Besluit van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen houdende regels omtrent protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Geldend van 17-10-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen houdende regels omtrent protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatieNoaberkracht Dinkelland Tubbergen;

gelet op:

  • -

    de Wet van 14 maart 2013 tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling);

  • -

    het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • -

    het Besluit verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling per 01-01-2019;

overwegende:

  • -

    dat het dagelijks bestuur een meldcode wenst vast te stellen zodat de beroepskrachten op het gebied van zorg, begeleiding, onderwijs of een andere wijze van professionele ondersteuning bieden en die onder de verantwoordelijkheid van het college van Dinkelland dan wel Tubbergen werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

  • -

    dat het dagelijks bestuur in deze code ook vastlegt op welke wijze het de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;

besluit vast te stellen:

Protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Artikel 1 Definities

In deze meldcode wordt verstaan onder:

  • a.

    beroepskracht: de beroepskracht die onder verantwoordelijkheid van het college van Dinkelland dan wel Tubbergen aan cliënten zorg, begeleiding, onderwijs, of een andere wijze van ondersteuning biedt, met name gaat het hier om Wmo-consulenten, Jeugd consulenten, Participatie consulenten en leerplichtambtenaren.

  • b.

    cliënt: iedere persoon aan wie de beroepskracht zijn professionele diensten verleent.

  • c.

    huiselijk geweld: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daar onder ook begrepen ouderenmishandeling en eer gerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;

  • d.

    kindermishandeling: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;

Artikel 2 Stappenplan

Bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling volgt de beroepskracht het volgende stappenplan: afbeelding binnen de regeling

Stap 1: In kaart brengen van signalen

  • -

    Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in Suite. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.

  • -

    Als de toestand van uw volwassen cliënt aanleiding geeft en er oudersignalen zijn welke effect kunnen hebben op de veiligheid van kinderen, voert u de Kindcheck (bijlage 1) uit. Heeft u zelf geen contact met de kinderen van uw cliënt, dan kunt u toch signalen vastleggen over de situatie waarin deze kinderen zich mogelijkerwijs bevinden.

  • -

    Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een andere beroepskracht, meld de signalen dan bij de leidinggevende of de directie, conform de interne richtlijnen. In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing.

  • -

    Beschrijf uw signalen zo feitelijk mogelijk. Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht.

  • -

    Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.

  • -

    Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

Stap 2: Collegiale consultatie en zonodig raadplegen Veilig Thuis Twente.

  • -

    Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan Veilig Thuis Twente. Eventueel een adviesgesprek of ondersteuning met medewerker van VTT.

Stap 3: Gesprek met de cliënt

  • -

    Bespreek de signalen met de cliënt. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de cliënt, is alleen mogelijk als:

    • a.

      de veiligheid van de cliënt, die van u zelf, of die van een ander in het geding is;

    • b.

      als u goede redenen heeft om te veronderstellen dat de cliënt door dit gesprek het contact met u zal verbreken.

  • -

    Heeft u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, raadpleeg dan een deskundige collega en/of Veilig Thuis Twente.

  • -

    Het gesprek met de cliënt kan op twee manieren plaatsvinden:

    • a.

      u voert zelfstandig het gesprek;

    • b.

      u kunt een beroep doen op een deskundige collega of medewerker Veilig Thuis Twente, die samen met u het gesprek heeft bij de cliënt;

  • -

    Tijdens het gesprek:

    • a.

      legt u de cliënt het doel uit van het gesprek;

    • b.

      beschrijft u de feitelijke zorgen die u heeft vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan;

    • c.

      nodigt u de cliënt uit om een reactie hierop te geven; komt u na deze reactie zonodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u heeft gezien, gehoord en waargenomen.

Bijlage 2 - Stap 3 Vragenformulier voorbereiding gesprek cliënt

Bijlage 3 - Stap 3 Meldcode ‘gesprek met cliënt/TIPS

Stap 4: De aard van huiselijk geweld of kindermishandeling wegen

  • -

    Weeg op basis van de signalen, het ingewonnen advies en het gesprek met de cliënt het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling af.

  • -

    Weeg aan de hand van ondersteunende vragen uit het afwegingskader of er sprake is van acute onveiligheid of structurele onveiligheid.

Bijlage 4 - vragenlijst acute of structurele onveiligheid

Stap 5: Beslissen: Het zelf hulp organiseren of melden

  • -

    MELDEN

    Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat er sprake is van acute onveiligheid of structurele onveiligheid;

    • a.

      doe een melding bij Veilig Thuis Twente door te bellen met 088-8567950.

    • b.

      overleg met Veilig Thuis over het maken van een veiligheidsplan met minimale veiligheidseisen en in te zetten hulp.

    • c.

      maak duidelijke afspraken over verantwoordelijkheid, taak- rolverdeling en regie.

    • d.

      volg de effecten en plan evaluatiemomenten om de veiligheid te blijven toetsen en bij te stellen waar noodzakelijk om optimale veiligheid te borgen.

  • -

    HULP ORGANISEREN

    Meent u op basis van uw afweging in stap 4, dat u, uw cliënt en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen en er sprake is van duurzame veiligheid:

    • a.

      organiseer dan de noodzakelijke hulp en toets of cliënten voldoende kunnen mee werken aan deze hulp

    • b.

      volg de effecten van deze hulp;

    • c.

      doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, opnieuw begint, of cliënten niet mee kunnen werken aan hulp.

Bijlage 5 - Stap 5 Veiligheid borgen en effectieve (passende) hulp organiseren

  • -

    Bespreek uw melding vooraf met uw cliënt (vanaf 12 jaar) en of met de ouder (als de cliënt nog geen 16 jaar oud is):

    • a.

      leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is;

    • b.

      vraag de cliënt om een reactie;

    • c.

      in geval van bezwaren van de cliënt, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze bezwaren;

    • d.

      is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan met Veilig Thuis Twente af tegen de noodzaak om uw cliënt of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen;

    • e.

      doe altijd een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de doorslag moet geven.

  • -

    Van contacten met de cliënt over de melding kunt u afzien:

    • a.

      als de veiligheid van de cliënt, die van u zelf, of die van een ander in het geding is;

    • b.

      als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt daardoor het contact met u zal verbreken.

Artikel 3 Verantwoordelijkheid Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

Om het voor beroepskrachten mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt het dagelijks bestuur er zorg voor dat:

  • a.

    binnen de ambtelijke organisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen en in de kring van ketenpartners en cliënten bekendheid wordt gegeven aan het doel en de inhoud van de meldcode;

  • b.

    regelmatig een aanbod wordt gedaan van trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering zodat beroepskrachten voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code;

  • c.

    er voldoende deskundigen beschikbaar zijn die de beroepskrachten kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code;

  • d.

    de meldcode aansluit op de werkprocessen binnen Noaberkracht Dinkelland Tubbergen;

  • e.

    de werking van de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zo nodig acties in gang worden gezet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren;

  • f.

    beroepskrachten worden ondersteund als zij door cliënten in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen, in het bijzonder door zorg te dragen voor rechtsbijstand.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van Noaberkracht van 17 juni 2019:

De bestuurssecretaris,

S.J.F. Waanders

De bestuursvoorzitters,

J.G.J. Joosten

drs. ing. W.A.M. Haverkamp-Wenker

BIJLAGEN

  • Bijlage 1 - de Kindcheck

  • Bijlage 2 - Stap 3 Vragenformulier voorbereiding gesprek cliënt

  • Bijlage 3 - Stap 3 Meldcode ‘gesprek met cliënt/TIPS’

  • Bijlage 4 - Stap 4 Acute of structurele onveiligheid

  • Bijlage 5 - Stap 5 Veiligheid borgen en effectieve (passende) hulp organiseren

BIJLAGE 1

Stap 1 –> De Kindcheck

Wanneer de professional vermoedt dat de situatie van zijn cliënt mogelijk risico’s oplevert voor kinderen die van hem afhankelijk zijn wordt de Kindcheck uitgevoerd. We onderscheiden daarbij de volgende stappen:

  • 1.

    De professional gaat in gesprek met zijn cliënt:

    • Hij vraagt zijn cliënt of er minderjarige kinderen bij hem in huis wonen en als dit het geval is of, en zo ja, met wie de cliënt de zorg voor deze kinderen deelt. Hij onderzoekt samen met zijn cliënt of het hem, ondanks zijn situatie, lukt om de kinderen voldoende verzorging, zorg en veiligheid te bieden, of hij daar hulp bij heeft en of hij (meer) hulp wenst.

    • Hij vraagt zijn cliënt of hij een (ex)partner heeft met kinderen waar hij geregeld aanwezig is.

    • Hij vraagt zijn cliënte of deze mogelijk zwanger is.

  • 2.

    Op basis van dit gesprek en op basis van de situatie waarin de cliënt verkeert, stelt de professional vast of zijn zorgen over de mogelijke ernstige schade voor de kinderen zijn weggenomen, of dat zijn zorgen, ook na het gesprek, zijn gebleven.

  • 3.

    Blijven er zorgen na het gesprek met de cliënt, dan zet de professional op basis van de oudersignalen, de stappen van de Meldcode. Deze stappen zijn er op gericht de situatie waarin de kinderen zich feitelijk bevinden nader te (laten) onderzoeken en zo nodig (meer) passende hulp te organiseren voor alle betrokkenen.

BIJLAGE 2:

Stap 3 -> Vragenformulier voorbereiding gesprek cliënt

  • 1.

    Wat is het doel van het gesprek?

    (Wat wordt er van je verwacht? Wat wil je bereiken?)

  • 2.

    Wat is jouw rol/taak/verantwoordelijkheid?

    (Welke relatie heb je met cliënt/ouders/kind? Waar sta je? Is het je taak om kindermishandeling vast te stellen? Of is het aan jou om te ondersteunen, signaleren en de stappen van de meldcode te zetten?)

  • 3.

    Hoe moet de ‘agenda’ eruit zien?

    (Wie moeten er aanwezig zijn bij het gesprek en waarom? Ruim voldoende tijd gepland en veilige ruimte? Ouders dit laten weten zodat verwachting kloppend is! Welke onderwerpen moeten besproken worden?)

  • 4.

    Verplaatst je in de ouder(s).

    (Wat zouden angsten, schaamte, verlangens, zorgen, wensen enz. van de ouder(s) kunnen zijn?)

  • 5.

    Sta stil bij je eigen angsten.

    (Wat zijn jouw angsten, twijfels, durf, zorgen? Wat zouden gevolgen kunnen zijn?)

  • 6.

    Wat heb je nodig om dit gesprek te voeren?

    (Advies van experts van Veilig Thuis Twente? Ondersteuning in het gesprek? Voorbereiding zoals deze? Lef en durf? Voldoende steun van collega’s?)

  • 7.

    Wat zou het vervolg moeten of kunnen zijn?

    (Eventueel verschillende scenario’s met collega’s of andere professionals besproken. Pas hierbij op voor aannames, subjectiviteit! Blijf objectief en blijf niet vasthouden aan je eigen verwachte uitkomst)

BIJLAGE 3:

Stap 3 meldcode: Gesprek met cliënt/TIPS

  • 1.

    Schets een aanleiding en een doel

    Geef aan waarom je het gesprek wilt voeren. Hou de inleiding kort, maar wees erg duidelijk en concreet (specifiek, wat hoor/zie/voel je?). Vertel slecht nieuws duidelijk en zonder omhaal.

  • 2.

    Stel een open vraag.

    ‘Hoe ervaart u het kind/situatie?’ ‘Hoe kijkt u aan tegen onze zorg over …..?’ ‘Wat is er aan de hand?’ Pas op: stuur niet te sterk en vul niets in!

  • 3.

    Inventariseer alle informatie.

    Door goed te luisteren, doorvragen en samenvatten. Zorg ervoor dat de non-verbale ondersteuning werkt; kijk de ander aan, zit rechtop of iets voorovergebogen en houdt de armen ‘open’. Maak, als het nodig is, naast inhoudelijk samenvatting ook gevoelssamenvattingen.

  • 4.

    Vat de kernpunten samen

    Een overzicht geven van de belangrijkste punten die je hebt gehoord. Geef de ander de gelegenheid om te corrigeren of aan te vullen waar nodig. Laat een stilte vallen of vraag of de ander het eens is met de samenvatting.

  • 5.

    Diep één of enkele punten uit

    Bepaal samen met de ander welke punten er besproken moeten worden. De ander kan ook de vraag gesteld worden ‘Over welke punten moeten we verder praten?’ Of bepaal welk aspect van onveiligheid/invloed op ontwikkeling niet aan voorbij gegaan kan worden.

    Refereer aan maatschappelijke norm, onderzoek, adequate ontwikkeling.

  • 6.

    Bespreek hoe nu verder

    ‘Hoe nu verder’ betekent niet altijd meteen een oplossing vinden!

    Stel vast door gevoelssamenvatting dat de ander in staat blijft om verder te gaan. Uitleg over vervolg stappen/overleg professionals van Veilig Thuis/evt. melding bij Veilig Thuis. Stel hier een termijn aan en geef zo veel mogelijk duidelijkheid! Indien je een melding doet bij Veilig Thuis, moet deze altijd met de cliënt zijn besproken.

BIJLAGE 4:

Stap 4: Acute of structurele onveiligheid

Heb je op basis van de stappen 1 t/m 4 nog steeds een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling? Ga dan na of er sprake is van acute of structurele onveiligheid.

Deze vragen kunnen jou hierbij ondersteunen:

  • Verkeert een van de betrokkenen in direct (levens)gevaar?

  • Is er ernstig letsel met een vermoeden dat dit is toegebracht, of een poging daartoe?

  • Is er sprake van mensenhandel (zoals uitbuiting of gedwongen prostitutie)?

  • Is er sprake van het in gevaar brengen van kinderen en kwetsbare volwassenen als gevolg van excessief middelenmisbruik en/of een acute psychische crisis van de verantwoordelijke ouder/partner/verzorger?

  • Is er een acute dreiging om zichzelf én een naaste (waaronder (ex-) partner, kinderen of een familielid) te doden, ernstig letsel toe te brengen of hun vrijheid te benemen (ontvoering, familiedrama, eerwraak, huwelijksdwang, vrouwelijke genitale verminking)?

  • Is er sprake van geweld of verwaarlozing leidend tot verminkingen, handicaps of de dood bij een lid van het cliëntsysteem?

  • Is er sprake van fysieke verwaarlozing die acuut de gezondheid bedreigt van zeer jonge kinderen, volwassenen met een beperking, ouderen of anderen in een zorgafhankelijke situatie?

  • Is er sprake van een (herhaalde) suïcidepoging van een ouder van een minderjarig kind dat zorgafhankelijk van hem of haar is en is er geen andere verzorger voor het kind?

  • Heeft de (mogelijke) pleger van het geweld direct toegang tot het slachtoffer, of is het slachtoffer in een zorgafhankelijke positie van de pleger?

  • Is er sprake van recent gewelddadig gedrag zoals verwondingen die medische behandeling of medisch sporenonderzoek behoeven (bijvoorbeeld: poging tot wurging, bedreiging met een wapen, seksueel geweld/misbruik)?

NB: De casussen geven voorbeelden aan waar melden bij Veilig Thuis aan de orde is.

Een jongetje van 3 jaar wil niet meer naar de kinderopvang. Het kind is samen met zijn moeder in behandeling bij een psycholoog/specialist infant mental health. In gesprek hierover met deze psycholoog vertelt de moeder van het jongetje dat hij zich niet meer wil laten verschonen. Hij heeft gezegd heeft dat een leidster in de kinderopvang hem ‘au’ aan zijn piemel heeft gedaan. Terwijl hij dit zegt huilt hij hard en is hij overstuur. Moeder krijgt bij doorvragen geen duidelijkheid behalve dat hij deze uitspraak steeds herhaalt en naar zijn piemel wijst. Zij heeft dit aanhangig gemaakt bij de kinderopvang. Daar is gezegd dat hij mogelijk wat ruw is verschoond.

Een vrouw van 35 met een verstandelijke beperking gaat in het weekend bij haar vriend op bezoek die samen met zijn vader in een huis woont. De week erop vertelt ze dat ze in het weekeind seks heeft gehad met de vader van haar vriend. Dat moest van hem. Ze wist het niet zo goed en durfde geen nee te zeggen. Het was toch de vader van haar vriend.

Slachtoffers, kinderen of volwassenen kunnen uit zichzelf jou om hulp vragen of iets vertellen over huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Dan spreken we van ‘dislosure’ en dit is een acute vorm van onveiligheid. Degene die je spreekt kan in een acute crisis verkeren en vrezen voor de veiligheid van zichzelf en/of gezinsleden. De volgende vragen kun je gebruiken ter afweging:

  • Is er sprake van een uitspraak die wijst op een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling?

  • Gaat het over een situatie in het verleden of over een actuele situatie? Is het kind of de zorgafhankelijke volwassene nu veilig?

  • Is er een sprake van een acute noodzaak voor medische zorg en/of sporenonderzoek?

  • Is er bij de minderjarige of een zorgafhankelijke volwassene sprake van bij het verhaal behorend gedrag dat wijst op een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling?

Een jongen van 9 jaar woont tijdelijk in een pleeggezin. Het doel van de plaatsing was een terugplaatsing naar huis. De jongen staat onder toezicht van een Gecertificeerde Instelling voor jeugdbescherming. De jongen vertelt aan zijn pleegmoeder dat zijn moeder hem slaat en schopt als hij thuis is. De pleegmoeder belt de pleegzorgbegeleider hierover.

Twee meisjes van 5 en 7 jaar verloren hun moeder een half jaar eerder plotseling aan een hartaanval. De zus van moeder en haar man vangen de kinderen op als hun vader aan het werk is. Het oudste meisje heeft hoofd en buikpijnklachten. Op een gegeven moment vertelt ze aan haar tante dat ze met papa in bad moest en zijn ‘pipi’ moest wassen. Haar tante vertelt dit de volgende dag aan een professional van het wijkteam als ze haar nichtjes naar school brengt.

Structurele onveiligheid

Bij structurele onveiligheid is er sprake van herhaling of het voortduren van een onveilige situatie of geweld. Deze vragen kun je gebruiken voor jouw afweging:

  • Is er sprake van eerder (aangetoond) huiselijk geweld of kindermishandeling binnen het cliëntsysteem?

  • Is er gedurende enkele weken of langer sprake van geweld of andere onveilige situaties tussen leden in een cliëntsysteem?

  • Is er sprake van structurele, inadequate of inconsequente basiszorg (onderdak, kleding, voeding, persoonlijke spullen en speelgoed) door een onvoldoende of onregelmatig inkomen om hierin te voorzien?

  • Ondergaan de kinderen of een kwetsbare volwassene structureel emotioneel en/of psychisch geweld, zoals: onvoldoende affectie, vernedering, voortdurend negatieve benadering, opsluiting, verbale intimidatie, ernstige strijd tussen ouders, kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld of bedreigingen?

  • Is er sprake van (een vermoeden van) seksueel misbruik van minderjarige kinderen?

  • Is er sprake van seksueel wervend gedrag door kinderen of ander niet leeftijdsadequaat

  • seksueel gedrag?

  • Zijn er seksuele of gewelddadige filmpjes van een kind in omloop die tegen zijn/haar wil zijn gemaakt en die leiden tot chantage en/of pesterijen?

  • Is er sprake van dwangmatig controlerend geweld waarbij een van de partners intimidatie en controle uitoefent over de ander?

  • Is er sprake van escalerend en zich herhalend geweld na een echtscheiding, bijvoorbeeld in de vorm van stalking door een van de ex-partners?

  • Zijn de ouders onvoldoende in staat hun kinderen te beschermen tegen geweld, (seksueel of financieel) misbruik of uitbuiting door derden, of initiëren ze dit?

  • Is er sprake van een patroon van geweld (geweldsspiraal), waarbij oplopende spanningen uitbarsten in geweld en de partners daarna proberen het weer goed te maken, tot de spanningen opnieuw oplopen?

  • Is er sprake van psychische problematiek, verslavingsproblematiek, agressieproblematiek of andere problemen bij volwassenen die kunnen leiden tot een gewelddadige reactie naar andere leden in het

  • cliëntsysteem bij oplopende spanning?

  • Is er sprake van (zich herhalend) geweld in een cliëntsysteem dat zorg mijdt, veelvuldig verhuist of ‘shopt’ langs allerlei instellingen?

  • Is er sprake van een overbelaste mantelzorger die gedurende langere tijd (enkele weken of langer) verbaal of lichamelijk geweld gebruikt tegenover de volwassene die zorgafhankelijk van hem of haar is?

  • Is er sprake van financiële uitbuiting door een betrokkene/familielid van een zorgafhankelijke volwassene?

BIJLAGE 5:

Stap 5: Veiligheid borgen en effectieve (passende) hulp organiseren

Ben je als professional in staat om de veiligheid voldoende te borgen? En kun je hulp organiseren welke ook voldoende aan kan sluiten? Overleg na de melding altijd met Veilig Thuis om te kijken welke hulp dit moet zijn en wie deze kan bieden. Deze vragen kunnen je hierbij helpen:

  • Heeft de professional de mogelijkheid indien nodig het slachtoffer in veiligheid te brengen?

  • Zijn er duidelijke afspraken over de veiligheid met het cliëntsysteem en de betrokken professionals te maken?

  • Is er voldoende zicht op onveilige gebeurtenissen in het verleden?

  • Voelt de professional zich voldoende deskundig en bekwaam om veiligheid te bewerkstelligen, al dan niet in samenwerking met anderen?

  • Kan de professional de eventuele spanning die bij de situatie komt kijken hanteren?

Accepteren hulpverlening

Kunnen de betrokkenen wel meewerken aan de geboden of georganiseerde hulp? Deze vragen helpen jou bij de afweging:

  • Zijn de betrokkenen, alle leden van het cliëntsysteem en het bredere netwerk van (informele) steunfiguren, bereid en in staat de voorgestelde hulp direct aan te gaan?

  • Hebben alle betrokkenen en de betrokken professionals de focus op het stoppen van geweld en een (duurzaam) herstel van de veiligheid?

  • Wordt er door alle betrokkenen gewerkt aan het herstel van directe veiligheid en het wegnemen van de oorzaken van het geweld?

  • Is de hulp gericht op het versterken van de veerkracht en het herstel van de schade die is veroorzaakt door (de dreiging van) huiselijk geweld of kindermishandeling bij de betrokkene(n)?

  • Er is sprake van een gezamenlijke analyse en een risico gestuurd zorgen herstelplan met doelen en evaluatiemomenten? Is dit plan op maat gemaakt met alle betrokkenen van het gezin of huishouden, waarbij de doelen van begeleiding en/of hulpverlening helder zijn gesteld?

  • Indien meerdere professionals betrokken zijn: zijn er voor iedereen bekende afspraken over samenwerking en casusregie op de veiligheid en de (en multidisciplinaire) hulpverlening?

Duurzame veiligheid

Je hebt een (veiligheids)plan gemaakt en de juiste hulp is ingezet. Maar helaas leidt dit niet altijd tot veiligheid. En denk je er ook aan dat dit plan geëvalueerd wordt om te toetsen hoe de stand van zaken is? Om in te schatten of veiligheid ook duurzaam kan zijn kunnen de volgende vragen jou helpen:

  • Stopt het geweld niet binnen de verwachte termijn?

  • Is de problematiek (nog) ernstiger dan verwacht?

  • Worden de gestelde doelen niet behaald binnen de verwachte termijn?

  • Loopt de uitvoering van het veiligheids- en/of hulpverleningsplan vast?

  • Is er specifieke expertise nodig?