Regeling vervallen per 01-08-2021

Verordening leerlingenvervoer gemeente Noardeast-Fryslân 2019

Geldend van 19-12-2020 t/m 31-07-2021

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Noardeast-Fryslân 2019

De raad van de gemeente Noardeast-Fryslân

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2019;

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

besluit

vast te stellen de Verordening leerlingenvervoer gemeente Noardeast-Fryslân 2019

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi;

  • 2.

    aanvrager: ouders, voogden of verzorgers van de leerling wanneer deze minderjarig is of meerderjarig en handelingsonbekwaam, of een leerling persoonlijk wanneer deze meerderjarig en handelingsbekwaam is;

  • 3.

    afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg en gemeten volgens de routeplanner van de ANWB;

  • 4.

    begeleider: ouder of persoon die door de aanvrager wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • 5.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân;

  • 6.

    commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • 7.

    commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra;

  • 8.

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

  • 9.

    inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • 10.

    leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel;

  • 11.

    ondersteuningsplan:

  • 1.

    voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • 2.

    voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 12.

    opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 13.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of regiotaxi;

  • 14.

    opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

  • 15.

    ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • 16.

    regionale verwijzingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 17.

    reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus 15 minuten, als en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of 15 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;

  • 18.

    samenwerkingsverband:

  • 1.

    voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • 2.

    voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 19.

    school:

  • 1.

    basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

  • 2.

    school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

  • 3.

    school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 20.

    stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;

  • 21.

    toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

  • 22.

    vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • 23.

    vervoersvoorziening:

  • 1.

    bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • 2.

    aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

  • 3.

    gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • 24.

    woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

  • 1.

    Om naar school te gaan kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van de voorwaarden in deze verordening.

  • 2.

    Als het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen of de leerling persoonlijk wanneer deze meerderjarig en handelingsbekwaam is.

  • 4.

    Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de aanvrager met het vervoer naar die school schriftelijk instemt.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan bij vervoer van en naar de woning tevens een vervoersvoorziening worden toegekend over de afstand van een tweede (een extra) adres en de van toepassing zijnde school als bedoeld in het eerste lid, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • de leerling verblijft op vaste dagen op dit adres; en

  • het adres bevindt zich binnen een straal van 10 kilometer van de woning; en

  • het adres is een adres van een erkende organisatie voor kinderopvang, gastouder of een familielid of een ander door de aanvrager geschikt opgegeven opvangadres; en

  • betreft geen adres voor een vorm van therapie, dagbehandeling, dagbesteding of sportvoorziening

  • 3.

    Als de aanvrager een vervoersvoorziening aanvraagt voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de aanvrager schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

  • 4.

    Het college kan bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan betrekken, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.

Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening

Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling. De vervoersvoorziening wordt maximaal toegekend voor de duur van het desbetreffende schooljaar.

Artikel 5. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de aanvrager ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.

  • 2.

    Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de aanvrager verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 3.

    Het college besluit op de aanvraag conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

  • a.

    wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de aanvrager verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk aansluit bij de door de aanvrager verzochte datum.

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De aanvrager is verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld mede te delen aan het college.

  • 2.

    Als sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Als de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 4.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan van de aanvrager worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 7. Peildatum leeftijd leerling

Voor het toekennen van een vervoersvoorziening op basis van artikel 10 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Artikel 8. Andere vergoedingen

De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

  • a.

    een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; of

  • b.

    een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Deze paragraaf is van toepassing op leerlingen die primair onderwijs op school volgen.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning , tweede adres of de opstapplaats en:

  • a.

    de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

  • b.

    een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

  • 4.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers-) adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 10. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders, van de leerling die een basisschool op grond van de Wet op het primair onderwijs bezoekt, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs, een bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes km bedraagt.

  • 2.

    Het college verstrekt aan de ouders, van de leerling die een speciale school voor basisonderwijs op grond van de Wet op het primair onderwijs of een school een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan vier km bedraagt.

  • 3.

    Als aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste en tweede lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets.

Artikel 11. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders, van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider als:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 10 als de leerling jonger dan negen jaar is; of

  • b.

    de leerling ouder dan 9 jaar is en door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken; of

  • c.

    door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2.

    Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders, van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, als:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

  • c.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.

    Als begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer.

Artikel 13. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. Het college vergoedt het vervoer voor één kind.

  • 2.

    Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; of

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, als aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Het college verstrekt aan de ouders geen bekostiging op grond van deze verordening, als de leerling gebruikt maakt van vervoer door een derde en deze derde van gemeentewege reeds (eveneens) een vergoeding ontvangt voor het vervoer van een leerling.

  • 5.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op

Artikel 14. Drempelbedrag

  • 1.

    Aan de ouders, van een leerling die een basisschool zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, doch niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs , van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 26.550,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling het bedrag van € 560,- te boven gaan. Het bovenstaande bedrag wordt met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de consumentenprijsindex ‘totale bestedingen’, van het voorgaande jaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2.

    Indien bij ouders, van een leerling die een basisschool zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, doch niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, een drempelbedrag in rekening wordt gebracht geldt daarvoor het volgende:

    • a.

      voor het eerste kind uit een gezin wordt het geldende drempelbedrag in rekening gebracht; voor het 2e kind uit een gezin wordt 2/3e van het geldende drempelbedrag in rekening gebracht; voor het 3e kind wordt 1/3e van het geldende drempelbedrag in rekening gebracht.

    • b.

      Indien in een gezin meer dan 3 kinderen gebruik maken van een voorziening op basis van de verordening leerlingenvervoer, wordt voor 3 kinderen een drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 3.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een basisschool bezoekt zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, doch niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, als het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan € 26.550,-

  • 4.

    De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en derde lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 5.

    Het bedrag van € 26.550,- genoemd in het eerste en derde lid, wordt met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging dat het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt, in plaats van het eerste en derde lid genoemde bedrag van € 26.550,-.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Artikel 15. Financiële draagkracht

  • 1.

    Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.

Zij bedragen:

Inkomen in euro’s

Eigen bijdragen in euro’s

0-35.500

Nihil

35.500-42.000

145

42.000-48.500

615

48.500-55.000

1150

55.000-62.500

1680

62.500-69.000

2210

69.000 en verder

Voor elke extra 5.500: 545 erbij

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging dat het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging dat het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

§ 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

Artikel 16. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

    • a.

      een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of

    • b.

      een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Deze paragraaf is van toepassing op leerlingen die op een school voortgezet speciaal onderwijs volgen en vanwege een handicap voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen.

  • 3.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers-) adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per fiets

  • 1.

    Het college verstrekt aan de aanvrager, (van de leerling) die een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de Expertisecentra bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem of haar toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 2.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college gebruik kan maken van het vervoer per fiets, al dan niet met begeleiding, verstrekt het college de aanvrager bekostiging op basis van kosten van het vervoer per fiets.

  • 3.

    Het college verstrekt aan de aanvrager, (van de leerling) die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, als de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 4.

    Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de aanvrager, (van de leerling) die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, als:

    • a.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • b.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

    • c.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en door de aanvrager ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.

    Als begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 19. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de aanvrager op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. Het college vergoedt het vervoer voor één kind. Er wordt geen vergoeding verstrekt wanneer de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

  • 2.

    Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de aanvrager is verleend, bekostigt het college aan de aanvrager die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, als aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de aanvrager is verleend, bekostigt het college aan de aanvrager die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Het college verstrekt aan de aanvrager geen bekostiging op grond van deze verordening, als de leerling gebruikt maakt van vervoer door een derde en deze derde van gemeentewege reeds (eveneens) een vergoeding ontvangt voor het vervoer van een leerling.

  • 5.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de aanvrager een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

§ 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders

Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Het college kent aan de aanvrager een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer (van de leerling) voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de aanvrager en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2.

    Het college kent aan de aanvrager een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer (van de leerling) voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de aanvrager en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 3.

    Paragraaf 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 24. Gedragsregels

  • 1.

    Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, is verplicht de aanwijzingen betreffende de orde, rust en veiligheid en een goede bedrijfsgang op te volgen, die door of vanwege de vervoerder, die het vervoer verricht, duidelijk kenbaar zijn gemaakt.

  • 2.

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen, als bij herhaling is gebleken dat de leerling door zijn of haar gedrag of anderszins de orde in het vervoermiddel verstoort, de veiligheid van het vervoermiddel en inzittenden in gevaar brengt en/of de aanwijzingen van de vervoerder niet opvolgt.

  • 3.

    Indien een leerling de toegang tot het aangepast vervoer ontzegd is, zal het college voor de duur van deze ontzegging de kosten van het eigen vervoer of het openbaar vervoer van en naar de school voor deze leerling en zo nodig voor een begeleider vergoeden.

  • 4.

    Het college kan een protocol vaststellen met betrekking tot handhaving van de gedragsregels.

Artikel 25. Intrekking oude verordeningen

De verordening Leerlingenvervoer gemeente Dongeradeel 2015, de verordening Leerlingenvervoer gemeente Ferwerderadiel 2015 en de verordening Leerlingenvervoer gemeente Kollumerland c.a. 2015 worden ingetrokken.

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft van toepassing ten aanzien van besluiten genomen op grond van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Dongeradeel 2015, Verordening Leerlingenvervoer gemeente Ferwerderadiel 2015 en de Verordening Leerlingenvervoer Kollumerland c.a. 2015.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

De verordening Leerlingenvervoer gemeente Noardeast-Fryslân 2019 treedt in werking op de dag volgende op de dag dat deze is bekendgemaakt.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Leerlingenvervoer gemeente Noardeast-Fryslân 2019.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân in zijn openbare vergadering d.d. 4 december 2019.

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter,

mr. S.K. Dijkstra drs. H.H. Apotheker