd voor de 15e van een maand, worden in de maand daarop volgend uitbetaald.

Artikel 27: Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

 

Artikel 28: Slotbepalingen

Lid 1:

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2008 en wordt aangehaald als de “Bezoldigingsregeling gemeente Montfoort 2008 “.

Lid 2:

De "Bezoldigingsverordening gemeente Montfoort 2002” en het daarbij behorende uitvoeringsbeleid Grafiticaties uit 2005 wordt ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 juli 2008.

 

 

Burgemeester en Wethouders van Montfoort,

 

 

 

 

 

 

De heer R.E.C. Kleijnen                              De heer J. Vinkenburg

secretaris                                                    loco-burgemeester