Beleidsnotitie horeca-exploitatie 2015

Geldend van 13-03-2015 t/m heden

Intitulé

Hoofdstuk1Inleiding

Hoofdstuk1Inleiding

De horecafunctie is een belangrijke bindende factor in het sociaal-economisch functioneren van Nieuwegein. Zij biedt veel mensen werk en vervult een wezenlijke functie in de ondersteuning van de winkel- en ontmoetingsfunctie. Horeca brengt echter zo nu en dan tevens een zekere overlast met zich mee. Gedacht moet worden aan geluidshinder vanuit bepaalde inrichtingen als gevolg van muziek en/of bezoekers of verstoring van de openbare orde. Om de positieve beleving van de Nieuwegeinse horeca te handhaven, dienen overlast en hinder zoveel mogelijk te worden voorkomen door een actief gemeentelijk horecabeleid. Een goede samenwerking tussen horeca, politie en gemeente is van belang om een voor een ieder acceptabel horecabeleid te kunnen voeren.

1.1 Wat vooraf ging

In 1992 is horecabeleid vastgesteld naar aanleiding van een horeca-onderzoek. Het beleid kende vooral een economische en ruimtelijke achtergrond. Uitgangspunten toen waren het voeren van een beperkt stimuleringsbeleid, het bevorderen van de diversiteit in de horeca en het bevorderen van horecaconcentratiegebieden. Daarbij werden de Binnenstad, Vreeswijk en Jutphaas aangewezen.

Met ingang van 2003 is het horeca-exploitatievergunningenstelsel in de Apv van Nieuwegein opgenomen. Sinds 1 januari 2011 is er voor het eerst beleid opgesteld voor het horeca-exploitatievergunningenstelsel. Tot 2011 werd de horeca-exploitatievergunning enkel verleend ten behoeve van terrasvergunningen. Daarna werd, op basis van het beleidsstuk welke in 2011 in werking is getreden, het horeca-exploitatievergunningenstelsel toegepast op integrale exploitatie-vergunningsaanvragen (voor de horecagelegenheid zelf, plus terras). Deze laatste beleidswijziging is tot stand gekomen na ondertekening van het Horecaconvenant eind januari 2009 door de Nieuwegeinse horeca, politie en de gemeente. Het convenant bevat afspraken tussen de drie partijen, met als doel de veiligheid in de horeca te verbeteren en overlast te voorkomen.

De gemeente Nieuwegein heeft zich vanaf dat moment ingezet voor het regisseren van integraal horecabeleid. Het inzetten van een (integrale) horeca-exploitatievergunning is hier mede de uitwerking van.

In de beleidsnota welke in werking is getreden in 2011, is opgenomen dat er in 2014 een evaluatie zal plaatsvinden van de beleidsnota. De evaluatie heeft tot doel om te bekijken of er verbeterpunten kunnen worden doorgevoerd en of er wijzigingen in de feitelijke omstandigheden (bijvoorbeeld wijzigingen in de ruimtelijke ordeningsstructuur) zijn waardoor het beleidsstuk aanpassing behoeft.

1.2 Evaluatie

 

Uit de evaluatie van de beleidsnota van 2011 is gebleken dat de nota aanpassing behoeft op de volgende punten:

  • 1.

    Wijziging van het onderdeel terras (3.2) naar de feitelijke situatie.

  • 2.

    De bepalingen omtrent coffeeshops zijn verwijderd in verband met het ingevoerde ‘nul-beleid’.

  • 3.

    Het voorstel om artikel 2:28 lid 9 Apv te laten vervallen, omdat uitvoering van dit artikel in de praktijk niet werkbaar en niet ondernemersvriendelijk is gebleken.

  • 4.

    De werkwijze inzake het verwerken van wijzigingen in de horeca-exploitatievergunning en de drank- en horecavergunning is gewijzigd. De nieuwe werkwijze vermindert de regeldruk en is daarmee ondernemersvriendelijker geworden.

  • 5.

    Het handhavingsdeel is aangepast naar aanleiding van de ingevoerde beleidsnota Handhaving Drank & Horecawet en Horeca-exploitatie.

  • 6.

    Verwijzingen naar oude beleidsnotities en oude regelgeving zijn verwijderd.

 

Bovengenoemde wijzigingen zijn, samen met enkele tekstuele wijzigingen, opgenomen in deze notitie.

 

1.3 Totstandkoming

 

In het kader van het inspraaktraject heeft publicatie plaatsgevonden. Het conceptbeleid heeft zes weken ter inzage gelegen.

 

Vervolgens heeft de burgemeester op 10 maart 2015 deze beleidsnotitie vastgesteld. Het vastgestelde beleid is de dag na bekendmaking in werking getreden.

 

De beleidsnotitie ‘Beleid Horeca-exploitatievergunning’ van 2011 komt hierbij te vervallen. Daarvoor komt de huidige beleidsnotitie in de plaats, welke de naam draagt ‘ Beleidsnotitie horeca-exploitatievergunning 2015’.

 

Hoofdstuk 2 Juridisch kader

De burgemeester is op grond van de Algemene plaatselijke verordening (artikel 2:28) bevoegd tot uitvoering van het horeca exploitatievergunningenstelsel (inclusief terrassen). Die bepaling is weer gebaseerd op artikel 174 van de Gemeentewet. De horeca-exploitatievergunning is in het leven geroepen om de leefbaarheid rondom horecabedrijven te beschermen.

Horecagelegenheden zijn voor het publiek toegankelijke plaatsen. De burgemeester is, gelet op artikel 174 van de Gemeentewet verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimten en in voor publiek toegankelijke inrichtingen (horecagelegenheden). Met een vergunningenstelsel en horecabeleid heeft het gemeentebestuur instrumenten in handen om de openbare orde te handhaven en de woon- en leefomgeving te beschermen. Voor die inrichtingen die niet voor publiek toegankelijk zijn (zoals besloten sociëteiten en gezelligheidsverenigingen) is niet de burgemeester maar het college het bevoegde orgaan.

Het beleid dat aan de vergunningverlening ten grondslag ligt, dient nauw samen te hangen met het planologisch beleid. Daarbij geldt als uitgangspunt, dat strijd met het bestemmingsplan een grond tot weigering van een exploitatie-vergunning vormt. Een aanvraag voor een horeca-exploitatievergunning wordt eerst hieraan getoetst. Indien er vervolgens geen strijd is met het planologisch beleid kan er getoetst worden aan de overige bepalingen van de Apv. De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als door verlening de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgemeester houdt daarbij rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

2.1 Algemene Plaatselijke Verordening (Apv)

Een horecabedrijf is een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden (artikel 2:27 van de Apv).

Op grond van de Apv zijn winkels in de zin van de Winkeltijdenwet, die als nevenactiviteit een horecagedeelte hebben, uitgesloten van de vergunningplicht (artikel 2:28, vierde lid, Apv). Voor het horecagedeelte geldt dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet (vijfde lid). De gemeenteraad heeft bovendien bepaald dat de horeca exploitatievergunningplicht niet geldt voor een horecabedrijf in of voor bepaalde instellingen (artikel 2:28, zesde lid, van de Apv).

De horeca-exploitatievergunning is persoonsgebonden (artikel 1:5 van de Apv). Een persoonsgebonden vergunning houdt in dat bij de aanvraag ook gekeken wordt naar de persoon van de exploitant en dat de vergunning niet overdraagbaar is. De voornaamste reden om de exploitatievergunning persoonsgebonden af te geven is gelegen in het feit dat de persoon van de exploitant een belangrijke rol speelt in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt.

De horeca-exploitatievergunning geldt in beginsel voor onbepaalde tijd (artikel 1:7 van de Apv). In deze beleidsnotitie zijn enkele plekken in Nieuwegein genoemd, waarvoor een vergunningsduur geldt voor bepaalde tijd gezien de aldaar met enige regelmaat verschuivende omstandigheden (Stadsplein, delen van de Markt).

Er dient een nieuwe vergunning aangevraagd te worden indien er sprake is van een wijziging in de exploitatie. Hiervan kan sprake zijn bij een wijziging van de afmeting en/of vorm van het terras. Indien er sprake is van wijziging van leidinggevenden of andere wijzigingen van ondergeschikte aard, kan volstaan worden met een wijzigingsaanvraag. Voor wijzigingen aan de inrichting vanwege verbouwing is doorgaans een nieuwe drank- en horecavergunning nodig. Afhankelijk van de aard en omvang van de verbouwing kan een nieuwe exploitatievergunning nodig zijn.

2.2 Leges

De legeskosten die bij de verstrekking van diverse vergunningen worden berekend, worden per jaar vastgesteld door de gemeenteraad in de Legesverordening. Gezien het feit, dat dit jaarlijks wijzigende bedragen zijn, worden de bedragen niet in deze nota opgenomen. De vaststelling van de Legesverordening wordt bekendgemaakt via publicatie op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

2.3 Precario

Indien een terras zich bevindt op gemeentegrond, wordt precariobelasting geheven. Dat is een directe belasting voor het hebben van voorwerpen op grond van de gemeente, voor de openbare dienst bestemd. De tarieven staan in de Verordening precariobelasting vermeld. Indien als gevolg van gemeentelijke werkzaamheden, marktdagen of evenementen, het terras voor een periode van meer dan één week niet kan worden gebruikt, hoeft over de periode dat de werkzaamheden duren geen precariobelasting te worden betaald. Voor horecaondernemers die een terras willen uitbaten op eigen grond, geldt de plicht tot het betalen van precariobelasting niet.

De Verordening precariobelasting wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld en op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

2.4 Beleidsregels Bibob

De Gemeente Nieuwegein hanteert beleidsregels voor het toepassen van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur), waarvan de laatste versie is gepubliceerd op 24 april 2014. Hiermee heeft de burgemeester een extra instrument in handen om criminele activiteiten te weren uit de gemeente.

De wet Bibob bestaat sinds 1 juni 2003. Het college en de burgemeester hebben in de Bibob beleidsregels opgenomen hoe om te gaan met hun bevoegdheid tot toepassing van de wet Bibob. De wet Bibob maakt het mogelijk om vergunningen, ontheffingen, subsidies en overheidsopdrachten te weigeren of in te trekken als er sprake is van ernstig gevaar dat criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt met behulp van deze overheidsmiddelen.

Horeca-ondernemers die een vergunning aanvragen krijgen te maken met de wet Bibob, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf, overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. Er moet dan een Bibob vragenlijst ingevuld worden en leges worden betaald. Als de aanvrager de vragenlijst weigert te beantwoorden of niet volledig invult, wordt de vergunning buiten behandeling gesteld.

De gemeente toetst de vergunningaanvraag aan het beleid. Hiervoor maakt zij gebruik van een aantal openbare bronnen. Mocht er aanleiding zijn tot verdere toetsing, bijvoorbeeld een onduidelijke financiering of bedrijfsorganisatie, dan kan de gemeente besluiten het RIEC (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) en vervolgens het LBB (landelijk bureau BIBOB) in te schakelen. Deze instanties hebben toegang tot bronnen van politie, justitie en de belastingdienst.

Wanneer er geen gevaar voor misbruik bestaat, wordt de vergunning verleend. Bestaat er enige mate van gevaar, dan kan de gemeente extra eisen verbinden aan een vergunning. Het LBB kan ook vaststellen dat er een ernstig gevaar voor misbruik bestaat en brengt dan een negatief advies uit. De gemeente is niet verplicht dit advies op te volgen, maar weegt het mee in haar besluitvorming. De gemeente kan op basis van zo´n advies een vergunning weigeren of intrekken.

Hoofdstuk 3 Beleid

Een horeca-exploitatievergunning is vereist indien in een horecabedrijf tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De vergunning wordt door de burgemeester op grond van artikel 2:28 van de Apv verleend. In de horeca-exploitatievergunning worden naast de aard van het bedrijf (de exploitatievorm; bijvoorbeeld restaurant, lunchroom, discotheek, jongerencentrum, café, zalencentrum, ijssalon, etc.) ook de voorschriften ten aanzien van het eventueel te exploiteren terras opgenomen. Deze vergunning is ten opzichte van het bestemmingsplan een noodzakelijk aanvullend instrument om te komen tot een goed en adequaat horecabeleid in Nieuwegein.

De burgemeester kan op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) beleidsregels vaststellen. Door het vaststellen van beleid wordt duidelijkheid gegeven aan alle betrokken partijen over hoe de gemeente Nieuwegein invulling wenst te geven aan de exploitatie van horeca en terrassen. Bovendien bevordert het beleid een snelle besluitvorming op aanvragen voor een exploitatievergunning.

Aangezien het onmogelijk is om alle zaken die betrekking hebben op de exploitatie van de horeca te voorzien of vast te leggen in beleidsregels, is de burgemeester bevoegd met behulp van de zogenaamde hardheidsclausule af te wijken van de beleidsregels (artikel 4:84 van de Awb). Van de hardheidsclausule mag gebruik worden gemaakt voor zover de toepassing van het beleid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard en voor het leveren van maatwerk. In de gevallen waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien, beslist de burgemeester.

De in dit hoofdstuk genoemde randvoorwaarden vormen het algemene beleidskader. Per situatie/locatie/aanvraag kunnen nadere eisen worden gesteld in het kader van de openbare orde en (verkeers-)veiligheid.

3.1 Woon- en leefsituatie in de omgeving

De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen, of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te duchten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten.

Bij de vergunningverlening let de burgemeester op de aard van de inrichting, de mate van de te constateren overlast, het karakter van de omgeving (de straat en de wijk), de (justitiële) achtergrond van de beheerder, eventuele eerdere tijdelijke sluitingen, en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. Bij de “aard van de inrichting” wordt gekeken naar het soort horeca (bijvoorbeeld discotheek of lunchroom) in relatie met overlast en het bestemmingsplan. Bij mate van overlast valt te denken aan de sluitingstijden die de exploitant zelf opgeeft, overlast van mensen die buiten roken (als het horecabedrijf binnen geen aparte rookruimte heeft) en overlast door parkeren en verkeerslawaai. Bij karakter van omgeving moet worden gedacht aan de verkeersituatie, aantal beschikbare parkeerplaatsen voor bezoekers, afstand tot woningen, breedte van de straat tot aan de overzijde, etc.

Bij een vergunningsaanvraag worden diverse afdelingen van de Gemeente, plus de politie en de brandweer om advies gevraagd. Bij nieuw te vestigen bedrijven op een nieuwe locatie kan een preventieve afweging van de aard van het bedrijf ten opzichte van de omgevingsfactoren worden gemaakt.

De feitelijke kracht van het stelsel ligt in de mogelijkheid voor de burgemeester om een vergunning tijdelijk of definitief in te trekken (en dus de exploitatie tijdelijk of definitief te doen staken) wanneer sprake is van een aan de inrichting te relateren ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat, de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid, dan wel (herhaalde) overtreding van de aan de vergunning verbonden voorschriften. De burgemeester zal de tijdsduur van de intrekking moeten motiveren en moeten relateren aan de ernst en de aard van de geconstateerde overtredingen.

3.2 Terras

Een terras is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Tot het terrasmeubilair wordt in ieder geval gerekend: (sta)tafels, stoelen en andere zitgelegenheden, afscheidingen, parasols, (zonne)schermen, verlichtingsarmaturen, plantenbakken, mobiele taps, (mobiele) verwarming, afvalbakken, menuborden en snoepautomaten.

In deze beleidsnotitie zijn voor enkele delen van Nieuwegein overzichtskaarten toegevoegd waarop duidelijk is gemaakt binnen welke aangegeven ruimten de terrassen zich dienen te bevinden. Deze overzichtskaarten zijn allen gericht op de binnenstad. Een minimale regulering van de situering van de terrassen wordt in de binnenstad wenselijk geacht. Voor de overige delen van Nieuwegein zijn geen overzichtskaarten toegevoegd. Het gaat hierbij met name om de delen Jutphaas en Vreeswijk, waar van oudsher al gebruik wordt gemaakt van terrassen. Op de meeste plekken is op de grond een markering aangebracht om de begrenzing van deze terrassen aan te geven. De situatietekeningen die bij de vergunningen zijn gevoegd, zijn uiteindelijk altijd leidend wat betreft de begrenzingen van de terrassen.

Mocht er een aanvraag worden ingediend voor het uitbreiden van een bestaand terras of voor een terras op een nog niet ingetekend of gemarkeerd gebied, dan zal per geval worden beoordeeld of een terras (of uitbreiding hierop) op de aangevraagde plek mogelijk en wenselijk wordt geacht.

3.2.1 Gebruik

Terrassen mogen het hele jaar door gebruikt worden. Van zondag tot en met donderdag mogen de terrassen tussen 9:00 en 23:00 uur gebruikt worden. Op vrijdag en zaterdag mogen de terrassen tussen 9:00 en 01.00 uur gebruikt worden. De openstelling van het terras kan worden aangescherpt, indien naar het oordeel van de burgemeester de woon- en leefsituatie in de omgeving van het terras op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Het verzoek om verruiming van de openingstijden van een terras, wordt per geval beoordeeld.

3.2.2 Veiligheid

Het spreekt voor zich dat het vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid nooit de bedoeling kan zijn om obstakels te plaatsen op de voor de rijbaan bestemde delen van de openbare weg. Voor de hulpdiensten moet te allen tijde een verbindingsweg tussen de ingang van het horecabedrijf en de openbare weg zijn van minimaal 4,5 meter breed, waarvan 3,25 meter verhard en minimaal 4,20 meter hoog gewaarborgd blijven. Eventuele afscheidingen e.d. moeten in geval van calamiteiten zoals bij brand direct verwijderd kunnen worden. Ook dient voldoende vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg gewaarborgd te worden, zodat uitwijken naar de rijbaan en daarmee verkeersonveiligheid voorkomen kan worden. Bij terrassen op trottoirs moet een begaanbare weg of een begaanbaar pad aanwezig zijn van ten minste 1,20 meter breed. Terrassen mogen geen belemmering vormen voor de toegang tot andere panden en etalages van winkels of nooduitgangen. Daarnaast dient het terrasmeubilair zoveel mogelijk uit brandwerend materiaal te bestaan. Parasols dienen inklapbaar te zijn en van vlamwerend materiaal te zijn gemaakt. De aanvraag wordt zorgvuldig aan de brandveiligheid getoetst.

3.2.3 Locatie

Er kunnen twee soorten terrassen worden onderscheiden: gevelterrassen en vrij liggende terrassen. Gevelterrassen mogen uitsluitend worden geplaatst tegen de voor- en/of zijgevel van het horecabedrijf, ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. De breedte van een gevelterras mag niet meer bedragen dan de breedte van de voor- of zijgevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. Indien zich binnen deze breedte een toegang/uitgang bevindt van bijvoorbeeld een bovenwoning, mag het gevelterras niet voor deze toegang/uitgang worden uitgestald. Terrassen vormen op deze manier geen belemmering voor de toegang tot andere panden (ook bovenwoningen), etalages van winkels en nooduitgangen van naastgelegen panden. De diepte van een gevelterras is afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte. De breedte en de diepte van vrij liggende terrassen zijn afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte. Deze hoeft niet beperkt te zijn tot de openbare ruimte voor de eigen deur. Een en ander geschiedt in overleg met de eigenaren/omwonenden van omliggende panden en wordt in de vergunning geregeld.

Een terras mag echter niet worden geplaatst voor een andere horecagelegenheid. Een horecabedrijf mag, als de openbare ruimte dat toelaat, beschikken over zowel een gevelterras als een vrij liggend terras. Mede met het oog op het rookverbod zullen horecagelegenheden wellicht voor hun gevel willen beschikken over een klein terras, terwijl voor de daadwerkelijke exploitatie een vrij liggend terras wenselijk is.

3.2.4 Uitstraling

De terrassen maken zowel ruimtelijk als functioneel een belangrijk onderdeel uit van de openbare ruimte. Het ligt niet voor de hand om één bepaald type terrasmeubilair voor alle horecagelegenheden voor te schrijven. Enige variatie in terrasmeubilair moet mogelijk blijven, zodat de eigen identiteit van de afzonderlijke horecagelegenheden niet verloren gaat. Witte kunststof kuipstoeltjes en witte kunststof tafels zijn echter niet toegestaan. Kleurgebruik en uitstraling dienen echter zo veel mogelijk onderling op elkaar afgestemd te worden. Zie ook ‘richtlijnen beeldkwaliteit Binnenstad Nieuwegein’, d.d. nov 2005. Besloten is om de richtlijnen, naast de binnenstad, tevens van toepassing te verklaren op andere gebieden waar gebruik wordt gemaakt van terrassen.

Op grond van het Activiteitenbesluit is de vergunninghouder verplicht zijn terras en de omgeving binnen een straal van 25 meter daarvan te allen tijde netjes en verzorgd te houden. Aan de terrasvergunning kunnen voorschriften worden verbonden die verband houden met bijvoorbeeld het plaatsen van afvalbakken.

Wat betreft terrasschermen gelden enkele nadere regels. Terrasschermen mogen niet hinderlijk of gevaarlijk zijn voor het verkeer. Beschutting, flexibiliteit en toegankelijkheid zijn belangrijke randvoorwaarden. Wat betreft vormgeving is terughoudendheid en transparantie uitgangspunt (minimaal de bovenste 50 centimeter dient van doorzichtig veiligheidsglas te zijn). De hoogte betreft maximaal 1.50 meter, tenzij in dit beleidsstuk anders is aangegeven.

Indien de naam van de onderneming op het transparante deel is weergegeven, dan dient maximaal 5% van het oppervlakte van dit deel kleurloos te zijn (gezandstraald). Bovendien is reclame (brouwers, frisdrank- en ijsproducenten etc.) op het transparante deel van het terrasscherm niet toegestaan. Tot slot is in het algemeen overheersende reclame op de terrasschermen niet toegestaan.

Wat betreft parasols is het niet toegestaan dat deze over de contouren van het vergunde terrasgedeelte hangen. Verder dient er terughoudend te worden omgegaan met het kleurgebruik en mag de naam van de onderneming op de parasol slechts maximaal 5% van de oppervlakte beslaan. Dit laatste geldt eveneens voor reclame-uitingen op de parasols (brouwers, frisdrank- en ijsproducenten etc.).

3.2.5 Muziek

Op het terras mag geen live- en/of mechanische muziek ten gehore worden gebracht, indien daarbij de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Ten behoeve van incidentele festiviteiten kan hierop maximaal 12 keer per jaar een uitzondering worden gemaakt, mits de vergunninghouder ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld. Afdeling 1 van hoofdstuk 4 van de Apv dient hiervoor in acht te worden genomen.

3.2.6 Constructieve bevestiging op de ondergrond

Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Nieuwegein elementen (windschermen, parasol e.d.) vast te maken aan de ondergrond c.q. het bestratingsmateriaal.

Elementen mogen niet definitief aan de ondergrond worden bevestigd, maar moeten op een of andere manier demontabel zijn. Dit is nodig om de mogelijkheid vrij te houden voor onderhoud aan en aanleg van bestrating, riolering, kabels en leidingen. Ook moet het mogelijk blijven de elementen op te ruimen als het terras voor langere tijd niet wordt gebruikt.

3.2.7 Overige voorschriften

·Ten aanzien van afval afkomstig van het terras in de directe omgeving ervan, zijn milieuvoorschriften van toepassing. Om schade aan het meubilair door onderhoudsvoertuigen te voorkomen heeft de terraseigenaar de verplichting om de ruimte van zijn terras tot een zone van 1 meter rondom het terras schoon te maken. (Tevens is artikel 2.13 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing).

Om schade aan het meubilair door onderhoudsvoertuigen te voorkomen, heeft de terraseigenaar de verplichting om voor de ruimte van zijn terras tot een zone van 1 meter rondom het terras zelf de gladheid te bestrijden.

  • ·

    Het gebruik van terrasverwarming is aan voorschriften verbonden.

  • ·

    De vergunninghouder is verplicht de schade te vergoeden die door het gebruik van de vergunning aan gemeente-eigendommen wordt toegebracht.

  • ·

    Het is niet toegestaan om zonder toestemming van de gemeente Nieuwegein boomvakken, die eigendom zijn van de gemeente, af te dekken met afdekmateriaal en/of daar terrasmeubilair of andere zaken op te plaatsen.

  • ·

    Indien de gemeente Nieuwegein in verband met de uitvoering van civieltechnische werken (zoals onderhoud en aanleg van bestrating, riolering, kabels en leidingen) over het terras moet kunnen beschikken, wordt de medewerking van de vergunninghouder gevraagd door het terras te ontruimen voor de periode dat dit, in verband met de uitvoering van civieltechnische werken, noodzakelijk is.

  • ·

    Tijdens evenementen is het niet zonder meer toegestaan een terras uit te stallen. In dergelijke gevallen dient het terras in omvang te worden aangepast of te worden verwijderd, zodanig dat het evenement kan plaatsvinden en de doorgang gewaarborgd is.

  • ·

    Wanneer een terras langere tijd niet gebruikt wordt (bijvoorbeeld in de wintermaanden), dienen alle meubilair en terrasschermen bij voorkeur inpandig te worden opgeslagen, dan wel uit de openbare ruimte te worden verwijderd.

  • ·

    De gegunde terrassen mogen door de ondernemer met markeringen worden begrensd, in overleg met de gemeente. Echter, de situatietekening welke onderdeel uit maakt van de vergunning, is uiteindelijk altijd leidend wat betreft de begrenzing van de terrassen.

3.2.8 Vreeswijk en Jutphaas

Voor terrassen in deze oude kernen gelden de volgende aanvullende regels:

  • ·

    Het is verboden zonder of in afwijking van een bouw- c.q. monumentenvergunning terrasverwarmingen te bevestigen aan gevels van rijksmonumenten, gevels van gemeentelijke monumenten en/of gevels van panden, die zich bevinden binnen de contouren van een beschermd dorpsgezicht;

  • ·

    Evenwijdig aan de watergang in Vreeswijk dient een beloopbare strook in acht te worden genomen van minimaal 1,25 meter vanaf de achterzijde van de kademuur;

  • ·

    Geen ‘vloerbedekking’ / vloerafdekking / vlonders etc. De terrasinrichting staat direct op het (openbare) maaiveld;

  • ·

    Het terrasmeubilair en terrasschermen kunnen (in de periode van het jaar dat het terras geëxploiteerd wordt) op een ordelijke wijze buiten blijven staan. Na sluitingstijd en indien het terras niet wordt geëxploiteerd, dient het terrasmeubilair binnen het terrasgebied op ordelijke wijze te worden neergezet.

3.2.9 Binnenstad

Een hoogwaardige levendige Binnenstad hangt onder meer samen met de kwaliteit van de openbare ruimte. Een goede programmering en afstemming van de verschillende gebruikers van een plein, een goede ruimtelijke kwaliteit en behoud daarvan zijn hierbij essentieel. Terrassen zijn een onderdeel van de buitenruimte.

De sfeer op en identiteit van een plein wordt onder meer bepaald door de kwaliteit van architectuur in de gevel, door de inrichting van de buitenruimte en door het gebruik van het plein. Daarbij kunnen soms tegenstrijdige belangen een rol spelen. Een plein heeft meerdere gebruiksdoeleinden. Het is van belang een goede balans te vinden in de gezelligheid, de functionaliteit, veiligheid en beheer.

Locatie

De Binnenstad is opgebouwd uit verschillende pleinen met een eigen karakter. Dit terrassenbeleid gaat specifiek over het Stadsplein, (Laag) Raadstede (samen Winkelplein genoemd) en de Markt. Het terrassenbeleid is gericht op concrete aanvragen en voorziene terraslocaties. Terrasaanvragen buiten de aangegeven locaties worden per geval beoordeeld. De locatie en afmetingen van het terras is situatie gebonden en onder andere afhankelijk van de toegankelijkheid voor hulpdiensten, openbare orde en veiligheid en de ruimte voor het publiek.

Op het moment van de totstandkoming van dit beleid wordt nog aan de Binnenstad ontworpen, ontwikkeld en gebouwd. Voor onder meer de Doorslagzone wordt te zijner tijd nadere regelgeving voor terrassen opgesteld.

Definities

Winkelplein: Het plein aan de Raadstede, met een verdiept deel (ook wel Laag Raadstede genoemd).

  • ·

    Verhoogd winkelplein: Het hoge deel van het winkelplein Raadstede.

  • ·

    Markt: Het verhoogde plein tussen de Schakelstede en de Passage.

  • ·

    Stadsplein: het gebied tussen het Stadshuis en het Theatercomplex.

  • ·

    Doorslagzone: Het gebied tussen het Stadshuis en de Stadsboulevard.

Constructieve bevestiging op de ondergrond

Delen van de openbare ruimte in de Binnenstad zijn gesitueerd op parkeergarages en/of (winkel)ruimten. Hiervoor worden nadere eisen gesteld ten aanzien van de (tijdelijke) bevestiging van eventuele elementen aan de ondergrond.

De volgende eisen gelden:

  • ·

    de constructie van een windscherm en andere elementen dienen door de gemeente te worden goedgekeurd;

  • ·

    in verband met de constructie van de ondergrond is het aanbrengen van een verankering niet toegestaan;

  • ·

    het aanbrengen van palen, voorgeboord in de verharding, is niet toegestaan in verband met waterdichtheid van de constructie;

  • ·

    de toepassing van alleen tuidraden, met een verankering aan de natuursteen door middel van bijvoorbeeld een ingeboord oog, is niet toegestaan.

Stadsplein

Het Stadsplein is een representatief plein waar zowel de entree van het Stadshuis, het Theatercomplex en de voetgangersuitgang van de parkeergarages aan liggen. Het plein biedt ruimte aan evenementen. Over het plein vindt onder meer expeditie van de winkels, theater en kunstencentrum en het Stadshuis plaats. Voor de expeditie zijn venstertijden opgesteld (zie hiervoor het verkeersbesluit dd. 25 januari 2012). Verschillende boomeilanden zorgen voor een kleurrijk beeld het hele seizoen door.

Terrassen dragen bij aan de identiteit van het Stadsplein. Uitgangspunt daarbij is dat terrassen gezamenlijk een geheel vormen, passend bij de maat van het plein en architectuur. Dit betekent dat kleurgebruik en uitstraling zo veel mogelijk onderling op elkaar afgestemd worden.

Algemene randvoorwaarden:

  • ·

    Terrassen dienen zich te bevinden binnen de door de gemeente aangegeven ruimten (zie ook kaartbijlage).

  • ·

    Het terrasmeubilair en terrasschermen kunnen (in de periode van het jaar dat het terras geëxploiteerd wordt) op een ordelijke wijze buiten blijven staan. Na sluitingstijd en indien het terras niet wordt geëxploiteerd, dient het terrasmeubilair binnen het terrasgebied op ordelijke wijze te worden neergezet.

  • ·

    Terrasschermen zijn toegestaan tot 4 meter vanuit de gevel, haaks op de gevel. In uitzondering op de algemene regel, is het op het Stadsplein toegestaan om terrasschermen te plaatsen van maximaal 2,10 meter hoog. Dit in verband met het ‘windtunneleffect’ ter plaatse, welke door middel van windtunnelonderzoeken is aangetoond.

  • ·

    Het gedeelte van de entreezone van het Stadshuis moet worden vrijgelaten in verband met de toegankelijkheid van het Stadshuis.

(Laag) Raadstede

De (Laag) Raadstede, ook wel het Winkelplein genoemd, heeft een hoog en een laag gedeelte (Raadstede en Laag Raadstede). Een halfronde trap, lift en roltrap verbinden de twee delen. Beneden ligt de toegang tot verschillende functies, zoals de parkeergarage, een aantal winkels en daghoreca.

De daghoreca aan de Laag Raadstede heeft op het moment van het opstellen van dit beleid een horeca-exploitatievergunning, inclusief terras. Deze vergunning is als terraslocatie, met de bijhorende afmetingen, overgenomen in dit beleid.

Algemene Randvoorwaarden:

  • ·

    Terrassen dienen zich te bevinden binnen de door de gemeente aangegeven ruimten (zie ook kaartbijlage).

  • ·

    Geen ‘vloerbedekking’ / vloerafdekking / vlonders etc. De terrasinrichting staat direct op het (openbare) maaiveld;

  • ·

    Geen terrasschermen of overige objecten toegestaan;

  • ·

    Na sluitingstijd en indien het terras niet geëxploiteerd wordt, dient het terrasmeubilair inpandig te worden opgeslagen, dan wel uit de openbare ruimte te worden verwijderd;

Raadstede/Noordstedeweg

Op de overgang Raadstede/Noordstedeweg is een terras mogelijk. Deze locatie aan de rand van het centrumgebied is een trekker voor het centrum. Door het talud en de bomen is de ruimte op een vanzelfsprekende manier verdeeld in een entreezone voor de Binnenstad (het oplopende maaiveld) en ontsluitings-/verblijfszone. Een terras vormt daardoor geen obstakel voor toegankelijkheid van het centrum. Wel moet de toegankelijkheid van de woningen-bedrijven aan de Raadstede en de doorgang naar de Ringstede gewaarborgd blijven.

De horecagelegenheid op de overgang Raadstede, heeft op het moment van het opstellen van dit beleid een horeca-exploitatievergunning, inclusief terras. Deze terraslocatie is met de bijhorende afmetingen overgenomen in deze beleidsnota.

Algemene Randvoorwaarden:

  • ·

    Terrassen dienen zich te bevinden binnen de door de gemeente aangegeven ruimten (zie ook kaartbijlage).

  • ·

    Geen ‘vloerbedekking’ / vloerafdekking / vlonders etc. De terrasinrichting staat direct op het (openbare) maaiveld;

  • ·

    Terrasschermen zijn toegestaan haaks op de gevel. Terrasschermen parallel aan de gevel zijn toegestaan, mits een opening aan deze zijde wordt aangebracht. Deze terrasschermen dienen maximaal transparant te worden uitgevoerd, zodanig dat het terras onderdeel is en blijft van de openbare ruimte. In uitzondering op de algemene regel, is het toegestaan om terrasschermen te plaatsen van maximaal 2,10 meter hoog. Dit in verband met het ‘windtunneleffect’ ter plaatse, welke door middel van windtunnelonderzoeken is aangetoond.

  • ·

    Het terrasmeubilair en terrasschermen kunnen (in de periode van het jaar dat het terras geëxploiteerd wordt) op een ordelijke wijze buiten blijven staan. Na sluitingstijd en indien het terras niet wordt geëxploiteerd, dient het terrasmeubilair binnen het terrasgebied op ordelijke wijze te worden neergezet.

Markt

De Markt is een representatief plein, waar horecagelegenheden met terrassen gesitueerd zijn, maar ook winkels. Het plein is verhoogd aangelegd om zo onder de Markt parkeergelegenheid te creëren en de auto’s aan het zicht te onttrekken. Er is een passage gecreëerd die een verbinding vormt tussen het winkelplein en de Markt. Verschillende boomeilanden zorgen voor een kleurrijk beeld.

Terrassen dragen bij aan de identiteit van de Markt. Uitgangspunt daarbij is dat terrassen gezamenlijk een geheel vormen, passend bij de maat van het plein, de architectuur en de representatieve ruimte.

Algemene randvoorwaarden:

  • ·

    Terrassen dienen gesitueerd te worden binnen de door de gemeente aangegeven ruimte (zie ook kaartbijlage);

  • ·

    Vloerbedekking / vloerafdekking / vlonders etc. zijn niet toegestaan. De terrasinrichting staat direct op het (openbare) maaiveld;

  • ·

    het terrasmeubilair en terrasschermen kunnen (in de periode van het jaar dat het terras geëxploiteerd wordt) op een ordelijke wijze buiten blijven staan. Na sluitingstijd en indien het terras niet wordt geëxploiteerd dient het terrasmeubilair binnen het terrasgebied op ordelijke wijze te worden neergezet.

  • ·

    Terrasschermen zijn niet toegestaan langs de vier grote entrees richting de Markt. Zie hiervoor de bijgevoegde kaart. Voor het overige zijn terrasschermen enkel toegestaan haaks op de gevel, niet parallel aan de gevel.

Vrij liggende terrassen

Van een vrij liggend terras is sprake als het terras van een horeca-inrichting wordt gescheiden door een voetgangers- of andere verkeersstrook. De terrassen in de middenzone van de Markt zijn vrij liggende terrassen. De exploitanten van de horeca-inrichtingen aan het plein kunnen op verzoek een vrij liggend terras in de middenzone toegewezen krijgen. Voorwaarde is wel dat de uiterste grens van dat terras niet verder ligt dan 25 meter van de betreffende horeca-inrichting (gemeten vanaf de toegangsdeur). Dit om een overzichtelijke indeling van de vrije terrassen te behouden ten opzichte van de bijbehorende horecagelegenheid. Het is wenselijk dat het betreffende terras niet te ver af ligt van de nabijgelegen horecagelegenheid.

In een strook voor vrij liggende terrassen is het mogelijk om meerdere terrassen te situeren behorende bij verschillende horeca-inrichtingen. Voor de vrij liggende terrasstroken groter dan 40 m2 (tot 50 m2) is het mogelijk om maximaal drie verschillende terrassen te creëren. Voor de vrij liggende terrasdelen kleiner dan 40m2 (groter dan 20m2) is het mogelijk om maximaal twee verschillende terrassen te creëren. Eén groot terras is eveneens een mogelijkheid. Een andere indeling is niet gewenst in verband met het aanzien en de toegankelijkheid. Indien er meerdere geïnteresseerden zijn, zullen de terrassen via een verlotingssysteem, uitgevoerd door een erkend notaris, worden verdeeld.

Een vergunning voor een vrij liggend terras wordt verstrekt voor een periode van 2 jaar. Dit in verband met de vele ontwikkelingen in de binnenstad, waarop geanticipeerd moet kunnen worden. Ten tijde van het schrijven van dit beleidsstuk is nog niet duidelijk hoeveel animo er is voor de vrij liggende terrasstroken en hoe de uiteindelijke verdeling zal gaan plaatsvinden. Ook zal moeten blijken of de plaatsaanduiding van de vrij liggende terrassen in de praktijk een werkbare situatie oplevert.

3.3 Geen exploitatievergunning nodig

Op grond van de Apv zijn winkels in de zin van de Winkeltijdenwet, die als nevenactiviteit een horecagedeelte hebben, uitgesloten van de vergunningplicht (artikel 2:28, vierde lid, Apv). Voor het horecagedeelte geldt dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet (vijfde lid). Dit geldt enkel voor zover hierbij geen terras wordt geëxploiteerd. Indien van dit laatste sprake is, dient alsnog een horeca-exploitatievergunning te worden aangevraagd.

Voor een aantal categorieën van kleinschalige horecagelegenheden, waar de openbare orde evident niet in het geding is, is geen vergunning nodig. Te denken valt aan tearooms of een ontbijthoekje bij de bakker etc. De gemeenteraad kan het toepassingsgebied verder beperken door het zesde lid van artikel 2:28 uit te breiden met andere categorieën van horecabedrijven waarvan lokaal geen overlast te verwachten is.

Voorts noemt artikel 28 zesde lid van de Apv dat het exploitatievergunningenstelsel niet geldt voor (voor zover hierbij geen terras wordt geëxploiteerd):

  • a.

    zorginstellingen en ziekenhuizen;

  • b.

    musea, theaters, bioscopen en andere inrichtingen voor vermaak, waarvan de horeca alleen tijdens reguliere openingstijden of rondom voorstellingen geëxploiteerd wordt;

  • c.

    kantines bij kerken, stichtingen, dorpshuizen etc. waarvan de horeca in eigen beheer is en niet verpacht;

  • d.

    stationsrestauraties en benzinepompen;

  • e.

    bedrijfsrestaurants en schoolkantines;

  • f.

    slijterijen;

  • g.

    koffiehuizen, ijssalons, tearooms of lunchrooms etc. voor zover deze behoren bij een (banket)bakkerij of broodjeszaak, dan wel inpandig of behorend bij een inrichting van andere aard, alwaar geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

3.4Horeca-exploitatievergunning in samenhang met Drank- enhorecavergunning

Voor de exploitatie van een horecabedrijf binnen de gemeente Nieuwegein waar uitsluitend alcoholvrije dranken worden verstrekt, is enkel een horeca-exploitatievergunning nodig. Voor de exploitatie van een horecabedrijf met alcoholverstrekking voor gebruik ter plaatse is een horeca-exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning nodig.

In artikel 2:28 lid 9 Apv is opgenomen dat een beslissing op een horeca-exploitatievergunning wordt aangehouden, totdat is beslist op de benodigde drank- en horecavergunning. In de praktijk is dit echter niet werkbaar gebleken. Zo kan het zijn dat een ondernemer in een deel van de horecagelegenheid nog bezig is met verbouwen om te voldoen aan de eisen van de drank- en horecavergunning, terwijl de betreffende ondernemer wel alvast een terras zou willen exploiteren (uiteraard zonder verstrekking van alcoholische dranken). Het betreffende artikel belemmert dit en is daarmee niet ondernemersvriendelijk. Voorgesteld wordt de Apv op dit punt te wijzigen en het genoemde lid van artikel 2:28 Apv te laten vervallen.

Beide vergunningen dienen altijd actueel te blijven. Alle wijzigingen, zoals wisseling van leidinggevenden, wijziging van ondernemingsvorm of uitbreiding terras/lokaliteit, dienen te worden doorgegeven aan de gemeente.

Daarnaast is het belangrijk dat de vergunningen altijd overeenkomen met de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Als de inschrijving bij de Kamer van Koophandel wordt gewijzigd zonder de vergunningen te wijzingen, vervallen deze vergunningen en mag het horecabedrijf niet geopend zijn.

Indien met een verbouwing het horecabedrijf groter of kleiner wordt gemaakt, dienen de vergunningen eveneens gewijzigd te worden. Tijdens deze aanvraag mag het horecabedrijf gewoon geopend blijven.

Waar in de praktijk tegen aan wordt gelopen, is het feit dat er twee wijzigingsaanvragen ingediend moeten worden (voor zowel de horeca-exploitatievergunning als de drank- en horecavergunning) indien er een wijziging plaatsvindt van leidinggevenden. Op beide vergunningen worden immers de actuele leidinggevenden genoemd. Dit is onpraktisch gebleken. Gepleit wordt voor een constructie met minder administratieve en financiële rompslomp. Derhalve wordt de beleidsnotitie op dit punt aangepast, met dien verstande dat in de horeca-exploitatievergunning enkel verwezen zal worden naar de leidinggevenden zoals genoemd op de drank- en horecavergunning. Bij een wijziging van leidinggevenden hoeft in dat geval enkel de drank- en horecavergunning gewijzigd te worden. De horeca-exploitatievergunning blijft op deze wijze actueel. Tevens zorgt dit ervoor dat de ondernemer niet twee maal een wijzigingsverzoek hoeft in te dienen en twee maal legeskosten hoeft te betalen.

Indien er enkel sprake is van een horeca-exploitatievergunning (en geen drank- en horecavergunning), dan dienen wel alle leidinggevenden in de horeca-exploitatievergunning opgenomen te worden.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Aantasting van het woon- en leefklimaat is een ontwikkeling die hoe dan ook niet geaccepteerd mag worden. Hoewel preventieve maatregelen (duidelijke voorschriften opnemen in een vergunning, knelpunten bespreken in horeca-overleg) er juist voor moeten zorgen dat de overlast tot een minimum wordt beperkt, is het tevens mogelijk om tot handhaving over te gaan.

Voor het toezicht en de handhaving van regels die voor horeca gelden, bestaan er zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijke instrumenten. Van strafrechtelijke handhaving is sprake indien een overtreding achteraf wordt “bestraft” via strafrechtelijke instrumenten. Het Openbaar Ministerie bepaalt daarbij of op basis van de constateringen door opsporingsambtenaren vastgelegd (al of niet) vervolging wordt ingezet. Van bestuursrechtelijke handhaving is sprake indien toezicht op de naleving wordt uitgevoerd of bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd. Het oogmerk van bestuursrechtelijk optreden is een zodanige prikkel te geven aan de overtreder dat deze (in de toekomst) niet meer overtreedt.

Bij handhaving van het horecabeleid gaat het om het gebruik van horecapanden, regelgeving en openbare orde. Ten aanzien van het gebruik van (horeca)panden gaat het voornamelijk om milieutechnische zaken en inrichtings- en zedelijkheidseisen. Voor wat betreft de regelgeving van de Drank- en Horecawet, Apv, Wet op de Kansspelen en inrichtings- en zedelijkheidseisen heeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor het toezicht en de handhaving van de regelgeving, naast de politie.

Het exploiteren van een horecabedrijf of terras is zonder de benodigde vergunning verboden. Zolang er geen vergunning is verleend dient het horecabedrijf of terras gesloten te blijven. Dit geldt ook in geval een bestaand horecabedrijf door een ander wordt overgenomen, de aard van het horecabedrijf is gewijzigd of alcohol verstrekt wordt in een alcoholvrij horecabedrijf. In al deze gevallen moet een nieuwe of wijzigingsvergunning worden aangevraagd. Daarnaast is exploitatie niet toegestaan indien de vergunning is ingetrokken of geweigerd.

Bij het niet naleven van de bij een verleende exploitatievergunning behorende voorschriften, beoordeelt de burgemeester op welke wijze wordt gesanctioneerd: bestuursdwang, dwangsom, intrekking vergunning. Bestuursdwang kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van het terras of horecabedrijf, of inbeslagname van bijvoorbeeld (geluids)apparatuur of terrasmeubilair. Daarnaast kan de burgemeester gelet op artikel 2:30 Apv, afhankelijk van de sluitingstijden die het horecabedrijf zelf hanteert, tijdelijk andere sluitingsuren vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen. Voordat de sanctie wordt opgelegd, zal in het algemeen eerst een waarschuwing zijn gegeven. Bij herhaling van overtreding wordt dan de sanctie opgelegd. Indien overtredingen zodanig ernstig van aard of omvang zijn, of binnen een jaar weer worden herhaald, zal direct de sanctie worden opgelegd.

4.1 Huidige controle

Op 1 februari 2013 is het gemeentelijk Handhavingsbeleid Drank- en Horecawet en horeca-exploitatie in werking getreden. Deze nota is opgesteld naar aanleiding van de vernieuwde Drank- en horecawet, welke per 1 januari 2013 is ingegaan. In de nota wordt in gegaan op toezicht, handhaving, risicoanalyse, prioriteitsstelling en de sanctiestrategie ten aanzien van de Drank- en horecaregelgeving. Tevens is in deze nota het toezicht en de handhaving van de horeca-exploitatievergunning meegenomen.

Naast de controle op bovenstaande punten, ziet de gemeente ook toe op naleving van bestemmingsplannen en milieuvoorschriften en treedt bij overtredingen handhavend op. Daarnaast is de Brandweer handhaver van het Gebruiksbesluit en gebruiksmeldingen.

Hoofdstuk 5: besluitvormingsproces

5.1 Aanvraag

Een vergunning moet schriftelijk bij de burgemeester van Nieuwegein worden aangevraagd. Hiervoor is een aanvraagformulier ontwikkeld. Bij de aanvraag dient tevens een situatieschets te worden gevoegd (1:100), (inclusief aanduiding van de functie van de ruimten en de oppervlakten). Daarnaast dient men een (digitale) kleurenfoto bij te voegen van het terrasmeubilair. Het Bibob-vragenformulier maakt tevens deel uit van de aanvraag.

Indien het gaat om een gedeeltelijke wijziging (aantal leidinggevenden, wijziging terras) kan worden volstaan met een wijzigingsaanvraag, waarvoor een apart formulier geldt.

5.2 Toetsing

De volledigheid van de aanvraag wordt getoetst aan de Apv van de gemeente Nieuwegein alsmede aan de beleidsregels zoals opgenomen in deze nota en aan de beleidsregels Wet Bibob. Indien de aanvraag onvolledig is wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een te stellen termijn (2 tot 4 weken) aan te vullen. Indien de aanvraag onvolledig blijft, wordt deze buiten behandeling gelaten.

5.3 Publicatie aanvraag

Bij een nieuwe of (wijzigings-) aanvraag wordt op de digitale gemeentepagina gepubliceerd dat de burgemeester een aanvraag heeft ontvangen voor een horeca-exploitatievergunning (incl. naam aanvrager, locatie). Gedurende twee weken kunnen door belanghebbenden zienswijzen worden ingediend.

5.4 Besluitvorming

Op een volledige aanvraag wordt binnen acht weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd (1:2 Apv). De bestaande termijn voor het verlenen van een vergunning of verlenging wordt ook verlengd met acht weken, wanneer de gemeente een onderzoek aanvraagt bij het bureau BIBOB. Dit kan nog één keer verlengd worden met vier weken.

Indien de aanvraag voldoet aan de Apv, het bestemmingsplan en deze beleidsregels en er positief door alle afdelingen/instanties is geadviseerd, zal de vergunning worden verleend. In alle andere gevallen wordt de vergunning (gedeeltelijk) geweigerd, tenzij de burgemeester het nodig oordeelt de hardheidsclausule toe te passen.

Indien niet tijdig wordt beslist, betekent het niet dat de vergunning verleend moet worden of automatisch is verleend.

5.5 Publicatie besluit

Na het nemen van een besluit op grond van de aanvraag van een vergunning vindt daarvan een publicatie plaats in het digitale gemeenteblad. Belanghebbenden kunnen daartegen binnen zes weken bezwaar aantekenen bij de burgemeester.

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht

Ten tijde van het schrijven van deze beleidsnotitie is gebleken dat nog niet ieder horecabedrijf binnen de Gemeente Nieuwegein beschikt over een horeca-exploitatievergunning. Vanaf de ingang van de vorige beleidsnota in 2011, waarmee de verstrekkingen van de integrale horeca-exploitatievergunning in gang werd gezet, is de gemeente gestart met het aanschrijven van horeca-ondernemers die niet in het bezit waren van een horeca-exploitatievergunning of enkel in het bezit waren van een terrasvergunning. Bij het verlenen van de exploitatievergunning zijn de op dat moment geldende terrasvergunningen ingetrokken.

Met de uitvoering van de beleidsnotitie uit 2011 is met name gestart in Vreeswijk, omdat daar een groot aantal horecabedrijven is gevestigd en vanwege het feit dat er veel terrasvergunningen in 2011 en 2012 zouden aflopen in dat gebied. Daarna is de gemeente zich gaan richten op het centrum in verband met de vernieuwingen die hier hebben plaatsgevonden, met veel nieuwe horecabedrijven tot gevolg. Nu dient de gemeente zich te richten op andere gebieden binnen Nieuwegein.

Verleende (terras)vergunningen worden ingetrokken bij het verlenen van een exploitatievergunning. Gelet op de jurisprudentie dient echter rekening te worden gehouden met overgangsrecht. Indien bijvoorbeeld een huidige terrasvergunning in strijd is met dit nieuwe beleid, en de huidige vergunning is gunstiger voor de vergunninghouder, dan moet er een redelijke periode gegeven worden om de feitelijke situatie aan te passen aan het nieuwe beleid. Als bijvoorbeeld kort geleden investeringen zijn gedaan, kan dit een reden zijn om een langere overgangsperiode te gunnen. Dergelijke gevallen zullen naar hun aard worden beoordeeld.

Eerst zullen de bedrijven die nog geen aanvraag hebben ingediend worden benaderd en worden verzocht om alsnog een aanvraag in te dienen. Blijft een ondernemer weigerachtig een aanvraag in te dienen, dan kan hiertegen handhavend worden opgetreden.

Indien de exploitatievergunning is verleend, kan handhavend opgetreden worden op nakoming van de voorschriften.