Regeling inzake de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Geldend van 21-03-1998 t/m heden

Intitulé

Regeling gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Regeling inzake de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen, voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of het kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat danwel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is na aanvang van de belastingplicht, kunnen aan de belastingplichtige een of meer voorlopige aanslagen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot

  • a.

    de onroerende-zaakbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, en 4 toepassing;

  • b.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2, tweede lid, en 4 toepassing;

  • c.

    de afvalstoffenheffing vindt artikel 4 toepassing;

  • d.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • e.

    de brandweerrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • f.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • g.

    de precariobelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • h.

    de marktgelden vindt artikel 4 toepassing;

  • i.

    de kadegelden vindt artikel 4 toepassing;

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 3 maart 1998;

Nieuwegein,

de secretaris
de voorzitter