Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Nederweert

Geldend van 06-12-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Nederweert

De burgemeester van de gemeente Nederweert,

Gelet op artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening Nederweert;

besluit:

vast te stellen de 'Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Nederweert'.

1.Aanleiding

Woonoverlast komt overal in het land voor en is een maatschappelijk probleem als het niet wordt opgelost. Langdurige overlast kan het woongenot van bewoners ernstig schaden. Bij woonoverlast gaat het vooral om overlast tussen buurtbewoners onderling. De aanpak van woonoverlast is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, woningcorporaties, politie, maatschappelijke organisaties, buurtbewoners etc. Afgezien daarvan kan het voorkomen dat de overlast niet direct stopt bij een gezamenlijke aanpak. De huidige maatregelen (hulpverlening, bemiddeling en handhaving) bieden niet altijd een oplossing. Daarom is per 1 juli 2017 de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden.

2.Juridisch kader

Op grond van artikel 151d van de Gemeentewet kan de burgemeester aan overlastgevers die herhaaldelijk woonoverlast veroorzaken in zowel huur- als koopwoningen, een gedragsaanwijzing opleggen. Het gaat hier over het toepassen van bestuursdwang in de vorm van een gedragsaanwijzing (alleen) ter bestrijding van ernstige woonoverlast voor omwonenden, veroorzaakt door andere bewoner(s) in de nabije omgeving. De bevoegdheid vergroot de wettelijke mogelijkheden die gemeenten hebben in de aanpak van woonoverlast. Deze beleidsregel voorziet voor de gemeente Nederweert in een nadere invulling van het nieuwe wetsartikel.

De gemeenteraad van Nederweert heeft, op basis van artikel 151d van de Gemeentewet, de burgemeester in artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) de bevoegdheid gegeven om een gedragsaanwijzing op te leggen. In het tweede lid van artikel 2:79 van de APV is opgenomen dat de burgemeester beleidsregels vaststelt over het gebruik van die bevoegdheid. In bijzondere omstandigheden kan op grond van de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden afgeweken van de in deze beleidsregel beschreven gedragslijn.

Artikel 151d Gemeentewet luidt als volgt:

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit die de raad in de verordening heeft vastgelegd en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen of om de overtreding(en) te (doen) beëindigen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

  • a.

    geluid- of geurhinder;

  • b.

    hinder van dieren en ongedierte;

  • c.

    hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

  • d.

    overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

  • e.

    intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

3. Doelstelling beleidsregel

Deze beleidsregel geeft meer duidelijkheid over de in artikel 2:79, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht, zodat burgers beter in staat zijn hun gedrag hierop af te stemmen. Ook maakt de beleidsregel inzichtelijk in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester toepassing kan geven aan de in artikel 2:79, tweede lid, van de APV opgenomen bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing. Met de vaststelling van deze beleidsregel voldoet de burgemeester ook aan de in artikel 2:79, tweede lid, van de APV opgenomen ‘beleidsregelplicht’.

 

In deze beleidsregel staat in hoofdlijnen beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester gebruik kan maken van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang, zoals opgenomen in artikel 151d, tweede lid, van de Gemeentewet. Eerst wordt verduidelijkt de afbakening tussen de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing te geven en andere instrumenten ter bestrijding van woonoverlast. Vervolgens wordt er een stappenplan beschreven hoe de burgemeester handelt in gevallen van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast. Vervolgens wordt het procedurele kader geschetst waarbinnen de burgemeester een afweging zal maken of en zo ja, op welke wijze de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing wordt toegepast en een concrete invulling krijgt.

 

Van belang is dat de bevoegdheid van de burgemeester tot het geven van een gedragsaanwijzing pas aan de orde is, als de geconstateerde ernstige en herhaaldelijke woonoverlast niet op een andere geschikte wijze kan worden bestreden (artikel 151d, tweede lid, Gemeentewet).

4. Begrippen en afbakening

Ter verduidelijking van de in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de APV methodiek en begrippen geldt, in lijn met wat daarover is vermeld in de Memorie van Toelichting op de “Wet aanpak woonoverlast” (wetsvoorstel 34 007) het volgende:

4.1. Afbakening ten opzichte van andere bevoegdheden ter bestrijding van overlast vanuit een woning

Het instrument van de gedragsaanwijzing van artikel 2:79 van de APV komt pas in beeld als andere bevoegdheden geen uitkomst bieden. De aard van de ernstige en herhaaldelijke overlast bepaalt zelf welke bestuurlijke bevoegdheid kan worden gehanteerd. Bij drugsoverlast zal bijvoorbeeld een beroep kunnen worden gedaan op artikel 13b van de Opiumwet, bij bouwkundige gebreken komt de Woningwet en het Bouwbesluit in beeld en bij een verstoring van de openbare orde of dreigende ernstige verstoring rond de woning als gevolg van gedragingen in de woning kan toepassing van artikel 174a van de Gemeentewet worden overwogen.

4.2. Toelichting op begrippenkader artikel 151d Gemeentewet en 2:79 APV

Andere geschikte wijze (artikel 151d, tweede lid, Gemeentewet)

De burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing op als de ernstige hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Hiermee wordt gedoeld op minder ingrijpende middelen. De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van overheidsbevoegdheden. Andere manieren om woonoverlast op te lossen zijn inzet van buurtbemiddeling, mediation, inzet van politie of hulpverleningsinstanties en het toepassen van andere bestuurlijke bevoegdheden zoals hiervoor genoemd. Ook kan een slachtoffer van woonoverlast een civiele procedure aanspannen tegen de overlastgever. Pas als de burgemeester meent dat er geen andere geschikte wijze is om de ernstige hinder tegen te gaan (blijkend uit de omstandigheid dat eerdere maatregelen of acties geen of onvoldoende uitkomst bieden), legt hij een last op. Belangrijk is dat het opleggen van een gedragsaanwijzing de laatste optie is. De burgemeester kan en mag pas een gedragsaanwijzing geven als de woonoverlast niet op een andere geschikte wijze kan worden beëindigd. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

 

Woning of een bij die woning behorend erf (artikel 2:79, eerste lid, APV)

Met woning of bij die woning behorend erf wordt bedoeld de woning, het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de gezamenlijke buitenruimte etc. Gelet op het bepaalde in artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet vallen ook gedragingen in de directe nabijheid van die woning of dat erf onder dit begrip, bijvoorbeeld gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en/of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning.

 

Gebruiker van de woning of bij die woning behorend erf (artikel 2:79, eerste lid, APV)

Onder degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning of het erf te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning te zijn. Ook een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit bestanddeel.

 

Gedragingen (artikel 2:79, eerste lid, APV)

Met ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’ worden bedoeld gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door diens hond. Het gaat om de woning of het erf dat de overlastgever gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Zo kan een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimiderende gedraging voor de deur van de woning van de buurman vallen onder het bestanddeel ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’, zolang er een duidelijke connectie is tussen de gedraging en de woning of het erf.

Strafbare gedragingen dienen in beginsel door de politie strafrechtelijk te worden opgepakt. In bepaalde situaties is het denkbaar (en wenselijk) dat gedragingen zo spoedig mogelijk worden gestopt. De gedragsaanwijzing werkt in deze gevallen aanvullend aan het strafrecht. Deze inzet moet per geval worden afgestemd met de politie en/of het Openbaar Ministerie (OM).

 

Zorgplicht (artikel 2:79, eerste lid, APV)

De gemeenteraad heeft in artikel 2.79, eerste lid, van de APV bepaald dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, er zorg voor dient te dragen dat door gedragingen in of rondom die woning of dat erf geen ernstige hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

Omwonenden (artikel 2:79, eerste lid, APV)

Het gaat om bewoners die woonachtig zijn in de directe nabijheid van de woning van waaruit de overlast plaatsvindt.

 

Ernstige en herhaaldelijke hinder ( artikel 2:79, eerste lid, APV)

Met ernstige hinder wordt gedoeld op ernstige hinder voor de omwonenden. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan ook onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. Anderzijds zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder zoals bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Artikel 2.79, derde lid, van de APV somt enkele vormen van “ernstige en herhaaldelijke hinder” op. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft. De burgmeester geeft daarom geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

 

Last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (artikel 2:79, tweede lid, APV)

De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. De burgemeester is alleen bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Als de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid heeft verleend tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, is de burgemeester ook bevoegd om, in plaats van een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom op te leggen. Dit volgt uit artikel 5:32 van de Awb. De last kan daarbij de vorm aannemen van een “aanwijzing” (gedragsaanwijzing). Een gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Awb, waartegen de burger bezwaar kan maken en in beroep kan gaan bij de rechtbank of in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

Noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit

De burgemeester kan pas van de nieuwe bevoegdheid gebruik maken, als de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte manier kan worden tegengegaan. Het geven van een gedragsaanwijzing is pas aan de orde als de inzet van een minder ingrijpende (lichtere) maatregel niet voldoende is. De gedragsaanwijzing geldt als een ‘ultimum remedium’.

 

De vorm van de gedragsaanwijzing is afhankelijk van de last die is opgelegd. Bij last onder dwangsom krijgt de bewoner een dwangsom, als deze binnen de begunstigingstermijn, niet tijdig of niet volledig aan de opgelegde last voldoet. Bij de uitoefening van de bestuursdwang kan men denken aan het verwijderen van bezoekers uit de woning, het aanbrengen van geluidwerende vloerbedekking, het verwijderen van geluidsapparatuur, het in beslag nemen van huisdieren, het verwijderen van vuilnis etc. De nadelige gevolgen van de last mogen niet onevenredig zijn tot de last te dienen doelen (zie artikel 3:4, tweede lid, van de Awb). De kosten van de bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overlastgever.

 

Tijdelijk huisverbod (artikel 151d, derde lid, Gemeentewet)

Elke situatie levert maatwerk op. Als de ernstige overlast niet met andere middelen kan worden opgelost, kan de burgemeester een tijdelijk huisverbod als gedragsaanwijzing opleggen. Dit betekent dat de overlastgever gedurende tien dagen uit zijn huis wordt geplaatst. Die periode kan worden verlengd tot vier weken. Een tijdelijk huisverbod wordt als ‘ultimum remedium’ opgelegd.

 

Uitvoerbaarheid van de last

Het moet in het vermogen van betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te stoppen. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. In sommige gevallen wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet in staat zijn de overlastgevende gedragingen te doen stoppen. Een gedragsaanwijzing op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel voor het beëindigen van de overlast.

5. Procedurele aanpak / stappenplan / procesbeschrijving

In het stappenplan hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven de stappen die doorlopen worden, de wijze waarop en de gevallen waarbij de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:79 van de APV beschreven bevoegdheid.

 

Stap 1: Melding of signalering

Meldingen of signalen kunnen de gemeente via verschillende wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast melden bij de gemeente. Meldingen kunnen ook binnenkomen via de politie, woningcorporatie, buurtbemiddeling, buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) en toezichthouders, medewerkers afdeling Dienstverlening of via maatschappelijke, welzijns- en zorgorganisaties.

 

Stap 2: Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden gecontroleerd, door of met behulp van politie, woningcorporatie of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In de meeste gevallen worden meldingen van ernstige overlast besproken in bijvoorbeeld het gemeentelijke vangnetoverleg. Belangrijk is namelijk om de aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen.

 

Inventarisatie genomen maatregelen

Als eerste stap in de aanpak van (ernstige) woonoverlast wordt gecheckt welke stappen al genomen zijn, om de overlast te stoppen. Van belang is om te weten of er door één of meerdere bij de overlast betrokken partijen (medewerkers van gemeente Nederweert, woningcorporatie, wijkagent, BOA of gemeentelijke toezichthouder, buurtbemiddeling, maatschappelijk werk) is geprobeerd in gesprek te gaan met de overlastgever(s) om de communicatie tussen de partijen te stimuleren. Buurtbemiddeling is een ideaal middel om bij beginnende overlastsituaties in te zetten. Hierbij is de voorwaarde wel dat partijen bereid zijn hieraan mee te werken. Ook van belang is of er al wettelijke instrumenten zijn ingezet om de overlast te bestrijden en wat het resultaat is van eerder genomen stappen.

 

Maatregelen woningcorporatie bij huurwoningen

Wanneer het gaat om overlast vanuit een huurwoning, dan is in eerste instantie de woningcorporatie (de verhuurder) leidend in de aanpak van de woonoverlast. Als de woningcorporatie de woonoverlast niet met informele instrumenten zoals gesprekken, buurtbemiddeling en of mediation kan oplossen, kan de verhuurder gebruik maken van het huurrecht. Een woningcorporatie kan met de huurder een vrijwillige gedragsaanwijzing aangaan, waarin beiden overeenkomen wat de huurder gaat doen om geen overlast meer te veroorzaken. Ook kan de woningcorporatie aan de rechter een onvrijwillige gedragsaanwijzing vragen (gerechtelijke gedragsaanwijzing). Die gedragsaanwijzing bevat een verbod of gebod waaraan de huurder zich moet houden. In het uiterste geval kan de woningcorporatie bij de rechter ontbinding van de huurovereenkomst vorderen. De aanpak van woonoverlast vanuit een huurwoning kan wanneer nodig door de verhuurder ook in samenwerking met de gemeente gebeuren.

 

Maatregelen bij psychische problematiek

In sommige gevallen wordt overlast veroorzaakt door mensen die door hun psychische gesteldheid, niet in staat zijn hun overlastgevend gedrag te beëindigen. Een gedragsmaatregel die bepaalt dat overlast moet worden gestopt op straffe van een dwangsom, is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel bij het beëindigen van de overlast. In dit soort situaties is een nauwe samenwerking tussen gemeente, het sociaal domein, hulpverlening, politie en (in geval van huurwoning) woningcorporatie essentieel om deze mensen passende zorg of maatregelen te bieden, en de overlast te beëindigen. De burgemeester kan met een gedragsaanwijzing afdwingen dat een overlastveroorzaker met psychische problematiek hulpverlening accepteert. Een goede samenwerking met de hulpverlening is hierbij belangrijk.

 

In acute gevallen kan de burgemeester op basis van een geneeskundige verklaring besluiten tot inbewaringstelling (IBS, gedwongen opname, Wet Bopz). In andere – minder spoedeisende – situaties kan een direct betrokkene of arts een procedure tot rechterlijke machtiging (RM) starten. Op basis van de geneeskundige verklaring bepaalt de rechter of de overlastgever gedwongen opgenomen kan worden. In situaties waarin IBS of RM niet geschikt of toepasbaar is, kan een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing zoals verplichting tot hulpverlening of vrijwillige opname in psychiatrische kliniek een oplossing bieden. Daarbij kan in bepaalde gevallen ook ingezet worden op verhuizing naar een meer beschermde woonvorm.

Stap 3: Dossiervorming

Om effectief te kunnen ingrijpen bij ‘ernstige woonoverlast’ moet een dossier bevatten uit:

  • .

    Klachten;

  • .

    Meldingen;

  • .

    Concreet omschreven waarnemingen;

  • .

    Registraties en (sfeer)rapportages;

  • .

    De contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties;

  • .

    Gespreksverslagen, beoordelingen, evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen.

 

De gemeente ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. De gemeente zal relevante informatie met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het dossier en de dossieropbouw zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79, tweede lid, van de APV.

 

Stap 4: Inventarisatie interventies en maatregelen

Rekening houdend met het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde ernstige woonoverlast, wordt met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval kunnen zijn aangewezen. Daarbij geldt een voorkeursvolgorde: een interventie is pas aan de orde als de toepassing van andere wettelijke instrumenten niet hebben geholpen en als minder ingrijpende maatregelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

 

Er wordt opgebouwd van licht naar zwaar:

  • 1.

    Eerst een gesprek (bijvoorbeeld door de verhuurder, wijkagent, toezichthouder, een medewerker van de gemeente of via buurtbemiddeling).

  • 2.

    Daarna een schriftelijke ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarin staat wat de overlastgever moet doen of juist moet nalaten. In de waarschuwing wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing waarbij een last onder dwangsom wordt opgelegd of een last onder bestuursdwang, als overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd.

  • 3.

    Levert de waarschuwing geen resultaat op, dan stuurt de burgemeester een vooraankondiging waarin de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang wordt aangezegd. In de vooraankondiging wordt de mogelijkheid geboden een zienswijze in te dienen.

  • 4.

    Nadat het voornemen om een last op te leggen kenbaar is gemaakt en de betrokkene is gehoord, moet een definitief besluit worden genomen voor de op te leggen gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie, een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

Stap 5: Daadwerkelijke inzet bevoegdheden artikel 2:79 APV (gedragsaanwijzing)

Bij de eerste stappen, het informele en op vrijwillige basis gelegde contact, om de overlast te bestrijden, geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure. Ook niet bij het geven van een officiële waarschuwing.

 

Als de toepassing van een gedragsaanwijzing wordt aangekondigd (voornemen opleggen van een last), wordt de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij wordt in beginsel een begunstigingstermijn van twee weken aangehouden. In bijzondere gevallen kan daarvan worden afgeweken.

 

Rekening houdend met die zienswijze besluit de burgemeester om de gedragsaanwijzing al dan niet of in gewijzigde vorm op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht en binnen welke (begunstigings)termijn en wat de gevolgen zijn bij het niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last wordt afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval. Het is belangrijk dat het in het vermogen van de betrokkene ligt om tijdig aan de last te kunnen voldoen. In de gedragsaanwijzing wordt gemotiveerd welke andere geschikte wijzen al zijn ondernomen om de ernstige en herhaaldelijke hinder tegen te gaan.

 

Last onder dwangsom

Als een gedragsaanwijzing wordt opgelegd, wordt in beginsel een last onder dwangsom opgelegd om de overlastgever te stimuleren de situatie zelf te verbeteren. De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de situatie. Er wordt gewerkt met een standaard bedrag van € 500,- per overtreding, met een cumulatief maximum van € 3.000,-. Er kan van dit standaardbedrag worden afgeweken als er maatwerk wordt verlangd.

 

Last onder bestuursdwang

Wanneer spoed geboden is en direct optreden in de vorm van toepassing van bestuursdwang nodig is of wanneer vooraf al duidelijk is dat een last onder dwangsom niet voldoende effectief zal zijn, wordt meteen gekozen voor een last onder bestuursdwang. Ook kan bestuursdwang worden toegepast in plaats van een dwangsom als het herhaaldelijk krijgen van een dwangsom geen positief effect heeft op de situatie.

 

Tijdelijk huisverbod

De last kan ook een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf voor de duur van tien dagen. Dit verbod zal pas worden opgelegd als er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat, beëindiging van de overlast, zal leiden. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Bij het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet) geldt als ‘ultimum remedium’.

 

Stap 6: Kostenverhaal

Uitgangspunt bij de toepassing van bestuursdwang is dat de kosten ervan voor rekening komen van de overtreder van de zorgplicht (artikel 2:79, eerste lid, APV).

 

Stap 7: Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie, de BOA’s en toezichthouders van de gemeente Nederweert. Zij zien toe op de naleving en leggen signalen vast. Het opleggen van een gedragsaanwijzing betekent niet dat er geen strafrechtelijke vervolging plaats kan vinden door het OM tegen gepleegde strafbare feiten.

 

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Nederweert.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking één dag na bekendmaking.

 

Ondertekening

Nederweert, 12 november 2018
De burgemeester,
     
H.F.M. Evers