Regeling vervallen per 01-10-2016

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Neerijnen 2012

Geldend van 01-01-2014 t/m 30-09-2016

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Neerijnen 2012

De raad van de gemeente Neerijnen, gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en

het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, b e s l u i t vast te stellen de volgende verordening: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Neerijnen 2012

Hoofdstuk I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

b.  Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

c.  Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 december 2009, Stb. 561;

d.  Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

e.  raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

f.   griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

g.  gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk II VOORZIENINGEN VOOR RAADS- EN COMMISSIELEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 2 (8.001 – 14.000 inwoners) vastgestelde maximum in tabel I.

 

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

1.   De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en  commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en  Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 2 (10.001 – 20.000 inwoners) vastgestelde  maximum in tabel IV.

2.   Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een  commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van  de Gemeentewet ontvangt.

3.   Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

a. als raadslid of wethouder;

b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

4.   De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding  vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de  vergoeding, ten aanzien van

a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

 

Artikel 4 Toelage bijzondere commissies

1. Een lid van de raad dat lid is van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 61,  derde lid, van de Gemeentewet dan wel de rekenkamerfunctie, bedoeld in artikel 81oa  van de Gemeentewet, uitoefent dan wel lid is van een onderzoekscommissie als  bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet, ontvangt voor de duur van het  lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten per jaar een  toelage van 5 % van de vergoeding voor de werkzaamheden op jaarbasis.

2.  Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester de duur van het  lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vast.

 

Artikel 5 Onkostenvergoeding

1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is  gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 2 (8.001 – 14.000 inwoners), vermeld in  tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef  en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet  als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de  onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 2 (8.001 – 14.000  inwoners), vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 6 Berekening en betaling vaste vergoedingen

1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen  dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in  maandelijkse termijnen.

 

Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raads- of commissielid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

 

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

1.   In het geval een raads- of een commissielid een uitkering op grond van de  Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane  korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raads- of  commissielidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de  werkzaamheden die het raads- of commissielid ontvangt, wordt deze vergoeding ten  laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

2.   In het geval dat een raads- of commissielid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van  artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van  het uitoefenen van het raads- of commissielidmaatschap meer bedraagt dan de in  artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raads- of commissielid  ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag  van bedoelde korting.

 

Artikel 9 Reiskosten

1.   Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband  met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing  van het gemeentebestuur vergoed.

2.   Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn  hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de  reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

3.   De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid betreft:

a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4,  onderdeel b, en artikel 5a van de Regeling rechtspositie wethouders

 

Artikel 10 Verblijfkosten

1 . De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

2. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en  buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het commissielid vergoed.

3.De vergoeding is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de  Regeling rechtspositie wethouders

 

Artikel 11 Buitenlandse excursie of reis

1.   De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor  een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming  voorwaarden verbinden.

2.  De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

3.   De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de  gemeente.

 

Artikel 12 Cursus, congres, seminar of symposium

1.  De kosten van deelname van een raadslid of commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente  worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2.   Het raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient

daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente  als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raads- of commissielidmaatschap.

 

Artikel 13 Computer en internetverbinding

1.   De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, onder a en b  van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt voor een periode van  maximaal drie jaar 30% van de aanschafwaarde. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan  van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke  het college aan raads- en commissieleden in bruikleen ter beschikking stelt.

2.   Op aanvraag vergoedt het college het raads- of commissielid de kosten voor een internetverbinding voor zover deze nodig zijn voor het raadslidmaatschap.

3.   Het college stelt een bruikleenovereenkomst vast.

4.   Het raads- of commissielid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst  met de gemeente.

 

Artikel 14 Artikel 14 Voorzieningen voor raadsleden met een functionele beperking

(Vervallen)

Artikel 15 Fietsregeling

1.   Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f,  van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als  dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in  artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid  wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de  vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

2.   Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op  enige vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 16 Ziektekostenvoorziening

1.   Raads- en commissieleden ontvangen een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit Raads-  en commissieleden.

2.   In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad  is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar  evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

3.   De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in  maandelijkse termijnen.

 

Artikel 17 Werkkostenregeling

(Niet van toepassing)

Hoofdstuk III VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 18 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse (8.001 – 14.000 inwoners), vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 19 Reiskosten woon-werkverkeer

De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de

wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Artikel 20 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 19 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 19 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 en artikel 5a van de Regeling Rechtspositie Wethouders.

Artikel 21 Dienstauto

(Niet van toepassing)

Artikel 22 Buitenlandse dienstreis

1.   Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt  worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

2.   Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad  kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

 

Artikel 23 Cursus, congres, seminar of symposium

1.   De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden  aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2.   De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat  niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een  gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en  een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname  van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

 

Artikel 24 Computer en internetverbinding

1.  De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 27a, tweede lid, onder a en b  van het Rechtspositiebesluit wethouders bedraagt voor een periode van maximaal drie  jaar 30% van de aanschafwaarde. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de  aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het  college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt.

2.   Op aanvraag vergoedt het college de wethouder de kosten voor een internetverbinding  voor zover deze nodig zijn voor het wethouderschap.

3.   Het college stelt een bruikleenovereenkomst vast.

4.  De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de  gemeente.

 

Artikel 25 Mobiele telefoon

1.   Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een  mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

2.   De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

3.   Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

4.   Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privé-doeleinden  is gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gesprekskosten plaats.

 

Artikel 26 Fietsregeling

1.   De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van deUitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de  bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd  met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

2.   Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op  enige vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 27 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

b. verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Artikel 28 Werkkostenregeling

(Niet van toepassing)

Hoofdstuk VI DE PROCEDURE VAN DECLARATIE

Artikel 29 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

a. betaling uit eigen middelen; of

b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

c. een gemeentelijke creditcard.

 

Artikel 30 Declaratie van vooruit betaalde kosten

1.   Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 9, 10, 20, 22 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

2.   Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen  2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

 

Artikel 31 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

1.   De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 12,20,22,23 en 27 kan plaatsvinden  door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de  wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

2.   Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het  begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te  vullen en te ondertekenen.

3.   Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de  factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of  de door hem aangewezen ambtenaar.

 

Artikel 32 Gebruik creditcard

1.   De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 20, 22 en 27 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

2.   Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter  beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming  ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard  kunnen voorwaarden worden verbonden.

3.   De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van

gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke  pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

4.   Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het  begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te  vullen en te ondertekenen.

5.   Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

6.   Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

7.   Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening  van de gemeente.

 

Hoofdstuk V CITEERTITEL EN INWERKINGTREDING

Artikel 33 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Neerijnen 2007, versie 10 juli 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Neerijnen 2012.

 

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2013;
    , voorzitter
    , raadsgriffier

Nota-toelichting Algemene toelichting

Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die wet (lees

rechtspositiebesluit of regeling) dwingend geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening.

Dit betreft de vergoedingen voor:

1. de toelage voor fractievoorzitters

2. de verstrekking van een computer

3. de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

4. de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Hoofdlijnen gemeentelijke verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst

aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële

ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het

ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders

geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting-in-regeling Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting in’ als een brutobedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het nettoresultaat van de brutovergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de fietsregeling. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Zij kunnen niet deelnemen aan de fietsregeling. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en

verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Eenmalige keuze per zittingsperiode Zoals hierboven naar voren is gekomen, kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

–   welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en

bestuurskosten);

–   welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet

rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

–   kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden  (indien de loonbelasting geldt);

–   voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto)  vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende: –   Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

–   bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

–   zakelijk gebruik van dienstauto’s;

–   deelname aan cursussen en congressen, en dergelijke. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid, maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto)kostenvergoeding verstrekt. In

de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Controle en verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen –

transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

Artikelgewijze toelichting Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun

werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum.

De afwijking naar beneden kan op drie manieren:

–   de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen  80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

–   de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als  presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn;

–   de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast. Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 7 van deze verordening.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn ten slotte vertegenwoordigers van belangengroepen en dergelijke, tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De Minister van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. In artikel 3, eerste lid, is ervoor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 3, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen.

Artikel 4 Toelage bijzonder commissies Lid 1

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kent artikel 4a waarin de raad de mogelijkheid heeft om bij verordening te bepalen dat aan raadsleden die deel uitmaken van de

vertrouwenscommissie voor de benoeming van een nieuwe burgemeester, van de rekenkamer-functie of van een onderzoekscommissie van de raad als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet een toelage toegekend wordt tot ten hoogste 5% van de vergoeding voor de werkzaamheden op jaarbasis. De raad bepaalt zelf het percentage van de toelage. De onkostenvergoeding blijft buiten de berekeningsbasis en wijzigt niet. Lid 2

De toelage is beperkt in tijd aangezien de burgemeester conform het tweede lid de duur van het

lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vaststelt.

Artikelen 5 en 18 Vaste onkostenvergoeding Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het

raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

–   representatie;

–   vakliteratuur;

–   contributies, lidmaatschappen;

–   telefoonkosten;

–   bureaukosten, porti;

–   zakelijke giften;

–   bijdrage aan fractiekosten;

–   ontvangsten thuis;

–   excursies. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime blijven de

aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositie-besluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 5 en 18 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkosten-vergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de

gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raads- of commissielid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheids-uitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeids-ongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de

vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 7 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raads- of commissielid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheids-uitkering van het raads- of commissielid.

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een

werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden, zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren voor zowel raads- als commissieleden. Dat is geregeld in artikel 8 van de verordening.

Artikel 9 en 10 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een

vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de

gemeente. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kan worden bij rijksregelingen op dit punt. Het is aan te bevelen de lokale uitvoeringsregelingen op elkaar af te stemmen. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 9, derde lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2011 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 11 en 22 Buitenlandse dienstreis Gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Artikelen 12 en 23 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven, is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de

kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste

kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen, en dergelijke die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen, en dergelijke waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaat-schap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus, et cetera benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 13 en 24 Computer en internetverbinding De kostensoorten fax/pc vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die het raadslid al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd. Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat. In het Rechtspositiebesluit wordt er vanuit gegaan dat de computer ook voor meer dan 10% privé gebruikt wordt en dus belast moet worden. Uit de toelichting bij de desbetreffende wijziging van het Rechtspositiebesluit (Stb 2006, nr. 8) blijkt dat artikel 7a Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden ziet op de situatie dat de apparatuur ook gedeeltelijk voor privé-doeleinden wordt gebruikt: “Slechts indien een computer geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt kan deze nog onbelast worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld. Als gevolg van deze wijziging in de belastingregelgeving zal in de regel ook PC-apparatuur die door de gemeente of provincie aan ambtsdragers ter beschikking wordt gesteld, bij de belastingheffing worden betrokken. Voor ambtsdragers wordt ervan uitgegaan dat zij de computers niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk  gebruiken.  Dat  betekent  dat  zowel  de  vergoeding,  de  verstrekking,  als  de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast.” Onbelaste verstrekking van computers (en dus ook tabletcomputers) is alleen mogelijk als aangetoond kan worden dat deze geheel of nagenoeg geheel (meer dan 90%) voor geheel zakelijke doeleinden gebruikt worden. Deze onbelaste verstrekking valt dan ook niet onder artikel 7a van het Rechtspositiebesluit en hoeft dan ook niet bij verordening geregeld te zijn. Er is dan namelijk fiscaal gezien geen sprake van fictief loon, waardoor artikel 99 van de Gemeentewet niet van toepassing is omdat er geen sprake is van voordeel. Dit moet in de (gebruikers)overeenkomst eenduidig geregeld zijn. Indien de gemeente een computer onbelast in bruikleen wil geven aan raads- en commissieleden dan kan zij het beste hierover in contact treden met de Belastingdienst voor de voorwaarden waaronder dat mogelijk is. De randappara-tuur kan bestaan uit een modem, een printer, een fax, een docking station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden. De gemeente mag de belastingheffing over een in bruikleen ter beschikking gestelde pc compenseren. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

Artikel 14 Voorzieningen voor raadsleden met een functionele beperking (vervallen) Raadsleden met een functionele beperking zullen via de voor hen beschikbare wettelijke

voorzieningen aanspraak hebben op voorzieningen die het mogelijk maken met behulp daarvan zoveel mogelijk deel te nemen aan het arbeidsproces en het maatschappelijk leven. Met behulp van deze voorzieningen is het ook mogelijk dat zij zich ook buiten de eigen woonomgeving te begeven. Denk daarbij aan voor personen met een auditieve beperking aan geluidsversterkende hulpmiddelen. Voor personen met een lichamelijke handicap zijn bijvoorbeeld hulpmiddelen beschikbaar om zich te verplaatsen. Voor hen zijn ook wettelijk verplichte voorzieningen in openbare gebouwen aanwezig om hen toegang tot deze gebouwen te geven. Mensen met een visuele beperking hebben de beschikking over zowel vaste als meeneembare hulpapparatuur om lezen, schrijven en communiceren mogelijk te maken. Desondanks kunnen raads- en commissieleden met name beperkingen bij de uitoefening van het raadslidmaatschap hinder ondervinden omdat niet-meeneembare voorzieningen in de gemeentelijke gebouwen en in het bijzonder de ruimten waar raadsleden hun taak uitoefenen niet beschikbaar zijn. Het gaat dan om bijvoorbeeld ringleidingen of een doventolk, een vergadertafel voor een raadslid met een rolstoel of met een aangepaste stoel en voor raadsleden met een visuele handicap ondersteuning voor het lezen van raadsstukken en enige administratieve ondersteuning (post en teksten scannen en digitaliseren, archiveren en bestanden maken). Sommige van deze voorzieningen zijn vaak wel op de werkplek beschikbaar, maar niet in de vergaderruimte van de raad. Voor zover de raadsleden gebruik maken van het openbaar vervoer kan de situatie zich voordoen dat na afloop van de avondvergadering nauwelijks nog openbaar vervoer beschikbaar is. In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is daar in artikel 12a sinds 1 juli 2013 een bepaling over opgenomen. Artikel 14 is daarom komen te vervallen.

Artikel 15 en 26 Fietsregeling Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen

deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 16 Ziektekostenvoorziening Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald. Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximuminkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden respectievelijk betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald. De raad kan op grond van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkoming wordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald. Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto-raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor.

Artikelen 17 en 28 Werkkostenregeling (Niet van toepassing)

Artikel 19 en 20 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten Voor wethouders is in artikel 19 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Ingevolge artikel 20 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2011 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan €0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. Voor de verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 21 Dienstauto (Niet van toepassing)

Artikel 25 Mobiele telefoon Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privételefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25 per maand van de bruto/onkostenvergoeding achterwege te laten.

Artikel 27 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 27 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 29 t/m 32 De procedure van declaratie In artikel 29 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 30 t/m 32 is vervolgens

aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedure-voorschriften in acht genomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

–   reis- en verblijfkosten van raadsleden;

–  zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders+

–   reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

–   reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

–   reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies. Rechtstreekse facturering bij de gemeente Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

–   deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en

wethouders;

–   zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

–   reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

–   reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders. Gebruik creditcard Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

–   zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

–   reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

–   reis- en pensionkosten en verhuiskosten.