Regeling vervallen per 01-01-2020

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie

Geldend van 02-05-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie

Het college van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van 3 september 2013,

gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Nijkerk en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de volgende Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

Aanvrager

Een instelling die reguliere dagdelen peuteropvang en/of VVE peuterplaatsen aanbiedt en die gevestigd is in de gemeente Nijkerk en geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang.

College

Het college van burgemeester en wethouders.

Doelgroepkind VVE:

Een kind met een (dreigende) achterstand op het gebied van taal, rekenen, sociaal-emotionele en/of motorische ontwikkeling dat een indicatie heeft vanuit het consultatiebureau voor het volgen van VVE.

Gecertificeerde leidster:

Een leidster die voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en die in het bezit is van een VVE certificaat of een bewijs van een afgeronde VVE module

Kinderdagopvang:

Aanbod kinderopvang vanuit een landelijk geregistreerd kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs volgen.

Kinderopvang:

Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Kinderopvangtoeslag:

Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

Landelijk register kinderopvang (LRK):

Het register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Peuterarrangement:

Een arrangement voor kinderen vanaf 2 jaar tot de eerste dag dat zij de basisschool bezoeken, gericht op ontwikkelingsstimulering, voorbereiding op de basisschool en ouders in staat stellen om arbeid en zorg te combineren.

Peuteropvang:

Aanbod kinderopvang van 2,5 tot 3,5 uur per dagdeel vanuit een landelijk geregistreerd kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor kinderen vanaf 2 jaar tot de eerste dag dat zij de basisschool bezoeken.

Regulier dagdeel peuteropvang:

Een aanbod peuteropvang gedurende 2,5 tot 3,5 uur per dag, gedurende 40 weken per jaar.

Voorschoolse educatie (VVE):

Maatregelen gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden voor kinderen vanaf 2 jaar tot de eerste dag dat zij de basisschool bezoeken, waarbij gecertificeerde leidsters werken met een VVE programma en dat is geregistreerd als voorschoolse educatie op grond van artikel 6, lid j van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

VVE peuterplaats:

Een aanbod voorschoolse educatie gericht op doelgroepkinderen VVE van tenminste vier dagdelen of tenminste 10 uren per week op tenminste twee verschillende dagen gedurende tenminste 40 weken per jaar.

VVE programma:

Een integraal voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, spraaktaalontwikkeling, spelontwikkeling, ontluikende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid. Dit programma is bedoeld voor kinderen vanaf 2 jaar tot de eerste dag dat zij de basisschool bezoeken.

Hoofdstuk II De subsidieverlening

Artikel 2 Doel van de subsidieverlening

  • 1. Via de subsidiëring van VVE peuterplaatsen zorgt het college voor een voldoende en kwalitatief goed aanbod van voorschoolse educatie, zodat doelgroepkinderen via een VVE programma met een zo klein mogelijke achterstand aan het basisonderwijs beginnen.

  • 2. Via de subsidiëring van reguliere dagdelen peuteropvang zorgt het college ervoor dat kinderen vanaf 2 jaar tot het moment dat zij de basisschool bezoeken, gebruik kunnen maken van een peuterarrangement, en dus gestimuleerd worden in hun ontwikkeling, ongeacht of ouders wel of niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

De aanvrager van een subsidie voor voorschoolse educatie voldoet aan:

  • -

    de kwaliteitseisen van artikel 1.50.b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

  • -

    het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en

  • -

    de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Artikel 4 Tijdvak van subsidieverlening

Het college verleent de subsidie voor de periode van één kalenderjaar.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:

  • 1.

    De instelling die de subsidie aanvraagt, niet is opgenomen in het LRK.

  • 2.

    Niet wordt voldaan aan de verplichtingen in artikel 3 van deze subsidieregeling.

  • 3.

    De hiervoor benodigde middelen niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

Artikel 6 Grondslag voor de subsidieberekening

  • 1. De grondslag voor de subsidie is het aantal bezette reguliere dagdelen peuteropvang en/of VVE peuterplaatsen met een maximum aantal dagdelen c.q. plaatsen per aanvrager, zoals bedoeld in artikel 9 van deze subsidieregeling.

  • 2. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van twee variabelen: wel of geen VVE en wel of geen recht op kinderopvangtoeslag, zodat vier varianten ontstaan: Variant 1: VVE peuterplaats zonder recht op kinderopvangtoeslag; Variant 2: VVE peuterplaats met recht op kinderopvangtoeslag; Variant 3: regulier dagdeel peuteropvang zonder recht op kinderopvangtoeslag; Variant 4: regulier dagdeel peuteropvang met recht op kinderopvangtoeslag.

  • 3. In aanvulling op variant 2 geldt voor de peuteropvang een compensatie voor het gratis aanbieden van een derde en vierde dagdeel.

  • 4. Het is niet toegestaan om een regulier dagdeel peuteropvang aan te bieden in combinatie met of in aanvulling op een regulier dagdeel kinderdagopvang op dezelfde dag.

  • 5. In bijlage 1 bij deze subsidieregeling staan de subsidiebedragen per variant. Het college kan besluiten deze subsidiebedragen jaarlijks per 1 januari aan te passen.

Artikel 7 De ouderbijdrage

  • 1. Bij de vaststelling van de subsidiebedragen is rekening gehouden met een ouderbijdrage die wordt geïnd door de aanbieder van de peuteropvang.

  • 2. Het college stelt jaarlijks voorafgaand aan het kalenderjaar de hoogte van de ouderbijdrage vast voor de peuterplaatsen die vallen onder variant 1, zolang dit wettelijk nog niet is geregeld. Deze ouderbijdrage is gelijk aan de bijdrage die ouders op grond van de Wet kinderopvang zouden moeten betalen indien ze de maximale toeslag ontvangen.

  • 3. Bij de peuteropvang is de ouderbijdrage voor variant 2 voor de eerste twee dagdelen inkomensafhankelijk. Voor dagdeel 3 en 4 betalen deze ouders geen ouderbijdrage.

  • 4. De aanbieder van peuteropvang kan de hoogte van de ouderbijdrage voor reguliere dagdelen peuteropvang zonder recht op kinderopvangtoeslag (variant 3) zelf vaststellen.

  • 5. De hoogte van de ouderbijdrage voor variant 4 is inkomensafhankelijk.

Artikel 8 De subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag voor subsidie peuteropvang moet worden ingediend vóór 1 mei voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. De aanvraag vermeldt de gegevens die het college nodig oordeelt om de aanvraag te kunnen beoordelen. Indien een aanvraagformulier is vastgesteld, dient voor de aanvraag gebruik te worden gemaakt van dit formulier.

  • 3. Bij de aanvraag moet worden overgelegd:

    • -

      registratienummer LRK, naam en adresgegevens van de instelling en de locaties;

    • -

      een motivering van de aanvraag;

    • -

      het aantal reguliere dagdelen peuteropvang waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • -

      het aantal VVE peuterplaatsen waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • -

      een exploitatiebegroting voor het subsidiejaar, waaruit de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend zijn te herleiden. Deze begroting moet voorzien zijn van een toelichting;

    • -

      een werkplan voor het subsidiejaar waarin de te leveren prestaties worden beschreven.

  • 4. Bij een eerste subsidieaanvraag van een instelling moeten daarnaast worden overgelegd:

    • -

      De statuten of het reglement van de instelling;

    • -

      Een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • -

      De exploitatiebegroting over het lopende jaar, voorzien van een toelichting;

    • -

      De laatste jaarrekening en jaarverslag van de instelling.

Artikel 9 Het subsidiebudget

Het college bepaalt jaarlijks het maximale aantal reguliere dagdelen peuteropvang dat voor subsidiëring in aanmerking komt. Dit maximale aantal komt, mits bezet, voor subsidie in aanmerking ongeacht de verdeling van deze dagdelen peuteropvang over variant 3 en 4 die in artikel 6, tweede lid, genoemd worden.

Artikel 10 De subsidieverlening

  • 1. Het college neemt een besluit op de subsidieaanvraag en maakt dit besluit aan de aanvrager bekend vóór 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Bij de subsidieverlening kunnen door het college nadere verplichtingen worden opgelegd.

  • 3. Bij de subsidieverlening wordt bepaald hoe de bevoorschotting plaatsvindt, het aantal termijnen en de wijze van betaling.

Hoofdstuk III De subsidievaststelling

Artikel 11 De verantwoording

  • 1. De ontvanger van een subsidie dient vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, voorzien van onder meer de volgende stukken:

    • -

      de jaarrekening voorzien van een accountantsverklaring;

    • -

      een overzicht van het aantal daadwerkelijk bezette VVE peuterplaatsen en reguliere dagdelen peuteropvang per maand, uitgesplitst naar de vier varianten;

    • -

      een inhoudelijke en financiële verantwoording van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend;

  • 2. Daarnaast beschikt de subsidieontvanger over de volgende bewijsstukken in zijn eigen administratie:

    • -

      Van alle peuters die een VVE peuterplaats bezetten indicatieformulieren van het consultatiebureau;

    • -

      Van ouders die aangeven geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag een ondertekende ouderverklaring en een IB-60 verklaring van de Belastingdienst.

  • 3. Indien gewenst kan het college de gegevens uit het tweede lid bij de subsidieontvanger opvragen.

  • 4. Het college kan formulieren vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

  • 5. Het college kan nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

Artikel 12 Toetsing van de verantwoording

Voor het eind van het kalenderjaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, stelt het college de subsidie vast.

Hoofdstuk IV Slot en overgangsbepalingen

Artikel 13 Citeertitel

Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als ‘Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie’.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 15 Overgangsbepalingen subsidieverlening 2014

  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 8, eerste lid, moet de aanvraag voor subsidieverlening voor het jaar 2014 worden ingediend vóór 15 oktober 2013.

  • 2. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 augustus 2014 wordt een compensatie toegekend van maximaal € 1.150 voor een groep peuteropvang met 14 kinderen die voldoet aan de beroepskracht-kind-ratio van de kinderdagopvang. Per maand is dit € 143,75.

  • 3. Op deze compensatie kan een beroep worden gedaan vanaf de maand dat voldaan wordt aan de beroepskracht-kind-ratio van 1 leidster op 7 kinderen voor kinderen vanaf 2 jaar.

  • 4. Indien een groep bestaat uit 7 kinderen dan worden de bedragen uit het tweede lid gehalveerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 3 september 2013.

De secretaris, De burgemeester,

mevrouw mr. M.D. Haalstra de heer mr. drs. G.D. Renkema

Bijlage 1 Subsidiebedragen

Met ingang van 1 januari 2014 zijn de subsidiebedragen als volgt:

Variant

Omschrijving

Subsidie-bedrag

Aantal dagdelen of aantal uren

1

VVE peuterplaats zonder recht op kinderopvangtoeslag

€ 3.430

4 dagdelen of minimaal 10 uur

2

VVE peuterplaats met recht op kinderopvangtoeslag

Compensatie gratis 3e en 4e dagdeel bij peuteropvang

€ 830

4 dagdelen of minimaal 10 uur

€ 1.420

3

Regulier dagdeel peuteropvang zonder recht op kinderopvangtoeslag

€ 550

1 dagdeel van

2,5 tot 3,5 uur

4

Regulier dagdeel peuteropvang met recht op kinderopvangtoeslag

€ 150

1 dagdeel van

2,5 tot 3,5 uur

Een VVE peuterplaats bestaat uit 4 dagdelen of tenminste 10 uren per week op tenminste twee verschillende dagen gedurende tenminste 40 weken per jaar.

Een regulier peuterdagdeel is een aanbod peuteropvang van 2,5 tot 3,5 uur gedurende 40 weken per jaar.

Overgangsregeling 1 januari tot en met 31 augustus 2014 voor de Beroepskracht-Kind-Ratio (BKR)

Voor de periode van 1 januari tot en met 31 augustus is een compensatieregeling van kracht voor de BKR. Vanaf de maand dat een groep voldoet aan de BKR voor kinderdagopvang van peuters (1 leidster op 7 kinderen) dan kan deze compensatie gefactureerd worden. De te factureren bedragen staan in de laatste kolom vermeld.

Aantal kinderen per groep

Maximale compensatie

Per maand

7

€ 575

€ 71,88

14

€ 1.150

€ 143,75