Regeling vervallen per 04-07-2014

Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009

Geldend van 01-05-2009 t/m 03-07-2014

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009

De raad van de gemeente Nederweert;

gelezen het voorstel van het college van 19 maart 2009;

gelet op de artikelen 147,149, 151a, 151b, 154, 154a en 156 Gemeentewet;

overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter bescherming en handhaving van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, bescherming van het milieu en overige onderwerpen in het belang van de gemeente;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende 'Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009'.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b.

b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b Wegenverkeerswet 1994.

c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de gemeenteraad, respectievelijk gedeputeerde staten, de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig de artikelen 20a Wegenverkeerswet en 27 tweede lid Wegenwet.

e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 Bouwverordening gemeente Nederweert.

g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c Woningwet.

h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

 

Artikel 1:2 Beslistermijn/Ontvangstbevestiging

  • 1 Ten op grond van een afzonderlijk voorschrift een andere beslistermijn geldt, beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvrag voor een vergunning of ontheffing binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2 Het bestuursorgaan kan vanwege de ingewikkeldheid van het onderwerp de termijn voor ten hoogste vier weken verlengen. Deze verlengingstermijn is, in afwijking van artikel 3:18 lid 2 Algemene wet bestuursrecht, eveneens van toepassing indien afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is.

  • 3 Indien een aanvrager van een vergunning of ontheffing met toepassing van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid krijgt de aanvraag binnen de door het bevoegd bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen, worden tevens de gevolgen daarvan voor de beslistermijn vermeld.

  • 4 Het bevoegd bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een aanvraag om een vergunning of ontheffing zo snel mogelijk. De ontvangstbevestiging bevat de volgende informatie:

    a. de beslistermijn en de verleningsmogelijkheid bedoeld in de leden 1 en 2.

    b. de beschikbare rechtsmiddelen om tegen de te nemen beschikking op te komen

    c. indien paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht van toepassing is wordt tevens vermeld dat de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig op de aanvraag is beslist.

  • 5 Het bevoegd bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een melding. Het bepaalde in lid 3 van overeenkomstige toepassing op een melding bedoeld in lid 6.

  • 6 In het geval van een verplichting of bevoegdheid van het bestuursorgaan om op een melding nader te beschikken binnen een gestelde termijn, is lid 4 van overeenkomstige toepassing. Het bepaalde in lid 2 omtrent de bevoegdheid tot verlenging van de beslistermijn is niet van toepassing op een melding bedoeld in dit lid, tenzij er een nadere voorbereidingsprocedure is bepaald.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1 Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. In het geval van meldingen bedoeld in artikel 1:2 lid 6 geldt dezelfde bevoegdheid.

  • 2 Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend of een melding bedoeld in lid 1 heeft gedaan, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Aan een melding bedoeld in artikel 1:2 lid 6 kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist of de melding moet worden gedaan.

  • 2 Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend of een melding bedoeld in lid 1 heeft gedaan, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning, ontheffing of melding

De vergunning, ontheffing of melding is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning, ontheffing of melding

De verguning, ontheffing of de andere beschikking op een melding bedoeld in artikel 1:2 lid 6 kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, vergunning of een nadere beschikking op een melding, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning, ontheffing of melding is vereist;

c. indien de aan de vergunning, ontheffing of melding verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. indien van de vergunning, ongheffing of melding geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

e. indien de houder dit verzoekt

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning, ontheffing of melding geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning, ontheffing of nadere beschikking op een melding anders is bepaald of de aard van de vergunning, ontheffing of melding zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning, ontheffing of melding bedoeld in artikel 1:2 lid 6 kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van de:

a. openbare orde;

b. openbare veiligheid:

c. volksgezondheid

d. bescherming van het milieu

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1 Het is verboden op een openbare plaats zich samen met anderen te begeven naar of al dan niet samen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2 Eenieder die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3 Het is verboden zich te begeven of te bevinden op wegen of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4 De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5 Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2:2 Optochten

gereserveerd/vervallen

Artikel 2:3 Melding betoging op openbare plaatsen

  • 1 Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, meldt dat voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk aan de burgemeester.

  • 2 De melding bevat:

    a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

    b. doel van de betoging;

    c. datum waarop de betoging wordt gehouden en tijdstip van aanvang en beëindiging;

    d. plaats en, voor zover van toepassing, route en plaats van beëindiging;

    e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

    Indien het tijdstip van de melding valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de melding gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid, genoemde termijn verkorten en een mondelinge melding in behandeling nemen.

     

Artikel 2:4 Afwijking termijn

Gereserveerd/vervallen; opgenomen in artikel 2:3

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

Gereserveerd/vervallen; opgenomen in artikel 2:3

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Gereserveerd/vervallen.

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:8 Dienstverlening

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:9 Straatartiest

Gereserveerd/vervallen.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg of andere openbare plaats

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of andere openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan

  • 1 Het is verboden de weg of een weggedeelte of andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    a. het beoogde gebruik schade toebrengt, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud;

    b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    c. het beoogde gebruik hinder of overlast oplevert voor de omgeving;

     

  • 2 Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.

  • 3 Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:

    a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24 en de uitzonderingen in het tweede lid;

    b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17.

     

  • 4 Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 Wegenverkeerswet, of Provinciaal wegenreglement.

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien er wordt gehandeld in strijd met door de gemeente als eigenaar en beheerder van haar wegen vastgestelde en bekendgemaakte toestemmingsregels.

Afdeling 6 Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • 1 De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1 Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in andere natuurgebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan in de periode van 1 april tot 1 oktober.

  • 2 Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in andere natuurgebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3 Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, Wetboek van Strafrecht.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2 Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

Gereserveerd/vervallen.

Afdeling 7 Toezicht op evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1 In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met de volgende categorie-indeling:

    a. kleine evenementen met een beperkt karakter op buurt- of straatniveau, geen of weinig gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie, maximaal 350 gelijktijdige bezoekers en geen mechanische of live muziek voor 07.00 uur en na 23.00 uur;

    b. middelgrote evenementen op buurt- of wijkniveau, beperkte gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie, maximaal 350-1500 gelijktijdige bezoekers;

    c. grote evenementen met een (boven-)locaal/regionaal of hoger karakter, gevolgen voor de locale verkeers- en bereikbaarheidssituatie, gelijktijdige bezoekers >1500

     

  • 2 Geen evenementen als bedoeld in lid 1 zijn:

    a. bioscoopvoorstelling;

    b. markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c. kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betoging, samenkomst en vergadering als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. herdenkingsplechtigheid;

    g. kermis;

    h. wedstrijd op of aan de weg en optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

     

  • 3 Onder evenement wordt mede verstaan een feest of muziekvoorstelling op of aan de weg of openbare plaats;

Artikel 2:25 Evenement

  • 1 Het is verboden een evenement bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder a. en b. te organiseren

  • 2 Het verbod bedoeld in lid 1 geldt niet voor een evenement bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder a. indien er een organisator is en het geen gevaar oplevert voor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of het milieu.

  • 3 Het verbod bedoeld in lid 1 geldt niet voor een evenement bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder b. indien er een organisator is die ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester en het geen gevaar oplevert voor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of het milieu.

  • 4 De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding bedoeld in lid 3 besluiten het organiseren van het evenement te verbieden, indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder c. te organiseren.

  • 6 De burgemeester kan nadere regels stellen voor evenementen bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder a. t/m c. en daarvan uitgezonderde activiteiten in lid 2.

  • 7 Het is verboden een activiteit, bedoeld in artikel 2:24 lid 2 onder b.,en f. tot en met h. te organiseren indien daardoor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 8 Paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking bedoeld in de leden 4 en 5.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1 Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren of de veiligheid in gevaar te brengen.

  • 2 Het is verboden bij evenementen onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken.

  • 3 Eenieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie, brandweer, aangewezen toezichthouders en bijzondere opsporingsambtenaren in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurt- of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

 

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1 Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester

  • 2 De burgemeester weigert de vergunning indien vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3 De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven

  • 4 In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf, openbare orde of veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 5 Bij de toepassing van de in het vierde lid vermelde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6 Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf waarop de Drank- en Horecawet van toepassing is en in een winkel als bedoeld in artikel 1 Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit.

  • 7 Voor een horecabedrijf in een winkel gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 8 Voorts geldt het eerste lid niet voor een horecabedrijf in een zorginstelling, verenigingsgebouw, gemeenschapshuis, sportcentrum, bedrijfskantine en school.

  • 9 De burgemeester kan nadere regels stellen voor een horecabedrijf bedoeld in het eerste lid.

  • 10 Op de voorbereiding van een besluit omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van die wet, voor het naar voren brengen van zienswijzen twee weken bedraagt.

  • 11 Paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking bedoeld in het eerste lid.

  • 12 Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren in strijd met het bepaalde in artikel 1:8 onder a, b en d.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1 Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, op zaterdag en zondag, carnavalsmaandag, -dinsdag en –woensdag, de christelijke feestdagen en Koninginnedag en, voor de dorpskern waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden, op kermismaandag, -dinsdag en –woensdag tussen 03.00 en 07.00 uur.

  • 2 De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

  • 3 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1 De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf (gereserveerd/vervallen)

Artikel 2:35 Begripsbepaling

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:37 Nachtregister

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Gereserveerd/vervallen.

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:40 Speelautomaten

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet: de Wet op de kansspelen;

    b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;

    c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;

    d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

    e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

     

  • 2 In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

  • 3 In laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1 Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2 Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3 Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • 4 De burgemeester beslist op een verzoek om ontheffing binnen twee weken na dag waarop het is ontvangen; deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 5 Paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 2:42 Kladden

  • 1 Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekladden of doen bekladden met kalk, krijt, teer of met een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

Artikel 2:43 Vervoer kladgereedschap e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1 Het is verboden tussen 22.00.uur en 06.00.uur op de weg of op een andere openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2 Het verbod is niet van toepassing indien bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1 Het is verboden zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

  • 2 Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1 Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

     

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1 Het is verboden:

    a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

     

  • 2 Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:56 Alarminstallaties

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1 Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die aangelijnd is;

    b. buiten de bebouwde kom op de weg los en zonder toezicht;

    c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    d. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

     

  • 2 Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt. Als zodanig zijn in elk geval aangewezen uitlaatplaatsen binnen de bebouwde kom;

  • 3 De verboden genoemd in het eerste lid onder a, b en c gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1 De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op openbare plaatsen of op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 2 Het college kan plaatsen aanwijzen waar het gebod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt. Als zodanig zijn in elk geval aangewezen uitlaatplaatsen binnen de bebouwde kom en gebieden buiten de bebouwde kom;

  • 3 De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1 Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

    a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

     

  • 2 In afwijking van artikel 2:57, lid 1 onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

  • 3 In het eerste lid wordt verstaan onder:

    a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

    b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

     

  • 4 Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1 Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    a. aanwezig te hebben, of

    b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

    c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

     

  • 2 Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • 3 Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:64 Bijen

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:65 Bedelarij

Gereserveerd/vervallen.

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen (gereserveerd/vervallen)

Artikel 2:66 Begripsbepaling

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter van het Wetboek van Strafrecht

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8, ‘Toezicht op horecabedrijven’, onder artikel 2:32 en ook daar gereserveerd/vervallen.

Afdeling 13 Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

  • 1 Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden indien dat gevaar oplevert voor de belangen als bedoeld in artikel 1:8;

  • 2 Het college kan nadere regels stellen aan de situering van locaties als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1 Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, Wetboek van Strafrecht.

Afdeling 14 Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74a Hinderlijk drugsgebruik

Het is verboden op de weg, een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw (hard-)drugs te gebruiken, toe te dienen of voor te breiden en/of stoffen danwel voorwerpen voorhanden te hebben

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47 t/m 2:50 of 2:73 groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1 De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2 De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen:

    • (door de gemeenteraad bij gebleken noodzaak aan te wijzen; PM)

     

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutiebeleid e.d.

Afdeling 1 Begripsbepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

e. sekswinkel: (vervallen)

f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;

h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

1. de exploitant;

2. de beheerder;

3. de prostituee;

4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2;

6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

 

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

  • 1 Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2 In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    a. de persoonsgegevens van de exploitant;

    b. de persoonsgegevens van de beheerder; en

    c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

    f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van ten minste 1:100 (bestaande en nieuwe situatie);

     

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1 De exploitant en de beheerder:

    a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

     

  • 2 Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

    a. met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    • bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

    • de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 Wetboek van Strafrecht;

    • de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 Wegenverkeerswet 1994;

    • de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b Wet op de kansspelen;

    • de artikelen 2 en 3 Wet op de weerkorpsen;

    • de artikelen 54 en 55 Wet wapens en munitie.

     

  • 3 Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

     

  • 4 De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

     

  • 5 De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

Gereserveerd/vervallen.

Artikel 3:7 Tijdelijke sluiting

  • 1 Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan

    van een seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

     

  • 2 Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting krachtens het eerste lid gesloten dient te zijn;

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2 De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:

    a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet en de Wet wapens en munitie; en

    b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

     

Artikel 3:9 Straatprostitutie

  • 1 Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

    a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

    b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden

     

  • 2 Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gesteld verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegven zich onmiddelijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3 Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddelijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 4 De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen enop de tijden bedoeld in het eerste lid.

  • 5 De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 6 Het is verboden zich te gedragen in strijd met den door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

Gereserveerd/vervallen

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotische-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Gereserveerd/vervallen

Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

  • 1 Op de voorbereiding van een besluit omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 3:4 eerste lid, is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van die wet, voor het naar voren brengen van zienswijzen twee weken bedraagt.

  • 2 Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

  • 1 De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

    b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan of beheersverordening;

    c. er aanwijzigingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f Wet van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2 In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd:

    a. in het belang van de openbare orde;

    b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    c. in het belang van het woon- en leefklimaat;

    d. in het belang van de veiligheid van personen of goederen;

    e. in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid;

    f. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;

    g. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • 1 De vergunning vervalt zodra de op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2 Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • 1 Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan

  • 2 Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder of nieuwe beheerders, indien de exploitant het bevoegd bestuursorgaan hiervan vooraf in kennis heeft gesteld en het bevoegd bestuursorgaan de kennisgeving heeft aanvaard, danwel na de ontvangst van de kennisgeving acht weken zijn verstreken. Het bepaalde in artikel 1:2 lid 2 ten aanzien van de verlening van de termijn is niet van toepassing.

  • 3 Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing op een kennisgeving bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 5 Overgangsbepaling

Artikel 3:16 Overgangsbepaling

Gereserveerd/vervallen.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluidhinder

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een  inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan een of een klein aantal inrichtingen is verbonden, zoals carnaval, kermis, koninginnedag;

e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan een of een klein aantal inrichtingen;

f. onversterkte muziek: muziek die niet electronisch is versterkt.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1 De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college op jaarbasis aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Het aanwijzingsbesluit wordt tijdig bekend gemaakt indien zich wijzigingen voordoen ten opzichte van een eerdere aanwijzing.

  • 2 Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 3 Het equivalente geluidsniveau LAEQ veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 80 dB9A), gemeten op de gevel van woningen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 4 De geluidsnorm als bedoeld in het derde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten

  • 5 Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek

    - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit

    - uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1 Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2 Het college stelt een formulier vast voo rhet doen van een kennisgeving.

  • 3 De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 4 De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 5 Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 80dB(A), gemeten op de gevel van woningen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 6 Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek

    - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit

    - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 7 De geluidsnorm als bedoeld in het vijfde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 8 Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddelijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

Gereserveerd/vervallen

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

Gereserveerd/vervallen

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1 Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2 Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3 Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van activiteiten of handelingen bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Het verbod en het vereiste van een ontheffing gelden niet voor zover er sprake is van activiteiten of evenementen die geregeld zijn in de artikelen 2:24 en 2:25, daaronder begrepen op grond van artikel 2:25 zesde lid gestelde nadere regels. Deze uitzonderingen gelden eveneens voor zover op grond van het derde lid, al dan niet in samenhang met artikel 2:25 zesde lid, nadere regels zijn gesteld.

  • 5 Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren

Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

Gereserveerd/vervallen

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Gereserveerd/vervallen

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

  • 1 In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • 2 In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 4:11 Kapvergunning

  • 1 Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstanden, dood dan wel levend, te vellen of te doen vellen die vermeld zijn op de in het tweede lid bedoelde kaart.

  • 2 Het college stelt telkens voor een periode van ten minste 5 jaar een Groene Kaart vast als bedoeld in het eerste lid. Het college kan die kaart tussentijds wijzigen als omstandigheden en of feitelijke situaties, zoals nader beschreven in de kaart, daartoe aanleiding geven.

  • 3 De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    a. de natuurwaarde van de houtopstand;

    b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

    g. overige op de Groene Kaart, bedoeld in lid 2, gegeven specifieke criteria.

  • 4 Het college kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • 5 Geen vergunning is vereist voor het vellen of rooien van houtopstanden waarvoor een aanlegvergunning krachtens de Wet ruimtelijke ordening is vereist.

  • 6 Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat in het geval van het eerste lid de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van die wet, voor het naar voren brengen van zienswijzen twee weken bedraagt.

  • 7 Paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4:12 Afstand openbare beplanting tot erfgrens

De afstand tussen beplanting, die door en op eigendom van de gemeente is gerealiseerd vanwege openbaar nut of ten behoeve van dorps- en/of landschapsschoon en de erfgrens bedoeld in artikel 5:42, eerste lid, Burgerlijk Wetboek, wordt overeenkomstig het tweede lid van dat artikel vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor hebben en heesters.

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering, hinder en (stand-) overlast

Artikel 4:13 Opslag van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Gereserveerd/vervallen