Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op het gebruik van (betaalde) parkeerplaatsen in het centrumgebied van Nijkerk

Geldend van 17-12-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 02-07-2009

Intitulé

Verordening op het gebruik van (betaalde) parkeerplaatsen in het centrumgebied van Nijkerk

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 27 mei 2003;

overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit vast te stellen de volgende Verordening op het gebruik van (betaalde) parkeerplaatsen in het centrumgebied van Nijkerk.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • A.

    RVV : het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26juli 1990, Stb. 459;

  • B.

    Motorvoertuig: Alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

  • C.

    Parkeren: Het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Dit op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet volgens een wettelijk voorschrift is verboden;

  • D.

    Houder: Degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • E.

    Parkeerapparatuur: Parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • F.

    Parkeerapparatuurplaats: Een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • G.

    Specifieke vergunninghoudersplaats: Een parkeerplaats die a) Is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of b) Gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    Vergunning: Een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen specifieke vergunninghoudersplaatsen;

  • I.

    Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • J.

    Straatgedeelten: Een (deel van een) straat, plein, terrein of zone.

Artikel 2 Aanwijzing weggedeelten

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij :

    • a)

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan;

    • b)

      het maximum aantal uit te geven vergunningen per straatgedeelte aangeven.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op een specifieke vergunninghoudersplaats, een parkeerapparatuurplaats.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze:

    • a)

      woont in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of mede door vergunningshouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b)

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of mede door vergunningshouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 3. Een vergunning wordt voor ten hoogste vijf kalenderjaren verleend;

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen aangaande de vergunningverlening;

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen regels geven omtrent:

    • a)

      het aanvragen en verlenen van een vergunning;

    • b)

      de eisen waaraan een aanvrager van een vergunning aan moet voldoen;

    • c)

      het aantal per adres te verlenen vergunningen, alsmede het aantal op vergunningen te vermelden kentekens;

    • d)

      het aantal per bedrijf uit te geven vergunningen, als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub b;

    • e)

      de wijze waarop het belang van het gebruik voor uitoefening van het beroep of bedrijf door aanvrager moet aangetoond;

    • f)

      de behandeling en afhandeling van aanvragen van een vergunning;

    • g)

      de berekening van de verschuldigde parkeerbelasting voor vergunningen welke in de loop van een jaar, dan wel voor een deel van een jaar worden aangevraagd;

    • h)

      de uitgifte van vergunningen in bijzondere gevallen.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één of meer van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 7. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan twee of meer in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 8. Burgemeesters en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Vergunningintrekking of -wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen;

  • a)

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b)

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waar voor de vergunning is verleend, heeft verlaten of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf heeft beëindigt;

  • c)

    wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant was voor het verlenen van de vergunning;

  • d)

    wanneer in het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e)

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f)

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g)

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 5

Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een specifieke vergunninghoudersplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a)

    zonder vergunning;

  • b)

    zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

  • c)

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

Artikel 6

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast.

Artikel 7

De Parkeerverordening 1993, laatstelijk gewijzigd in 1997, 20 december 2001 en 19 december 2002 worst geldig verklaard tot de in artikel 8 genoemde datum en wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 8 genoemde datum van ingang.

Artikel 8

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2003.

  • 2. Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2001 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Artikel 9

Deze verordening kan aangehaald worden als: “Parkeerverordening gemeente Nijkerk 2003”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

3 juli 2003,

de griffier

F.E. CONTANT

de voorzitter

B. VRIES