Regeling vervallen per 16-12-2016

Haven- en Kadeverordening 2013

Geldend van 03-07-2013 t/m 15-12-2016

Intitulé

Haven- en Kadeverordening 2013

§ 1 Algemene begripsomschrijvingen

Bij de Haven- en Kadeverordening 2013 horen de volgende bijlagen:

  • -

    Ligplaatsenkaart 2013

  • -

    De notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken, gemeente Nijmegen, maart 2013

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de in de Binnenvaartwet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Rijnvaartpolitiereglement en de Algemene Plaatselijke Verordening gegeven definities verstaat deze verordening onder:

a.Openbaar water

Alle wateren binnen de gemeente Nijmegen die al of niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk of bevaarbaar zijn.

b.Haven

De wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart en/of woonboten openstaan, te weten:

  • -

    de Waalhaven;

  • -

    de Kanaalhavens;

  • -

    de Lindenberghaven;

  • -

    't Meertje.

Zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2013).

  • c.

    Kade

    • -

      de kaden langs een haven;

    • -

      de kaden langs het Maas- en Waalkanaal;

    • -

      het kadegedeelte langs de Waal.

Tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2013).

d.Laad- en losplaats

De plaatsen aan de Kanaalhavens, aan het Maas-Waalkanaal zoals weergegeven op de kaart behorende bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2013).

e.Havenmeester

Door het college als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diensplaatsvervanger;

f.G ezagvoerder

Degene die het gezag voert over een schip;

g.S chip

Zeeschip of binnenschip;

h.B innenschip

Vaartuig dat is bestemd voor de vaart op de binnenwateren of op dienovereenkomstige buitenlandse wateren en een drijvend werktuig;

i.Z eeschip

Schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document – afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven – waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

j.P leziervaartui g

Een schip, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik dan wel voor het beoefenen van de watersport.

k.B edrijfsvaartuig

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal- culturele activiteiten.

l.Passagiersschip

Een schip dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van ten minste twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten.

m.H istorisch schip

Een varend schip of woonschip dat recent een positieve beoordeling van de betreffende behoudsorganisatie voor historische schepen heeft gekregen en/of door het college eveneens als behoudenswaardig wordt beoordeeld;

n.W oonboot

Een woonschip of woonark;

o.W oonschip

Een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren;

p.W oonark

Een woonboot dat geen (voormalig) schip is maar specifiek als waterwoning ontworpen is. Een object op een vierkante stalen of betonnen ponton te water, geen vaartuig zijnde, dat wordt gebruikt als woonverblijf en dat uit hoofde van deze functie in grote mate plaatsgebonden is;

q.Vervanging w oonbo ot of bedrijfsvaartuig

Er is sprake van vervanging wanneer de huidige woonboot of bedrijfsvaartuig wordt verwijderd en op dezelfde plek een andere woonboot respectievelijk bedrijfsvaartuig wordt afgemeerd.

r.Verbouwing w oonboo t of bedrijfsvaartuig

Er is sprake van verbouwing wanneer werkzaamheden of veranderingen aan een woonboot of bedrijfsvaartuig de uiterlijke staat van de woonboot respectievelijk bedrijfsvaartuig wijzigen zoals wijzigingen in afmetingen, vlakverdeling, kleurstelling of materiaalgebruik.

s.Onderhoud schip, vaartuig, w oonboot of bijbehorende voorzieningen

Werkzaamheden die worden gedaan om een schip, vaartuig, woonboot of bijbehorende voorzieningen te behouden en niet vallen onder het verrichten van herstellingswerkzaamheden genoemd in artikel 4.4. Voorbeelden van onderhoud zijn schilderwerk in bestaande kleurstelling en vervanging van kozijnen door identieke kozijnen.

t.Bijbehorende voorzieningen

Zaken zonder welke het gebruik van een woonboot of bedrijfsvaartuig niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank of loopbrug;

u.Bijboot:

Een klein vaartuig dat behoort bij een woonboot of bedrijfsvaartuig en bestemd en geschikt is voor onderhoud of het kunnen bereiken van de woonboot of bedrijfsvaartuig;

v.L igplaats nemen

Het gedurende langere tijd, waaronder tenminste de periode tussen zonsondergang en zonsopgang afgemeerd hebben van een vaartuig in openbaar water of dat gedeelte van het openbaar water dat gebruikt mag worden voor het afmeren van een vaartuig;

w.Gevaarlijke stoffen

Stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnenopleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG),

het Reglement vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG), danwel in het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN), alsmede elke andere

stof die door het college als gevaarlijke stof is aangewezen en bekendgemaakt.

x.Passantensteiger

De in de Lindenberghaven gelegen steiger, bestemd voor het kortstondig afmeren vanpleziervaartuigen.

y.Schoonmaken

Elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, schoon- of droogmaken vanruimten van een vaartuig, die ladingresten van een onverpakte vloeibare gevaarlijke stofbevatten of laatstelijk hebben bevat.

z.Gasvrijcertificaat

Een door een gasdeskundige afgegeven certificaat waaruit blijkt dat de ruimte binnen de ladingszone van een schip die ladingresten van een onverpakte gevaarlijke stof bevatten of laatstelijk hebben bevat, voldoende zijn schoongemaakt.

aa.Gasdeskundige

Een door de havenmeester als zodanig aangewezen deskundige.

bb.College

College van burgemeester en wethouders van Nijmegen;

cc.Autoafzetp laats

Voorziening die de mogelijkheid biedt een auto van en aan boord te zetten, aangegeven op de kaart behorende bij deze verordening (Ligplaatsenkaart 2013).

dd.ISPS code

International Ship and Port Facility Security Code

ee.AD N

Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.

ff.VBG

Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

gg.Haalkom

Een voorziening in een sluis- of kademuur waaraan binnenschip kan vastmaken.

hh.Meerpot

In de bestrating van de kade aangebrachte, meestal stalen, kom met dwarsstang.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing in de havens, los- en laadplaatsen in de gemeente en alle tot de haven behorende kunstwerken.

  • 2. Deze verordening is tevens van toepassing op schepen en woonboten die buiten een haven doch binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan kaden, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in publiekrechtelijk beheer bij de gemeente.

  • 3. De bepalingen in deze verordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover hetzelfde onderwerp niet in hogere regelgeving met hetzelfde motief uitputtend is geregeld.

§ 2 Algemene bepalingen omtrent vergunningen, ontheffingen en aanwijzingen

Artikel 1.3 Indienen aanvraag

  • 1.

    Het college kan voor het indienen van een aanvraag om vergunning of ontheffing op grond van deze verordening een formulier vaststellen. Als dan wordt voor het indienen van een aanvraag van een dergelijk formulier gebruik gemaakt.

  • 2.

    Een aanvraag om ontheffing of vergunning kan mondeling bij de havenmeester wordeningediend in spoedeisende gevallen en/of indien het een eenmalige gedraging of handeling van korte duur betreft.

Artikel 1.4 Besluit

  • 1. Een besluit op aanvraag om ontheffing of vergunning op grond van deze verordening geschiedt schriftelijk, maar kan mondeling geschieden indien het betrekking heeft op een spoedeisend geval en/of op een handeling c.q. gedraging van korte duur.

  • 2. Het college neemt na ontvangst van een aanvraag binnen acht weken een besluit.

  • 3. Het college kan het besluit met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1.5 Vergunningen en ontheffingen

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden verleend.

  • 2.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden terbescherming van de belangen, die ten grondslag liggen aan de betreffende bepalingen.

3.De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, vaartuiggebonden, haven- of kadegebonden of anderszins zaakgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.6 Weigering vergunning of ontheffing

Het college kan - afgezien van de gronden die in de afzonderlijke bepalingen worden genoemd - een aanvraag om vergunning of ontheffing weigeren wegens:

  • a.

    strijd met de belangen die aan de specifieke bepalingen ten grondslag liggen;

  • b.

    strijd met het bestemmingsplan;

  • c.

    strijd met de beleidsvisie Haven en Kades: ”W erk aan het water .

Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing

Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    van de ontheffing of vergunning geen gebruik wordt gemaakt;

  • c.

    zich na het verlenen van de vergunning of ontheffing zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat, indien deze feiten of omstandigheden ten tijde van de verlening bekend waren geweest, de vergunning of ontheffing niet of niet in die vorm zou zijn verleend;

  • d.

    de aan de vergunning of ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet worden nageleefd;

  • e.

    indien hierom door of namens de houder wordt verzocht.

Artikel 1.8 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan aanwijzingen geven in het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid en het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie de aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 2.1 Meldingsplicht

De gezagvoerder is verplicht om, zodra hij met zijn schip een haven wil binnenvaren of ligplaats wil

nemen anders dan aan de passantensteiger, zich bij de havenmeester te melden.

Artikel 2.2 Verbod tot het nemen van ligplaats

Het is verboden bij het ligplaats nemen een andere plaats in te nemen dan door de havenmeester is aangewezen.

Artikel 2.3 Algemene afmeerregels

  • 1. De schipper of vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat zijn schip, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk en behoorlijk is afgemeerd. Hij mag daarbij de vlotte en veilige doorvaart niet belemmeren.

  • 2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde afmeermiddelen of aan de schepen, die aan zodanige voorwerpen zijn vastgemaakt.

Artikel 2.4 Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden

Het is verboden een schip op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats,expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schipgebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf of indien gehandeld wordt met vergunning van

het college.

Artikel 2.5 Laden en Lossen

Laden en lossen is enkel toegestaan als de voortstuwing en/of kopschroef niet in werking zijn gesteld.

Artikel 2.6 Gebruik van anker of spudpaal-systeem

  • 1. Het is de gezagvoerder van een schip verboden:

    • a.

      een anker of spudpaal-systeem te gebruiken om een schip te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ter anker te gaan of ten anker te liggen;

    • d.

      af te meren met gebruik van een spudpaal-systeem.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt:

    • a.

      ter voorkoming van aanvaring of aandrijving;

    • b.

      met ontheffing of op aanwijzing van de havenmeester.

Artikel 2.7 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers

  • 1. Het is de gezagvoerder van een schip verboden de voortstuwers en zijstuwers te gebruiken:

    • a.

      indien het schip aan de grond zit;

    • b.

      indien het schip gemeerd ligt, tenzij dit geschiedt meteen na aankomst en vertrek.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met een verleende ontheffing van de havenmeester.

Artikel 2.8 Zeilschepen, zeilplanken, waterskiën

  • 1. Het is verboden in de haven een vaartuig uitsluitend door middel van zijn zeil voort te bewegen indien het vaartuig over een motor beschikt.

  • 2. Het is verboden in de haven te varen met een zeilplank of een waterjetski.

  • 3. Het is verboden in de haven een waterskiër voort te bewegen dan wel zich op waterski's voort te bewegen of te doen voortbewegen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 2.9 Gebruik walstroom

Het is schippers verboden gebruik te maken van scheepsgeneratoren indien gebruik kan worden gemaakt van een aanwezige walaansluiting voor stroomgebruik (walstroom).

Artikel 2.10 Ligplaats in de Lindenberghaven

  • 1. Algemeen:

    • a.

      Bij hoog- en laagwater, alsmede bij calamiteiten en onveilige situaties dient de gezagvoerder de aanwijzingen van de havenmeester terstond op te volgen en de toegewezen ligplaats eventueel te verlaten. Voor een alternatieve ligplaats dient de gezagvoerder zelf zorg te dragen.

    • b.

      Het is verboden om gebruik te maken van scheepsgeneratoren, de gezagvoerder dient gebruik te maken van de aanwezige walaansluiting voor stroomgebruik.

  • 2. Passantensteiger:

    • a.

      Het is aan gezagvoerders van andere schepen dan pleziervaartuigen en van pleziervaartuigen langer dan 15 meter verboden om zonder ontheffing van het college gebruik te maken van de ligplaatsen aan de passantensteiger.

    • b.

      Het is verboden zonder ontheffing van het college langer dan 48 uur zonder onderbreking van de passantensteiger gebruik te maken. De onderbreking moet tenminste 24 uur bedragen.

    • c.

      Het is verboden zonder ontheffing van het college ligplaats te nemen aan het gedeelte van de passantensteiger dat door de havenmeester met borden is gereserveerd.

      3.Steiger 1:

    • a.

      Het is aan gezagvoerders van andere schepen dan pleziervaartuigen, passagiersschepen en schepen langer dan 45 meter verboden om zonder ontheffing van het college gebruik te maken van ligplaatsen aan Gemeentesteiger 1 (zie Ligplaatsenkaart 2013).

    • b.

      Duur van het ligplaats nemen aan de Gemeentesteiger 1 wordt in overleg met de havenmeester bepaald.

  • 4. Historische schepen:

    • a.

      (Historische) schepen kunnen gedurende de periode oktober tot en met maart in overleg met de havenmeester ligplaats innemen aan de passantensteiger.

    • b.

      Bij uitbreiding van ligplaatsen voor historische schepen of museumschepen kunnen deze schepen gedurende het jaar in de Lindenberghaven liggen met uitzondering van de passantensteiger.

Artikel 2.11 Invaart Waalhaven

Het is verboden om zonder ontheffing van de havenmeester met een schip breder dan 9,50 meter de Waalhaven in of uit te varen.

Artikel 2.12 Autoafzetplaats

Het is aan gezagvoerders van binnenschepen verboden om zonder toestemming van de havenmeester langer dan 15 minuten ligplaats te nemen aan de autoafzetplaats voor het van en aan boord zetten van een auto en/of bemanning.

Artikel 2.13 Zeescheepvaart

Voor het afhandelen van zeeschepen moet voldaan worden aan de bepalingen in de nationale wetgeving (havenbeveiligingswet).

Artikel 3.1 Gebruik van (verkeers)objecten

  • 1. Het is verboden om meerboeien en tonnen in het openbaar water, alsmede tekens, lantaarnpalen, bomen of soortgelijke objecten in de openbare ruimte voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 2. Het is verboden om meerpotten, haalkommen, bolders, palen en andere voor het afmeren bestemde voorwerpen en objecten voor een ander doel te gebruiken.

  • 3. Het college kan aan het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.2 Verkeerstekens

Artikel 3.2  Verkeerstekens Het college kan in het belang van de orde en veiligheid in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en die tekens voorzien van nadere aanduidingen.

Artikel 3.3 Verbod om stil te liggen of te laden en te lossen

Het is verboden zonder ontheffing van het college met een schip stil te liggen of te laden en te lossen in een haven op andere dan de daarvoor bestemde of aangegeven ligplaatsen.

Artikel 3.4 IJsbreken

Het is verboden zonder ontheffing van het college met een vaartuig in een haven of langs een steiger, kade of laad- en losplaats ijs te breken.

Artikel 3.5 Opvolgen aanwijzingen havenmeester

De gezagvoerder is op aanwijzing van de havenmeester verplicht:

  • a.

    zijn schip naar een andere ligplaats te brengen;

  • b.

    te gedogen dat schepen op de zijde van het zijne liggend aan zijn schip wordt afgemeerd of over zijn schip toegang naar of van de wal wordt verleend;

  • c.

    te gedogen dat trossen en lijnen van een schip dat in een haven verhaald wordt, aan het zijne worden vastgemaakt;

  • d.

    er voor zorg te dragen, dat een goede en veilige afloop is zeker gesteld.

Artikel 3.6 Gedoogplicht ligplaats schepen voor bedrijven

  • 1. Ieder bedrijf dat aan een haven of een kade is gevestigd, moet gedogen dat schepen aan de aan zijn vestiging grenzende kade of oever ligplaats nemen, indien dat door de havenmeester als noodzakelijk wordt geoordeeld.

  • 2. Wanneer twee of meer schepen gelijktijdig bij twee aangrenzende bedrijven moeten laden en/of lossen en een of meer vaartuigen daarbij gedeeltelijk voor het aangrenzende bedrijf ligplaats moeten nemen, wordt bij het schip dat het eerst ligplaats heeft genomen ook het eerst met laden en/of lossen begonnen en dient het schip dat bij het aangrenzende bedrijf moet laden en/of lossen, te wachten tot het eerste schip met het laden en/of lossen gereed is.

  • 3. Indien bij het schip als bedoeld in het tweede lid, waarbij het eerst met het laden en/ of lossen is begonnen de overslag tijdelijk wordt gestaakt, zal het voor de duur van deze onderbreking plaats moeten maken voor het andere schip.

Artikel 4.1 Binnenvaren haven met lading, vallende onder de Wet VBG of ADN

Het is verboden zonder ontheffing van het college met een schip met een lading die valt onder het VBG of ADN, of met een zeeschip met een lading die valt onder de IMDG- code een haven binnen te varen of ligplaats in te nemen.

Artikel 4.2 Veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu

  • 1. Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen of andere handelingen zodanig uit te voeren of na te laten dat daardoor gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.

  • 2. Het college kan stoffen aanwijzen die in onverpakte toestand bij het laden of lossen in of uit een schip nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Zij maken de aangewezen stoffen openbaar bekend.

  • 3. Het is verboden de krachtens het tweede lid aangewezen stoffen onverpakt in of uit een schip te laden of te lossen.

  • 4. Het in het eerste en derde lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer, danwel met ontheffing van het college in gevallen waarin die wetten niet voorzien.

Artikel 4.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

1.Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water van de haven terecht komt,waardoor de veiligheid in de haven in gevaar wordt gebracht of de waterkwaliteit wordt of kanworden benadeeld, is verplicht er voor te zorgen dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

    • 2.

      De kosten voor de verwijdering komen voor rekening van de veroorzaker genoemd in het eerste lid.

Artikel 4.4 Verrichten van herstellingen

  • 1. Het is verboden om aan of op een schip herstellingswerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden met een vergunning of ontheffing van het college.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      vaartuigen liggend op een scheepswerf danwel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting waarvoor een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer is verleend;

    • b.

      vaartuigen die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of van die stof zijn schoongemaakt, mits:

      • -

        bij de herstellingswerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

      • -

        tijdens de herstellingswerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd;

      • -

        de herstellingswerkzaamheden geen gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleveren of kunnen opleveren.

Artikel 4.5 Ontsmetten van schepen

Het is de gezagvoerder verboden zijn schip met gassen te behandelen of te doen behandelenmet het doel het schip te ontsmetten, tenzij dit geschiedt met ontheffing van het college.

Artikel 4.6 Ernstig gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleverende schepen

  • 1. Het college kan de gezagvoerder een verbod opleggen om met zijn schip de haven binnen te komen, een ligplaats te nemen of in de haven of op een ligplaats te verblijven, indien het schip ernstig gevaar, ernstige schade of nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

  • 2. Het verbod wordt pas opgelegd nadat gebleken is dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen die in het onderhavige geval door het college kan worden opgelegd of indien geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of beëindiging van het ernstige gevaar, de ernstige schade of de nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 3. Het verbod wordt schriftelijk meegedeeld.

Artikel 4.7 Veroorzaken geluidshinder

  • 1. Het is verboden voor vaartuigen in de havens of vaartuigen liggend aan een steiger of kade, zonder noodzaak geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving geluidhinder te veroorzaken.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing is.

Artikel 5.1 Ligplaatsvergunning voor woonboten

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een woonboot een ligplaats in te nemen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de vergunning als bedoeld in het voorgaande lid worden geweigerd indien:

  • a. de woonboot niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne of volksgezondheid;

  • b. de woonboot langer, breder, hoger of dieper is dan toegestaan op grond van de bepalingen opgenomen in het bestemmingsplan, danwel genoemd in de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken;

  • c. de woonboot belemmeringen kan veroorzaken of veroorzaakt aan het verkeer te water of te land;

  • d. het uiterlijk van de woonboot of de bijbehorende voorzieningen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving en niet voldoet aan de bepalingen opgenomen in de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken;

  • e. er meer dan één bijbehorende voorziening per type (loopbrug, bijboot etc.) aanwezig is;

  • f. de aanvrager niet de eigenaar van de woonboot is;

  • g. er aan de aanvrager al een vergunning als bedoeld in het voorgaande lid verstrekt is.

  • 3. In de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken, zijn de esthetische voorwaarden voor een ligplaatsvergunning nader uitgewerkt.

Artikel 5.2 Ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een woonboot een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een woonboot beschikbaar te stellen buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Als ligplaatsen voor woonboten zijn aangewezen:

  • a. de oever van ’t Meertje tussen de Waal en de Meersluis en de zijtak hiervan met een maximum van veertien ligplaatsen;

  • b. de Waalhaven met een maximum van vijftien ligplaatsen;

  • c. de Lindenberghaven met een maximum van twee ligplaatsen.

Artikel 5.3 Commissie Beeldkwaliteit

  • 1. Inzake de vergunningaanvragen voor woonarken (of op woonarken lijkende woonboten uit de restcategorie) wordt het college, ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.1 lid 2 sub d, geadviseerd door de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 2. Inzake de vergunningaanvragen voor woonschepen (of op woonschepen lijkende woonboten uit de restcategorie) wordt het college, ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.1 lid 2 sub d, geadviseerd door de Commissie Beeldkwaliteit. De Commissie Beeldkwaliteit kan zich ad hoc laten adviseren door een onafhankelijk expert op het gebied van woonschepen.

  • 3. Van het advies als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college slechts gemotiveerd afwijken.

Artikel 5.4 Overdragen ligplaatsvergunning

1 De vergunninghouder of erfgenaam kan de ligplaatsvergunning bij verkoop of nalatenschap van de woonboot overdragen aan een rechtverkrijgende.

2 Op aanvraag van de vergunninghouder of erfgenaam en van de rechtverkrijgende schrijft het college de vergunning over op de naam van de rechtverkrijgende.

Artikel 5.5 Vervangen woonboot

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid,

een woonboot te vervangen. Wanneer een woonboot vervangen wordt, dient het nieuwe schip of de nieuwe ark te voldoen aan de regels voor beeldkwaliteit opgenomen in de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken.

Artikel 5.6 Verbouwen woonboot

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, een woonboot te verbouwen. Wanneer een woonboot wordt verbouwd, dienen de wijzigingen te voldoen aan de regels voor beeldkwaliteit opgenomen in de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken.

Artikel 5.7 Onderhoud woonboot

Voor onderhoud aan een woonboot hoeft geen vergunning als bedoeld in artikel 5.1 te worden aangevraagd. Wijzigingen in kleurstellingen van de woonboot behoren tot onderhoud als wordt voldaan aan de criteria opgenomen in de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken.

Artikel 5.8 Intrekking ligplaatsvergunning

Het college kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    de werkelijke situatie niet meer overeenstemt met de gegevens in de ligplaatsvergunning;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    de woonboot gedurende een periode van minimaal 1 jaar niet bewoond is;

  • e.

    de woonboot waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college gedurende een periode langer dan 6 aaneengesloten maanden buiten de gemeente verblijft;

  • f.

    de in de vergunning opgenomen voorschriften niet zijn of worden nagekomen.

Artikel 5.9 Woonverblijf anders dan op een woonboot

  • 1. Het is verboden om woonverblijf op het water te hebben zonder of in afwijking van een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op binnenschepen, welke deelnemen aan de beroepsvaart.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen voor andere categorieën van schepen.

Artikel 5.10 Nakoming aanwijzingen

1 Bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats worden de door het college gegeven aanwijzingen in acht genomen.

2 De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door het college gegeven aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 6.1 Aangewezen ligplaatsen

Als ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen zijn twee ligplaatsen aan de Waalkade aangewezen tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2013).

Artikel 6.2 Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen. Naast het bepaalde in artikel 1.5, is de vergunning bedrijfsgebonden.

  • 2. Het college verleent een vergunning als bedoeld in het eerste lid slechts indien de vereiste vergunningen voor het uitoefenen van het bedrijf zijn verleend.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien:

  • a. het bedrijfsvaartuig niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

  • b. het bedrijfsvaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

  • c. het uiterlijk van het bedrijfsvaartuig of de bijbehorende voorzieningen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d. alle ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen bezet zijn.

  • 4. Het college kan in afwijking van het eerste lid ontheffing verlenen voor incidentele sociaal-culturele activiteiten.

Artikel 6.3 Exploitatie bedrijfsvaartuigen

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een bedrijfsvaartuig te exploiteren.

  • 2. Het is verboden om woonverblijf op een bedrijfsvaartuig te hebben zonder of in afwijking van een vergunning als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid.

Artikel 6.4 Intrekken ligplaatsvergunning

Het college kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    de werkelijke situatie niet meer overeenstemt met de gegevens in de ligplaatsvergunning;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    het bedrijfsvaartuig gedurende een periode van minimaal 1 jaar niet wordt gebruikt voor het uitoefenen van het bedrijf waarvoor vergunning is verleend aan de vergunninghouder;

  • e.

    het bedrijfsvaartuig waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college gedurende een periode langer dan 6 aaneengesloten maanden buiten de gemeente verblijft;

  • f.

    de in de vergunning opgenomen voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • g.

    het bedrijfsvaartuig wordt verhuurd aan een derde.

Artikel 7.1 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.5 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn belast de gemeentelijke havenmeesters.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.5 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn aangewezen de opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering van de Dienst Waterpolitie Rivieren-Oost van de KLPD.

  • 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.5 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 7.2 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.5daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste driemaanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 7.3 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de Haven- en Kadeverordening 1994 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Haven- en Kadeverordening 1994, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 7.4 Hardheidsclausule

Het college kan, al dan niet op advies van de Commissie Beeldkwaliteit, afwijken van de bepalingen omtrent de ligplaatsvergunning voor woonboten en bedrijfsvaartuigen genoemd in deze Haven- en Kadeverordening en de notitie Beeldkwaliteit woonschepen en woonarken.

Artikel 7.5 Naam van de verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Haven- en kadeverordening 2013'.

Artikel 7.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van publicatie. Op dezelfde dag komt de 'Haven- en kadeverordening 1994' te vervallen.

Aldus vastgesteld op 26 juni 2013.

De raad van de gemeente Nijmegen,

de voorzitter, de griffier,

drs. H.M.F. Bruls mevr. drs. M.M.V. Mientjes